Inhoud
Artikel 12 Recreatie -
Volkstuin
Artikel 18 Waarde – Archeologie
Artikel 19 Waterstaat – Beschermingszone watergang
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene bouwregels
Artikel 22 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht- en slotregels
Bijlage: Lijst van bedrijfsactiviteiten
Het Bestemmingsplan
‘Bedrijventerrein Veegtes’ van de gemeente Venlo.
De geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL2010013BTVGTS-VA01
met de bijbehorende regels en bijlage.
Een geometrisch bepaald vlak
of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft.
Een woning die onderdeel uitmaakt
van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een
gestapelde woning.
Een bijgebouw, dat op
enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van
vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde
constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
Een aan een hoofdgebouw
vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en
in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
Het hoofdzakelijk door de
bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen
van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door
zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met
behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.
Behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de
activiteiten.
Het door de bewoner van de
woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te
stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en de daarbij behorende
bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen
niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke
bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.
Een onderdeel van het
hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de
woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
is gehuisvest.
Een bouwwerk geen gebouw
zijnde.
Een of meer gebouwen en/of
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Het oppervlak dat met
bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het
bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in
de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
De op de plankaart als zodanig
aangegeven lijn, welke niet door gebouwen mag worden overschreden behoudens
krachtens de regels duidelijk toegelaten afwijkingen.
Een inrichting of instelling
gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, aan-huis-verbonden beroepen niet daaronder begrepen.
Een gebouw, dat dient voor de
uitoefening van een bedrijf.
De totale vloeroppervlakte van
kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen
en overige dienstruimten.
Eén woning in of bij een
gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van)
één of meerdere persoon/personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk
is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming
met de bestemming.
Een bouwlaag geen verdieping
zijnde.
Een object waarvoor ingevolge het besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
Bebouwing:
De als zodanig op de
verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de
tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven
omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd, tenzij in de regels
anders is bepaald.
Gebruik van gronden en
bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
De grens van een
bestemmingsvlak.
Een geometrisch bepaald vlak
met eenzelfde bestemming.
Bedrijven zoals bedoeld in
artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats.
De grens van een bouwvlak.
Een doorlopend gedeelte van
een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale
hoogte van
Een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegestaan.
Een grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Elke constructie van enige
omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
Gestapelde wooneenheden welke
niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.
Een gebouw behorende bij en
dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in
functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en
niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
Een horecabedrijf, waarin
uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt
voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter
plaatse of gebruik elders.
Iedere bovenbeëindiging van
een gebouw.
Opbouw van de bovenste
bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande
van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij
‘setbacks’ in dit artikel.
Het bedrijfsmatig te koop of
te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop,
ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen
aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
De bouwlaag op de begane
grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet
begrepen.
Een horecabedrijf, waarin
alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter
plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van
maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
Een één of meerdaagse voor het
publiek toegankelijke verrichting van vermaak.
Een horecabedrijf, waar
frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of
alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet
voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture
of afhaalcentrum.
Elk bouwwerk, dat een voor
mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
Gebruik van gronden en
bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
De etmaalwaarde van het
equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de
gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het
geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein
daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
De etmaalwaarde van het
equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het
gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van
weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Bewoning en andere
geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit
geluidhinder.
Gebouwen welke dienen ter
bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in
de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidshinder.
Een inrichting, bij welke
ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
Een woning in een woongebouw
dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en
waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).
Op de verbeelding aangegeven
lijn van de naar de weg gekeerde bouwgrens.
Een gebouw met hoofdzakelijk
een woonfunctie waar één woning aanwezig is.
Een maximale waarde voor de
geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een
concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q.
het Besluit geluidhinder
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
Een bedrijf dat is gericht op
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen
voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander
gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.
Het bedrijfsmatig verstrekken
van dranken en/of etenswaren en/of logies.
Een
horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar
naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije
drank worden verstrekt.
Een
inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van
maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder
worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon/ijswinkel,
koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
Een
inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van
(alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van
maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede
(in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden
begrepen: café, bar, grand café, eetcafé, danscafé, pubs, juice-
en healthbar.
Een
inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak
en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van
gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan
niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden
begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).
Een
inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van
nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt
begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
Een pand of deel van een pand dat, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet val taan te merken als het verstrekken van logies.
Een gebouw of ruimte, dat dient
voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en
werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van
(semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te
stellen instellingen.
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
De in de Lijst van bedrijfsactiviteiten
genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving
daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of
bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden
uitgeoefend.
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.
De lijst van bedrijven bevat
basisinformatie voor milieuzonering, en is opgenomen in de bijlage behorende
bij deze regels.
Het uitoefenen van
activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare
dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinder-opvang, onderwijs, religie, uitvaart/begraafplaats,
bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven.
Het bieden van zorg aan
eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op
vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
Functie waarbij maximaal 50%
van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat
invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (hierna:
Wabo).
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
Een gedeelte van een gebouw
dat maximaal
Activiteit waarbij maximaal
10% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
Een (gedeelte van) een
bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste
Het bedrijfsmatig verrichten
van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder
podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en
dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra, seksinrichtingen, casino’s en
feestzalenverhuur.
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
Een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak,
daaronder begrepen een carport.
Een al of niet overdekte, op
straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die
gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor
het parkeren van motorvoertuigen.
a
Voor
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de
hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
b
Voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
c
Indien in
of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.
Een grenslijn tussen
bouwpercelen onderling.
Detailhandel in goederen die
ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het
productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de
productiefunctie. Maximaal 10% van het bouwvlak met een maximum van
Het zich beschikbaar stellen
tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding,
daaronder begrepen straatprostitutie.
Vrijetijdsbesteding die in
hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen,
fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.
Een horecabedrijf, waarin in
dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of
alcoholhoudende dranken –in principe alleen in combinatie met die maaltijden–
worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt
deel uit van de vestiging.
a Een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
b Een inrichting bij welke ingevolge het Registratiebesluit externe veiligheid een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
De voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in
ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische
massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar.
Een dakopbouw die gelegen is
op ten minste
Eet- drinkgelegenheid waar men
een snel drankje/een snelle snack kan gebruiken.
Amusementsvoorzieningen voor
kinderen die een verscheidenheid aan spellen en ander amusement bieden die
kunnen worden gespeeld tegen een vastgestelde prijs.
a
Voor een
bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die
weg ter plaatse van die hoofdtoegang.
b
Voor een
bouwwerk waarvan die hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van
het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
Het zich op de openbare weg of
in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het
verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
Een winkel gericht op de
dagelijkse artikelensector (levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige
speciaalzaken.
Een buiten de besloten ruimte
van en inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of
zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen
worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of
verstrekt.
Gronden gelegen tussen de
(voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande
uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
Een gebouw dat als vergroting
van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de
vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
Wegen, straten en paden met
hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en
rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.
De totale oppervlakte van de
voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, inclusief de
etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte).
De diepte van een gebouw,
gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
Goederen die vanwege de omvang
en aard daarvan een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals
auto’s, boten, caravans, grove bouwmaterialen of landbouwmachines.
Een of meer gevel(s) van een
gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht
de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
Een naar de weg gekeerde
bouwgrens.
De maximale waarde voor de
geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet
geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
Voorzieningen ten behoeve van
het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het
telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
Een bijgebouw, dat in
functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in
ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts
verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
Een werk, al of niet overdekt,
dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren
en toe te voeren, de boven water gelegen –taluds, bermen en onderhoudspaden
daaronder mede verstaan.
Een voor het rijverkeer en
ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen
en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan
de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
Indien en voor zover in deze
regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d.,
dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van
de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
Een gebouw, dat een ruimte
omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de
detailhandel.
Een complex van ruimten, uitsluitend
bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Een gebouw of gedeelte van een
gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door
een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).
Ruimte(n) in een gebouw die
geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel
uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
Een gevel van een hoofdgebouw,
niet zijnde de voor- of achtergevel.
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
Tussen de grens van het
bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst
is.
Vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en
naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Langs het dakvlak ten opzichte
van het horizontale vlak.
Vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel.
Vanaf het peil tot aan de
(wieken)as van de windturbine.
Tussen de buitenwerkse
gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
Tussen de onderzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Vanaf het peil tot het diepste
punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits
de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;
met daaraan ondergeschikt:
b ontsluitingswegen;
c paden en verhardingen;
d waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer
dan
De voor ‘Bedrijf –
a
het
uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst
van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige
inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
b
productiegebonden
detailhandel;
c
ondergeschikte
horeca behorende tot horeca categorie 1 en 2;
d
opslag en
uitstalling;
e
wegen en
paden;
f
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
g
parkeervoorzieningen.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
h
groenvoorzieningen;
i
waterhuishoudkundige
doeleinden, alsmede ondergrondse waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.
b
Ter plaatse
van de aanduiding ‘’bedrijfswoning’’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.
c
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van
bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a
Een gebouw
mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
De afstand
van een gebouw tot een weg mag niet minder dan
c
De afstand
van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan
d
De
goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
e
De
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
f
Ter plaatse
van de aanduiding ‘gevellijn’ dient de voorgevel van het bedrijfsgebouw gericht
te zijn naar de aangegeven gevellijn.
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
Overkappingen
mogen uitsluitend gebouwd worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
c
De
bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan
d
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
aan de plaats en de afmetingen
van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van een goede milieusituatie;
d
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
e
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
f
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
g
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en
de gronden voor:
a
detailhandel,
met uitzondering van:
1
productiegebonden
detailhandel als bedoeld in lid 4.1 sub b, waarbij de oppervlakte aan
detailhandel niet meer dan 10% van het bouwvlak mag bedragen met een maximum
van
2
detailhandel
waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse
geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;
b
opslag van
goederen en materialen voor de voorgevellijn;
c
wonen;
d
geluidzoneringsplichtige
inrichtingen;
e
prostitutie
en/of seksinrichtingen;
f
coffeeshops;
g
een
verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg;
h
bedrijven
die zijn gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in de Afvalstoffenwet
en andere milieuwetgeving dan wel bedrijven waarvan de aard van de activiteiten
daarmee overeenkomt, en dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in
directe relatie met deze bedrijven.
4.5.1
Het bevoegd gezag kan, met
inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten behoeve van:
a
de
uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in ene hogere
categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 onder a, indien
deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig
zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 onder a, maar niet in
de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt;
b
de
uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting
naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de
bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 onder a, maar niet in de Lijst van
bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.
Bij de beoordeling van de aard
en invloed van de milieubelasting van ene bedrijf dienen de volgende
milieucomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:
geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken
naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet
continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende
werking.
4.5.2 Bovengenoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a
de
gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en
bouwwerken;
b
de
stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c
de milieusituatie;
d
de
verkeersveiligheid.
De voor ‘Bedrijf –
a
het
uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst
van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering
van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
b
het
uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst
van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van
de aanduiding ‘bedrijf van categorie
c
productiegebonden
detailhandel;
d
kantoren en
dienstverlenende bedrijven, uitsluitend op percelen aan de Laurens J. Costerstraat
en de Hakkesstraat;
e
een
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
f
een
verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;
g
een vulpunt
voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’;
h
een
reservoir voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van bedrijf – reservoir lpg’;
i
ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veiligheidsregio’:
1
regionale
brandweer;
2
educatief
centrum, opleidingscentrum en oefenlocatie voor brandpreventie en
brandbestrijding;
3
gezondheidsdiensten;
4
bijbehorende
kantoren ten behoeve van onder i1, i2 en i3 genoemde functies;
j
ondergeschikte
horeca behorende tot horeca categorie 1 en 2;
k
opslag en
uitstalling;
l
wegen en
paden;
m
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
n
parkeervoorzieningen.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
o
groenvoorzieningen;
p
waterhuishoudkundige
doeleinden, alsmede ondergrondse waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.
b
Ter plaatse
van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.
c
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van
bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a
Een gebouw
mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
De afstand
van een gebouw tot een weg mag niet minder dan
c
De afstand
van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan
d
De
goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
e
De
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a
Een
bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’
worden gebouwd.
b
Het aantal
bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
c
De inhoud
van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
d
De afstand
van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder
bedragen dan
e
Voor
niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
1
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
2
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:
a
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande,
niet-inpandige bedrijfswoningen.
b
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste
c
De
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan:
1
2
d
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
e
De
bouwhoogte mag niet meer dan
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
Overkappingen
mogen uitsluitend gebouwd worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
c
De
bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan
d
Ten behoeve
van bebouwing voor het op de plankaart aangegeven ‘verkooppunt voor
motorbrandstoffen met lpg toegestaan’ mag een luifel worden gebouwd, met dien
verstande dat de (nok)hoogte niet meer dan
e
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van een goede milieusituatie;
d
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
e
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
f
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
g
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en
de gronden voor:
a
detailhandel,
met uitzondering van:
1
productiegebonden detailhandel als bedoeld in
lid 5.1 sub c, waarbij de oppervlakte aan detailhandel niet meer dan 10% van
het bouwvlak mag bedragen met een maximum van
2
detailhandel
waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse
geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;
b
opslag van
goederen en materialen voor de voorgevellijn;
c
wonen, met
uitzondering van wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
d
geluidzoneringsplichtige
inrichtingen;
e
prostitutie
en/of seksinrichtingen;
f
coffeeshops;
g
bedrijven
die zijn gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in de Afvalstoffenwet
en andere milieuwetgeving dan wel bedrijven waarvan de aard van de activiteiten
daarmee overeenkomt, en dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in
directe relatie met deze bedrijven.
5.5.1
Het bevoegd gezag kan, met
inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijking van het bepaalde in lid 5.1 onder a ten behoeve van:
a
de
uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in ene hogere
categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5.1 onder a, indien
deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig
zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5.1 onder a, maar niet in
de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt;
b
de
uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar
aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten
als bedoeld in lid 5.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt
genoemd.
Bij de beoordeling van de aard
en invloed van de milieubelasting van ene bedrijf dienen de volgende
milieucomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:
geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken
naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet
continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende
werking.
5.5.2
Bovengenoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a
de
gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en
bouwwerken;
b
de
stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c
de milieusituatie;
d
de
verkeersveiligheid.
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf -
a
de
aanduiding ‘bedrijf van categorie 4.1’, indien de betreffende activiteit ter
plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan
te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
b
de aanduiding
‘bedrijfswoning’, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende
minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen
dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
De voor ‘Bedrijf –
a
het
uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst
van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, met
uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
b
productiegebonden
detailhandel;
c
kantoren en
dienstverlenende bedrijven, uitsluitend op percelen aan de Laurens J.
Costerstraat en de Hakkesstraat;
d
een
bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
e
wonen in
een burgerwoning op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van wonen - verdieping’;
f
wonen in
een burgerwoning op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van wonen - begane grond’;
g
ondergeschikte
horeca behorende tot horeca categorie 1 en 2;
h
opslag en
uitstalling;
i
wegen en
paden;
j
voorzieningen
voor verkeer en verblijf;
k
parkeervoorzieningen.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
l
groenvoorzieningen;
m
waterhuishoudkundige
doeleinden, alsmede ondergrondse waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.
b
Ter plaatse
van de aanduiding ’bedrijfswoning’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.
c
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van
bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
a
Een gebouw
mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
De afstand
van een gebouw tot een weg mag niet minder dan
c
De afstand
van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan
d
De
goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
e
De
bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
Voor het bouwen van
(bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:
a
Een
bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’
worden gebouwd.
b
Het aantal
bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.
c
De inhoud
van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
d
De afstand
van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder
bedragen dan
e
Voor
niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:
1
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
2
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen bij een bestaande bedrijfswoning gelden de volgende
regels:
a
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande,
niet-inpandige bedrijfswoningen.
b
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste
c
De
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan:
1
2
d
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
e
De
bouwhoogte mag niet meer dan
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
Overkappingen
mogen uitsluitend gebouwd worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
c
De
bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan
d
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van een goede milieusituatie;
d
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
e
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
f
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
g
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en
de gronden voor:
a
detailhandel,
met uitzondering van:
1
productiegebonden detailhandel als bedoeld in
lid 6.1 sub b, waarbij de oppervlakte aan detailhandel niet meer dan 10% van
het bouwvlak mag bedragen met een maximum van
2
detailhandel
waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse
geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;
b
opslag van
goederen en materialen voor de voorgevellijn;
c
wonen, met
uitzondering van:
1
wonen in
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
2
wonen in
een burgerwoning op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van wonen - verdieping’;
3
wonen in
een burgerwoning op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van wonen - begane grond;
d
geluidzoneringsplichtige
inrichtingen;
e
prostitutie
en/of seksinrichtingen;
f
coffeeshops;
g
bedrijven
die zijn gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in de Afvalstoffenwet
en andere milieuwetgeving dan wel bedrijven waarvan de aard van de activiteiten
daarmee overeenkomt, en dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in
directe relatie met deze bedrijven.
6.5.1
Het bevoegd gezag kan, met
inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijking van het bepaalde in lid 6.1 onder a ten behoeve van:
a
de uitoefening
van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de
bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting
naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten
als bedoeld in lid 6.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt;
b
de
uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting
naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de
bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1 onder a, maar niet in de Lijst van
bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.
Bij de beoordeling van de aard
en invloed van de milieubelasting van ene bedrijf dienen de volgende
milieucomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:
geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken
naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet
continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende
werking.
6.5.2
Bovengenoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
a
de
gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en
bouwwerken;
b
de
stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c
de milieusituatie;
d
de
verkeersveiligheid.
In afwijking van het gestelde
in lid 6.1 sub b is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm
van detailhandel - persoonsgebonden' het gebruik ten behoeve van detailhandel
in groenten, fruit en aanverwante artikelen, niet zijnde productiegebonden
detailhandel, toegestaan met dien verstande dat
a
de
bevoegdheid daartoe is beperkt tot de perso(o)n(en) die op het moment van inwerkingtreding
van dit plan als exploitant(en) van het detailhandelsbedrijf staat/staan ingeschreven
in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;
b
het
persoonsgebonden overgangsrecht niet kan worden overgedragen aan of kan
overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon;
c
het
persoonsgebonden overgangsrecht uitsluitend van toepassing is op de huidige
locatie;
d
het
persoonsgebonden overgangsrecht vervalt, indien de detailhandelsactiviteit ter
plaatse gedurende meer dan een jaar is onderbroken.
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf -
wat betreft het verwijderen
van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - persoonsgebonden',
indien:
a
de
inschrijving van de exploitant(en) van het detailhandelsbedrijf ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - persoonsgebonden' in het
Handelsregister van de Kamer van Koophandel is beëindigd;
b
de
betreffende detailhandelsactiviteit ter plaatse gedurende meer dan een jaar is
onderbroken.
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf -
wat betreft het verwijderen
van:
a
de aanduiding
‘bedrijfswoning’, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende
minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen
dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
b
de aanduiding
‘specifieke vorm van wonen - begane grond’, indien de betreffende activiteit
ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen
zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
c
de aanduiding
‘specifieke vorm van wonen - verdieping’, indien de betreffende activiteit ter
plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn
om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a bos en bebossing;
b groenvoorzieningen;
c waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
d recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
e paden en wegen;
alsmede voor de:
f bescherming van aangrenzende waterlopen.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan
a
vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan
b
speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan
c
erf- en tuinafscheidingen, waarvan de hoogte
niet meer dan
d
observatieposten, waarvan de hoogte niet meer
dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
b de verkeersveiligheid;
c de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
d met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
7.4.1 Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
b aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
c het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
d het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
e het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
f het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
g het vellen en rooien van houtgewas.
7.4.2 Het verbod als bedoeld sub 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
7.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld sub 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van het landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kunnen ontstaan.
De voor ‘Gemengd’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven
in de milieucategorie 1 en 2;
b
maatschappelijke
voorzieningen;
c
ontspanning
en vermaak;
d
dienstverlening;
e
horeca,
categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
f
wonen in
een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
g
wonen in
een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
h
duurzame
instandhouding van bos, bosbodem, landschap en natuurlijke, landschappelijke en
extensieve recreatieve waarden;
met daaraan ondergeschikt:
i
tuinen,
erven en verhardingen;
j
wegen en
paden;
k
parkeervoorzieningen.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
met de daarbij behorende:
l
(ondergrondse)
waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
m
groenvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen
worden gebouwd.
b
Ter plaatse
van de aanduiding ‘’bedrijfswoning’’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.
c
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
c
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor bedrijfs- en
burgerwoningen gelden de volgende regels:
a
Bedrijfswoningen
mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’.
b
De inhoud
van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
c
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
d
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan
c
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
d
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
e
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
f
ter
bevordering van duurzaam bouwen.
Met betrekking tot het gebruik
geldt de volgende regel:
Het bedrijfsvloeroppervlak van
horecabedrijven, categorie 1 en 2, mag in totaal niet meer bedragen dan
De voor ‘Groen’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
plantsoenen;
b
groenvoorzieningen;
c
speelvoorzieningen;
d
extensief
recreatief gebruik;
e
bermen en
beplanting;
f
parken;
g
waterhuishoudkundige
voorzieningen, (overkluisde) waterlopen en waterpartijen, alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
h
ontsluitingswegen
ten behoeve van aangrenzende bestemmingen’;
met daaraan ondergeschikt:
i
verhardingen;
j
parkeervoorzieningen,
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
k
hondenuitlaatplaatsen;
l
kunstwerken;
met de daarbij behorende:
m
voorzieningen
van algemeen nut.
Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
Op of in
deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van
algemeen nut worden gebouwd.
b
De
bouwhoogte mag niet meer dan
c
De
oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
b
Overkappingen
zijn niet toegestaan.
c
In
afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer
dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
d
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
e
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
f
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:
a opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
b het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
De voor ‘Horeca’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
horeca, in
de categorie 2;
met daaraan ondergeschikt:
b
terrassen;
c
wegen en
paden;
d
groenvoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
f
water- en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
Een gebouw
mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan is
aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.
c
De goot- en
bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale
goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
bouwhoogte van terrasafscheidingen mag niet meer dan
c
Overkappingen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
d
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
e
In
afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer
dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van een goede milieusituatie;
d
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
e
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
f
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
g
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en
de gronden voor:
a
een
ambachtelijk, industrieel en/of handelsbedrijf;
b
prostitutie
en/of seksinrichting;
c
coffeeshop.
De voor ‘Maatschappelijk’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
Maatschappelijke
voorzieningen, waaronder:
–
gezondheidszorg;
–
zorg en
welzijn;
–
jeugd/kinderopvang;
–
onderwijs;
–
religie;
–
bibliotheken;
–
verenigingsleven;
b
overdekte
speelvoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;
c
een
klooster ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
e
wegen en
paden;
f
groenvoorzieningen;
g
parkeervoorzieningen.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
Een gebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
b
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
c
De
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan
c
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
d
In
afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer
dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van een goede milieusituatie;
d
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
e
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
f
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
g
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en
gronden voor:
a
een
ambachtelijk, industrieel en/of handelsbedrijf;
b
prostitutie
en/of seksinrichting;
c
coffeeshops.
De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het uitoefenen van activiteiten gericht op recreatie in de vorm van volkstuinen;
b waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
c wegen en paden;
d groenvoorzieningen;
e parkeervoorzieningen.
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer dan
b
De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer
dan
c
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van een goede milieusituatie;
d ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e ter waarborging van de sociale veiligheid;
f ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
g met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
De voor ‘Sport’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
het
uitoefenen van sportactiviteiten;
b
gebouwen
ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen,
zoals een kantine;
c
extensief
recreatief medegebruik;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
e
wegen en
paden;
f
parkeervoorzieningen.
Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
g
groenvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen ten behoeve van de bestemming mogen worden gebouwd.
b
Het
bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende regels:
a
Gebouwen,
met uitzondering van gebouwen met een maximale oppervlakte van
b
De
goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
c
De
bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is
aangegeven.
d
In
afwijking van het bepaalde onder sub b en c mag de hoogte van gebouwen met een
maximale oppervlakte van
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b
De
bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan
c
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
d
In
afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten
en bouwwerken ten behoeve van sportvoorzieningen niet meer dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
d
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
e
ter waarborging
van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
f
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2
onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
a
de
oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de
oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;
b
de afstand
tot de perceelsgrens niet minder dan
c
de
bouwhoogte niet meer dan
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en
gronden voor:
a standplaats voor kampeermiddelen;
b een ambachtelijk, industrieel handels en/of horecabedrijf.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
wegen,
straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b
voet- en
rijwielpaden;
c
groenvoorzieningen;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
e
parkeervoorzieningen;
waarbij wordt gestreefd naar
een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande
verkeer;
met daaraan ondergeschikt:
f
bermen en
beplanting;
g
straatmeubilair;
h
kunstwerken;
met de daarbij behorende:
i
voorzieningen
van algemeen nut;
j
waterstaatkundige
kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van
veerdiensten e.d.);
alsmede voor de
k
bescherming
van ondergrondse waterlopen.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken geldt dat alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en
aanduidingen mogen worden gebouwd.
Voor het bouwen van
nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte mag niet meer dan
b
De
oppervlakte mag niet meer dan
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
b
Overkappingen
zijn niet toegestaan.
c
In
afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer
dan
Burgemeester en wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a
ter
voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het
woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b
ter
waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste
omgeving;
c
ter
waarborging van de verkeersveiligheid;
d
ter
waarborging van de sociale veiligheid;
e
ter
waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
f
met
betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen
ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten
bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.
Tot een gebruik, strijdig met
deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en
gronden voor:
a standplaats voor kampeermiddelen;
b opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
c het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a waterberging;
b waterhuishouding en ecologische natuurwaarden;
c waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
d kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.
De voor ‘Wonen’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
het wonen, in de
vorm van grondgebonden woningen, boven- en benedenwoningen en kamerbewoning tot maximaal 4 personen
per woning;
b
aan huis
gebonden beroepen en bedrijven;
c
tuinen,
erven en onbebouwde erven;
d
waterhuishoudkundige
voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en
infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende:
e
hoofd- en
bijgebouwen, aan- en uitbouwen;
f
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
g
voorzieningen
van algemeen nut.
Voor het bouwen van gebouwen
en bouwwerken gelden de volgende regels:
a
Alleen
gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.
b
Gebouwen
mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak.
c
Het
bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
65%.
Voor het bouwen van
hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a
Nieuwbouw,
met uitzondering van vervangende nieuwbouw, is niet toegestaan.
b
Hoofdgebouwen
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding - hoofdgebouw’.
c
Toegestaan
zijn grondgebonden woningen overeenkomstig de volgende aanduiding:
1
aaneengebouwde
woningen ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’;
2
twee-aaneen
gebouwde woningen er plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’;
3
vrijstaande
woningen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’.
d
De
hoofdgebouwen dienen in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst.
e
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
f
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
Voor het bouwen van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
a
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste
b
In
hoeksituaties dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten
minste
c
De
gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan:
1
2
met dien verstande dat het maximale bouwpercentage als
hiervoor bedoeld onder lid 16.2.1 sub c niet mag worden overschreden.
d
De
goothoogte van aan -en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan
e
De hoogte
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een platdak mag niet meer dan
f
In
afwijking van het bepaalde onder a t/m c van dit lid, mogen aan- en uitbouwen
worden aangebouwd voor de voorgevel, met een diepte van maximaal
Voor het bouwen van
voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:
a
De
bouwhoogte mag niet meer dan
b
De
oppervlakte van voorzieningen van algemeen nu mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a
Erf- en
terreinafscheidingen hoger dan
In hoeksituaties dienen erf- en
terreinafscheidingen hoger dan
b
De hoogte
van andere bouwwerken mag maximaal
1
vlaggenmasten,
waarvan de hoogte niet meer dan
2
speeltoestellen,
waarvan de hoogte niet meer dan
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:
a
de
situering en/of afmetingen van bouwwerken;
b
de kapvorm
van gebouwen;
c
de aanleg
en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;
d
de in het
kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse)
waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming
van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of
aan te brengen oppervlakteverharding.
De toepassing van nadere eisen
als bedoeld onder a t/m c door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op
het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
a
het straat-
en bebouwingsbeeld;
b
de
woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
c
de
gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
d
de
milieusituatie;
e
de
verkeersveiligheid;
f
de
parkeerruimte op eigen terrein;
g
de sociale
veiligheid;
h
de
brandveiligheid.
Tot een gebruik strijdig met
deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruik van:
a
vrijstaande
bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
b
woningen voor
kamerbewoning voor meer dan 4 personen per woning;
c
parkeren
vóór de voorgevel bij aaneengesloten bebouwing;
d
bed and
breakfast.
Beroepen en bedrijven (in
maximaal categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten) aan huis zijn
toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a
De
woonfunctie blijft overwegend behouden.
b
De beroeps-
en/of bedrijfsoppervlakte bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte
van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen, met een maximum
van
c
De beroeps-
en/of bedrijfsactiviteiten worden hoofdzakelijk door de bewoners van het
hoofdgebouw zelf uitgeoefend.
d
De beroeps-
en/of bedrijfsactiviteiten hebben geen hoger bronvermogen dan 50 dB(A)/m²
etmaalwaarde.
e
De woning
en de bij de woning behorende bijgebouwen blijven aan het Bouwbesluit c.q. de
Bouwverordening voldoen.
f
De beroeps-
en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving
veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.
g
Er ontstaat
geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)-omgeving.
h
Er wordt
geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt
is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten.
i
Er worden
geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend.
j
Er
wordt/worden geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante
activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt/worden uitgeoefend.
a
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in artikel 16.4 sub c ten behoeve van het parkeren vóór de voorgevel, mits
voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1
Parkeren
vóór de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren.
2
Parkeren
kan niet anderszins gerealiseerd worden.
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de bestemming ‘Wonen’ te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf –
a
Bedrijfswoningen
zijn niet toegestaan.
b
Er zijn
geen milieuhygiënische belemmeringen.
c De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
d
Het wonen ter
plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan
te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
De voor Leiding - Gas
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding.
Al hetgeen in deze regels
omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming
Leiding - Gas is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en het voor
zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding(en), verenigbaar is met het belang
van de leiding(en).
17.3.1 In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (hoofdbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
17.3.2 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.3.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a het bepaalde in lid 17.3.1 en lid 17.3.2 en toestaan dat de in de hoofdbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b het bepaalde in lid 17.3.3 en toestaan dat de in de hoofdbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
Het is verboden op of in de
gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden de volgende werken, geen
bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a
het
aanbrengen/rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
b
het
aanleggen van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;
c het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals
lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
d
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden
gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen
en aanleggen van drainage;
e
het permanent opslaan van goederen;
f het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
Het verbod als bedoeld in
artikel 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a
betrekking
hebben op normaal onderhoud en beheer;
b
reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c
mogen
worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
a De in artikel 17.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de waterleiding zijn gewaarborgd.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
a Ter plaatse van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ dient voor bouwwerken:
1
in geval van nieuwbouw groter dan
2
in geval van uitbreiding, met een uitbreiding
groter dan
3 bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
b Indien uit het onder a bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2 de verplichting tot het doen van opgravingen;
3 de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
c Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
18.3.1 Het is verboden op of in deze gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;
b het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan
d het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
e het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
18.3.2 Het verbod als bedoeld 18.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
c mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
d
betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan
18.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar mits:
a geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 18.1 genoemde doeleinden;
b vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.
De voor ‘Waterstaat - Beschermingszone watergang’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:
a beheer en onderhoud van de in het plangebied gelegen (ondergrondse) watergangen;
b de bescherming van de ecologische waarden van de watergangen.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer dan
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder 19.2.1 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
a Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.
b
De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen
niet meer bedragen dan
De voorschriften van de
Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven
overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten
toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de
richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
b
de
parkeervoorzieningen;
c
de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
d
de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
e
het bouwen
bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
f
de ruimte
tussen bouwwerken.
In afwijking van hoofdstuk 2
gelden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50 m’ de volgende
bepalingen:
a
Ter plaatse
van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0 – 50 m‘ dienen de gronden, behoudens
in deze regels opgenomen afwijkingen, in het kader van de verkeersbelangen van
Rijksweg A67 vrij gehouden worden van bebouwing.
b
Binnen een
strook van
In afwijking van hoofdstuk 2
gelden ter plaatse van de aanduiding ‘V=vrijwaringszone – weg – 100 m’ de
volgende bepalingen:
a
Ter plaatse
van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 50 – 100 m‘ dienen de gronden,
behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, in het kader van de verkeersbelangen
van Rijksweg A67 vrij gehouden worden van bebouwing.
b
Binnen een
strook van 50 -
1
welke
direct verband houden met de aanleg van de Rijksweg A67, zoals geluidswerende
voorzieningen en ecologische voorzieningen;
2
bouwwerken
waarvoor een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld sub c.
c
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van et bepaalde sub a
voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de
desbetreffende gronden gegeven bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting
ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer, nadat de
wegbeheerder terzake is gehoord.
d
De sub c
bedoelde omgevingsvergunning wordt geachte te zijn verleend ten aanzien van
bouwwerken, of een complex van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van
tervisielegging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht
krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning of omgevingsvergunning.
a Binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – lpg – plaatsgebonden risico’ geldt dat de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het besluit externe veiligheid inrichtingen, niet zijn toegestaan.
b
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding als bedoeld in sub a te wijzigen of
(gedeeltelijk) te laten vervallen indien:
1
uit nader
onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
2
uit
onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle
inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door
aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, dan wel nieuwe rekenmethoden
een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.
a
Binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone –
lpg – groepsrisico’ geldt dat kantoren en dienstverlenende bedrijven met een
bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan
b
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding als bedoeld in sub a te wijzigen of
(gedeeltelijk) te laten vervallen indien:
1
uit nader
onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;
2
uit onderzoek
is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle
inrichting de groepsrisicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste
wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, dan wel nieuwe rekenmethoden een
kleinere groepsrisicocontour geldt.
Het bevoegd gezag kan, mits
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon-
en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de
verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding
van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een omgevingsvergunning verlenen
voor het afwijken van:
a
de
voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van
die maten, afmetingen en percentages;
b
de
bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid
en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
c
de bestemmingsregels
en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil
daartoe aanleiding geeft;
d
het
bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat
de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke
verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
1
de maximale
oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal
bedragen;
2
de hoogte
maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal
bedragen;
e
het bouwen
van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor
religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes,
gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen,
wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:
1
de
oppervlakte niet meer dan
2
de
goothoogte niet meer dan
3
de
bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat
de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan
4
uit een
bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
f
het
bepaalde in ten aanzien van de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse
perceelgrens en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse
perceelgrens minder dan
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a
overschrijding
van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere
realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk
is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
b
overschrijding
van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting
van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c
de
overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan
d
het
aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt
verwezen naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke
regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden
gewijzigd.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald
als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veegtes.
Aldus vastgesteld in de
raadsvergadering van .......................................
De voorzitter, De
griffier,
................................ ................................
Rosmalen, maart 2012 Vastgesteld: 28 maart 2012