Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De als ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;

  3. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;

  4. ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;

  5. ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ tevens paardenhouderijen zijn toegestaan;

  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - nertsenfokkerij’ tevens nertsenfokkerijen zijn toegestaan;

  7. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - valkenhouderij’ tevens valkenhouderijen zijn toegestaan;

  8. een grondverzetbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondverzet';

  9. waarbij voor a tot en met h geldt dat niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;

  10. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

  11. een waterbassin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - waterbassin';

  12. een kampeerboerderij ter plaatse van de aanduiding ‘kampeerboerderij’;

  13. teeltondersteunende kassen;

  14. productiegebonden detailhandel;

  15. statische (binnen)opslag;

  16. kleinschalig logeren;

  17. kleinschalig kamperen;

  18. aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;

  19. paden en wegen en parkeervoorzieningen;

  20. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  21. groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;

  22. behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’;

  23. extensief recreatief medegebruik.

 
 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende voorwaarden:

  1. Het bestemmingsvlak wordt beschouwd als bouwvlak, met uitzondering van die bestemmingsvlakken waar een separaat bouwvlak is opgenomen, indien een separaat bouwvlak is opgenomen mag uitsluitend binnen dat bouwvlak worden gebouwd.

  2. Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

  3. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

  1. de afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;

  2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m.

  3. Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.

  4. Kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 3 ha, de goothoogte niet meer mag bedragen dan 6 m en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m, tenzij anders aangeduid.

  5. In afwijking van het bepaalde onder c mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd op bouwvlakken die niet zijn aangeduid als ‘glastuinbouw’, waarbij geldt dat:

  1. de bouw niet is toegestaan op bouwvlakken gelegen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 1' en 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' ;

  2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.200 m²;

  3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m;

  4. de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m;

  5. advies AAB vooraf inzake de nut- en noodzaak agrarische bedrijfsvoering.

 
 

  1. In afwijking van het bepaalde onder b mogen kleine rijhallen worden gebouwd op bouwvlakken die zijn aangeduid als ‘paardenhouderij’, waarbij geldt dat:

  1. de bouw niet is toegestaan op bouwvlakken gelegen in de bestemmingen 'Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2' ;

  2. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.000 m²;

  3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,5 m;

  4. de afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder mag bedragen dan 25 m;

  5. advies AAB vooraf inzake de nut- en noodzaak agrarische bedrijfsvoering.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders aangeduid.

  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is geen bedrijfswoning toegestaan.

  3. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³, met dien verstande dat bij woonboerderijen het gehele volume mag worden bewoond.

  4. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

 

4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

  1. Bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2,5 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².

  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

  5. De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 15 m.

  6. Bij afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) met een oppervlakte van meer dan 100 m², mag de in sub b genoemde oppervlakte worden verhoogd met 50% van de oppervlakte van de te slopen vrijstaande bijgebouwen c.q. bijgebouw met dien verstande dat het in sub b genoemde oppervlakte niet bij de berekening mag worden betrokken en alle overtollige bebouwing moet worden gesloopt. Het maximaal toegestane gezamenlijke oppervlak van de bijgebouwen na afbraak mag niet meer bedragen dan 200 m². Deze bepaling is niet van toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.

 
 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.

  2. De hoogte van warmwatersilo’s bij kassen, torensilo’s, mestvergistinginstallaties en kleine windmolens mag niet meer bedragen dan 15 m.

  3. De hoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.

  4. De hoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

  5. De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m respectievelijk 15 m.

  6. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.3 Ontheffing van de bouwregels

 

4.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

  1. lid 4.2.1 onder c, sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;

  2. lid 4.2.1 onder c, sub 2 voor het bouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet worden aangetast;

  3. lid 4.2.2 onder a en b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’, met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

  4. lid 4.2.2 onder d voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere oppervlakte tot maximaal 5.000 m², indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, waarbij vooraf advies dient te worden ingewonnen bij de AAB;

  5. lid 4.2.4 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 15 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

  6. lid 4.2.5 onder b voor het bouwen warmwatersilo’s bij kassen, torensilo’s, mestvergistinginstallaties en kleine windmolens tot 20 m;

 
 

  1. lid 4.2.5 onder f voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m.

 

4.3.2 Bouwwerken ten behoeve van seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Stacaravans en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.

  2. De caravans en/of woonunits dienen te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  3. De tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders in caravans en/of woonunits is toegestaan gedurende maximaal 9 maanden per jaar.

  4. De caravans en/of woonunits dienen te worden geplaatst binnen het bestaande bestemmingsvlak.

  5. Per bestemmingsvlak zijn maximaal 6 caravans/woonunits toegestaan.

  6. De oppervlakte per caravan/woonunit mag maximaal 60 m² bedragen.

  7. De bouwhoogte van een caravan/woonunit mag maximaal 3,5 m bedragen.

  8. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

  9. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.3.3 Ontheffing kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.1 sub q voor het toestaan van extra plekken kleinschalig kamperen in de vorm van kamperen bij de boer in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De totale omvang van het kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 25 kampeermiddelen.

  2. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 0,5 ha.

  3. De gronden die gebruikt worden voor het kleinschalig kamperen dienen direct te grenzen aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van het agrarische bedrijf.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 
 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Nevenfuncties

Voor de uitoefening van nevenfuncties gelden de volgende voorwaarden:

  1. De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel mag niet meer bedragen dan 25 m² en ter plaatse van de aanduiding 'overig - bebouwingsconcentratie' mag de oppervlakte aan productiegebonden detailhandel niet meer bedragen dan 50 m².

  2. De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² en ter plaatse van de aanduiding 'overig - bebouwingsconcentratie' mag de oppervlakte aan statische (binnen)opslag niet meer bedragen dan 2.000 m².

  3. De oppervlakte ten behoeve van kleinschalig logeren mag niet meer bedragen dan 400 m² (in maximaal 5 eenheden).

  4. Het aantal kampeermiddelen bij kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 15.

  5. Het uitoefenen van overige nevenfuncties is niet toegestaan.

 

4.4.2 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor huisvesting seizoensarbeiders

  1. Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

  2. Het gebruik van bedrijfswoningen voor de huisvesting van seizoensarbeiders is niet toegestaan.

 

4.4.3 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Binnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch Bedrijf’ is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf toegestaan als nevenfunctie bij de woonfunctie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m².

  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.

  3. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.

  4. Aan huis verbonden bedrijven zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1.

  5. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.

  6. De activiteit moet uitgeoefend worden door de bewoner.

 
 

4.4.4 Bewoning woonboerderijen

Bij woonboerderijen mag het totale volume worden bewoond.

 

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

 

4.5.1 Nevenfuncties

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.1 voor nevenfuncties, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het uitoefenen van nevenfuncties is niet toegestaan op agrarische bedrijven die liggen binnen of grenzen aan de bestemmingen ‘Agrarisch met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 2’ en/of ‘Natuur’.

  2. De agrarische functie op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.

  3. De volgende nevenfuncties bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:

    1. Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer dan 400 m².

    2. Zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 375 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer dan 250 m².

    3. Recreatieve doeleinden in de vorm van kleinschalig logeren tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van 600 m² (in maximaal 8 eenheden) ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’.

    4. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de nevenfuncties zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².

    5. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties mag de totale oppervlakte niet meer bedragen dan 25% van de bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 1.000 m² ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ en voor het overige niet meer dan 500 m².

    6. Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.

  4. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  5. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  6. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  7. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan.

 
 

4.5.2 Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen voor seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.4.2 onder a en kunnen toestaan dat als ondergeschikte activiteit bij de agrarische bedrijfsfunctie bestaande bedrijfsgebouwen voor de huisvesting van seizoensarbeiders worden gebruikt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 400 m².

  2. Gebruik van de bedrijfsbebouwing voor de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan gedurende maximaal 9 maanden per kalenderjaar.

  3. De bedrijfsbebouwing dient te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

  4. Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.

  5. De bewoning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De bewoning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

4.6 Sloopvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorisch waarden'. Er dient alvorens een sloopvergunning te verlenen door burgemeester en wethouders schriftelijk advies te zijn gevraagd bij de monumentencommissie of een terzake deskundige.

 

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.7.1 Vormverandering bestemmingsvlak agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een of meerdere aan deze bestemming grenzende bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1' ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak van deze bestemming, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast gelijktijdig met de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' en 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en Natuurwaarden 1'.

  2. Vormverandering is toegestaan, met uitzondering van vormverandering voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.

  3. De vormverandering dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling.

  4. De totale oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

 

4.7.2 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de functieaanduiding binnen de bestemming te wijzigen in een bestemming zonder functieaanduiding, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De betreffende bedrijfsactiviteit dient te zijn beëindigd.

  2. Het betreffende agrarische bedrijf dient te zijn omgeschakeld naar een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

 

4.7.3 Wijzigen ten behoeve van omschakeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ te wijzigen in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ met de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en ‘paardenhouderij’, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging naar ‘intensieve veehouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – Landbouwontwikkelingsgebied’.

  2. De wijziging naar ‘intensieve kwekerij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’ en/of 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden'.

  3. De wijziging naar ‘paardenhouderij’ mag uitsluitend plaatsvinden op bestemmingsvlakken die zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch’, 'Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden' en/of 'Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden 1'.

  4. Het bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.

  5. De wijziging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben.

  6. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

4.7.4 Bouwen 1e bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De wijziging kan alleen worden verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.

  2. De bedrijfswoning moet noodzakelijk zijn, wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.

 
 

  1. De bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

  2. Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.

  3. Het bouwen dient op een hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.

 

4.7.5 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.

  2. Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. Het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen en garage/bergingen en de wijziging gelijktijdig plaatsvindt met wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-1’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Landschaps- en Natuurwaarden-2’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.

  4. Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat, ofwel 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 15% van de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m², waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.

  5. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  6. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

4.7.6 Wijzigen naar Wonen ten behoeve van de bouw van een extra woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de bouw van een extra woning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is alleen toegestaan voor bedrijven die zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overig - bebouwingsconcentratie' en 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied'.

 
 

  1. De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'.

  2. Het agrarisch gebruik ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik niet langer mogelijk is.

  3. Er dient, per woning, minimaal 1.000 m² aan agrarische bebouwing, ten dienste van de intensieve veehouderij te worden gesloopt. Hierbij geldt dat de minimale oppervlakte van een te slopen gebouw 200 m² dient te bedragen.

  4. Er dient, per woning, minimaal 3.500 kg fosfaat uit de markt te worden gehaald als gevolg van doorhaling van de voor het bedrijf voor de locatie geregistreerde (milieu)rechten voor de intensieve veehouderij.

  5. Het aantal extra woningen mag niet meer bedragen dan 2.

  6. De overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt met uitzondering van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

  7. De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m³.

  8. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  9. Er is sprake van een goede architectonische inpassing van de woning.

  10. De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

  11. De overige gronden van deze bestemming worden bestemd overeenkomstig de bestemming 'Wonen' of de aangrenzende gebiedsgerichte bestemmingen.

  12. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

  13. Op een locatie waarmee met toepassing van de Ruimte voor Ruimte regeling reeds gebouwen zijn gesloopt, mag geen nieuwe bebouwing worden gebouwd.

  14. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.7 Boerderijsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van de splitsing van de voormalige agrarische bedrijfswoning in twee woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Splitsing is alleen toegestaan indien het een woonboerderij betreft.

  3. Deze wijziging is niet toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  4. Het bouwvlak wordt verkleind tot de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven en verhardingen inclusief garage en bergingen.

  5. De bouwmassa van de te splitsen woonboerderij dient een inhoud te hebben van ten minste 900 m³.

  6. Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 400 m³.

  7. Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden, mogen niet worden aangetast.

  8. Alle voormalige overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat 15 % van de oppervlakte van de voormalige overtollige bedrijfsgebouwen worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 240 m² per woning, waarbij cultuurhistorisch waardevolle gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ gehandhaafd dienen te blijven.

  9. De woning mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  10. De nieuwe woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

 

4.7.8 Wijziging ten behoeve van statische (binnen)opslag

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van statische binnenopslag, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. De opslag dient zich te beperken tot statische binnenopslag in bestaande gebouwen.

  3. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven en opslag in kassen niet is toegestaan.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan opslag mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 2.000 m².

  5. Statische binnenopslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

  6. De statische binnenopslag mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. Detailhandel is niet toegestaan.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 
 

4.7.9 Wijziging ten behoeve van recreatieve voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ‘Recreatie – Dagrecreatie’ of ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ ten behoeve van recreatieve voorzieningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging niet is toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De oppervlakte aan recreatieve voorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 500 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan recreatieve voorzieningen mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 750 m².

  5. Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².

  6. De vestiging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De vestiging van de recreatieve voorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

  9. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de commissie Recreatie en Toerisme.

 

4.7.10 Wijziging ten behoeve van manege

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in een bestemming ‘Sport – Manege’ ten behoeve van de bouw van een manege waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging is uitsluitend toegestaan in bebouwingsconcentraties ter plaatse van de aanduiding ‘overig – bebouwingsconcentratie’.

  3. Deze wijziging niet is toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’.

  4. De oppervlakte van een manege per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 1.000 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.

  5. In afwijking van het bepaalde onder d geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig- bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte van een manege mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 1.500 m².

  6. Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².

  7. De vestiging mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  8. De vestiging van een manege mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  9. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.11 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van agrarisch technische hulpbedrijven en/of agrarisch verwante bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van een agrarisch technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. De vestiging is niet toegestaan op agrarische locaties gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch met Waarden – Landschaps- en Natuurwaarden-2’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’.

  3. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 400 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan bedrijf mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 600 m².

  5. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (in bijlage 1) zijn toegestaan.

  6. Buitenopslag is niet toegestaan.

  7. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  8. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  9. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 
 

4.7.12 Wijziging naar Bedrijf ten behoeve van niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf’ ten behoeve van het vestigen van een niet-agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk

  2. De vestiging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘overig -bebouwingsconcentratie’.

  3. De oppervlakte aan bedrijvigheid per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 600 m², waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.

  4. Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (in bijlage 1) zijn toegestaan.

  5. Buitenopslag is niet toegestaan.

  6. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De vestiging van het bedrijf mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.

 

4.7.13 Wijziging naar Maatschappelijk

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming Maatschappelijk ten behoeve van maatschappelijke en culturele voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het agrarisch bedrijf is ter plaatse beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

  2. Deze wijziging niet is toegestaan op agrarische locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.

  3. De oppervlakte aan zorgvoorzieningen per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 250 m². waarbij cultuurhistorische waardevolle gebouwen gehandhaafd dienen te blijven.

  4. In afwijking van het bepaalde onder c geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘overig - bebouwingsconcentratie’ de oppervlakte aan zorgvoorzieningen mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bebouwing tot een maximum van 375 m².

  5. Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een maximale oppervlakte van 50 m².

  6. De vestiging van zorgvoorzieningen mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.

  7. De vestiging van de zorgvoorzieningen mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.

  8. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.