Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Borchwerf II Veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf II.

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2 uitgesloten' is een bedrijf in de categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uitgesloten.

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - reparatiebedrijf transportmiddelen' industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bedrijven uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor zover deze vallen onder bedrijvigheid als bedoeld in SBI-code 451 (uit; Standaard BedrijfsIndelingen 2008);

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - retentiegebied' dient binnen de grenzen van deze aanduiding een retentievoorziening te worden gerealiseerd van 3.350 m3;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - stamlijn' tevens een stamlijn ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven;

  7. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

 

met dien verstande dat:

  1. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 1.500 m2;

  2. transport/vervoer van gevaarlijke stoffen over de stamlijn niet is toegestaan;

  3. nieuwe risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van PR 10 -6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt;

  4. binnen een risicocontour van PR 10 -6/jaar mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

 

 

 

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 3000 m2 en mag maximaal 50.000 m2 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  3. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40% en niet meer dan 75%;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1.00 m te bedragen;

  5. onverminderd het onder a bepaalde, dient de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen ten minste 3 m te bedragen;

  6. de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is slechts één bedrijfswoning toegestaan;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen, met dien verstande dat voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, de bestaande inhoud als maximum geldt;

  4. de afstand tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m;

  6. per bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 en met een maximale oppervlakte van 40 m2.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 3 m;

    2. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 25 m;

    3. bliksemafleiders 15 m.

 

6.2.5 Parkeernormen

 

Voor wat betreft parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie:

 

  1. Groothandel / transport / industrie 2,60 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

  2. Opslag / magazijn 0.80 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

  3. Bedrijfsverzamelgebouw 1,30 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

  4. Perifere detailhandel 1,70 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

 

met dien verstande dat de parkeerplaatsen voor de functies genoemd onder a tot en met d op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. in lid 6.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer dan 5 m bedraagt;

  2. in lid 6.2.2 onder c tot een verlaging van het minimum bebouwingspercentage naar ten hoogste 20% c.q. tot een verhoging van het maximale bebouwigspercentage naar ten hoogste 85%;

  3. in lid 6.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op één van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen;

  4. in lid 6.2.2 onder f voor het oprichten van bedrijfsgebouwen met een hoogte van maximaal 16 m;

  5. omgevingsvergunning als bedoeld in a tot en met d wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

    2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;

    5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50);

  2. voor nieuwe risicovolle inrichtingen, tenzij de plaatsgebonden risicocontour PR 10 -6/jaar vanwege de inrichting op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrenzen is gelegen;

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

6.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

6.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

 

6.4.4 Wonen

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen, behoudens daar waar door middel van een aanduiding een bedrijfswoning is toegestaan.

 

6.4.5 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

6.4.6 Bedrijfswoning

Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren.

6.4.7 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

6.4.8 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

6.4.9 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

6.4.10 Horeca

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 6.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

met dien verstande dat:

  1. geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit niet zijn toegestaan.

 

 

6.5.2 Plaatsgebonden risicocontour

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder i voor de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting met een plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar buiten de perceelsgrens of -grenzen van het bedrijf, op voorwaarde dat:

 

  1. de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen wordt;

  2. met de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;

  3. een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;

  4. vooraf advies wordt ingewonnen van de Regionale Brandweer.

 

6.5.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.7 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunningbestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

6.5.4 Toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder g teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2.500 m2, op voorwaarde dat:

  1. het kantoorvloeroppervlak passend is te beschouwen bij de maat, schaal en omvang van het bedrijf;

  2. het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;

  3. inwilliging van een verzoek om omgevingsvergunning niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven en niet mag plaatsvinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar van een risicovolle inrichting.

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.6.1 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bestaande bedrijfswoning aangeduid als 'bedrijfswoning' te schrappen, met inachtneming van de volgende regel:

  1. er dient sprake te zijn van beëindiging van de woonfunctie gedurende een jaar.

6.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.