Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  10

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  11

Artikel 3      Cultuur en Ontspanning  11

Artikel 4      Gemengd – 1   14

Artikel 5      Gemengd – 2   17

Artikel 6      Verkeer – Verblijf 20

Artikel 7      Wonen  22

Artikel 8      Waarde - Archeologie 1   26

Artikel 9      Waarde - Archeologie 2   29

Artikel 10    Waterstaat – Waterkering  33

Hoofdstuk 3      Algemene regels  35

Artikel 11    Anti-dubbeltelbepaling  35

Artikel 12    Algemene bouwregels  35

Artikel 13    Algemene gebruiksregels  37

Artikel 14    Algemene afwijkingsregels  37

Artikel 15    Algemene wijzigingsregels  38

Hoofdstuk 4      Overgangs- en Slotregels  39

Artikel 16    Overgangsrecht 39

Artikel 17    Slotregel 40


 

 

Bijlage: Lijst van bedrijfsactiviteiten

 

Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ’t Schriksel (Q4 fase 2)’ van de gemeente Venlo.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL2011002SCHRIKSL-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aaneengesloten woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

 

aan huis gebonden bedrijf:

het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

 

aan huis gebonden beroep:

het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.

 

ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde.

 

 
 
antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

 

bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bed and breakfast:

een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.

 

Bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

begane grond:

een bouwlaag geen verdieping zijnde.

 

begeleid wonen:

semi-zelfstandige woningen, waar bewoners gedurende een bepaald aantal uren per week begeleid worden bij de activiteiten behorende bij het zelfstandig kunnen wonen, zoals ondersteuning bij praktische regelzaken.

 

bestaand:

bebouwing:

de bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

 

gebruik:

gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

bijzondere woonvorm:

woonvormen waarin, al dan niet zelfstandige, woningen zijn opgenomen met gemeenschappelijke voorzieningen, zoals een woonzorg-complex of daarmee gelijk te stellen voorziening.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

boven- en benedenwoning:

gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

 
 
 
detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 
dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.

 

(eet-)café:

een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.

 

evenement:

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gestapelde woning:

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).

 

grondgebonden woning:

een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

 
 
 
horecabedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.

 

horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

 

horeca, categorie 1:

een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

 

horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

 

horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grandcafé, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

 

horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).

 

horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

 

kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meer dan twee onzelfstandige huishoudens.

 

 

 

 

kampeermiddel:

a      een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

b      enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

kantoor:

een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.

 

kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de Lijst aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

maatschappelijk:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, uitvaart/begraafplaats, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven en/of defensie/militaire zaken.

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

 

ondergeschikte activiteit

activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

 

ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

 

ontspanning en vermaak:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra, seksinrichtingen, casino’s en feestzalenverhuur.

 

 

 

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

 

parkeervoorziening

een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.

 

peil:

a      Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b      Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;

c       Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.

 

restaurant:

een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken – in principe alleen in combinatie met die maaltijden – worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.

 
seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

straatprostitutie:

het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

 
terras:

een buiten de besloten ruimte van en inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

 

 

tuin:

gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.

 

verkeer:

wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.

 

voorgevel:

een of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

 

voorgevelrooilijn:

de naar de weg gekeerde bouwgrens.

 

voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

 

watergang:

een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen -taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

 

weg:

een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

 
wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

woongebouw:

een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).

 

 

zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

 

zorgwoning:

zelfstandige woningen, waar zorg op afroep of 24 uurszorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, een woonzorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstcentrum.

 


Artikel 2                   Wijze van meten

 

2.1             Algemeen

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 
afstand tot de bouwperceelgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 
bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 
goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 
oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.2             Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Cultuur en Ontspanning

 

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en Ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op vermaak en ontspanning, waaronder:

1      podiumkunsten en/of

2      muziek- en dansscholen en oefenruimten;

b      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

c       een overbouwing ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

d      horecavoorzieningen waaronder een popcafé, die ten dienste staan van de doeleinden als genoemd in sub a;

e      detailhandel die ten dienste staat van de doeleinden als genoemd in sub a;

f        kantoorruimte die ten dienste staat van de doeleinden als genoemd onder a;

 

met de daarbij behorende:

 

g       wegen en paden;

h      groenvoorzieningen;

i        parkeervoorzieningen;

j        fietsenstallingen;

k      bevoorrading (laden en lossen);

l        voorzieningen van algemeen nut.

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden.

c       De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte bedragen;

e      Een plat dak is uitgesloten, met uitzondering van een gedeelte ten behoeve van de installaties tot een maximum van 20% van het bestemmingsvlak;

f        Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – overbouwing’ is op de begane grond geen bebouwing toegestaan tot een hoogte van 5 m.

 

3.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

3.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

1      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

2      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

3      ter waarborging van een goede milieusituatie;

4      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

5      ter waarborging van de sociale veiligheid;

6      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

7      ten aanzien van de kapvorm van de bebouwing;

8      met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding;

b      Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:

1      het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;

2      het voorzien van de gebouwen van brandwerende gevels en ramen;

3      het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;

4      de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;

5      het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;

6      het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;

7      het creëren van vluchtwegen;

8      centrale ventilatie;

9      alarmeringssyteem.

3.4             Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a      prostitutie en/of seksinrichtingen;

b      coffeeshops.

 


Artikel 4                   Gemengd – 1

 

4.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met een bvo van maximaal 250 m² per detailhandelsvestiging.

b      bedrijven zoals limitatief genoemd in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), behorende bij deze regels onder categorie 1 en 2, uitsluitend op de begane grond;

c       dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

d      kleinschalige kantoren met baliefunctie, uitsluitend op de begane grond;

e      horeca in de categorie 1, 2 en 3 uitsluitend op de begane grond;

f        wonen, zowel op de verdiepingen als de begane grond, waarbij de oppervlakte in gebruik voor wonen op de begane grond niet meer mag bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;

g       bijzondere woonvormen, zoals zorgwoningen en begeleid wonen;

h      aan huis gebonden beroepen en bedrijven;

i        waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

j        wegen en paden, inclusief doorgangen naar binnenterreinen;

k      groenvoorzieningen;

l        parkeervoorzieningen;

m    voorzieningen van algemeen nut.

 

4.2             Bouwregels

 

4.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden.

c       De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

4.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

4.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

1      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

2      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

3      ter waarborging van een goede milieusituatie;

4      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

5      ter waarborging van de sociale veiligheid;

6      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

7      met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

b      Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:

1      het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;

2      het voorzien van de gebouwen van brandwerende gevels en ramen;

3      het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;

4      de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;

5      het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;

6      het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;

7      het creëren van vluchtwegen;

8      centrale ventilatie;

9      alarmeringssyteem.

 

4.4             Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1         Algemeen

a      Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

1      detailhandel in de vorm van supermarkten, perifere detailhandel of grootschalige detailhandel;

2      prostitutie en/of seksinrichtingen;

3      coffeeshops;

4      bevi-inrichtingen;

5      geluidgezoneerde bedrijven.

 

4.4.2         Beroepen en bedrijven aan huis regeling

Beroepen en bedrijven (in maximaal categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1)) aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a      De woonfunctie blijft overwegend behouden.

b      De beroeps- en/of bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, met een maximum van 50 m².

c       De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten worden hoofdzakelijk door de bewoner(s) van het hoofdgebouw zelf uitgeoefend.

d      De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten hebben geen hoger bronvermogen dan 50 dB(A)/m² etmaalwaarde.

e      De woning en de bij de woning behorende bijgebouwen blijven aan het Bouwbesluit c.q. de Bouwverordening voldoen.

f        De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten veroorzaken geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.

g       Er ontstaat geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving.

h      Er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

i        Er worden geen horeca-activiteiten uitgeoefend.

j        Er wordt/worden geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied uitgeoefend.

 

4.5             Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder b voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijkwaardig zijn aan de in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) genoemde categorieën 1 en 2.


Artikel 5                   Gemengd – 2

 

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven zoals limitatief genoemd in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) behorende bij deze regels onder categorie 1 en 2.

b      maatschappelijk;

c       dienstverlening;

d      horeca, waarbij de oppervlakte in gebruik voor horeca niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;

e      tevens wonen ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

f        waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

g       detailhandel, als onderdeel van de functies onder a, b, c en d;

h      kantoren zonder baliefunctie

i        ondersteunende horeca;

j        wegen en paden inclusief doorgangen naar binnenterreinen, waaronder een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;

k      groenvoorzieningen;

l        parkeervoorzieningen;

m    voorzieningen van algemeen nut;

alsmede voor de bescherming van het ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’ aangeduide rijksmonument.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bouwvlak mag volledig bebouwd worden.

c       De goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

 

 

 

5.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

5.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

1      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

2      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

3      ter waarborging van een goede milieusituatie;

4      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

5      ter waarborging van de sociale veiligheid;

6      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

7      met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

b      Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:

1      het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;

2      het voorzien van de gebouwen van brandwerende gevels en ramen;

3      het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;

4      de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;

5      het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;

6      het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;

7      het creëren van vluchtwegen;

8      centrale ventilatie;

9      alarmeringssyteem.

 

 

 

 

5.4             Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1         Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a      prostitutie en/of seksinrichtingen;

b      coffeeshops;

c       bevi-inrichtingen;

d      geluidgezoneerde bedrijven.

 

5.4.2         Oppervlakte bedrijfsunits

Per bedrijfsunit is een maximum van 200 m2 bedrijfsvloeroppervlakte toegestaan.

 

5.5             Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten, die niet voorkomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijkwaardig zijn aan de in de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) genoemde categorieën 1 en 2.

 


Artikel 6                   Verkeer – Verblijf

 

6.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer – Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      woonstraten, paden en pleinen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

b      parkeervoorzieningen;

c       groenvoorzieningen;

d      speelvoorzieningen;

e      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

f        bermen en beplanting;

g       straatmeubilair;

h      (waterstaatkundige) kunstwerken (zoals bruggen, sluizen, waterkeringen, en dergelijke);

i        voorzieningen van algemeen nut;

j        evenementen;

k      terrassen.

 

6.2             Bouwregels

 

6.2.1         Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Er mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.

b      De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

c       De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 m² bedragen.

 

6.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Er zijn geen bouwwerken ten behoeve van de terrassen toegestaan.

b      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

c       Overkappingen zijn niet toegestaan.

d      In afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 m bedragen.

 

 

 

6.3             Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

f        met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

6.4             Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden als:

a      standplaats voor kampeermiddelen;

b      het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.


Artikel 7                   Wonen

 

7.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, gestapelde woningen, boven- en benedenwoningen en waaronder tevens begrepen kamerbewoning (maximaal 4 personen);

b      bijzondere woonvormen, zoals zorgwoningen en begeleid wonen;

c       aan huis gebonden beroepen en bedrijven;

d      tuinen, erven en onbebouwde erven.

e      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met daaraan ondergeschikt

 

f        wegen en paden inclusief doorgangen naar binnenterreinen, waaronder een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;

g       groenvoorzieningen;

h      parkeervoorzieningen;

i        voorzieningen van algemeen nut.

 

7.2             Bouwregels

 

7.2.1         Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – open binnenruimte’ is uitsluitend bebouwing ten behoeve van parkeervoorzieningen toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. Hierboven is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van een gebouwtje met een hoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van 10 m² ten behoeve van de entree voor de parkeergarage.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ dient een ruimte van één bouwlaag vrij te blijven van bebouwing.

 

7.2.2         Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

b      Toegestaan zijn grondgebonden woningen en gestapelde bebouwing (complex en boven- benedenwoningen).

c       De goothoogte mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven goothoogte bedragen.

d      De bouwhoogte mag niet meer dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven bouwhoogte bedragen.

 

7.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b      De hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:

1      vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;

2      speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

 

7.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:

1      de situering en/of afmetingen van bouwwerken;

2      de kapvorm van gebouwen;

3      de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;

4      de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

b      De toepassing van nadere eisen als bedoeld onder a door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);

3      de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);

4      de milieusituatie;

5      de verkeersveiligheid;

6      de parkeerruimte op eigen terrein;

7      de sociale veiligheid;

8      de brandveiligheid.

c       Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:

1      het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;

2      het voorzien van de gebouwen van brandwerende gevels en ramen;

3      het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;

4      de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;

5      het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;

6      het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;

7      het creëren van vluchtwegen;

8      centrale ventilatie;

9      alarmeringssyteem.

 

 

7.4             Specifieke gebruiksregels

 

7.4.1         Algemeen

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

a      woningen voor kamerverhuurbedrijf.

 

7.4.2         Beroepen en bedrijven aan huis regeling

Beroepen en bedrijven (in maximaal categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1)) aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a      De woonfunctie blijft overwegend behouden.

b      De beroeps- en/of bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, met een maximum van 50 m².

c       De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten worden hoofdzakelijk door de bewoner(s) van het hoofdgebouw zelf uitgeoefend.

d      De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten hebben geen hoger bronvermogen dan 50 dB(A)/m² etmaalwaarde.

e      De woning en de bij de woning behorende bijgebouwen blijven aan het Bouwbesluit c.q. de Bouwverordening voldoen.

f        De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten veroorzaken geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.

g       Er ontstaat geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving.

h      Er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

i        Er worden geen horeca-activiteiten uitgeoefend.

j        Er wordt/worden geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied uitgeoefend.

 

7.5             Afwijken van de gebruiksregels

 

7.5.1         Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.4.2 voor het toestaan van beroepen en bedrijven aan huis, die niet voorkomen op de Lijst van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed gelijkwaardig zijn aan de in de Lijst aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) genoemde categorieën 1 en 2.

 

7.5.2         Afwijken Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.1 ten behoeve van een Bed and Breakfast mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a      De woonfunctie dient als hoofdfunctie behouden te blijven.

b      Bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

c       Bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren.

d      Het gebruik moet naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming zijn.

e      Het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is.

f        Het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.

g       Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving.

h      De Bed and Breakfastvoorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd.

i        Maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen mogen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 m².


Artikel 8                   Waarde - Archeologie 1

8.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in deze gronden voorkomende archeologische vindplaats, in de vorm van een stadmuur.

 

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.

 

8.2             Bouwregels

 

8.2.1         Bouwen

Er mag slechts worden gebouwd indien:

a      bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;

b      de bebouwing aantoonbaar niet leidt tot verstoring van archeologische waarden.

 

8.2.2         Verstoring archeologisch materiaal

Geen verstoring van archeologisch materiaal in de zin van 8.2.1 onder b vindt plaats indien:

a      de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op minder dan 40 cm onder het maaiveld;

b      het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en/of uitgebreid;

c       op basis van een archeologisch rapport zoals gesteld in de op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldige Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en het op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldige cultuurhistorische beleid van de gemeente is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

8.2.3         Voorwaarden archeologisch verstoring

Indien uit het onder lid 8.2.2 onder c bedoelde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

a      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

 

b      de verplichting tot het doen van nader archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen conform de op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

c       de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

8.3             Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2.1 indien:

a      de archeologische waarden niet worden aangetast;

b      de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;

c       de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.

 

8.4             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

8.4.1         Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in gronden welke zijn bestemd als van ‘Waarde - Archeologie 1’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

b      het vellen, rooien of aanleggen van diepwortelende beplantingen en/ of bomen, inclusief het verwijderen van stobben;

c       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

d      het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e      het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

f        het graven, aanleggen, verbreden, vergroten of dempen van sloten, greppels, watergangen, vijvers of vaarten;

g       het slopen van bestaande opstallen beneden de 30 cm boven maaiveld, en het verwijderen van funderingen.

 


8.4.2         Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a      betrekking hebbend op normaal onderhoud en beheer;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan;

c       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

d      minder diep reiken dan 0,40 meter onder het maaiveld en waarbij geen grond blijvend wordt afgevoerd;

e      archeologisch onderzoek betreffen.

 

8.4.3         Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

a      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 8.1 genoemde doeleinden;

b      vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

 

8.5             Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

 

8.5.1         Algemene voorwaarden

In het belang van de archeologisch monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning op of in gronden met een te slopen oppervlak van meer dan 500 m².

 

8.5.2         Specifieke voorwaarde

Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld lid 8.5.1 , kunnen burgemeester en wethouders de voorwaarde verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd archeologisch deskundige.

 

8.5.3         Melding archeologische vindplaats

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken roerende of onroerende archeologische vindplaatsen worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

 

8.6             Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.


Artikel 9                   Waarde - Archeologie 2

9.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in deze gronden voorkomende archeologische middelhoge en hoge waarden.

 

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen de gebieden met de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien, gehoord de gemeentelijke archeoloog en/of de beleidsadviseur monumenten van de gemeente Venlo, het verenigbaar is met het belang van het cultuurhistorisch waardevol gebied.

 

9.2             Bouwregels

 

9.2.1         Bouwen

Er mag slechts worden gebouwd indien:

a      bebouwing mogelijk is krachtens de onderliggende bestemming en;

b      het bouwplangebied de oppervlakteondergrens van 100 m² van het betreffende archeologische waardegebied niet overschrijdt;

c       bij overschrijding van de onder b bedoelde ondergrenzen, de bebouwing aantoonbaar niet leidt tot verstoring van archeologische waarden.

 

9.2.2         Verstoring archeologisch materiaal

Geen verstoring van archeologisch materiaal in de zin van 9.2.1 onder c vindt plaats indien:

a      de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op minder dan 40 cm onder het maaiveld;

b      het bouwplan of bouwplannen uitsluitend betrekking heeft of hebben op verandering of vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande bebouwde oppervlakte gehandhaafd blijft en de bestaande fundering niet wordt gewijzigd en/of uitgebreid;

c       op basis van een archeologisch rapport zoals gesteld in de op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldige Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en het op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldige cultuurhistorische beleid van de gemeente is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

9.2.3         Voorwaarden archeologisch verstoring

Indien uit het onder lid 9.2.2 onder c bedoelde onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

 

a      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b      de verplichting tot het doen van nader archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen conform de op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;

c       de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de op het moment van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan geldende Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie en door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

9.2.4         Voorwaarden vergunning

De regels als bedoeld in lid 9.2.3 kunnen alleen aan de omgevingsvergunning worden verbonden indien:

a      de bouwwerkzaamheden plaatsvinden binnen een gebied dat een omvang heeft van minimaal 100 m² en;

b      de ingre(e)p(en) word(t)(en) verricht op meer dan 40 cm onder het maaiveld.

 

9.3             Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 indien:

a      de archeologische waarden niet worden aangetast;

b      de nieuwbouw binnen de archeologische waarden past, dan wel een kwalitatieve bijdrage levert aan de genoemde waarden;

c       de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld tot nihil.

 

9.4             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

9.4.1         Verboden werkzaamheden

Het is verboden op of in gronden welke zijn bestemd als van ‘Waarde - Archeologie 2’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodem verlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;

b      het vellen, rooien of aanleggen van diepwortelende beplantingen en/ of bomen, inclusief het verwijderen van stobben;

c       het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;

d      het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e      het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

f        het graven, aanleggen, verbreden, vergroten of dempen van sloten, greppels, watergangen, vijvers of vaarten;

g       slopen van bestaande opstallen beneden de 30 cm boven maaiveld, en het verwijderen van funderingen.

 

9.4.2         Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in lid 9.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a      betrekking hebbend op normaal onderhoud en beheer;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

c       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

d      minder diep reiken dan 0,40 meter onder het maaiveld en waarbij geen grond blijvend wordt afgevoerd en het grondoppervlak van de aanlegwerken minder is dan 100 m²;

e      archeologisch onderzoek betreffen.

 

9.4.3         Afwegingskader

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

a      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 9.1 genoemde doeleinden;

b      vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog.

 

9.5             Omgevingsvergunning voor het slopen

 

9.5.1         Algemene voorwaarden

In het belang van de archeologisch monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan een omgevingsvergunning op of in gronden in een straal van 50 meter van een bekende archeologisch vindplaats.

 

9.5.2         Specifieke voorwaarde

Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld lid 9.5.1, kunnen burgemeester en wethouders de voorwaarde verbinden dat de sloopwerken vanaf 30 cm boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd archeologisch deskundige.

 

9.5.3         Melding archeologische vindplaats

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken roerende of onroerende archeologische vindplaatsen worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorwaarden kunnen verbinden aan de sloopvergunning.

 

9.6             Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in die zin, dat de bestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ (geheel of gedeeltelijk) van de verbeelding wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.

 

 


Artikel 10               Waterstaat – Waterkering

 

10.1        Bestemmingsomschrijving

 

10.1.1     Algemeen

De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de waterkering.

 

10.1.2     Toelaatbaarheid

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het, voorzover zulks gehoord de beheerder van de waterkering, verenigbaar is met het belang van de waterkering.

 

10.2        Bouwregels

Op de gronden aangewezen als ‘Waterstaat – Waterkering’ zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei van toepassing.

 


 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

 

Artikel 11               Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 12               Algemene bouwregels

 

12.1        Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen

 

12.1.1     Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden geen beperkingen behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen.

 

12.1.2     Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze voorschriften opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

a      Bouwen onder peil ten behoeve van de bestemming is toegestaan met dien verstande dat:

1      bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport dient te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

2      indien uit het onder 1 bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

     de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

     de verplichting tot het doen van opgravingen;

     de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a indien de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

c       Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

d      Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².

e      De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil.

f        In afwijking van het bepaalde in sub a tot en met d geldt dat ondergrondse afvalcontainers buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden, mits;

1      de diepte niet meer bedraagt dan 2 m;

2      de inhoud niet meer bedraagt dan 8 m³.

 

12.1.3     Afwijken ondergrondse bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 9.1.2 sub e voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:

a      de waterhuishouding niet wordt verstoord;

b      geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

 

12.2        Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

a      Indien afstanden, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

b      In die gevallen dat afstanden, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

c       In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

12.3        Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;

b      de parkeervoorzieningen;

c       de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

d      de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

e      het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

f        de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 13               Algemene gebruiksregels

 

13.1        Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

a      de gronden direct gelegen tussen de voorgevel van een woning en de weg te gebruiken als parkeerplaats, met uitzondering van de gronden gelegen direct tussen de ingang van de bij de woning behorende garage/carport en de weg.

 

 

Artikel 14               Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

c       de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d      de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

e      het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2      de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

f        het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

1      de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;

2      de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

3      de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;

4      uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Artikel 15               Algemene wijzigingsregels

 

15.1        Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a      overschrijding van bestemmingsgrenzen en daarmee samenhangend bouwgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

b      overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c       het opnemen c.q. wijzigen van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – open binnenruimte’, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

d      de overschrijdingen als bedoeld in sub a, b en c mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak en bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot, en de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – open binnenruimte’ mag met niet meer dan 10% worden verkleind;

e      het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

 

Hoofdstuk 4                    Overgangs- en Slotregels

Artikel 16               Overgangsrecht

 

16.1        Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

16.2        Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 17               Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘’t Schriksel (Q4 fase 2)’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, februari 2013                                               datum vaststelling: 27 februari 2013