Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Centrum Zuid.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

Artikel 3 Bedrijf - 2

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' uitsluitend een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg met bijbehorende shop, alsmede een autowasserij en een voorziening voor het stallen van auto's;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' uitsluitend een bedrijfswoning alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  4. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

3.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in het als zodanig aangegeven bouwvlak;

  2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  3. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het maximale bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 50%;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;

  5. voor zover de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 m te bedragen;

  6. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: zie de aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte: zie de aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven;

  2. bouwhoogte: 5 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

 

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan;

  2. de inhoud van deze bedrijfswoning mag ten hoogste 750 m3 bedragen;

  3. per bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m. en met een maximale oppervlakte van 40 m²;

  4. de goot- en of bouwhoogte van een bedrijfswoning mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.

 

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m;

  2. bouwwerken ten behoeve van het verkooppunt voor motorbrandstoffen 4 m;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.

 

3.2.5 Parkeerplaatsen

 

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

3.3 Nadere eisen

 

3.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 3.2.2 onder c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

3.4 Afwijken van de bouwregels

 

3.4.1 Perceelsgrens

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d voor de oprichting van gebouwen en bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens c.q. minimaal 1 m. uit de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en die van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.

 

3.4.2 Parkeernormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of:

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Bedrijven en inrichtingen

 

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

 

  1. voor geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

3.5.2 Opslag

 

Het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen en materialen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

 

3.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

3.5.4 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de bedrijfswoning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

 

3.5.5 Bedrijfswoning

 

Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren.

 

3.5.6 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

 

 

 

3.5.7 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

3.5.8 Detailhandel en kantoren

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen.

 

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.6.1 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.6 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

3.6.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

 

  1. in 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in 3.1 , voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. in 3.1 onder a teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) niet zijn toegestaan.

 

 

Artikel 4 Centrum - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. detailhandel;

  2. horeca van categorie 1 a van de Staat van horecabedrijven;

  3. dienstverlening;

  4. maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;

  5. kantoren, met uitzondering van de gronden 'kantoren uitgesloten';

  6. wonen, uitsluitend boven begane grond, en met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Centrum - café' tevens een cafébedrijf;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1c' tevens een horecabedrijf in de vorm van een restaurant met bezorg- en/of afhaalservice op de eerste verdieping;

  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Centrum - ondergrondse parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage in een of twee lagen;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' tevens een parkeergarage boven het begane grondniveau en een fietsenstalling op begane grondniveau

  11. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

met dien verstande:

 

  1. dat in afwijking van het bepaalde onder f. in het pand Raadhuisstraat 26 ook op begane grond gewoond mag worden;

  2. dat het netto-bedrijfsvloeroppervlak van detailhandel in foodartikelen niet meer mag bedragen dan 750 m2 per vestiging;

  3. binnen de bestemming Centrum -1 in afwijking van het onder m. bepaalde, één detailhandel in foodartikelen mag worden gerealiseerd met een brutobedrijfsvloeroppervlak van maximaal 2.000 m2;

  4. het bruto-bedrijfsvloeroppervlak van de onder h. bedoelde horeca niet meer mag bedragen dan 500 m2.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen.

 

4.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  4. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 %, tenzij anders is aangegeven;

  5. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;

  6. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend gebouwen met plat dak toegestaan;

  7. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'onderdoorgang' is geen bebouwing toegestaan;

  8. de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven;

  2. bouwhoogte: zie aangeven bouwhoogte en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

  1. de hoogte van een onderdoorgang dient tenminste 3 m. te bedragen.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m.;

  2. vlaggenmasten 6 m.

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.;

 

4.2.4 Ondergrondse parkeergarage

 

Voor het bouwen van een ondergrondse parkeergarage gelden de volgende bepalingen:

 

  1. de verticale diepte van de garage bedraagt maximaal 10 m. beneden peil;

  2. een parkeerlaag heeft een hoogte van minimaal 3 m.;

  3. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-ondergrondse parkeergarage' mag een voetgangerstoegang naar de ondergrondse parkeergarage worden opgericht.

 

4.2.5 Parkeerplaatsen

 

Voor wat betreft het parkeren gelden voor nieuw op te richten bebouwing de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein al dan niet in een (ondergrondse) parkeergarage dienen te worden gerealiseerd.

 

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2.50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 4.2.2 onder c. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

 

4.4.1 Hoogte

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder a.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

4.4.2 Specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder g. voor het oprichten van bebouwing binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang' met dien verstande dat:

 

  1. uitwisseling van gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang' en gronden waar deze aanduiding niet op gelegd te allen tijde mogelijk is op voorwaarde dat door de uitwisseling de oppervlakte van onbebouwde gronden niet gewijzigd wordt ten opzichte van de situatie zoals die bestond op het moment dat het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan ter inzage werd gelegd;

  2. ingeval de (totale) oppervlakte van de onbebouwde gronden verkleind wordt, afwijking slechts mogelijk is indien:

  1. aangetoond wordt dat de vrije doorgang en de veiligheid van het bezoekerspubliek gegarandeerd blijft;

  2. vooraf advies van de Regionale Brandweer wordt ingewonnen met het oog op de (brand)veiligheidaspecten.

 

4.4.3 Parkeernormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 onder voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of:

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Uitoefening aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning op verdieping ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2 van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

4.5.2 Ondersteunende horeca

 

Indien de functies detailhandel, dienstverlening en/of maatschappelijk als hoofdfunctie worden uitgeoefend in een gebouw c.q. zelfstandige unit binnen een overdekt winkelcentrum, is ondersteunende horeca toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. het gebouw c.q. de zelfstandige unit binnen een overdekt winkelcentrum behoudt het aanzicht van de hoofdfunctie die er in wordt uitgeoefend;

  2. van het totale bruto-bedrijfsvloeroppervlak van de hoofdfunctie mag maximaal 50 m2 worden ingevuld met ondersteunende horeca met dien verstande dat nooit meer dan 25 % van de totale oppervlakte in beslag genomen mag worden door ondersteunende horeca.

 

4.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

4.5.4 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting.

 

4.5.5 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij woningen te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

 

4.5.6 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

4.5.7 Woning / wooneenheid

 

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

 

4.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

4.6.1 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.5 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

4.6.2 Bijzondere woonvormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.6 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

4.6.3 Woning / wooneenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.7 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het in het kader van de ontheffing extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

Artikel 5 Centrum - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Centrum-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. detailhandel;

  2. horeca van categorie 1 a en b van de Staat van horecabedrijven;

  3. dienstverlening;

  4. kantoren;

  5. maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;

  6. wonen, uitsluitend boven begane grond;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Centrum - café' tevens een cafébedrijf;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Centrum - ondergrondse parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage in een of twee lagen;

  9. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

met dien verstande:

 

  1. dat in afwijking van het bepaalde onder f. in het pand Raadhuisstraat 74 ook op begane grond gewoond mag worden;

  2. dat het netto-bedrijfsvloeroppervlak van detailhandel in foodartikelen niet meer mag bedragen dan 750 m2 per vestiging.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  3. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 %, tenzij anders is aangegeven;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;

  5. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend gebouwen met plat dak toegestaan;

  6. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  7. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'onderdoorgang' is geen bebouwing toegestaan

  8. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven;

  2. bouwhoogte: zie aangeven bouwhoogte en anders 4 m. hoger dan de toegestane goothoogte.

  1. de hoogte van een onderdoorgang dient tenminste 3 m. te bedragen.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m.;

  2. vlaggenmasten 6 m.

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.;

 

5.2.4 Ondergrondse parkeergarage

 

Voor het bouwen van een ondergrondse parkeergarage gelden de volgende bepalingen:

 

  1. de verticale diepte van de garage bedraagt maximaal 10 m. beneden peil;

  2. een parkeerlaag heeft een hoogte van minimaal 3 m.;

  3. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-ondergrondse parkeergarage' mag een voetgangerstoegang naar de ondergrondse parkeergarage worden opgericht.

 

5.3 Nadere eisen

 

5.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2.50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 5.2.2 onder d. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

5.4 Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1 Hoogte

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 onder a.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

5.5 Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1 Uitoefening aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning op verdieping ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2 van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

5.5.2 Ondersteunende horeca

 

Indien de functies detailhandel, dienstverlening en/of maatschappelijk als hoofdfunctie worden uitgeoefend in een gebouw c.q. zelfstandige unit binnen een overdekt winkelcentrum, is ondersteunende horeca toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. het gebouw c.q. de zelfstandige unit binnen een overdekt winkelcentrum behoudt het aanzicht van de hoofdfunctie die er in wordt uitgeoefend;

  2. van het totale bruto-bedrijfsvloeroppervlak van de hoofdfunctie mag maximaal 50 m2 worden ingevuld met ondersteunende horeca met dien verstande dat nooit meer dan 25 % van het totale oppervlakte in beslag genomen mag worden door ondersteunende horeca.

 

5.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

5.5.4 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting.

 

5.5.5 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij woningen te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

 

5.5.6 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

5.5.7 Woning / wooneenheid

 

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

 

5.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

5.6.1 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.5 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

5.6.2 Bijzondere woonvormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.6 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

5.6.3 Woning / wooneenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.5.7 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het in het kader van de ontheffing extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

Artikel 7 Centrum - 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Centrum-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. detailhandel;

  2. horeca van categorie 1 a, b, c en 2 van de Staat van horecabedrijven;

  3. dienstverlening;

  4. kantoren;

  5. maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;

  6. wonen, uitsluitend boven begane grond;

  7. maximaal één speelautomatenhal;

 

met dien verstande dat:

 

  1. dat het bruto-bedrijfsvloeroppervlak van detailhandel in foodartikelen niet meer mag bedragen dan 750 m2 per vestiging.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen.

 

7.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  3. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet niet meer bedragen dan 50 % , tenzij anders is aangegeven;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;

  5. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend gebouwen met plat dak toegestaan;

  6. de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: 3 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven;

  2. bouwhoogte: 5 m tenzij buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m;

  2. vlaggenmasten 6 m;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 m.

 

7.2.4 Parkeerplaatsen

 

Voor wat betreft het parkeren gelden voor nieuw op te richten bebouwing de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein al dan niet in een (ondergrondse) parkeergarage dienen te worden gerealiseerd.

 

7.3 Nadere eisen

 

7.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2.50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 7.2.2 onder c. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

7.4 Afwijken van de bouwregels

 

7.4.1 Hoogte

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 onder a. 3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

7.4.2 Parkeernormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.4 onder voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of:

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

7.5 Specifieke gebruiksregels

 

7.5.1 Uitoefening aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning op verdieping ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2 van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.p.

 

7.5.2 Ondersteunende horeca

 

Indien de functies detailhandel, dienstverlening en/of maatschappelijk als hoofdfunctie worden uitgeoefend in een gebouw c.q. zelfstandige unit binnen een overdekt winkelcentrum, is ondersteunende horeca toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. het gebouw c.q. de zelfstandige unit binnen een overdekt winkelcentrum behoudt het aanzicht van de hoofdfunctie die er in wordt uitgeoefend;

  2. van het totale bruto-bedrijfsvloeroppervlak van de hoofdfunctie mag maximaal 50 m2 worden ingevuld met ondersteunende horeca met dien verstande dat nooit meer dan 25 % van de totale oppervlakte in beslag genomen mag worden door ondersteunende horeca.

 

7.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

7.5.4 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting.

 

7.5.5 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

 

7.5.6 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

7.5.7 Woning / wooneenheid

 

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

 

7.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

7.6.1 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.5 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

7.6.2 Bijzondere woonvormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.6 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

7.6.3 Woning / wooneenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.5.7 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het in het kader van de ontheffing extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

 

Artikel 8 Detailhandel

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. detailhandel uitsluitend op begane grond;

  2. dienstverlening uitsluitend op de begane grond;

  3. wonen alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'wonen uitgesloten';

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt' uitsluitend een bouwmarkt met een brutobedrijfsvloeroppervlak van maximaal 3.500 m2;

  5. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen.

 

8.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  3. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 %;

  4. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten" zijn geen gebouwen toegestaan;

  5. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m. te bedragen;

  6. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte 6 m., tenzij anders is aangegeven;

  2. bouwhoogte 10 m., tenzij anders is aangegeven;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte 3 m.;

  2. bouwhoogte 5 m.

 

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen voor de voorgevel: 1 m.;

  2. erfafscheidingen anders dan onder 1: 2 m.;

  3. vlaggenmasten: 6 m;

  4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

 

8.2.4 Parkeerplaatsen

 

Er dienen bij de functie 'specifieke vorm van detailhandel-bouwmarkt' op eigen terrein minstens 95 parkeerplaatsen te worden aangelegd.

 

8.3 Nadere eisen

 

8.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2.50 m. in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m.;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 8.2.2 onder c. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

8.4 Afwijken van de bouwregels

 

8.4.1 Hoogte

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.3 onder a.4 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

8.5 Specifieke gebruiksregels

 

8.5.1 Uitoefening aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning op verdieping ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m2 van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.p.

 

 

 

8.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

8.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

 

8.5.4 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

8.5.5 Woning / wooneenheid

 

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

 

8.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

8.6.1 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

8.6.2 Bijzondere woonvorm

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.5.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

 

8.6.3 Woning / wooneenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.5.5 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

Artikel 9 Horeca - 3

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Horeca-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. horecabedrijven op de begane grond toegestaan voor zover deze voorkomen in categorie 1a, 1b en 1c van de Staat van Horecabedrijven;

  2. wonen op verdieping;

  3. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.2.2 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  3. de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

9.3.1 Hoogte

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 onder a. 2 voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

9.4.1 Aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

 

9.4.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

9.4.3 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting.

 

9.4.4 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

9.5.1 Bijzondere woonvorm

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie afwijken van het bepaalde in 9.4.4 voor wat betreft de woonfunctie ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

Artikel 10 Kantoor

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. kantoren;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor-ondergrondse parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'wellness' tevens een voorziening op het gebied van wellness;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van jeugd- en kinderopvang en onderwijs;

  5. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen, al dan niet in gebouwde vorm.

 

10.2.2 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten" zijn geen gebouwen toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend gebouwen met een plat dak toegestaan;

  4. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen gelegen tussen het als zodanig aangegeven bouwvlak en de bestemming Verkeer 1 m;

  2. erfafscheidingen 2 m;

  3. vlaggenmasten 6 m;

  4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

10.2.4 Parkeerplaatsen

 

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan, met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein al dan niet in een (ondergrondse) parkeergarage dienen te worden gerealiseerd.

 

10.3 Afwijken van de bouwregels

 

10.3.1 Hoogte

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.3 onder a.4 en 10.2.2 onder d.1 voor het oprichten van bouwwerken, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

 

10.3.2 Parkeernormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.4 onder voorwaarden dat:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of:

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

Artikel 11 Maatschappelijk

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De op de plankaart voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- / kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, (woon)zorg en welzijn;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - wonen op verdieping' uitsluitend voor wonen op verdieping alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  3. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  4. parkeerplaatsen.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. het maximale oppervlak aan gebouwen mag per bouwperceel, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 10%, tenzij anders is aangegeven;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;

  5. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend gebouwen met plat dak toegestaan;

  6. de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: 3 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven;

  2. bouwhoogte: 5 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.

 

11.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

 

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut de volgende regels:

 

  1. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde mag ten hoogste 6 m bedragen.

 

11.2.4 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m;

  2. vlaggenmasten 6 m.;

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

11.2.5 Parkeerplaatsen

 

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en

bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 11.2.2 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Hoogte

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4 onder a. 3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (goot-)hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

 

11.4.2 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2:

 

  1. op de verbeelding teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m;

  2. onder b. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen per bouwperceel op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen tot ten hoogste 20 %.

 

met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig worden geschaad;

  2. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

11.4.3 Parkeernormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.5 mits:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of:

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

11.5 Specifieke gebruiksregels

 

11.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

 

11.5.2 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

11.5.3 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

11.6.1 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.2 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

11.6.2 Bijzondere woonvorm

 

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.3 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

 

Artikel 12 Tuin

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. (voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. aangebouwde bijbehorende bouwwerken;

  2. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van ondersgeschikte aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen;

  2. aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel mogen tot op maximaal 1,5 m voor de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,5 m;

  3. de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen;

  4. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel mag maximaal 3 m bedragen, waarbij een afstand van minimaal 3 m vanaf de voorgevel moet worden aangehouden;

  5. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal bedragen: de hoogte van de vloer van de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw + 0.25 m;

  6. onverminderd hetgeen bepaald is in a tot en met d mag maximaal 50% van de tuin worden bebouwd.

 

12.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 1 m;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 13 Verkeer

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. evenementen, zoals kermis, weekmarkt, braderie, vrijmarkt, antiekmarkt e.d.;

  5. standplaatsen voor ambulante handel;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'terras' tevens terrassen;

  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - busstation'' tevens een openbaar vervoerstation ten behoeve van personenvervoer met autobussen;

  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-ondergrondse parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage;

  9. speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  10. beplantingen;

  11. bermen;

  12. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  13. civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  14. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

  15. geluidswerende voorzieningen en daarbij behorende beplantingen;

  16. kunstwerken en kunstobjecten;

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van een parkeergarage

  2. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en sportvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;

  3. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  4. bouwwerken ten behoeve van een busstation;

  5. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

13.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband

 

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels:

 

  1. de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2;

  2. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen.

 

13.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

 

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk ten behoeve van algemeen nut mag ten hoogste 6 m bedragen.

 

13.2.4 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 1 m;

  2. bouwwerken ten behoeve van een busstation 6 m;.

  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m.

 

13.2.5 Ondergrondse parkeergarage

 

Voor het bouwen van een ondergrondse parkeergarage gelden de volgende bepalingen:

 

  1. de ondergrondse parkeergarage onder de Nieuwe Markt bestaat uit twee lagen;

  2. de ondergrondse parkeergarage onder het Mill Hillplein bestaat uit één laag;

  3. de verticale diepte van de parkeergarage onder de Nieuwe Markt bedraagt maximaal 10 m. beneden peil;

  4. de verticale diepte van de parkeergarage onder het Mill Hillplein bedraagt maximaal 5 m. beneden peil;

  5. binnen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-ondergrondse parkeergarage' mogen op de Nieuwe Markt maximaal drie bouwwerken ten dienste van de voetgangerstoegang naar de ondergrondse parkeergarage, zoals liftschachten en trappenhuizen, worden opgericht.

 

13.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

13.3.1 Wonen en/of Tuin

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 4' en 'Tuin', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, met inachtneming van de volgende regels:

 

  1. planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen;

  2. de uit te geven openbare ruimte mag geen overwegende structurele betekenis hebben voor de verkeersstructuur.

 

13.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

 

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.

Artikel 14 Wonen - 1

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. aaneengebouwde woningen;

  2. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;

  3. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'garage' uitsluitend garages of bergingen.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. garages;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

14.2.2 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.

 

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:

  1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2;

  2. bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2;

  3. bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2;

  4. bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2;

  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen;

  3. de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte 3 m;

  2. bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.

 

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

14.2.5 Garages

 

Voor het bouwen van garages gelden de volgende regels:

 

  1. de hoogte van garages mag ten hoogste bedragen: 3 m.

 

14.3 Nadere eisen

 

14.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 14.2.3 onder b. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

14.4 Afwijken van de bouwregels

 

14.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.1 onder a en 14.2.3 onder b:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 2 m;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2;

 

met dien verstande dat:

 

  1. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

14.5 Specifieke gebruiksregels

 

14.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

 

14.5.2 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

14.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

14.5.4 Woning/wooneenheid

 

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

 

14.6 Afwijking van de gebruiksregels

 

14.6.1 Bijzondere woonvorm

 

Burgemeester en wethouders kunnen,voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

14.6.2 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen,voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

14.6.3 Woning/wooneenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

Artikel 15 Wonen - 2

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen;

  2. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  3. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'atelier' tevens een atelier.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. parkeerplaatsen.

 

15.2.2 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van bouwwerken dat de op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Monumentenwet 1988 en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;

  3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang' zijn geen gebouwen toegestaan;

  4. de afstand van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;

  5. de afstand van vrijstaande hoofdgebouwen tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;

  6. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: zie de op de verbeelding aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte: 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;

  1. de hoogte van de onderdoorgang dient tenminste 3 m. te bedragen.

 

15.2.3 Bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:

  1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2;

  2. bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2;

  3. bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2;

  4. bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2;

  1. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen;

  3. de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte 3 m;

  2. bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.

 

15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

15.2.5 Parkeerplaatsen

 

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

15.3 Nadere eisen

 

15.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 15.2.3 onder b. ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

15.4 Afwijken van de bouwregels

 

15.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 onder a en 15.2.3 onder b:

 

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 2 m;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2;

 

met dien verstande dat:

 

  1. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

15.4.2 Parkeernormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.5, mits:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of:

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

15.5 Specifieke gebruiksregels

 

15.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

 

15.5.2 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

15.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

 

15.5.4 Woning/wooneenheid

 

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

 

15.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

15.6.1 Bijzondere woonvorm

 

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

15.6.2 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

15.6.3 Woning/wooneenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.

 

Artikel 16 Wonen - 4

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. gestapelde woningen;

  2. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling.

  3. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' uitsluitend detailhandel, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening op begane grond;

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ondergrondse parkeergarage' tevens een ondergrondse parkeergarage.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

 

  1. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

  3. parkeerplaatsen.

 

16.2.2 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

 

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;

  3. ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'plat dak' zijn uitsluitend gebouwen met een plat dak toegestaan;

  4. de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: zie aangegeven goothoogte;

  2. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.

 

16.2.3 Bijbehorende bouwwerken

 

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

 

  1. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte 3 m;

  2. bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.

 

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2 m;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

 

 

 

16.2.5 Parkeerplaatsen

 

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein al dan niet in een (ondergrondse) parkeergarage dienen te worden gerealiseerd.

 

16.3 Nadere eisen

 

16.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

 

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;

 

16.4 Afwijken van de bouwregels

 

16.4.1 Parkeernormen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.5 mits:

 

  1. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;

  2. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of:

  1. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

 

16.5 Specifieke gebruiksregels

 

16.5.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

 

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

 

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

 

 

 

 

16.5.2 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

16.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.

 

16.5.4 Woning/wooneenheid

 

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

 

16.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

16.6.1 Bijzondere woonvorm

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

 

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

16.6.2 Mantelzorg

 

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

 

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

16.6.3 Woning / wooneenheid

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m2;

  2. er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving.
    ;

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van hoge archeologische waarden.

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

 

Voor het bouwen van bouwwerken, met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,5 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

17.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

  3. er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  4. er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd;

  5. de bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

17.2.3 Voorwaarden voor afwijking

 

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in 17.2.2 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd.

 

17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.3.1 Verbod

 

Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

  1. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  4. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  5. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  6. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  8. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

  9. het aanbrengen van verhardingen.

 

17.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

 

Het in 17.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:

 

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

  3. tot een oppervlakte kleiner dan 50 m2 en een diepte minder dan 0,5 m. beneden maaiveld;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

17.3.3 Toelaatbaarheid

 

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 17.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

 

17.3.4 Opgraving

 

Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden.

 

17.3.5 Advies

 

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen bij een archeologische deskundige.

 

17.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

17.4.1 Verwijderen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 1

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

17.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

 

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.

 

Artikel 18 Waarde - Archeologie 2

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van middelhoge archeologische waarden.

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Algemeen

 

Voor het bouwen van bouwwerken, met een grotere oppervlakte dan 100 m2 en een grotere diepte dan 0,5 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

18.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.1 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

 

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

  3. er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  4. er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd;

  5. de bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

18.2.3 Voorwaarden voor afwijking

 

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in 18.2.2 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd.

 

18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.3.1 Verbod

 

Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

  1. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  4. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;

  5. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  6. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;

  7. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  8. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

  9. het aanbrengen van verhardingen.

 

18.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

 

Het in 18.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:

 

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;

  3. tot een oppervlakte kleiner dan 50 m2 en een diepte minder dan 0,5 m. beneden maaiveld;

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

18.3.3 Toelaatbaarheid

 

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

 

18.3.4 Opgraving

 

Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden.

 

18.3.5 Advies

 

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen bij een archeologische deskundige.

 

18.4 Wijzigingsbevoegdheid

 

18.4.1 Verwijderen dubbelbestemming Waarde-Archeologie 2

 

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

18.4.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

 

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.