Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarische bedrijven.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheidingen 1 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
de inhoud van het bergbezinkbassin mag ten hoogste 300 m3 bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Agrarische bedrijfsopstal
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 ten behoeve van de oprichting van een agrarische bedrijfsopstal mits:
dit bouwwerk ter plaatse nodig is voor een doelmatige bodemexploitatie;
de oppervlakte ervan ten hoogste 50 m² bedraagt;
de goothoogte ervan ten hoogste 3 m bedraagt.
3.3.2 Hoogte
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waar de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
Artikel 4 Bedrijf - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek' tevens een timmerfabriek (SBI-code 162);
ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water;
aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
hoofd- en bijbehorende bouwwerken;
bedrijfswoningen;
gebouwen met de aanduiding 'nutsvoorziening';
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeerplaatsen.
4.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse in het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat;
de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;
2. de goot- en/of bouwhoogte van de bedrijfwoning mag ten hoogste bedragen:
a. goothoogte: zie aangegeven goothoogte;
b. bouwhoogte: zie aangeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.
3. er per bedrijfswoning bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 40 m2.
het maximale bebouwingspercentage mag per bouwperceel buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 60%, tenzij anders is aangegeven;
de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;
voor zover de gebouwen en bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 m te bedragen;
de goot- en / of bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen:
1. goothoogte zie de aangegeven goothoogte;
2. bouwhoogte zie de aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.
4.2.3 Gebouwen met de aanduiding nutsvoorziening
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen gelden de volgende regels:
de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheiding 2 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.
4.2.5 Parkeerplaatsen
Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Situering goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 4.2.2 onder e ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Perceelsgrens
Burgermeester en wethouders kunnen met een omgevingsvegunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder e voor de oprichting van gebouwen en bijbehorende bouwwerken binnen 3 m van de perceelsgrens, mits daardoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet worden verminderd en mits daardoor de brandveiligheid van het gebouw en de van de omgeving, waaronder mede wordt verstaan de toegankelijkheid van hulpdiensten, niet wordt aangetast.
4.4.2 Hoogte
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 onder 2 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale (bouw)hoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
4.4.3 Parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.5 mits of onder voorwaarden dat:
a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
b. het voldoen aan de normen door de bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
of
c. op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Bedrijven
Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:
voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143) dat als bijlage in de regels opgenomen;
voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);
voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.
4.5.2 Opslag
Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.
4.5.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels
Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.
4.5.4 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten
Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;
de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
4.5.5 Bedrijfswoning
Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning te realiseren.
4.5.6 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte
Het is niet toegestaan bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
4.5.7 Bijzondere woonvorm
Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.
4.5.8 Detailhandel en kantoren
Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.5.6 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
beplantingen;
bermen;
geluidswerende voorzieningen;
speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins;
watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
ter plaatse van de aanduiding 'park' uitsluitend een park toegestaan.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels:
de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2;
de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen.
5.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:
de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
5.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheidingen 2 m;
geluidswerende voorzieningen 6 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid
5.3.1 Verkeer of Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
5.3.2 Wonen en/of Tuin
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', al dan niet met de aanduiding 'garages' en / of 'Tuin', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en /of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, met inachtneming van de volgende regels:
planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen, tenzij de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'garages' wordt geprojecteerd;
aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen overwegende structurele betekenis heeft voor de groenstructuur.
5.3.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd- / kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;
speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
bijbehorende voorzieningen zoals onstluitingswegen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groen en water.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
hoofd- en bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeerplaatsen.
6.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
het maximale oppervlak aan gebouwen en bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet meer bedragen dan 60%, tenzij anders is aangegeven;
de goot- en/ of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:
goothoogte zie aangegeven goothoogte;
bouwhoogte zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;
d. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
goothoogte 3 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven;
2. bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m tenzij op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak een andere hoogte is aangegeven.
6.2.3 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels:
de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2;
de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen.
6.2.4 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut de volgende regels:
de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
6.2.5 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheidingen 2 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m;
geluidswerende voorzieningen 6 m.
de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, wanneer deze onderdeel uitmaken van de bebouwing, dan wel indirect tegen de geluidbelaste gevel van de bebouwing worden gesitueerd, mag ten hoogste een bouwhoogte bedragen die gelijk is aan de bebouwing.
6.2.6 Parkeerplaatsen
Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
6.3 Nadere eisen
6.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen, met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 6.2.2 onder c ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Hoogte
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2 onder a voor het oprichten van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.
6.4.2 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.2:
teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m;
onder b teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen tot ten hoogste 75%;
met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4.3 Parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2.6 mits of onder voorwaarden dat:
a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
b. het voldoen aan de normen door de bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
of
c. op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
(voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van ondersgeschikte aangebouwde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen;
aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorgevel mogen tot op maximaal 1,5 m voor de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,5 m;
de afstand van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen;
de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel mag maximaal 3 m bedragen, waarbij een afstand van minimaal 3 m vanaf de voorgevel moet worden aangehouden;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal bedragen: de hoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0.25 m;
onverminderd hetgeen bepaald is in a tot en met d mag maximaal 50% van de tuin worden bebouwd.
7.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheidingen 1 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;
voet- en fietspaden;
parkeervoorzieningen;
speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
beplantingen;
bermen;
watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;
geluidswerende voorzieningen en daarbij behorende beplantingen;
kunstwerken en kunstobjecten.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en sportvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels:
de oppervlakte van een bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m2;
de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen.
8.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:
de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
8.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheidingen 1 m;
geluidswerende voorzieningen 6 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m.
8.3 Wijzigingsbevoegdheid
8.3.1 Groen of Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Water', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
8.3.2 Wonen en/of Tuin
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - 3', 'Wonen - 4' en 'Tuin', teneinde percelen behorende bij woningen te kunnen vergroten in het kader van uitgifte van openbare ruimte en/of ten behoeve van het optimaliseren van een zo efficiënt en doelmatig mogelijk ruimtegebruik, met inachtneming van de volgende regels:
planwijziging mag niet leiden tot verlegging van de aangegeven bouwgrenzen;
aangetoond dient te zijn dat de uit te geven openbare ruimte geen overwegende structurele betekenis heeft voor de groenstructuur.
8.3.3 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
watergangen en andere waterpartijen;
bergbezinkbassins;
retentievoorzieningen;
bermen;
beplantingen;
civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
kunstwerken en kunstobjecten.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. bouwwerken en gebouwen ten behoeve van algemeen nut;
b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2.2 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut
Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:
de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;
de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
9.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheidingen 2 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m.
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
9.3.1 Groen of Verkeer
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
9.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 24 in acht te worden genomen.
Artikel 10 Wonen - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
aaneengebouwde woningen;
voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
hoofdgebouwen;
bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeerplaatsen.
10.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:
1. goothoogte: zie aangegeven goothoogte;
2. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onderdoorgang' is uitsluitend een onderdoorgang toegestaan.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:
bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2;
bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2;
bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2;
bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2;
met dien verstande dat:
bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1,5 m uit de zijgevel springen en met uitzondering van de percelen waar de bestemming 'Wonen-1' voor de voorgevel is gelegd, dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen;
de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
goothoogte 3 m;
bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.
10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
1. erfafscheidingen 2 m;
2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
10.2.5 Parkeerplaatsen
Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage bij dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 10.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder a en b en 10.2.3 onder b:
teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m;
b. teneinde de maximaal toegestane bouwhoogte te verhogen;
c. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2;
met dien verstande dat:
d. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;
e. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
f. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4.2 Parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.5 mits of onder voorwaarden dat:
a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
b. het voldoen aan de normen door de bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
of
c. op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
10.5 Specifieke gebruiksregels
10.5.1 Aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten
Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;
de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
10.5.2 Bijzondere woonvorm
Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.
10.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte
Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
10.5.4 Begrip woning/wooneenheid
Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid zoals opgenomen in artikel 1.
10.6 Afwijking van de specifieke gebruiksregels
10.6.1 Bijzondere woonvorm
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
10.6.2 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
10.6.3 Begrip woning/wooneenheid
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de woning/wooneenheid is groter dan 200m2;
er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan:
het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving;
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.
Artikel 11 Wonen - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' uitsluitend voor woonwagens;
c. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
d. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
hoofdgebouwen;
b. woonwagens ter plaatste van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
c. bijbehorende bouwwerken;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e. parkeerplaatsen.
11.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
de afstand van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-patio' zijn uitsluitend patiowoningen toegestaan;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - onderdoorgang' is uitsluitend een onderdoorgang toegestaan;
de afstand van vrijstaand gebouwde hoofdgebouwen tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:
1. goothoogte: zie de op de verbeelding aangegeven goothoogte;
2. bouwhoogte: 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.
11.2.3 Woonwagens
Voor het realiseren van woonwagens gelden de volgende regels:
a. woonwagens zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van een standplaats waarvan de minimale oppervlakte ten minste 210 m2 bedraagt;
b. er zijn niet meer woonwagenstandplaatsen toegestaan dan het aantal dat op de verbeelding is opgenomen;
c. per standplaats is ten hoogste één hoofdgebouw toegestaan;
d. de maximale gevelbreedte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 7 m (buitenbaks gemeten) bedragen;
e. de maximale lengte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 15 m (buitenbaks gemeten) bedragen;
f. de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4,6 m bedragen;
h. de afstand tussen het hoofdgebouw en de grens van de standplaats dient ten minste 2,5 m te bedragen;
i. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een (woonwagen-) standplaats mag ten hoogste 50% van de standplaats bedragen;
j. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 1,8 m bedragen;
k. per standplaats is ten hoogste één bijbehorend bouwwerk toegestaan.
11.2.4 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:
bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2;
bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2;
bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2;
bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2;
met dien verstande dat
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-patio' dient een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
d. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1,5 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
e. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen;
f. de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
1. goothoogte 3 m;
2. bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
1. erfafscheidingen 2 m;
2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
11.2.6 Parkeerplaatsen
Voor wat betreft parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 11.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
11.4 Afwijking van de bouwregels
11.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2 onder a en f en 11.2.4 onder c:
teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m;
b. teneinde de maximaal toegestane bouwhoogte te verhogen;
c. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2;
met dien verstande dat:
d. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;
e. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
f. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.4.2 Parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.6 mits of onder voorwaarden dat:
a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
b. het voldoen aan de normen door de bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
of
c. op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
11.5 Specifieke gebruiksregels
11.5.1 Aan-huis-gebonden-beroep- of bedrijfsmatige activiteiten
Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;
de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
11.5.2 Bijzondere woonvorm
Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.
11.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte
Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
11.5.4 Begrip woning/wooneenheid
Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid zoals opgenomen in artikel 1.
11.6 Afwijking van de specifieke gebruiksregels
11.6.1 Bijzondere woonvorm
Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
11.6.2 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
11.6.3 Begrip woning/wooneenheid
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de woning/wooneenheid is groter dan 200m2;
er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan:
het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving;
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.
Artikel 12 Wonen - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
vrijstaande woningen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;
c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen;
d. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' uitsluitend dagbesteding ten behoeve van volwassenen met een beperking toegestaan;
e. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
f. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
hoofdgebouwen;
bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeerplaatsen.
12.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan;
de afstand van het hoofdgebouw tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:
goothoogte: zie aangegeven goothoogte;
bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:
bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2;
bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2;
bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2;
bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter : 75 m2;
met dien verstande dat:
c. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1,5 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
d. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen;
e. de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
1. goothoogte 3 m;
2. bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
1. erfafscheidingen 2 m;
2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
12.2.5 Parkeerplaatsen
Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
12.3 Nadere eisen
12.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijhorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 12.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
12.4 Afwijking van de bouwregels
12.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 onder a en d en 12.2.3 onder b:
teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m;
b. teneinde de maximaal toegestane bouwhoogte te verhogen;
c. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2;
met dien verstande dat:
d. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;
e. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
f. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.4.2 Parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.5 mits of onder voorwaarden dat:
a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
b. het voldoen aan de normen door de bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
of
c. op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten
Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;
de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
12.5.2 Bijzondere woonvorm
Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.
12.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte
Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
12.5.4 Begrip woning/wooneenheid
Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid zoals opgenomen in artikel 1.
12.6 Afwijking van de specifieke gebruiksregels
12.6.1 Bijzondere woonvorm
Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
12.6.2 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
12.6.3 Begrip woning/wooneenheid
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.4 ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal tien personen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de woning/wooneenheid is groter dan 200m2;
er kunnen voor het extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van één parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;
er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan:
het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving;
het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.
Artikel 13 Wonen - 4
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gestapelde woningen;
voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
hoofdgebouwen;
bijbehorende bouwwerken;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
parkeerplaatsen.
13.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:
1. gootthoogte: zie aangegeven goothoogte;
2. bouwhoogte: zie aangegeven bouwhoogte en anders 4 m hoger dan de toegestane goothoogte.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 20% van deze gronden bedragen;
de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
1. goothoogte 3 m;
2. bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
erfafscheidingen 2 m;
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
13.2.5 Parkeerplaatsen
Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in de bijlage bij dit bestemmingsplan. Met dien verstande dat de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.2 onder a en b:
teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 3 m;
b. teneinde de maximaal toegestane bouwhoogte te verhogen;
met dien verstande dat:
c. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
d. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4.2 Parkeernormen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in mits of onder voorwaarden dat:
a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
b. het voldoen aan de normen door de bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
of
c. op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten
Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;
de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
13.5.2 Bijzondere woonvorm
Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.
13.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte
Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Bijzondere woonvorm
Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
13.6.2 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.5.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:
een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Artikel 14 Leiding
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aanleg en instandhouding van een gastransportleiding en zuurstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding -gas', alsmede voor een beschermingszone van 4 m aan weerszijden van het hart van de leiding, een en ander met de bijbehorende voorzieningen.
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de leiding.
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat;
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend indien uit overleg met de betrokken leidingbeheerder van geen bezwaar is gebleken en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk toelaat.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod
Het is verboden op of in de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van (half-)verhardingen;
het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
het verwijderen van beplanting;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.
14.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het onder 14.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.
14.4.3 Toelaatbaarheid
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 14.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast;
Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 14.4.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Tenzij door middel van (boor)onderzoek c.q. proefsleuvenonderzoek is komen vast te staan dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, is het op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van:
verbouw en/of nieuwbouw van bestaande gebouwen binnen bestaande contouren van de bebouwing;
nieuwbouw van een (deel van een) gebouw kleiner dan 100 m²;
bouwwerkzaamheden waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,3 m. ten opzichte van het maaiveld.
15.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen
Voor zover de betreffende bouwwerken toelaatbaar zijn volgens de overigens voor deze gronden geldende regels, kan de omgevingsvergunning voor bouwen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende regels worden verbonden:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
de verplichting de uitvoering van de bouwwerken te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning voor bouwen te stellen kwalificaties.
15.2.3 Weigering omgevingsvergunning voor bouwen
De omgevingsvergunning voor bouwen wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Verbod
Tenzij door middel van (boor)onderzoek c.q. proefsleuvenonderzoek is komen vast te staan dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, is het op of in de gronden met de aanduiding 'Waarde-Archeologie' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;
het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
het aanbrengen van verhardingen, indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding meer bedraagt dan 50 m².
15.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het in 15.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
15.3.3 Toelaatbaarheid
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 15.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.
15.3.4 Opgraving
Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden.
15.3.5 Advies
Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 15.3.1 wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen.
Artikel 16 Waarde - Ecologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
instandhouding en ontwikkeling van natte en/of droge ecologische verbindingszone.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet toegestaan met uitzondering van bouwwerken ten dienste van de ecologische verbindingszone.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de ecologische waarden geen bezwaar bestaat;
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend indien uit overleg met het waterschap geen bezwaar is gebleken en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk toelaat.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Verbod
Het is in of op de gronden met de aanduiding 'Waarde - Ecologie' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van gezamenlijk meer dan 100 m2;
het realiseren van stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen, in het bijzonder wat betreft de daarmee verband houdende bebouwing, voor zover dit nodig is om te voorkomen dat dit gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone;
het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende contructies;
het wijzigen van de waterhuishouding of grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- en afvoer van water;
het draineren van gronden;
het afgraven, dempen of anderzins wijzigen en verbeteren van de waterlopen.
16.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het in 16.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
16.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 16.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de ecologische waarden ontstaat of kan ontstaan.
16.4.4 Advies
Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 16.4.1 wordt verleend, wordt advies ingewonnen van het Waterstaat.
Artikel 17 Waterstaat - Waterbergingsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
waterbergingen waterhuishouding;
de afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
het gebruik ten behoeve van de uitvoering van bouwwerken, werken en werkzaamheden, welke passen in het kader van het normale beheer en onderhoud van de waterbergende gronden.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn mag ten hoogste bedragen:
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Algermeen
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 teneinde het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van het waterbergingsgebied geen bezwaar bestaat;
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt pas verleend indien uit overleg met Rijkswaterstaat geen bezwaar is gebleken en voor het overige dit bestemmingsplan de oprichting van een bouwwerk toelaat.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod
Het is in of op de gronden met de aanduiding 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:
grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en het verwijderen van bestaande funderingen;
het verlagen van het waterpeil;
het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem.
17.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden
Het in 17.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
17.4.3 Toelaatbaarheid
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 17.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van het waterbergingsgebied ontstaat of kan ontstaan.
17.4.4 Advies
Alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in 17.4.1 wordt verleend, wordt advies ingewonnen van Rijkswaterstaat.