Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Borchwerf II Veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf II.

Regels

 

Inhoudsopgave

 

Regels

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS 5

Artikel 1 Begrippen 5

Artikel 2 Wijze van meten 10

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS 11

Artikel 3 Agrarisch 11

Artikel 4 Bedrijf - 2 13

Artikel 5 Bedrijventerrein - 1 17

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2 21

Artikel 7 Groen 27

Artikel 8 Tuin 29

Artikel 9 Verkeer 31

Artikel 10 Water 33

Artikel 11 Wonen - 2 35

Artikel 12 Wonen - 3 39

Artikel 13 Leiding 42

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS 45

Artikel 14 Antidubbeltelregel 45

Artikel 15 Algemene bouwregels 46

Artikel 16 Algemene gebruiksregels 47

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels 48

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels 49

Artikel 19 Algemene procedureregels 50

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS 51

Artikel 20 Overgangsregels 51

Artikel 21 Slotregels 52

 

Hoofdstuk 5 BIJLAGEN BIJ DE REGELS 53

 

 

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf II' van de gemeente Roosendaal;

1.2 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig ontwerp-technisch, consumentenverzorgend of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en de ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aardkundige waarden

landschapswaarden die samenhangen met (abiotische) milieukenmerken zoals geologie, geomorfologie, reliëf, grondwaterhuishouding (kwelgebieden), bodemopbouw/bodemsamenstelling, afzonderlijk of in onderlingen samenhang;

 

1.6 afhankelijke woonruimte (m.b.t. mantelzorg)

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf -niet zijnde een aan huis gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven; voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

1.8 archeologisch advies

advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.9 archeologisch onderzoek

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

 

1.12 bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel of gedeelte daarvan, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.13 bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden) van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.14 belwinkel

een ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet geplaatst in belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet. Ook ruimten die een andere benaming hebben dan belwinkel, maar waarin voornoemde activiteiten plaatsvinden, vallen onder het begrip 'belwinkel';

1.15 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.16 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

  1. bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

  2. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen;

 

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bijzondere woonvormen

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaardentehuizen en verzorgingstehuizen;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 bruto-bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van winkels, kantoren of bedrijven met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren;

1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes;

1.32 garages en bergingen

een gebouw bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;

1.33 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604);

1.35 gevel

zijde van een gebouw;

 

1.36 handelsbedrijf

een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert;

 

1.37 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.38 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productie-technische bedrijven);

1.39 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.40 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250)een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.41 maaiveld

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.42 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.43 netto-bedrijfsvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief de etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het en detail verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd en/of verbruikt;

1.44 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: - het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

1.45 perifere detailhandel

detailhandel in volumineuze goederen en tuincentra in een daarop afgestemde verkoopruimte. Onder volumineuze goederen worden verstaan: bouw- en doe-het-zelf-producten, grove bouwmaterialen, kampeer- en caravanartikelen, auto's, keukens, sanitaire artikelen, meubelen, woningstoffering en –inrichting;

1.46 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.47 plaatsgebonden risico

 

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

 

 

1.48 retentiegebied

gronden en werken ten behoeve van de waterkering, ingericht voor het ontvangen, tijdelijk bergen en daarna geleidelijk lozen dan wel infiltreren van water;

1.49 risicovolle inrichting

 

  1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico cq. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

  2. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid;

  3. met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.

1.50 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte;

1.51 stamlijn

Het spoor en de wissels, waarop meerdere spooraansluitingen zijn aangesloten ter ontsluiting van een bedrijvenpark aan de hoofdspoorweg.

 

1.52 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.53 stedenbouwkundige waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's en de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.54 voorgevel

naar de openbare weg gekeerde zijde van een gebouw;

 

1.55 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.56 wonen

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.

 

1.57 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding of voor de huisvesting van vier personen wanneer daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de afstand tot (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelscheiding van het bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk ten behoeve van railverkeer

vanaf bovenkant spoorstaaf tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde;

 

2.4 de breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 toepassing van maten

de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

 

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. waterhuishoudkundige doeleinden;

  3. doeleinden van openbaar nut;

 

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut geldt dat de hoogte van een bouwwerk ten hoogste 6 meter mag bedragen.

 

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

 

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 2 meter;

    2. andere bouwwerken geen gebouwen zijnde 15 meter.

 

 

 

 

 

Artikel 4 Bedrijf - 2

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven voor zover deze voorkomen in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  3. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijgebouwen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen moeten worden opgericht in het als zodanig aangegeven bouwvlak;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat;

    1. de inhoud van deze bedrijfswoning ten hoogste 750 m3 mag bedragen;

    2. er per bedrijfswoning bijgebouwen mogen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van ten hoogste 5 m en met een maximale oppervlakte van 40 m²;

  3. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;

  4. voor zover de gebouwen en overkappingen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3 m te bedragen;

  5. de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte, 4 meter;

    2. bouwhoogte, 7 meter.

 

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheiding 2 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 5 m.

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. in lid 4.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van gebouwen buiten het bouwvlak met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 1 meter mag bedragen;

  2. in lid 4.2.4 onder a voor het oprichten van andere bouwwerken geen gebouwen zijnde met een maximale bouwhoogte van 15 meter.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50);

  2. voor bedrijven en inrichtingen genoemd in het Besluit Externe Veiligheid inrichtingen (27 mei 2004, Staatsblad 2004, 250);

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid.

 

4.4.2 Opslag

 

Het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

 

4.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

4.4.4 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

4.4.5 Bedrijfswoning

 

Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren.

 

4.4.6 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

 

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

 

 

4.4.7 Bijzondere woonvorm

 

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

4.4.8 Detailhandel en kantoren

 

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel als genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.4 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

4.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.5.6 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijk woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de onfheffing bestaande noodzaak uit het oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

4.5.3 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 4.1 , voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

  1. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

met dien verstande dat:

  1. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;

  2. bezineservicestations met LPG-verkoop voor zover voorkomend in categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten niet zijn toegestaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 5 Bedrijventerrein - 1

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Bedrijventerrein - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1 uitgesloten' is een bedrijf van categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uitgesloten;

  3. ter plaatse va

de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in auto's' tevens detailhandel in auto's;
  1. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tevens verkoop van motorbrandstoffen met lpg;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel in keukens' tevens detailhandel in keukens, waaronder tevens ook detailhandel in badkamers en tegels is toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' tevens een gebouw ten behoeve van algemeen nut;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - stamlijn' tevens een stamlijn ten behoeve van de spoorwegontsluiting van de bedrijven;

  5. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

 

met dien verstande dat:

 

  1. nieuwe risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt;

  2. een bestaande risicovolle inrichting waarbij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar zich uitstrekt buiten de perceelsgrens van het bedrijf, mag worden voortgezet of gewijzigd op voorwaarde dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar niet wordt vergroot of gewijzigd;

  3. binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van een bedrijf geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht;

  4. binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar mag een bestaand kwetsbaar object niet worden uitgebreid;

  5. transport/vervoer van gevaarlijke stoffen via de stamlijn niet is toegestaan;

  6. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 1.500 m².

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  3. gebouwen met de aanduiding nutsvoorziening

 

5.2.2 Gebouwen

 

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 1.000 m² groot te zijn;

  3. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40% en niet meer dan 75%;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient tenminste 1 m te bedragen;

  5. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;

  6. de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen, tenzij anders op de kaart is aangegeven.

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 3 m;

    2. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 25 m;

    3. bliksemafleiders 15 m.

 

5.2.4 Gebouwen met de aanduiding nutsvoorziening

 

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

 

    1. de inhoud van een gebouw mag ten hoogste 50 m3 bedragen;

    2. de goothoogte van een gebouw mag ten hoogste 3 m bedragen.

 

 

5.2.5 Parkeernormen

 

Voor wat het parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie:

 

  1. Groothandel / transport / industrie 2,60 parkeerplaats per 100 m² bvo

  2. Opslag / magazijn 0,80 parkeerplaats per 100 m² bvo

  3. Bedrijfsverzamelgebouw 1,30 parkeerplaats per 100 m² bvo

  4. Perifere detailhandel 1,70 parkeerplaats per 100 m2 bvo

 

met dien verstande dat de parkeerplaatsen voor de functies genoemd onder a tot en met d op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. in lid 5.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer bedraagt dan 5 m;

  2. in lid 5.2.2 onder c tot een verlaging van het minimum bebouwingspercentage naar ten hoogste 20 % c.q. tot een verhoging van het maximale bebouwingspercentage naar ten hoogste 85%;

  3. in lid 5.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op 1 m van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen;

  4. in lid 5.2.2 onder f voor het oprichten van bedrijfsgebouwen met een hoogte van maximaal 16 m;

  5. omgevingsvergunning als bedoeld onder a tot en met d wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

    2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;

    5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1 Bedrijven

 

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50);

  2. voor nieuwe risicovolle inrichtingen, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar vanwege de inrichting op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen ligt;

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

5.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

 

5.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

5.4.4 Wonen

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen, behoudens daar waar door middel van een aanduiding een bedrijfswoning is toegestaan.

5.4.5 Bedrijfswoning

Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren.

 

5.4.6 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

 

5.4.7 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

5.4.8 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

5.4.9 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

 

5.4.10 Horeca

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant.

 

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

 

  1. lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan genoemd in lid 5.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 5.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

met dien verstande dat:

 

  1. geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50), niet zijn toegestaan.

 

5.5.2 Plaatsgebonden risicocontour

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.1 onder i voor de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar buiten de perceelsgrens of -grenzen van het bedrijf, op voorwaarde dat:

  1. de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen wordt;

  2. met de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;

  3. een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan;

  4. vooraf advies van de Regionale Brandweer wordt ingewonnen

 

 

5.5.3 Toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder n teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2.500 m², op voorwaarde dat:

  1. het kantoorvloeroppervlak passend is te beschouwen bij de maat, schaal en omvang van het bedrijf;

  2. het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;

  3. inwilliging van een verzoek om omgevingsvergunning niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven en niet mag plaatsvinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaar van een risicovolle inrichting.

 

 

Artikel 6 Bedrijventerrein - 2

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 en 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten alsmede groothandelsbedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2 uitgesloten' is een bedrijf in de categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uitgesloten.

  3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - reparatiebedrijf transportmiddelen' industriële en ambachtelijke bedrijven voor zover deze voorkomen in categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten en bedrijven uit categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor zover deze vallen onder bedrijvigheid als bedoeld in SBI-code 451 (uit; Standaard BedrijfsIndelingen 2008);

  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - retentiegebied' dient binnen de grenzen van deze aanduiding een retentievoorziening te worden gerealiseerd van 3.350 m3;

  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - stamlijn' tevens een stamlijn ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven;

  7. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

 

met dien verstande dat:

  1. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum van 1.500 m2;

  2. transport/vervoer van gevaarlijke stoffen over de stamlijn niet is toegestaan;

  3. nieuwe risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, tenzij de plaatsgebonden risicocontour van PR 10 -6/jaar binnen de eigen perceelsgrens van het bedrijf ligt;

  4. binnen een risicocontour van PR 10 -6/jaar mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Algemeen

 

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

 

  1. gebouwen;

  2. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

 

 

 

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de oppervlakte van bouwpercelen dient minimaal 3000 m2 en mag maximaal 50.000 m2 bedragen, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;

  3. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40% en niet meer dan 75%;

  4. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1.00 m te bedragen;

  5. onverminderd het onder a bepaalde, dient de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen ten minste 3 m te bedragen;

  6. de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 15 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;

 

6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor bestaande bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  1. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is slechts één bedrijfswoning toegestaan;

  3. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen, met dien verstande dat voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, de bestaande inhoud als maximum geldt;

  4. de afstand tot de zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen;

  5. de goot- en/of bouwhoogte van een niet-inpandige bedrijfswoning mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte 6 m;

    2. bouwhoogte 10 m;

  6. per bedrijfswoning mogen bijgebouwen worden opgericht met een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 en met een maximale oppervlakte van 40 m2.

 

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 3 m;

    2. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 25 m;

    3. bliksemafleiders 15 m.

 

6.2.5 Parkeernormen

 

Voor wat betreft parkeren gelden de volgende parkeernormen per functie:

 

  1. Groothandel / transport / industrie 2,60 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

  2. Opslag / magazijn 0.80 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

  3. Bedrijfsverzamelgebouw 1,30 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

  4. Perifere detailhandel 1,70 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo

 

met dien verstande dat de parkeerplaatsen voor de functies genoemd onder a tot en met d op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

6.3.1 Omvang, hoogte en positionering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:

  1. in lid 6.2.2 onder a ten behoeve van het oprichten van bedrijfsgebouwen buiten het bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer dan 5 m bedraagt;

  2. in lid 6.2.2 onder c tot een verlaging van het minimum bebouwingspercentage naar ten hoogste 20% c.q. tot een verhoging van het maximale bebouwigspercentage naar ten hoogste 85%;

  3. in lid 6.2.2 onder e ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen tot op één van de zijdelingse of achterliggende perceelsgrenzen;

  4. in lid 6.2.2 onder f voor het oprichten van bedrijfsgebouwen met een hoogte van maximaal 16 m;

  5. omgevingsvergunning als bedoeld in a tot en met d wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarden dat:

    1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;

    2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

    3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;

    5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

6.4.1 Bedrijven

Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:

  1. voor bedrijven als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer dat als bijlage in de regels is opgenomen (Stb. 1993, 50);

  2. voor nieuwe risicovolle inrichtingen, tenzij de plaatsgebonden risicocontour PR 10 -6/jaar vanwege de inrichting op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrenzen is gelegen;

  3. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.

 

6.4.2 Opslag

Het is niet toegestaan de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak en andere onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

6.4.3 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

 

 

6.4.4 Wonen

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor wonen, behoudens daar waar door middel van een aanduiding een bedrijfswoning is toegestaan.

 

6.4.5 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

6.4.6 Bedrijfswoning

Het is niet toegestaan op de gronden die niet zijn aangeduid als "bedrijfswoning" een bedrijfswoning te realiseren.

6.4.7 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen bij bedrijfswoningen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

6.4.8 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

6.4.9 Detailhandel en kantoren

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van detailhandel in ondergeschikte zin in ter plaatse vervaardigde of geproduceerde goederen en met uitzondering van bedrijven met een aparte aangegeven aanduiding.

6.4.10 Horeca

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant.

 

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

6.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 6.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. lid 6.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

 

met dien verstande dat:

  1. geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit niet zijn toegestaan.

 

 

6.5.2 Plaatsgebonden risicocontour

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder i voor de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting met een plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar buiten de perceelsgrens of -grenzen van het bedrijf, op voorwaarde dat:

 

  1. de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen wordt;

  2. met de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar vanwege een inrichting ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden;

  3. een verantwoording dient te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dat geldt ten tijde van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;

  4. vooraf advies wordt ingewonnen van de Regionale Brandweer.

 

6.5.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.7 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunningbestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

6.5.4 Toelaatbaar maximum vloeroppervlakte kantoor bij een bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder g teneinde de oppervlakte van een bij een bedrijf behorend kantoor te verhogen tot maximaal 2.500 m2, op voorwaarde dat:

  1. het kantoorvloeroppervlak passend is te beschouwen bij de maat, schaal en omvang van het bedrijf;

  2. het kantoorvloeroppervlak nooit meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen;

  3. inwilliging van een verzoek om omgevingsvergunning niet mag leiden tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van omliggende bedrijven en niet mag plaatsvinden binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10 -6/jaar van een risicovolle inrichting.

 

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

6.6.1 Wijzigingsbevoegdheid bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een bestaande bedrijfswoning aangeduid als 'bedrijfswoning' te schrappen, met inachtneming van de volgende regel:

  1. er dient sprake te zijn van beëindiging van de woonfunctie gedurende een jaar.

6.6.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. beplantingen;

  2. bermen;

  3. geluidswerende voorzieningen;

  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - stamlijn' is tevens een stamlijn toegestaan ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven;

  5. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, wegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling en bergbezinkbassins;

  6. watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.

 

7.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 2 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15 m.

 

 

 

 

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

7.3.1 Verkeer of Water

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' of 'Water' indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake verkeersstructuur, waterhuishouding en/of aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

7.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

 

Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.

Artikel 8 Tuin

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

(voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. aangebouwde bijgebouwen;

  2. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen.

 

8.2.2 Aangebouwde bijgebouwen

Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. aangebouwde bijgebouwen mogen tot op maximaal 1.50 voor de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht, met een breedte tot maximaal 75% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel en met een maximale breedte van 3,5 m;

  2. de afstand tot de voorste perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 1 m te bedragen;

  3. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag maximaal bedragen: de hoogte van de vloer van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;

  4. de diepte van een aangebouwd bijgebouw aan de zijgevel mag maximaal 3 m bedragen, waarbij een afstand van minimaal 3 m vanaf de voorgevel moet worden aangehouden;

  5. onverminderd hetgeen bepaald is in a tot en met d mag maximaal 50% van de tuin worden bebouwd.

 

8.2.3 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijn, met uitzondering van overkappingen mag ten hoogste bedragen:

  2. erfafscheidingen 1.00 m;

    1. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen 2.00 m.

 

 

 

 

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

8.3.1 Wijzigingsbevoegdheid Wro-zone

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Tuin' ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'.

Daarbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  1. de bepalingen zoals opgenomen in artikel 5 van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig van toepassing;

  2. de bestemming 'Wonen - 3' binnen deze zone reeds is gewijzigd danwel tevens gelijktijdig wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijventerrein - 1';

  3. uit een uit te voeren quick scan dient te worden aangetoond dat er vanuit milieukundig oogpunt geen belemmeringen zijn om deze wijziging toe te passen.

  4. uit een uit te voeren watertoets dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding;

  5. uit onderzoek dient te blijken dat er geen aantasting plaats vindt van de aanwezige archeologische waarden;

  6. uit een uit te voeren quick scan dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de in de omgeving aanwezige flora en fauna;

 

8.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

 

Bij de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.

 

 

Artikel 9 Verkeer

 

9.1 Bouwregels

 

9.1.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen en bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

  3. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' bouwwerken ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer.

 

9.1.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.

 

 

 

9.1.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 1.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15.00 m.

 

9.2 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook, opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen;

  2. voet- en fietspaden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. civieltechnische kunstwerken, zoals een brug, tunnel of viaduct of daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  5. beplantingen;

  6. bermen;

  7. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  8. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;

  9. geluidswerende voorzieningen;

  10. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' tevens voor spoorwegen met bijbehorende voorzieningen, waaronder bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer;

  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - stamlijn' tevens een stamlijn ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven;

 

9.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

9.3.1 Groen of Water

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen "Groen" of "Water", indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, waterhuishouding en/of aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

9.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.

 

Artikel 10 Water

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van water - stamlijn' is tevens een stamlijn toegestaan ten behoeve van de spoorwegaansluiting van de bedrijven;

  3. bergbezinkbassins;

  4. retentievoorzieningen;

  5. bermen;

  6. beplantingen;

  7. kunstwerken en kunstobjecten;

  8. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen, zijnde, ten behoeve van algemeen nut;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

10.2.2 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

  1. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;

  2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;

  3. de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.

 

10.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 2.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 15.00 m.

 

 

 

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

 

10.3.1 Groen of Verkeer

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Water' te wijzigen in de bestemmingen 'Groen' of 'Verkeer', indien is aangetoond dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en/of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.

 

10.3.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.

 

Artikel 11 Wonen - 2

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. twee-aaneen gebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen;

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijgebouwen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de diepte van het bouwvlak voor het hoofdgebouw bedraagt 12 m, tenzij op de kaart anders is aangegeven;

  3. de afstand van twee-aaneen gebouwde hoofdgebouwen aan de niet aaneen gebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;

  4. de afstand van vrijstaand gebouwde hoofdgebouwen tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;

  5. de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte: 6 m;

    2. bouwhoogte: 10 m.

 

11.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:

      1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 :30 m2;

      2. bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 :45 m2;

      3. bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 :60 m2;

      4. bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter :75 m2;

  3. bijgebouwen, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1.50 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

 

 

 

  1. indien de bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1.00 m te bedragen;

  2. de goot- en/ of bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. bijgebouwen opgericht voor de voorgevel: bouwhoogte maximaal 3 m;

    2. overige bijgebouwen: goothoogte 3.00 m;

    3. overige bijgebouwen: bouwhoogte 5.00 m.

 

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

    1. erfafscheidingen 2.00 m;

    2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3.00 m.

 

11.3 Nadere eisen

 

11.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2.50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 11.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

11.4 Afwijken van de bouwregels

 

11.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.2 en 11.2.3:

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verruimen met ten hoogste 3.00 m;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2;

met dien verstande dat:

  1. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

11.5 Specifieke gebruiksregels

 

11.5.1 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor een aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

11.5.2 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

11.5.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

11.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

11.6.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

11.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

11.6.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.5.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak of direct grenzend daaraan;

  4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 12 Wonen - 3

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vrijstaande woningen;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' is tevens een dienstverlenend bedrijf toegestaan.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijgebouwen;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;

  2. de afstand van het hoofdgebouw tot elke zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen met dien verstande dat wanneer het hoofdgebouw al op een kortere afstand staat tot de zijdelingse perceelsgrens de kortere afstand als minimum geldt;

  3. de goot- en / of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

    1. goothoogte: 3 m;

    2. bouwhoogte: 7 m.

 

12.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;

  2. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:

    1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 :30 m2;

    2. bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 :45 m2;

    3. bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 :60 m2;

    4. bij bouwpercelen van 1.000 m2 of groter :75 m2;

met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m2 van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;

  1. bijgebouwen, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1.50 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3.00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

 

  1. indien de bijgebouwen niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1.00 m te bedragen;

  2. de goot- en/ of bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste bedragen:

  3. bijgebouwen opgericht voor de voorgevel: bouwhoogte maximaal 3 m;

    1. overige bijgebouwen: goothoogte 3.00 m;

    2. overige bijgebouwen: bouwhoogte 5.00 m tenzij anders is aangegeven.

 

12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

  1. erfafscheidingen 2.00 m;

  2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3.00 m.

 

12.3 Nadere eisen

 

12.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2.50 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

  1. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  2. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2.50 m;

  3. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 12.2.3 onder b ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

 

12.4 Afwijken van de bouwregels

 

12.4.1 Omvang van de hoofdgebouwen en bijgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2.2 en 12.2.3:

  1. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen, buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak, te verruimen met ten hoogste 3.00 m;

  2. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10m2;

met dien verstande dat:

  1. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;

  2. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;

  3. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

12.5 Specifieke gebruiksregels

 

12.5.1 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken voor een aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten.

12.5.2 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

12.5.3 Bijgebouwen als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

12.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

12.6.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, mits:

  1. de woning inclusief bijgebouwen, die voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep nodig is, in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

  2. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp terinzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/ of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  4. het aan-huis-gebonden beroep geen publieksgericht karakter heeft;

  5. detailhandel alleen plaatsvindt als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep.

 

12.6.2 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

12.6.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.5.3 voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;

  3. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd binnen het bouwvlak of direct grenzend daaraan;

  4. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken; een en ander met dien verstande dat burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

 

12.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

12.7.1 Wijzigingsbevoegdheid Wro-zone

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen - 3' ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'.

Daarbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  1. de bepalingen zoals opgenomen in artikel 5 van dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig van toepassing;

  2. de bestemming 'Tuin' binnen deze zone reeds is gewijzigd danwel tevens gelijktijdig wordt gewijzigd;

  3. uit een uit te voeren quick scan dient te worden aangetoond dat er vanuit milieukundig oogpunt geen belemmeringen zijn om deze wijziging toe te passen.

  4. uit een uit te voeren watertoets dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de waterhuishouding;

  5. uit onderzoek dient te worden aangetoond dat er geen aantasting plaatsvindt van de aanwezige archeologische waarden;

  6. uit een uit te voeren quick scan dient te blijken dat er geen nadelige effecten voortvloeien voor de in de omgeving aanwezige flora en fauna;

 

12.7.2 Belangenprocedure bij specifieke wijzigingsbevoegdheid

 

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.

 

Artikel 13 Leiding

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aanleg en instandhouding van:

 

  1. een gastransportleiding en zuurstofleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 4 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding;

 

  1. een hoogspanningsleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 25 m aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsleiding;

 

  1. een waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' alsmede binnen de met deze dubbelbestemming aangegeven beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

 

één en ander met bijbehorende voorzieningen.

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Algemeen

 

Binnen deze dubbelbestemming zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet toegestaan.

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 Algemeen

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdbestemming toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leidingen geen bezwaar bestaat.

 

 

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

13.4.1 Verbod

 

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren;

 

  1. het aanbrengen van (half)verhardingen;

  2. het vergraven, ophogen, diepwoelen, of diepploegen van de bodem;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;

  4. het verwijderen van beplanting;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven cq. indrijven van voorwerpen;

  6. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

  7. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

13.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden

 

Het onder artikel 13.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning danwel omgevingsvergunning is verleend;

  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmigsplan in uitvoering waren;

  3. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

13.4.3 Toelaatbaarheid

 
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor zover door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

 

 

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

 

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

 

15.1 Percentages

Een aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

15.2 Bestaande afstanden en andere maten

 

15.2.1 Maximaal toelaatbaar

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

15.2.2 Minimaal toelaatbaar

In die gevallen dat afstand tot, en hoogte, inhoud, aantallen en / of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

15.2.3 Heroprichting

In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 15.2.1 en 15.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

15.3 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevel mogen/mag uitsluitend worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, trappen(huizen), hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's mits de overschrijding niet meer dan 2.50 m bedraagt;

  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 m bedraagt.

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

 

16.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

 

16.1.1 Strijdigheid artikelen

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 3 tot en met 13 aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

16.1.2 Specifieke afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

16.1.3 Belangenprocedure bij een specifieke afwijkingsregels

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.1.2 wordt pas verleend, nadat toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 19.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

 

17.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:

  1. ten aanzien van de plaats van de bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;

  2. van de in de artikelen 3 tot en met 13 genoemde maten resp. percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;

  3. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 meter zal bedragen.

 

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

 

18.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3.00 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

18.2 Algemene wijzigingsbevoegdheid voor antenne-installaties voor (mobiele) telecommunicatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de in het plan gelegen gronden te wijzigen voor het gebruik voor en de bouw van antenne-installaties voor (mobiele) telecommunicatie met inachtneming van de volgende regels:

  1. de hoogte van de antenne-installatie mag ten hoogste 5.00 m bedragen, gemeten tussen de onderkant en het hoogste punt van de antenne-installatie;

  2. de antenne-installaties dienen bij voorkeur op bestaande verticale elementen te worden geplaatst;

  3. de gebruikers dienen zoveel mogelijk gebruik te maken van elkaars installaties, tenzij dit technisch niet mogelijk is.

 

18.3 Belangenprocedure bij de algemene wijzigingsregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in artikel 19 in acht te worden genomen.

Artikel 19 Algemene procedureregels

 

 

19.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen voornemens zijn gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

19.2 Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een wijziging als bedoeld in artikel 19.1 gelden hiervoor de volgende procedureregels.

19.2.1 Termijn en terinzagelegging

Het ontwerpbesluit, houdende een wijziging als bedoeld in bovenstaande artikelen, ligt gedurende zes weken bij de gebruikelijke gemeentelijke informatiepunten voor belanghebbenden ter inzage.

19.2.2 Wijze bekendmaking

Burgemeester en wethouders geven van de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en verder op de gebruikelijke wijze bekend.

19.2.3 Zienswijzen

De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 20 Overgangsregels

 

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

20.2 Afwijken

Eenmalig kan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 20.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 20.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

20.8 Hardheidsclausule

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

 

 

Artikel 21 Slotregels

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Borchwerf II, veld B en Verbindingsweg Majoppeveld-Borchwerf II' van de gemeente Roosendaal.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

De voorzitter, De griffier,

 

Hoofdstuk 5 BIJLAGEN BIJ DE REGELS

 

Bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten

 

 

SBI-CODE

SBI-CODE 2008

OMSCHRIJVING

AFSTANDEN IN METERS

 

 

 

 

 

 

 

nr

Geur

Stof

Geluid

Gevaar

Groot

ste

Afstand

 

Catego

rie

15

10, 11

-

VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN

 

 

 

 

 

151

101, 102

0

Slachterijen en overige vleesverwerking:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

151

101, 102

1

- slachterijen en pluimveeslachterijen

100

0

100

C

 

50

R

100

D

3.2

151

101

4

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m²

100

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

151

101

5

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m²

50

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

151

101

6

- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m²

30

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

151

101, 102

7

- loonslachterijen

50

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

151

108

8

- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² D2

50

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

152

102

0

Visverwerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

152

102

5

- verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m²

100

10

50

 

 

30

 

100

 

3.2

152

102

6

- verwerken anderszins: p.o. <= 300 m²

50

10

30

 

 

10

 

50

 

3.1

1531

1031

0

Aardappelprodukten fabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1531

1031

2

- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m²

50

10

50

 

 

50

R

50

 

3.1

1532, 1533

1032, 1039

0

Groente- en fruitconservenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1532, 1533

1032, 1039

1

- jam

50

10

100

C

 

10

 

100

 

3.2

1532, 1533

1032, 1039

2

- groente algemeen

50

10

100

C

 

10

 

100

 

3.2

1532, 1533

1032, 1039

3

- met koolsoorten

100

10

100

C

 

10

 

100

 

3.2

1551

1052

0

Zuivelprodukten fabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1551

1051

3

- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j

50

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

1552

1052

1

Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m²

50

0

100

C

 

50

R

100

 

3.2

1552

1052

2

- consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m²

10

0

30

 

 

0

 

30

 

2

1581

1071

0

Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1581

1071

1

- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens

30

10

30

C

 

10

 

30

 

2

1581

1071

2

- v.c. >= 7500 kg meel/week

100

30

100

C

 

30

 

100

 

3.2

1582

1072

 

Banket, biscuit- en koekfabrieken

100

10

100

C

 

30

 

100

 

3.2

1583

1081

0

Suikerfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1584

10821

0

Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:

 

 

 

 

1584

10821

2

- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²

100

30

50

 

 

30

 

100

 

3.2

1584

10821

5

- Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²

100

30

50

 

 

30

R

100

 

3.2

1585

1073

 

Deegwarenfabrieken

50

30

10

 

 

10

 

50

 

3.1

1586

1083

0

Koffiebranderijen en theepakkerijen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1586

1083

2

- theepakkerijen

100

10

30

 

 

10

 

100

 

3.2

1589.2

1089

0

Soep- en soeparomafabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

1589.2

1089

1

- zonder poederdrogen

100

10

50

 

 

10

 

100

 

3.2

1598

1107

 

Mineraalwater- en frisdrankfabrieken

10

0

100

 

 

50

R

100

 

3.2

17

13

-

VERVAARDIGING VAN TEXTIEL

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

171

131

 

Bewerken en spinnen van textielvezels

10

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

172

132

0

Weven van textiel:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

172

132

1

- aantal weefgetouwen < 50

10

10

100

 

 

0

 

100

 

3.2

173

133

 

Textielveredelingsbedrijven

50

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

174, 175

139

 

Vervaardiging van textielwaren

10

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

176, 177

139, 143

 

Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen

0

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

18

14

-

VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT

181

141

 

Vervaardiging kleding van leer

30

0

50

 

 

0

 

50

 

3.1

183

142, 151

 

Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont

50

10

10

 

 

10

 

50

 

3.1

19

15

-

VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)

 

 

 

192

151

 

Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)

50

10

30

 

 

10

 

50

D

3.1

193

152

 

Schoenenfabrieken

50

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

20

16

-

HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.

2010.1

16101

 

Houtzagerijen

0

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

2010.2

16102

0

Houtconserveringsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2010.2

16102

2

- met zoutoplossingen

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

202

1621

 

Fineer- en plaatmaterialenfabrieken

100

30

100

 

 

10

 

100

 

3.2

203, 204, 205

162

0

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout

0

30

100

 

 

0

 

100

 

3.2

203, 204, 205

162

1

Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2

0

30

50

 

 

0

 

50

 

3.1

21

17

-

VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN

2112

1712

0

Papier- en kartonfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2112

1712

1

- p.c. < 3 t/u

50

30

50

C

 

30

R

50

 

3.1

212

172

 

Papier- en kartonwarenfabrieken

30

30

100

C

 

30

R

100

 

3.2

2121.2

17212

0

Golfkartonfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2121.2

17212

1

- p.c. < 3 t/u

30

30

100

C

 

30

R

100

 

3.2

22

58

-

UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA

2221

1811

 

Drukkerijen van dagbladen

30

0

100

C

 

10

 

100

 

3.2

2222

1812

 

Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)

30

0

100

 

 

10

 

100

 

3.2

23

19

-

AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN

2320.2

19202

A

Smeeroliën- en vettenfabrieken

50

0

100

 

 

30

R

100

 

3.2

24

20

-

VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN

 

 

 

 

 

 

 

 

2442

2120

0

Farmaceutische produktenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2442

2120

1

- formulering en afvullen geneesmiddelen

50

10

50

 

 

50

R

50

 

3.1

2462

2052

0

Lijm- en plakmiddelenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2462

2052

1

- zonder dierlijke grondstoffen

100

10

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2464

205902

 

Fotochemische produktenfabrieken

50

10

100

 

 

50

R

100

 

3.2

2466

205903

A

Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken

50

10

50

 

 

50

R

50

 

3.1

25

22

-

VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF

 

 

 

2512

221102

0

Loopvlakvernieuwingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2512

221102

1

- vloeropp. < 100 m2

50

10

30

 

 

30

 

50

 

3.1

2513

2219

 

Rubber-artikelenfabrieken

100

10

50

 

 

50

R

100

D

3.2

252

222

0

Kunststofverwerkende bedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

252

222

3

- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen

50

30

50

 

 

30

 

50

 

3.1

26

23

-

VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN

261

231

0

Glasfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

261

231

1

- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j

30

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2615

231

 

Glasbewerkingsbedrijven

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

262, 263

232, 234

0

Aardewerkfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

262, 263

232, 234

2

- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW

30

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2651

2351

0

Cementfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2661.2

23612

0

Kalkzandsteenfabrieken:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2661.2

23612

1

- p.c. < 100.000 t/j

10

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2662

2362

 

Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken

50

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2663, 2664

2363, 2364

0

Betonmortelcentrales:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2663, 2664

2363, 2364

1

- p.c. < 100 t/u

10

50

100

 

 

10

 

100

 

3.2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2665, 2666

2365, 2369

0

Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:

 

 

 

 

 

2665, 2666

2365, 2369

1

- p.c. < 100 t/d

10

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

267

237

0

Natuursteenbewerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

267

237

1

- zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m²

10

30

100

 

 

0

 

100

D

3.2

267

237

2

- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m²

10

30

50

 

 

0

 

50

 

3.1

2681

2391

 

Slijp- en polijstmiddelen fabrieken

10

30

50

 

 

10

 

50

D

3.1

2682

2399

C

Minerale produktenfabrieken n.e.g.

50

50

100

 

 

50

 

100

D

3.2

28

25, 31

-

VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)

281

251, 331

0

Constructiewerkplaatsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

281

251, 331

1

- gesloten gebouw

30

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

281

251, 331

1a

- gesloten gebouw, p.o. < 200 m2

30

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

284

255, 331

B

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d.

50

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

284

255, 331

B1

Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2

30

30

50

 

 

10

 

50

D

3.1

2851

2561, 3311

0

Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2851

2561, 3311

1

- algemeen

50

50

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2851

2561, 3311

11

- metaalharden

30

50

100

 

 

50

 

100

D

3.2

2851

2561, 3311

12

- lakspuiten en moffelen

100

30

100

 

 

50

R

100

D

3.2

2851

2561, 3311

2

- scoperen (opspuiten van zink)

50

50

100

 

 

30

R

100

D

3.2

2851

2561, 3311

3

- thermisch verzinken

100

50

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2851

2561, 3311

4

- thermisch vertinnen

100

50

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2851

2561, 3311

5

- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten)

30

50

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2851

2561,3311

6

- anodiseren, eloxeren

50

10

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2851

2561, 3311

7

- chemische oppervlaktebehandeling

50

10

100

 

 

30

 

100

 

3.2

2851

2561, 3311

8

- emailleren

100

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

2851

2561, 3311

9

- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed)

30

30

100

 

 

50

 

100

 

3.2

2852

2562, 3311

1

Overige metaalbewerkende industrie

10

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

2852

2562, 3311

2

Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2

10

30

50

 

 

10

 

50

D

3.1

287

259, 331

B

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.

30

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

287

259, 331

B

Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2

30

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

29

27, 28, 33

-

VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN

 

 

 

 

 

 

 

 

29

27, 28, 33

0

Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

29

27, 28, 33

1

- p.o. < 2.000 m2

30

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

30

26, 28, 33

-

VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS

 

 

 

 

30

26, 28, 33

A

Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

31

26, 27, 33

-

VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.

314

272

 

Accumulatoren- en batterijenfabrieken

100

30

100

 

 

50

 

100

 

3.2

32

26, 33

-

VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.

321 t/m 323

261, 263, 264, 331

Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d.

30

0

50

 

 

30

 

50

D

3.1

3210

2612

 

Fabrieken voor gedrukte bedrading

50

10

50

 

 

30

 

50

 

3.1

33

26, 32, 33

-

VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN

33

26, 32, 33

A

Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie

30

0

30

 

 

0

 

30

 

2

34

29

 

VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS

343

293

 

Auto-onderdelenfabrieken

30

10

100

 

 

30

R

100

 

3.2

35

30

-

VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)

351

301, 3315

0

Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

351

301, 3315

1

- houten schepen

30

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

351

301, 3315

2

- kunststof schepen

100

50

100

 

 

50

R

100

 

3.2

352

302, 317

0

Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

352

302, 317

1

- algemeen

50

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

354

309

 

Rijwiel- en motorrijwielfabrieken

30

10

100

 

 

30

R

100

 

3.2

355

3099

 

Transportmiddelenindustrie n.e.g.

30

30

100

 

 

30

 

100

D

3.2

36

31

-

VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.

 

 

 

361

310

1

Meubelfabrieken

50

50

100

 

 

30

 

100

D

3.2

361

9524

2

Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2

0

10

10

 

 

0

 

10

 

1

362

321

 

Fabricage van munten, sieraden e.d.

30

10

10

 

 

10

 

30

 

2

363

322

 

Muziekinstrumentenfabrieken

30

10

30

 

 

10

 

30

 

2

364

323

 

Sportartikelenfabrieken

30

10

50

 

 

30

 

50

 

3.1

365

324

 

Speelgoedartikelenfabrieken

30

10

50

 

 

30

 

50

 

3.1

3663.1

32991

 

Sociale werkvoorziening

0

30

30

 

 

0

 

30

 

2

3663.2

32999

 

Vervaardiging van overige goederen n.e.g.

30

10

50

 

 

30

 

50

D

3.1

40

35

-

PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER

40

35

B0

bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:

 

 

 

 

 

 

 

 

40

35

B1

- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie

100

50

100

 

 

30

R

100

 

3.2

40

35

B2

- vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa

50

50

100

 

 

30

R

100

 

3.2

40

35

C0

Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:

 

 

 

 

 

 

40

35

C1

- < 10 MVA

0

0

30

C

 

10

 

30

 

2

40

35

C2

- 10 - 100 MVA

0

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

40

35

C3

- 100 - 200 MVA

0

0

100

C

 

50

 

100

 

3.2

40

35

D0

Gasdistributiebedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

35

D5

- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D

0

0

50

C

 

50

R

50

 

3.1

40

35

E0

Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

40

35

E1

- stadsverwarming

30

10

100

C

 

50

 

100

 

3.2

41

36

-

WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

41

36

A0

Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

41

36

A2

- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling

10

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

41

36

B0

Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

41

36

B1

- < 1 MW

0

0

30

C

 

10

 

30

 

2

41

36

B2

- 1 - 15 MW

0

0

100

C

 

10

 

100

 

3.2

45

41, 42, 43

-

BOUWNIJVERHEID

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

45

41, 42, 43

0

Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m²

10

30

100

 

 

10

 

100

 

3.2

45

41, 42, 43

1

- bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m²

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

45

41, 42, 43

2

Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m²

10

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

45

41, 42, 43

3

- aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m²

0

10

30

 

 

10

 

30

 

2

50

45, 47

-

HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS

501

451

 

Groothandel in vrachtauto's (incl. import)

10

10

100

 

 

10

 

100

 

3.2

5020.4

45204

A

Autoplaatwerkerijen

10

30

100

 

 

10

 

100

 

3.2

5020.4

45204

C

Autospuitinrichtingen

50

30

30

 

 

30

R

50

 

3.1

51

46

-

GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5121

4621

0

Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders

30

30

50

 

 

30

R

50

 

3.1

5123

4623

 

Grth in levende dieren

50

10

100

C

 

0

 

100

 

3.2

5124

4624

 

Grth in huiden, vellen en leder

50

0

30

 

 

0

 

50

 

3.1

5125, 5131

46217, 4631

Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen

30

10

30

 

 

50

R

50

 

3.1

5132, 5133

4632, 4633

 

Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën

10

0

30

 

 

50

R

50

 

3.1

5134

4634

 

Grth in dranken

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

5135

4635

 

Grth in tabaksprodukten

10

0

30

 

 

0

 

30

 

2

5136

4636

 

Grth in suiker, chocolade en suikerwerk

10

10

30

 

 

0

 

30

 

2

5137

4637

 

Grth in koffie, thee, cacao en specerijen

30

10

30

 

 

0

 

30

 

2

5138, 5139

4638, 4639

 

Grth in overige voedings- en genotmiddelen

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

514

464, 46733

 

Grth in overige consumentenartikelen

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

5148.7

46499

0

Grth in vuurwerk en munitie:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5148.7

46499

1

- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton

10

0

30

 

 

10

V

30

 

2

5148.7

46499

2

- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton

10

0

30

 

 

50

V

50

 

3.1

5148.7

46499

5

- munitie

0

0

30

 

 

30

 

30

 

2

5151.1

46711

0

Grth in vaste brandstoffen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5151.1

46711

1

- klein, lokaal verzorgingsgebied

10

50

50

 

 

30

 

50

 

3.1

5151.3

46713

 

Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen)

100

0

30

 

 

50

 

100

 

3.2

5152.2 /.3

46722, 46723

Grth in metalen en -halffabrikaten

0

10

100

 

 

10

 

100

 

3.2

5153

4673

0

Grth in hout en bouwmaterialen:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5153

4673

1

- algemeen: b.o. > 2000 m²

0

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

5153

4673

2

- algemeen: b.o. <= 2000 m²

0

10

30

 

 

10

 

30

 

2

5153.4

46735

4

zand en grind:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

5153.4

46735

5

- algemeen: b.o. > 200 m²

0

30

100

 

 

0

 

100

 

3.2

5153.4

46735

6

- algemeen: b.o. <= 200 m²

0

10

30

 

 

0

 

30

 

2

5154

4674

0

Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:

 

 

 

 

 

 

 

5154

4674

1

- algemeen: b.o. > 2.000 m²

0

0

50

 

 

10

 

50

 

3.1

5154

4674

2

- algemeen: b.o. < = 2.000 m²

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

5155.1

46751

 

Grth in chemische produkten

50

10

30

 

 

100

R

100

D

3.2

5155.2

46752

 

Grth in kunstmeststoffen

30

30

30

 

 

30

R

30

 

2

5156

4676

 

Grth in overige intermediaire goederen

10

10

30

 

 

10

 

30

 

2

5157

4677

0

Autosloperijen: b.o. > 1000 m²

10

30

100

 

 

30

 

100

 

3.2

5157

4677

1

- autosloperijen: b.o. <= 1000 m²

10

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

5157.2/3

4677

0

Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m²

10

30

100

 

 

10

 

100

D

3.2

5157.2/3

4677

1

- overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m²

10

10

50

 

 

10

 

50

 

3.1

518

466

0

Grth in machines en apparaten:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

518

466

1

- machines voor de bouwnijverheid

0

10

100

 

 

10

 

100

 

3.2

518

466

2

- overige

0

10

50

 

 

0

 

50

 

3.1

519

466, 469

 

Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2

60

49

-

VERVOER OVER LAND

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6021.1

493

 

Bus-, tram- en metrostations en -remises

0

10

100

C

 

0

 

100

D

3.2

6023

493

 

Touringcarbedrijven

10

0

100

C

 

0

 

100

 

3.2

6024

494

0

Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m²

0

0

100

C

 

30

 

100

 

3.2

6024

494

1

- Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²

0

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

603

495

 

Pomp- en compressorstations van pijpleidingen

0

0

30

C

 

10

 

30

D

2

63

52

-

DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6311.2

52242

0

Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:

 

 

 

 

 

 

 

 

6311.2

52242

2

- stukgoederen

0

10

100

 

 

50

R

100

D

3.2

6312

52102, 52109

A

Distributiecentra, koelhuizen

30

10

50

C

 

50

R

50

D

3.1

6312

52109

B

Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)

0

0

30

C

 

10

 

30

 

2

6321

5221

2

Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties)

10

0

100

C

 

30

 

100

 

3.2

64

53

-

POST EN TELECOMMUNICATIE

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

641

531, 532

 

Post- en koeriersdiensten

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

642

61

A

Telecommunicatiebedrijven

0

0

10

C

 

0

 

10

 

1

71

77

-

VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN

712

7712, 7739

 

Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's)

10

0

50

 

 

10

 

50

D

3.1

713

773

 

Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen

10

0

50

 

 

10

 

50

D

3.1

714

772

 

Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.

10

10

30

 

 

10

 

30

D

2

72

62

-

COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE

 

 

 

 

 

 

 

72

58, 63

B

Datacentra

0

0

30

C

 

0

 

30

 

2

74

63, 69tm71, 73,74,77,78, 80tm82

-

OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

747

812

 

Reinigingsbedrijven voor gebouwen

50

10

30

 

 

30

 

50

D

3.1

7481.3

74203

 

Foto- en filmontwikkelcentrales

10

0

30

C

 

10

 

30

 

2

90

37, 38, 39

-

MILIEUDIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9001

3700

B

rioolgemalen

30

0

10

C

 

0

 

30

 

2

9002.1

381

A

Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d.

50

30

50

 

 

10

 

50

 

3.1

9002.1

381

B

Gemeentewerven (afval-inzameldepots)

30

30

50

 

 

30

R

50

 

3.1

9002.2

382

A0

Afvalverwerkingsbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9002.2

382

A2

- kabelbranderijen

100

50

30

 

 

10

 

100

 

3.2

9002.2

382

A4

- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen)

50

10

30

 

 

10

 

50

 

3.1

9002.2

382

A5

- oplosmiddelterugwinning

100

0

10

 

 

30

R

100

D

3.2

9002.2

382

A7

- verwerking fotochemisch en galvano-afval

10

10

30

 

 

30

R

30

 

2

9002.2

382

C0

Composteerbedrijven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9002.2

382

C3

- belucht v.c. < 20.000 ton/jr

100

100

100

 

 

10

 

100

 

3.2

93

96

-

OVERIGE DIENSTVERLENING

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

9301.1

96011

A

Wasserijen en strijkinrichtingen

30

0

50

C

 

30

 

50

 

3.1

9301.1

96011

B

Tapijtreinigingsbedrijven

30

0

50

 

 

30

 

50

 

3.1

9301.2

96012

 

Chemische wasserijen en ververijen

30

0

30

 

 

30

R

30

 

2

9301.3

96013

A

Wasverzendinrichtingen

0

0

30

 

 

0

 

30

 

2