Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene bouwregels
19.1 Percentages
Een aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
19.2 Bestaande afstanden en andere maten
19.2.1 Maximaal toelaatbaar
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
19.2.2 Minimaal toelaatbaar
In die gevallen dat afstand tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
19.2.3 Heroprichting
In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in 19.2.1 en 19.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
19.3 Overschrijding bouwgrenzen
De aangegeven bouwgrenzen mogen/mag uitsluitend worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, trappen(huizen), hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 20 Algemene gebruiksregels
20.1 Gebruik van gronden en bouwwerken
20.1.1 Strijdigheid artikelen
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 3 tot en met 13 aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
20.1.2 Afwijken algemene gebruiksregels
Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning van het bepaalde in 20.1.1 indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 21 Algemene aanduidingsregels.
21.1 Vrijwaringszone - straalpad
21.1.1 Omschrijving
De voor 'vrijwaringszone - straalpad' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van een straalpad.
21.1.2 Bouwregels
Op de gronden, gelegen binnen de als 'vrijwaringszone straalpad' aangegeven zone mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte hoger dan 48 m.
21.2 Vrijwaringszone - beschermingszone
21.2.1 Omschrijving
De voor 'beschermingszone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterschapsdoeleinden ten behoeve van de aan deze zone grenzende waterloop en als zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen.
21.2.2 Bouwregels
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
21.2.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.2 ten behoeve van bebouwing, die is toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende andere bestemming, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt toegebracht aan het belang van de waterhuishouding.
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat ter zake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
21.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de in artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
een gesloten wegdek aan te brengen;
beplantingen en/of bomen aan te brengen c.q. vellen en/of rooien;
waterlopen wijzigen en afgravings- en ontgrondingwerkzaamheden uit te voeren anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m;
heiwerken uit te voeren en/of scherpe voorwerpen in de bodem te drijven dieper dan 0,30 m;
parallelriolen, nutsvoorzieningen en transportleidingen aan te leggen.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakte van gezamenlijk meer dan 100 m2;
het ophogen van gronden;
het realiseren van stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing, voor zover dit nodig is om te voorkomen dat dit gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van watersystemen;
Het verbod bedoeld als in a. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
De werken en / of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de beschermingsfunctie ten behoeve van de waterloop;
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden als bedoeld onder a. wordt pas verleend nadat terzake advies is ingewonnen bij de beheersinstantie van de in de bestemmingsomschrijving bedoelde waterloop; de beslissing inzake het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt aan genoemde instantie medegedeeld.
21.3 Geluidszone - weg
21.3.1 Omschrijving
De voor 'geluidszone - weg' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voorzieningen ten behoeve van de wering van geluid.
21.3.2 Bouwregels
geluidwerende voorzieningen mogen worden gerealiseerd als onderdeel van de bebouwing danwel als afzonderlijke elementen, waarbij geldt dat wanneer de geluidwerende voorzieningen onderdeel uitmaken van de bebouwing deze dienen te worden gerealiseerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak en wanneer de geluidwerende voorzieningen als afzonderlijke elementen worden gerealiseerd, deze uitsluitend mogen worden opgericht daar waar op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'geluidszone - weg' is aangegeven;
de hoogte van geluidwerende voorzieningen mag binnen het bestemmingsvlak ten hoogste 4,5 m bedragen.
21.3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het onder het bepaalde in 21.3.2 voor:
het verhogen van geluidwerende voorzieningen tot een hoogte van ten hoogste 6 m;
de omgevingsvergunning zal uitsluitend worden verleend onder de voorwaarde dat uit akoestisch onderzoek blijkt dat een dergelijke hoogte noodzakelijk is;
bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid a, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.
Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
22.1 Afwijking bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:
ten aanzien van de plaats van de bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;
van de in de artikelen 3 tot en met 14 genoemde maten resp. percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 m zal bedragen.
Artikel 23 Algemene wijzigingsregels
23.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
23.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid voor antenne-installaties voor (mobiele) telecommunicatie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in het plan gelegen gronden te wijzigen voor het gebruik voor en de bouw van antenne-installaties voor (mobiele) telecommunicatie met inachtneming van de volgende regels:
de hoogte van de antenne-installatie mag ten hoogste 5 m bedragen, gemeten tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie;
de antenne-installaties dienen bij voorkeur op bestaande verticale elementen te worden geplaatst;
de gebruikers dienen zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars installaties, tenzij dit technisch niet mogelijk is.
23.3 Belangenprocedure bij de algemene wijzigingsregels
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.
Artikel 24 Algemene procedureregels
24.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.
24.2 Procedureregels
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een wijziging of uitwerking als bedoeld in 24.1 en 24.2 gelden hiervoor de volgende procedureregels.
24.2.1 Termijn en terinzagelegging
Het ontwerpbesluit, houdende een wijziging als bedoeld in bovenstaande artikelen, ligt gedurende zes weken bij de gebruikelijke gemeentelijke informatiepunten voor belanghebbenden ter inzage.
24.2.2 Wijze bekendmaking
Burgemeester en wethouders geven van de terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en verder op de gebruikelijke wijze bekend.
24.2.3 Zienswijzen
De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit.