Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 3 Agrarisch 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor: grondgebonden agrarische bedrijven; waterhuishoudkundige doeleinden; doeleinden van openbaar nut; een en ander met bijbehorende voorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2.2 bouwwerken ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut geldt dat de hoogte van een bouwwerk ten hoogste 6 meter mag bedragen. 3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 meter; andere bouwwerken geen gebouwen zijnde 15 meter. Artikel 4 Bedrijf - 2 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning; bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: hoofdgebouwen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 4.2.2 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het als zodanig aangegeven bouwvlak; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat; de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen; er per bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 40 m²; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen; voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 m te bedragen; de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte, 4 meter; bouwhoogte, 7 meter. 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheiding 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 m. 4.3 Afwijken van de bouwregels 4.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: in lid 4.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van gebouwen buiten het bouwvlak met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 1 meter mag bedragen; in lid 4.2.4 onder a voor het oprichten van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 15 meter. 4.4 Specifieke gebruiksregels 4.4.1 Bedrijven Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken: voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50); voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250); voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid. 4.4.2 Opslag Het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m. 4.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 4.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. 4.4.5 Bedrijfswoning Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren. 4.4.6 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 4.4.7 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 4.4.8 Detailhandel en kantoren Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. 4.5 Afwijken van de gebruiksregels 4.5.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.4 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits: de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt; het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan; het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk; het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft; detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep. 4.5.2 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.6 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de onfheffing bestaande noodzaak uit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 4.5.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 4.1 , voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat: geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan; bezineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan. Artikel 5 Bedrijventerrein - 1 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor "Bedrijventerrein - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor: industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1 uitgesloten' is een bedrijf van categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uitgesloten; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in auto's' tevens detailhandel in auto's; ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens verkoop van motorbrandstoffen met lpg; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in keukens' tevens detailhandel in keukens, waaronder tevens ook detailhandel in badkamers en tegels is toegestaan; ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een gebouw ten behoeve van algemeen nut; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - stamlijn' tevens een stamlijn ten behoeve van de spoorwegontsluiting van de bedrijven; bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen; met dien verstande dat: nieuwe risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt; een bestaande risicovolle inrichting waarbij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar zich uitstrekt buiten de perceelsgrens van het bedrijf, mag worden voortgezet of gewijzigd op voorwaarde dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar niet wordt vergroot of gewijzigd; binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van een bedrijf geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht; binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar mag een bestaand kwetsbaar object niet worden uitgebreid; transport/vervoer van gevaarlijke stoffen via de stamlijn niet is toegestaan; per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 1.500 m². 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: gebouwen; bouwwerken geen gebouwen zijnde; gebouwen met de aanduiding nutsvoorziening 5.2.2 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 1.000 m² groot te zijn; het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40% en niet meer dan 75%; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient tenminste 1 m te bedragen; de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen; de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen, tenzij anders op de kaart is aangegeven. 5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 3 m; (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 25 m; bliksemafleiders 15 m. 5.2.4 Gebouwen met de aanduiding nutsvoorziening Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van een gebouw mag ten hoogste 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen. 5.2.5 Parkeernormen Voor wat het parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie: Groothandel / transport / industrie 2,60 parkeerplaats per 100 m² bvo Opslag / magazijn 0,80 parkeerplaats per 100 m² bvo Bedrijfsverzamelgebouw 1,30 parkeerplaats per 100 m² bvo Perifere detailhandel 1,70 parkeerplaats per 100 m2 bvo met dien verstande dat de parkeerplaatsen voor de functies genoemd onder a tot en met d op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 5.3 Afwijken van de bouwregels 5.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: in lid 5.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer bedraagt dan 5 m; in lid 5.2.2 onder c tot een verlaging van het minimum bebouwingspercentage naar ten hoogste 20 % c.q. tot een verhoging van het maximale bebouwingspercentage naar ten hoogste 85%; in lid 5.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op 1 m van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen; in lid 5.2.2 onder f voor het oprichten van bedrijfsgebouwen met een hoogte van maximaal 16 m; omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat: de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen; de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd; op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn. 5.4 Specifieke gebruiksregels 5.4.1 Bedrijven Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken: voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50); voor nieuwe risicovolle inrichtingen, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar vanwege de inrichting op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen ligt; voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A. 5.4.2 Opslag Het is niet toegestaan de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m. 5.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 5.4.4 Wonen Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen, behoudens daar waar door middel van een aanduiding een bedrijfswoning is toegestaan. 5.4.5 Bedrijfswoning Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren. 5.4.6 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. 5.4.7 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 5.4.8 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 5.4.9 Detailhandel en kantoren Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding. 5.4.10 Horeca Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant. 5.5 Afwijken van de gebruiksregels 5.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan genoemd in lid 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat: geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50), niet zijn toegestaan. 5.5.2 Plaatsgebonden risicocontour Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 onder i voor de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar buiten de perceelsgrens of -grenzen van het bedrijf, op voorwaarde dat: de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen wordt; met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden; een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan; vooraf advies van de Regionale Brandweer wordt ingewonnen 5.5.3 Toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder n teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2.500 m², op voorwaarde dat: het kantoorvloeroppervlak passend is te beschouwen bij de maat, schaal en omvang van het bedrijf; het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen; inwilliging van een verzoek om omgevingsvergunning niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven en niet mag plaatsvinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van een risicovolle inrichting. Artikel 6 Bedrijventerrein - 2 6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2 uitgesloten' is een bedrijf in de categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uitgesloten. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - reparatiebedrijf transportmiddelen' industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bedrijven uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor zover deze vallen onder bedrijvigheid als bedoeld in SBI-code 451 (uit; Standaard BedrijfsIndelingen 2008); ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - retentiegebied' dient binnen de grenzen van deze aanduiding een retentievoorziening te worden gerealiseerd van 3.350 m3; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - stamlijn' tevens een stamlijn ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven; bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen; met dien verstande dat: per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 1.500 m2; transport/vervoer van gevaarlijke stoffen over de stamlijn niet is toegestaan; nieuwe risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van PR 10 -6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt; binnen een risicocontour van PR 10 -6/jaar mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: gebouwen; bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 6.2.2 Gebouwen Voor het bouwen gelden de volgende regels: gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 3000 m2 en mag maximaal 50.000 m2 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven; het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40% en niet meer dan 75%; de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1.00 m te bedragen; onverminderd het onder a bepaalde, dient de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen ten minste 3 m te bedragen; de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen; 6.2.3 Bedrijfswoningen Voor bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende regels: bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is slechts één bedrijfswoning toegestaan; de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen, met dien verstande dat voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, de bestaande inhoud als maximum geldt; de afstand tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen; de goot- en/of bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag ten hoogste bedragen: goothoogte 6 m; bouwhoogte 10 m; per bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 en met een maximale oppervlakte van 40 m2. 6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 3 m; (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 25 m; bliksemafleiders 15 m. 6.2.5 Parkeernormen Voor wat betreft parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie: Groothandel / transport / industrie 2,60 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo Opslag / magazijn 0.80 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo Bedrijfsverzamelgebouw 1,30 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo Perifere detailhandel 1,70 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo met dien verstande dat de parkeerplaatsen voor de functies genoemd onder a tot en met d op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde: in lid 6.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer dan 5 m bedraagt; in lid 6.2.2 onder c tot een verlaging van het minimum bebouwingspercentage naar ten hoogste 20% c.q. tot een verhoging van het maximale bebouwigspercentage naar ten hoogste 85%; in lid 6.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op één van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen; in lid 6.2.2 onder f voor het oprichten van bedrijfsgebouwen met een hoogte van maximaal 16 m; omgevingsvergunning als bedoeld in a tot en met d wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat: de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen; de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast; de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast; de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd; op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn. 6.4 Specifieke gebruiksregels 6.4.1 Bedrijven Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken: voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50); voor nieuwe risicovolle inrichtingen, tenzij de plaatsgebonden risicocontour PR 10 -6/jaar vanwege de inrichting op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrenzen is gelegen; voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A. 6.4.2 Opslag Het is niet toegestaan de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m. 6.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel. 6.4.4 Wonen Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen, behoudens daar waar door middel van een aanduiding een bedrijfswoning is toegestaan. 6.4.5 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. 6.4.6 Bedrijfswoning Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren. 6.4.7 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 6.4.8 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 6.4.9 Detailhandel en kantoren Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding. 6.4.10 Horeca Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant. 6.5 Afwijken van de gebruiksregels 6.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 6.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat: geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit niet zijn toegestaan. 6.5.2 Plaatsgebonden risicocontour Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder i voor de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting met een plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar buiten de perceelsgrens of -grenzen van het bedrijf, op voorwaarde dat: de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen wordt; met de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden; een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan; vooraf advies wordt ingewonnen van de Regionale Brandweer. 6.5.3 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.7 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunningbestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 6.5.4 Toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder g teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2.500 m2, op voorwaarde dat: het kantoorvloeroppervlak passend is te beschouwen bij de maat, schaal en omvang van het bedrijf; het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen; inwilliging van een verzoek om omgevingsvergunning niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven en niet mag plaatsvinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar van een risicovolle inrichting. 6.6 Wijzigingsbevoegdheid 6.6.1 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfswoningen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bestaande bedrijfswoning aangeduid als 'bedrijfswoning' te schrappen, met inachtneming van de volgende regel: er dient sprake te zijn van beëindiging van de woonfunctie gedurende een jaar. 6.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen. Artikel 7 Groen 7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: beplantingen; bermen; geluidswerende voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - stamlijn' is tevens een stamlijn toegestaan ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins; watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers; 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: gebouwen en bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 7.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen. 7.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m. 7.3 Wijzigingsbevoegdheid 7.3.1 Verkeer of Water Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' of 'Water' indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 7.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen. Artikel 8 Tuin 8.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: (voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. 8.2 Bouwregels 8.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: aangebouwde bijgebouwen; overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen. 8.2.2 Aangebouwde bijgebouwen Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels: aangebouwde bijgebouwen mogen tot op maximaal 1.50 voor de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,5 m; de afstand tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen; de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal bedragen: de hoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m; de diepte van een aangebouwd bijgebouw aan de zijgevel mag maximaal 3 m bedragen, waarbij een afstand van minimaal 3 m vanaf de voorgevel moet worden aangehouden; onverminderd hetgeen bepaald is in a tot en met d mag maximaal 50% van de tuin worden bebouwd. 8.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels: De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn, met uitzondering van overkappingen mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 1.00 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 2.00 m. 8.3 Wijzigingsbevoegdheid 8.3.1 Wijzigingsbevoegdheid Wro-zone Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Tuin' ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Daarbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen: de bepalingen zoals opgenomen in artikel 5 van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig van toepassing; de bestemming 'Wonen - 3' binnen deze zone reeds is gewijzigd danwel tevens gelijktijdig wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'; uit een uit te voeren quick scan dient te worden aangetoond dat er vanuit milieukundig oogpunt geen belemmeringen zijn om deze wijziging toe te passen. uit een uit te voeren watertoets dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding; uit onderzoek dient te blijken dat er geen aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden; uit een uit te voeren quick scan dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de in de omgeving aanwezige flora en fauna; 8.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen. Artikel 9 Verkeer 9.1 Bouwregels 9.1.1 Algemeen Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: gebouwen en bouwwerken ten behoeve van algemeen nut; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer. 9.1.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen. 9.1.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 1.00 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15.00 m. 9.2 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen; voet- en fietspaden; parkeervoorzieningen; civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen; beplantingen; bermen; watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen; geluidswerende voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' tevens voor spoorwegen met bijbehorende voorzieningen, waaronder bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer; ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - stamlijn' tevens een stamlijn ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven; 9.3 Wijzigingsbevoegdheid 9.3.1 Groen of Water Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen "Groen" of "Water", indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 9.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen. Artikel 10 Water 10.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen; ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van water - stamlijn' is tevens een stamlijn toegestaan ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven; bergbezinkbassins; retentievoorzieningen; bermen; beplantingen; kunstwerken en kunstobjecten; voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; 10.2 Bouwregels 10.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen, zijnde, ten behoeve van algemeen nut; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 10.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels: de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen; de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen; de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen. 10.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2.00 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15.00 m. 10.3 Wijzigingsbevoegdheid 10.3.1 Groen of Verkeer Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte. 10.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen. Artikel 11 Wonen - 2 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor: twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen; 11.2 Bouwregels 11.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: hoofdgebouwen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 11.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; de diepte van het bouwvlak voor het hoofdgebouw bedraagt 12 m, tenzij op de kaart anders is aangegeven; de afstand van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen; de afstand van vrijstaand gebouwde hoofdgebouwen tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen; de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 6 m; bouwhoogte: 10 m. 11.2.3 Bijgebouwen Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: bijgebouwen zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van: bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 :30 m2; bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 :45 m2; bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 :60 m2; bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter :75 m2; bijgebouwen, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1.50 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; indien de bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1.00 m te bedragen; de goot- en/ of bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen: bijgebouwen opgericht voor de voorgevel: bouwhoogte maximaal 3 m; overige bijgebouwen: goothoogte 3.00 m; overige bijgebouwen: bouwhoogte 5.00 m. 11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2.00 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3.00 m. 11.3 Nadere eisen 11.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijgebouwen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2.50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 11.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 11.4 Afwijken van de bouwregels 11.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijgebouwen Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 en 11.2.3: teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verruimen met ten hoogste 3.00 m; teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2; met dien verstande dat: het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden; daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 11.5 Specifieke gebruiksregels 11.5.1 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor een aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. 11.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 11.5.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 11.6 Afwijken van de gebruiksregels 11.6.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits: de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt; het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk; het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft; detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep. 11.6.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 11.6.3 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak of direct grenzend daaraan; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Artikel 12 Wonen - 3 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor: vrijstaande woningen; ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is tevens een dienstverlenend bedrijf toegestaan. 12.2 Bouwregels 12.2.1 Algemeen Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: hoofdgebouwen; bijgebouwen; bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 12.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan; de afstand van het hoofdgebouw tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen met dien verstande dat wanneer het hoofdgebouw al op een kortere afstand staat tot de zijdelingse perceelsgrens de kortere afstand als minimum geldt; de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen: goothoogte: 3 m; bouwhoogte: 7 m. 12.2.3 Bijgebouwen Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: bijgebouwen zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven; op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van: bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 :30 m2; bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 :45 m2; bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 :60 m2; bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter :75 m2; met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak onbebouwd en onoverdekt dient te blijven; bijgebouwen, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1.50 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; indien de bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1.00 m te bedragen; de goot- en/ of bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen: bijgebouwen opgericht voor de voorgevel: bouwhoogte maximaal 3 m; overige bijgebouwen: goothoogte 3.00 m; overige bijgebouwen: bouwhoogte 5.00 m tenzij anders is aangegeven. 12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen: erfafscheidingen 2.00 m; andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3.00 m. 12.3 Nadere eisen 12.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijgebouwen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2.50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat: daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m; geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 12.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden. 12.4 Afwijken van de bouwregels 12.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijgebouwen Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 en 12.2.3: teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak, te verruimen met ten hoogste 3.00 m; teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2; met dien verstande dat: het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden; daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad; daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken. 12.5 Specifieke gebruiksregels 12.5.1 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor een aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten. 12.5.2 Bijzondere woonvorm Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen. 12.5.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte. 12.6 Afwijken van de gebruiksregels 12.6.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits: de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt; het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan; het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk; het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft; detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep. 12.6.2 Bijzondere woonvorm Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen; bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen; er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers; vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. 12.6.3 Mantelzorg Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits: een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2; de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak of direct grenzend daaraan; er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 12.7 Wijzigingsbevoegdheid 12.7.1 Wijzigingsbevoegdheid Wro-zone Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 3' ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Daarbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen: de bepalingen zoals opgenomen in artikel 5 van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig van toepassing; de bestemming 'Tuin' binnen deze zone reeds is gewijzigd danwel tevens gelijktijdig wordt gewijzigd; uit een uit te voeren quick scan dient te worden aangetoond dat er vanuit milieukundig oogpunt geen belemmeringen zijn om deze wijziging toe te passen. uit een uit te voeren watertoets dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding; uit onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de aanwezige archeologische waarden; uit een uit te voeren quick scan dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de in de omgeving aanwezige flora en fauna; 12.7.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen. Artikel 13 Leiding 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aanleg en instandhouding van: een gastransportleiding en zuurstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding; een hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 25 m aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsleiding; een waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding. één en ander met bijbehorende voorzieningen. 13.2 Bouwregels 13.2.1 Algemeen Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan. 13.3 Afwijken van de bouwregels 13.3.1 Algemeen Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat. 13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 13.4.1 Verbod Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren; het aanbrengen van (half)verhardingen; het vergraven, ophogen, diepwoelen, of diepploegen van de bodem; het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; het verwijderen van beplanting; het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven cq. indrijven van voorwerpen; het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen. 13.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het onder artikel 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden: waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend; welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmigsplan in uitvoering waren; welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen. 13.4.3 Toelaatbaarheid
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.