Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  14

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  15

Artikel 3      Agrarisch  15

Artikel 4      Bedrijf – 1   16

Artikel 5      Bedrijf – 2   19

Artikel 6      Bedrijf – 3   23

Artikel 7      Bos  28

Artikel 8      Gemengd  30

Artikel 9      Groen  32

Artikel 10    Horeca  34

Artikel 11    Maatschappelijk  36

Artikel 12    Recreatie -  Volkstuin  38

Artikel 13    Sport 39

Artikel 14    Verkeer 41

Artikel 15    Water 43

Artikel 16    Wonen  44

Artikel 17    Leiding - Gas  48

Artikel 18    Waarde – Archeologie  50

Artikel 19    Waterstaat – Beschermingszone watergang  52

Hoofdstuk 3      Algemene regels  53

Artikel 20    Anti-dubbeltelregel 53

Artikel 21    Algemene bouwregels  53

Artikel 22    Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening  54

Artikel 23    Algemene aanduidingsregels  54

Artikel 24    Algemene afwijkingsregels  56

Artikel 25    Algemene wijzigingsregels  57

Hoofdstuk 4      Overgangsrecht- en slotregels  59

Artikel 26    Overgangsrecht 59

Artikel 27    Slotregel 60


 

Bijlage: Lijst van bedrijfsactiviteiten


Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

Plan:

Het Bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Veegtes’ van de gemeente Venlo.

 

Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL2010013BTVGTS-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage.

 

Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

Aaneengesloten woning:

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning.

 

Aangebouwd bijgebouw:

Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

Aan- en/of uitbouw:

Een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

 

Aan-huis-verbonden bedrijf:

Het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel. Behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

 


Aan-huis-verbonden beroep:

Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.

 

Afhankelijke woonruimte:

Een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

 

Ander bouwwerk:

Een bouwwerk geen gebouw zijnde.

 

Bebouwing:

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

Bebouwingspercentage:

Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

Bebouwingsgrens:

De op de plankaart als zodanig aangegeven lijn, welke niet door gebouwen mag worden overschreden behoudens krachtens de regels duidelijk toegelaten afwijkingen.

 

Bedrijf:

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-verbonden beroepen niet daaronder begrepen.

 

Bedrijfsgebouw:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

 

Bedrijfsvloeroppervlak:

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

Bedrijfswoning/dienstwoning:

Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon/personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

Begane grond:

Een bouwlaag geen verdieping zijnde.

 

Beperkt kwetsbaar object:

Een object waarvoor ingevolge het besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

 

Bestaand:

Bebouwing:

De als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

 

Gebruik:

Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

 

Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

 

Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

Bevi-inrichting

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

Bijbehorend bouwwerk:

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

 


Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen.

 

Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

 

Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel.

 

Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

Boven- en benedenwoning:

Gestapelde wooneenheden welke niet behoren tot een appartementencomplex of flatgebouw.

 

Bijgebouw:

Een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

 

Coffeeshop:

Een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.

 

Dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 
Dakopbouw:

Opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij ‘setbacks’ in dit artikel.

 


Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.

 

(Eet-)café:

Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.

 

Erf:

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

 

Evenement:

Een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

 

Fastfood-vestiging:

Een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.

 

Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 
Gebruik:

Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

 

Geluidbelasting vanwege een industrieterrein:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 


Geluidbelasting vanwege het wegverkeer:

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

Geluidsgevoelige functies:

Bewoning en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

 

Geluidsgevoelige gebouwen:

Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidshinder.

 

Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

 

Gestapelde woning:

Een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).

 

Gevellijn

Op de verbeelding aangegeven lijn van de naar de weg gekeerde bouwgrens.

 

Grondgebonden woning:

Een gebouw met hoofdzakelijk een woonfunctie waar één woning aanwezig is.

 

Hogere grenswaarde:

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder

 
Hoofdgebouw:

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

Horecabedrijf:

Een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.

 


Horeca:

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.

 

Horeca, categorie 1:

Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.

 
Horeca, categorie 2:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.

 
Horeca, categorie 3:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.

 

Horeca, categorie 4:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).

 

Horeca, categorie 5:

Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

 

Kamerbewoning:

Een pand of deel van een pand dat, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet val taan te merken als het verstrekken van logies.

 

Kantoor:

Een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.


Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

De in de Lijst van bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

Kwetsbaar object

Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.

 

Lijst van bedrijfsactiviteiten

De lijst van bedrijven bevat basisinformatie voor milieuzonering, en is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels.

 

Maatschappelijk:

Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinder-opvang, onderwijs, religie, uitvaart/begraafplaats, bibliotheken, openbare dienstverlening, verenigingsleven.

 

Mantelzorg:

Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

Nevengeschikte functie:

Functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

 

Omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna:
Wabo).

 

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

 

Omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.


Omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 

Onderbouw:

Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven straatpeil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

 

Ondergeschikte activiteit

Activiteit waarbij maximaal 10% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.

 

Ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

 

Ontspanning en vermaak:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder podiumkunsten en bioscopen, musea en toeristische attracties, muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra, seksinrichtingen, casino’s en feestzalenverhuur.

 

Openbaar toegankelijk gebied:

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

 

Overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

 

Parkeervoorziening

Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.

 

Peil:

a      Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

b      Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.

c       Indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.


Perceelgrens:

Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

 

Productiegebonden detailhandel:

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie. Maximaal 10% van het bouwvlak met een maximum van 300 m², mag voor productiegebonden detailhandel worden gebruikt.

 
Prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.

 

Recreatie:

Vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.

 

Restaurant:

Een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken –in principe alleen in combinatie met die maaltijden– worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.

 

Risicovolle inrichting

a      Een inrichting zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

b      Een inrichting bij welke ingevolge het Registratiebesluit externe veiligheid een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

Seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

Setback:

Een dakopbouw die gelegen is op ten minste 2,00 m achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 m.

 

Snack/Koffiecorner:

Eet- drinkgelegenheid waar men een snel drankje/een snelle snack kan gebruiken.


Speelvoorziening:

Amusementsvoorzieningen voor kinderen die een verscheidenheid aan spellen en ander amusement bieden die kunnen worden gespeeld tegen een vastgestelde prijs.

 

Straatpeil:

a      Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang.

b      Voor een bouwwerk waarvan die hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

 
Straatprostitutie:

Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

 

Supermarkt:

Een winkel gericht op de dagelijkse artikelensector (levensmiddelen), niet zijnde kleinschalige speciaalzaken.

 

Terras:

Een buiten de besloten ruimte van en inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

 

Tuin:

Gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.

 

Uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 
Verkeer:

Wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.

 

Verkoopvloeroppervlakte:

De totale oppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto vloeroppervlakte).

 


Verticale diepte van een gebouw:

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

 

Volumineuze goederen:

Goederen die vanwege de omvang en aard daarvan een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals auto’s, boten, caravans, grove bouwmaterialen of landbouwmachines.

 

Voorgevel:

Een of meer gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

 

Voorgevelrooilijn:

Een naar de weg gekeerde bouwgrens.

 
Voorkeursgrenswaarde:

De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

 

Voorzieningen van algemeen nut:

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

 

Vrijstaand bijgebouw:

Een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.

 

Watergang

Een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen –taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

 
Weg:

Een voor het rijverkeer en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.

 

Wet/wettelijke regelingen:

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

 

Winkel:

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

 

Woning:

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

Woongebouw:

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, waarin twee of meerdere woningen zijn gelegen die zijn te bereiken door een of meer gemeenschappelijke ruimte(n).

 

Zolder:

Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

 

Zijgevel:

Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

 

 

 

 


Artikel 2                   Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

Afstand tot de bouwperceelgrens:

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

Dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

Hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

Horizontale diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

 

Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.1            Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Agrarisch

 

3.1            Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening;

met daaraan ondergeschikt:

b      ontsluitingswegen;

c       paden en verhardingen;

d      waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

3.1.1        Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.1.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.


Artikel 4                   Bedrijf – 1

4.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

b      productiegebonden detailhandel;

c       ondergeschikte horeca behorende tot horeca categorie 1 en 2;

d      opslag en uitstalling;

e      wegen en paden;

f        voorzieningen voor verkeer en verblijf;

g       parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

h      groenvoorzieningen;

i        waterhuishoudkundige doeleinden, alsmede ondergrondse waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

4.2            Bouwregels

 

4.2.1        Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘’bedrijfswoning’’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

4.2.2        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 7 m bedragen.

c       De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.

d      De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

e      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

f        Ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient de voorgevel van het bedrijfsgebouw gericht te zijn naar de aangegeven gevellijn.

 

4.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      Overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

c       De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

4.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van een goede milieusituatie;

d      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

e      ter waarborging van de sociale veiligheid;

f        ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;

g       met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

4.4            Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

a      detailhandel, met uitzondering van:

1      productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 4.1 sub b, waarbij de oppervlakte aan detailhandel niet meer dan 10% van het bouwvlak mag bedragen met een maximum van 300 m²;

2      detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;

b      opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;

c       wonen;

d      geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

e      prostitutie en/of seksinrichtingen;

f        coffeeshops;

g       een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief lpg;

h      bedrijven die zijn gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in de Afvalstoffenwet en andere milieuwetgeving dan wel bedrijven waarvan de aard van de activiteiten daarmee overeenkomt, en dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in directe relatie met deze bedrijven.

 

4.5            Afwijking van de gebruiksregels

 

4.5.1      Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a ten behoeve van:

a      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in ene hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt;

b      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 4.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van ene bedrijf dienen de volgende milieucomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:

geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

 

4.5.2      Bovengenoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a      de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       de milieusituatie;

d      de verkeersveiligheid.

 


Artikel 5                   Bedrijf – 2

5.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, 3.1 en 3.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

b      het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 4.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf van categorie 4.1’ op de plankaart, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

c       productiegebonden detailhandel;

d      kantoren en dienstverlenende bedrijven, uitsluitend op percelen aan de Laurens J. Costerstraat en de Hakkesstraat;

e      een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

f        een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;

g       een vulpunt voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘vulpunt lpg’;

h      een reservoir voor lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – reservoir lpg’;

i        ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veiligheidsregio’:

1      regionale brandweer;

2      educatief centrum, opleidingscentrum en oefenlocatie voor brandpreventie en brandbestrijding;

3      gezondheidsdiensten;

4      bijbehorende kantoren ten behoeve van onder i1, i2 en i3 genoemde functies;

j        ondergeschikte horeca behorende tot horeca categorie 1 en 2;

k      opslag en uitstalling;

l        wegen en paden;

m    voorzieningen voor verkeer en verblijf;

n      parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

o      groenvoorzieningen;

p      waterhuishoudkundige doeleinden, alsmede ondergrondse waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

5.2            Bouwregels

 

5.2.1        Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

5.2.2        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 7 m bedragen.

c       De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.

d      De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

e      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

5.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a      Een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.

b      Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

c       De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m³.

d      De afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter.

e      Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1      De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

2      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

5.2.4        Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning – of het verlengde daarvan – te worden gebouwd.

c       De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:

1      70 m² bij een bouwperceel va maximaal 500 m²;

2      100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m².

d      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m bedragen.

e      De bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

5.2.5        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      Overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

c       De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.

d      Ten behoeve van bebouwing voor het op de plankaart aangegeven ‘verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg toegestaan’ mag een luifel worden gebouwd, met dien verstande dat de (nok)hoogte niet meer dan 7 m mag bedragen.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

5.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van een goede milieusituatie;

d      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

e      ter waarborging van de sociale veiligheid;

f        ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;

g       met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

5.4            Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

a      detailhandel, met uitzondering van:

1       productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 5.1 sub c, waarbij de oppervlakte aan detailhandel niet meer dan 10% van het bouwvlak mag bedragen met een maximum van 300 m²;

2      detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;

b      opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;

c       wonen, met uitzondering van wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

d      geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

e      prostitutie en/of seksinrichtingen;

f        coffeeshops;

g       bedrijven die zijn gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in de Afvalstoffenwet en andere milieuwetgeving dan wel bedrijven waarvan de aard van de activiteiten daarmee overeenkomt, en dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in directe relatie met deze bedrijven.

 

5.5            Afwijking van de gebruiksregels

 

5.5.1     Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijking van het bepaalde in lid 5.1 onder a ten behoeve van:

a      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in ene hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt;

b      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 5.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van ene bedrijf dienen de volgende milieucomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:

geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

 

5.5.2    Bovengenoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a      de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       de milieusituatie;

d      de verkeersveiligheid.

 

5.6            Wijzigingsbevoegdheid

 

5.6.1        Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf - 2’ te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van:

a      de aanduiding ‘bedrijf van categorie 4.1’, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

b      de aanduiding ‘bedrijfswoning’, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

Artikel 6                   Bedrijf – 3

6.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf – 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de bijlage (Lijst van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

b      productiegebonden detailhandel;

c       kantoren en dienstverlenende bedrijven, uitsluitend op percelen aan de Laurens J. Costerstraat en de Hakkesstraat;

d      een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

e      wonen in een burgerwoning op de verdieping, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - verdieping’;

f        wonen in een burgerwoning op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - begane grond’;

g       ondergeschikte horeca behorende tot horeca categorie 1 en 2;

h      opslag en uitstalling;

i        wegen en paden;

j        voorzieningen voor verkeer en verblijf;

k      parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

l        groenvoorzieningen;

m    waterhuishoudkundige doeleinden, alsmede ondergrondse waterbergings- en infiltratievoorzieningen.

 

6.2            Bouwregels

 

6.2.1        Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

b      Ter plaatse van de aanduiding ’bedrijfswoning’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

6.2.2        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De afstand van een gebouw tot een weg mag niet minder dan 7 m bedragen.

c       De afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.

d      De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

e      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

6.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:

a      Een bedrijfswoning mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ worden gebouwd.

b      Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per bedrijf bedragen.

c       De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m³.

d      De afstand van een bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 meter.

e      Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt het volgende:

1      De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

2      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

6.2.4        Aan, uitbouwen en bijgebouwen bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bestaande bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd bij vrijstaande, niet-inpandige bedrijfswoningen.

b      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd.

c       De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:

1      70 m² bij een bouwperceel va maximaal 500 m²;

2      100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m².

d      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,3 m bedragen.

e      De bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

 

6.2.5        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

b      Overkappingen mogen uitsluitend gebouwd worden achter de voorgevel van het hoofdgebouw.

c       De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

6.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van een goede milieusituatie;

d      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

e      ter waarborging van de sociale veiligheid;

f        ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;

g       met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

6.4            Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

a      detailhandel, met uitzondering van:

1       productiegebonden detailhandel als bedoeld in lid 6.1 sub b, waarbij de oppervlakte aan detailhandel niet meer dan 10% van het bouwvlak mag bedragen met een maximum van 300 m²;

2      detailhandel waarbij de verkoop uitsluitend via elektronische weg plaatsvindt en ter plaatse geen goederen aan particulieren worden afgeleverd en tentoongesteld;

b      opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;

c       wonen, met uitzondering van:

1      wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

2      wonen in een burgerwoning op de verdieping, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - verdieping’;

3      wonen in een burgerwoning op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - begane grond;

d      geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

e      prostitutie en/of seksinrichtingen;

f        coffeeshops;

g       bedrijven die zijn gericht op de be- en verwerking van afvalstoffen als bedoeld in de Afvalstoffenwet en andere milieuwetgeving dan wel bedrijven waarvan de aard van de activiteiten daarmee overeenkomt, en dienstverlenende bedrijven ten behoeve van of in directe relatie met deze bedrijven.

 


6.5            Afwijking van de gebruiksregels

 

6.5.1     Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijking van het bepaalde in lid 6.1 onder a ten behoeve van:

a      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1 onder a, indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten voorkomt;

b      de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in lid 6.1 onder a, maar niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van ene bedrijf dienen de volgende milieucomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken:

geluid, geurproductie, stofuitwerp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

 

6.5.2    Bovengenoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a      de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       de milieusituatie;

d      de verkeersveiligheid.

 

6.6            Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van het gestelde in lid 6.1 sub b is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - persoonsgebonden' het gebruik ten behoeve van detailhandel in groenten, fruit en aanverwante artikelen, niet zijnde productiegebonden detailhandel, toegestaan met dien verstande dat

a      de bevoegdheid daartoe is beperkt tot de perso(o)n(en) die op het moment van inwerkingtreding van dit plan als exploitant(en) van het detailhandelsbedrijf staat/staan ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel;

b      het persoonsgebonden overgangsrecht niet kan worden overgedragen aan of kan overgaan op een andere natuurlijke of rechtspersoon;

c       het persoonsgebonden overgangsrecht uitsluitend van toepassing is op de huidige locatie;

d      het persoonsgebonden overgangsrecht vervalt, indien de detailhandelsactiviteit ter plaatse gedurende meer dan een jaar is onderbroken.

 

6.7            Wijzigingsbevoegdheid

 

6.7.1        Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf - 3’ te wijzigen voor

wat betreft het verwijderen van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - persoonsgebonden', indien:

a      de inschrijving van de exploitant(en) van het detailhandelsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - persoonsgebonden' in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel is beëindigd;

b      de betreffende detailhandelsactiviteit ter plaatse gedurende meer dan een jaar is onderbroken.

 

6.7.2        Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf - 3’ te wijzigen voor

wat betreft het verwijderen van:

a      de aanduiding ‘bedrijfswoning’, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

b      de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - begane grond’, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;

c       de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - verdieping’, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

 

 


Artikel 7                   Bos

7.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bos en bebossing;

b      groenvoorzieningen;

c       waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

d      recreatief medegebruik;

 

met de daarbij behorende:

e    paden en wegen;

alsmede voor de:

f     bescherming van aangrenzende waterlopen.

 

7.2            Bouwregels

 

7.2.1        Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

7.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1 m bedragen, met uitzondering van:

a      vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;

b      speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;

c       erf- en tuinafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 m mag bedragen;

d      observatieposten, waarvan de hoogte niet meer dan 8 m mag bedragen.

 

7.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a      het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;

b      de verkeersveiligheid;

c       de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

d      met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 


7.4            Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1     Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Bos zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a      bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;

b      aanbrengen van oppervlakteverhardingen;

c       het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;

d      het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;

e      het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;

f        het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

g       het vellen en rooien van houtgewas.

 

7.4.2     Het verbod als bedoeld sub 7.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a      betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

 

7.4.3     De werken of werkzaamheden als bedoeld sub 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van het landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kunnen ontstaan.

 


Artikel 8                   Gemengd

8.1            Doeleindenomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      bedrijven in de milieucategorie 1 en 2;

b      maatschappelijke voorzieningen;

c       ontspanning en vermaak;

d      dienstverlening;

e      horeca, categorie 1 en 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;

f        wonen in een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

g       wonen in een burgerwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

h      duurzame instandhouding van bos, bosbodem, landschap en natuurlijke, landschappelijke en extensieve recreatieve waarden;

 

met daaraan ondergeschikt:

i        tuinen, erven en verhardingen;

j        wegen en paden;

k      parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

met de daarbij behorende:

l        (ondergrondse) waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

m    groenvoorzieningen.

 

8.2            Bouwregels

 

8.2.1        Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen en bouwwerken ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

b      Ter plaatse van de aanduiding ‘’bedrijfswoning’’ mag een bedrijfswoning worden gebouwd.

c       Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

8.2.2        Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.

b      De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

c       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

8.2.3        Bedrijfs- en burgerwoningen

Voor bedrijfs- en burgerwoningen gelden de volgende regels:

a      Bedrijfswoningen mogen uitsluitend gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.

b      De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 800 m³.

c       De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

8.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

8.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

f        ter bevordering van duurzaam bouwen.

 

8.4            Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:

Het bedrijfsvloeroppervlak van horecabedrijven, categorie 1 en 2, mag in totaal niet meer bedragen dan 1.000 m².

 


Artikel 9                   Groen

9.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      plantsoenen;

b      groenvoorzieningen;

c       speelvoorzieningen;

d      extensief recreatief gebruik;

e      bermen en beplanting;

f        parken;

g       waterhuishoudkundige voorzieningen, (overkluisde) waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

h      ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen’;

 

met daaraan ondergeschikt:

i        verhardingen;

j        parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;

k      hondenuitlaatplaatsen;

l        kunstwerken;

 

met de daarbij behorende:

m    voorzieningen van algemeen nut.

 

9.2            Bouwregels

 

9.2.1        Algemeen

Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

 

9.2.2        Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a      Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut  worden gebouwd.

b      De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

c       De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 m² bedragen en van jongerenontmoetingsplaatsen niet meer dan 30 m².

 

9.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

b      Overkappingen zijn niet toegestaan.

c       In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

 


9.3            Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

f        met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

9.4            Specifieke gebruiksvoorschriften

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

a      opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b      het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 


Artikel 10              Horeca

10.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      horeca, in de categorie 2;

 

met daaraan ondergeschikt:

b      terrassen;

c       wegen en paden;

d      groenvoorzieningen;

e      parkeervoorzieningen Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

f        water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

10.2       Bouwregels

 

10.2.1    Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

10.2.2    Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a      Een gebouw mag uitsluitend in een bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’.

c       De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.

 

10.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van terrasafscheidingen mag niet meer dan 1,5 m bedragen.

c       Overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

d      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

e      In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

 

10.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van een goede milieusituatie;

d      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

e      ter waarborging van de sociale veiligheid;

f        ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

g       met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

10.4       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en de gronden voor:

a      een ambachtelijk, industrieel en/of handelsbedrijf;

b      prostitutie en/of seksinrichting;

c       coffeeshop.

 

 

 


Artikel 11              Maatschappelijk

11.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      Maatschappelijke voorzieningen, waaronder:

      gezondheidszorg;

      zorg en welzijn;

      jeugd/kinderopvang;

      onderwijs;

      religie;

      bibliotheken;

      verenigingsleven;

b      overdekte speelvoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;

c       een klooster ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;

d      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

e      wegen en paden;

f        groenvoorzieningen;

g       parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

 

11.2       Bouwregels

 

11.2.1    Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

11.2.2    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a      Een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

b      De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

c       De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 


11.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

d      In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

 

11.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van een goede milieusituatie;

d      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

e      ter waarborging van de sociale veiligheid;

f        ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

g       met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

11.4       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a      een ambachtelijk, industrieel en/of handelsbedrijf;

b      prostitutie en/of seksinrichting;

c       coffeeshops.


Artikel 12              Recreatie -  Volkstuin

12.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Volkstuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het uitoefenen van activiteiten gericht op recreatie in de vorm van volkstuinen;

b      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

c       wegen en paden;

d      groenvoorzieningen;

e      parkeervoorzieningen.

 

12.2       Bouwregels

 

12.2.1    Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

12.2.2    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen.

b      De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per perceel mag worden gerealiseerd en de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

12.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van een goede milieusituatie;

d      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

e      ter waarborging van de sociale veiligheid;

f        ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

g       met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 


Artikel 13              Sport

13.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het uitoefenen van sportactiviteiten;

b      gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een kantine;

c       extensief recreatief medegebruik;

d      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

e      wegen en paden;

f        parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

g       groenvoorzieningen.

 

13.2       Bouwregels

 

13.2.1    Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming mogen worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

 

13.2.2    Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a      Gebouwen, met uitzondering van gebouwen met een maximale oppervlakte van 25 m², mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden.

b      De goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

c       De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ is aangegeven.

d      In afwijking van het bepaalde onder sub b en c mag de hoogte van gebouwen met een maximale oppervlakte van 25 m² niet meer bedragen dan 3 m.

 

13.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.


b      De bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

d      In afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en bouwwerken ten behoeve van sportvoorzieningen niet meer dan 15 m bedragen.

 

13.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

f        met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

13.4       Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2.2 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

a      de oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

b      de afstand tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;

c       de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 13.2.2 onder c minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

 

13.5       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a      standplaats voor kampeermiddelen;

b      een ambachtelijk, industrieel handels en/of horecabedrijf.


Artikel 14              Verkeer

14.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;

b      voet- en rijwielpaden;

c       groenvoorzieningen;

d      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

e      parkeervoorzieningen;

waarbij wordt gestreefd naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met daaraan ondergeschikt:

f        bermen en beplanting;

g       straatmeubilair;

h      kunstwerken;

 

met de daarbij behorende:

i        voorzieningen van algemeen nut;

j        waterstaatkundige kunstwerken (bruggen, sluizen, waterkeringen, voorzieningen ten behoeve van veerdiensten e.d.);

 

alsmede voor de

k      bescherming van ondergrondse waterlopen.

 

14.2       Bouwregels

 

14.2.1    Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geldt dat alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

 

14.2.2    Gebouwen

Voor het bouwen van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m mag bedragen.

b      De oppervlakte mag niet meer dan 15 m² mag bedragen.

 

14.2.3    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.

b      Overkappingen zijn niet toegestaan.

c       In afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 12 m bedragen.

 

14.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c       ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;

f        met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

14.4       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gebouwen en gronden voor:

a      standplaats voor kampeermiddelen;

b      opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c       het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 


Artikel 15              Water

15.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      waterberging;

b      waterhuishouding en ecologische natuurwaarden;

c       waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;

d      kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.

 

15.2       Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

 


Artikel 16              Wonen

16.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      het wonen, in de vorm van grondgebonden woningen, boven- en benedenwoningen en kamerbewoning tot maximaal 4 personen per woning;

b      aan huis gebonden beroepen en bedrijven;

c       tuinen, erven en onbebouwde erven;

d      waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

e      hoofd- en bijgebouwen, aan- en uitbouwen;

f        bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

g       voorzieningen van algemeen nut.

 

16.2       Bouwregels

 

16.2.1    Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:

a      Alleen gebouwen ten behoeve van de bestemming en aanduidingen mogen worden gebouwd.

b      Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak.

c       Het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 65%.

 

16.2.2    Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a      Nieuwbouw, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, is niet toegestaan.

b      Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - hoofdgebouw’.

c       Toegestaan zijn grondgebonden woningen overeenkomstig de volgende aanduiding:

1      aaneengebouwde woningen ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’;

2      twee-aaneen gebouwde woningen er plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’;

3      vrijstaande woningen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’.

d      De hoofdgebouwen dienen in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn te worden geplaatst.

e      De goothoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

f        De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

 

 

16.2.3    Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a      Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd.

b      In hoeksituaties dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd.

c       De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan:

1      70 m² bij een bouwperceel van maximaal 500 m²;

2      100 m² bij een bouwperceel groter dan 500 m²,

met dien verstande dat het maximale bouwpercentage als hiervoor bedoeld onder lid 16.2.1 sub c niet mag worden overschreden.

d      De goothoogte van aan -en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

e      De hoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een platdak mag niet meer dan 3,30 m bedragen.

f        In afwijking van het bepaalde onder a t/m c van dit lid, mogen aan- en uitbouwen worden aangebouwd voor de voorgevel, met een diepte van maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 m² en een hoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.

 

16.2.4    Voorzieningen voor algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

a      De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

b      De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nu mag niet meer bedragen dan 15 m² bedragen.

 

16.2.5    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      Erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw -of in het verlengde daarvan- te worden gebouwd.

In hoeksituaties dienen erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw -of het verlengde daarvan- te worden gebouwd.

b      De hoogte van andere bouwwerken mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:

1      vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;

2      speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.

 


16.3       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van:

a      de situering en/of afmetingen van bouwwerken;

b      de kapvorm van gebouwen;

c       de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;

d      de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

 

De toepassing van nadere eisen als bedoeld onder a t/m c door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

a      het straat- en bebouwingsbeeld;

b      de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);

c       de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);

d      de milieusituatie;

e      de verkeersveiligheid;

f        de parkeerruimte op eigen terrein;

g       de sociale veiligheid;

h      de brandveiligheid.

 

16.4       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

a      vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;

b      woningen voor kamerbewoning voor meer dan 4 personen per woning;

c       parkeren vóór de voorgevel bij aaneengesloten bebouwing;

d      bed and breakfast.

 

16.5       Gebruiksregels voor beroepen en bedrijven aan huis

Beroepen en bedrijven (in maximaal categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten) aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a      De woonfunctie blijft overwegend behouden.

b      De beroeps- en/of bedrijfsoppervlakte bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m².

c       De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten worden hoofdzakelijk door de bewoners van het hoofdgebouw zelf uitgeoefend.

d      De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten hebben geen hoger bronvermogen dan 50 dB(A)/m² etmaalwaarde.

e      De woning en de bij de woning behorende bijgebouwen blijven aan het Bouwbesluit c.q. de Bouwverordening voldoen.

f        De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving veroorzaken of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.

g       Er ontstaat geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)-omgeving.

h      Er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

i        Er worden geen horeca-activiteiten worden uitgeoefend.

j        Er wordt/worden geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied wordt/worden uitgeoefend.

 

16.6       Afwijking gebruiksregels

a      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 16.4 sub c ten behoeve van het parkeren vóór de voorgevel, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1      Parkeren vóór de voorgevel leidt niet tot stedenbouwkundige bezwaren.

2      Parkeren kan niet anderszins gerealiseerd worden.

 

16.7       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Wonen’ te wijzigen in de bestemming ‘Bedrijf – 2’ of ‘Bedrijf – 3’ met inachtneming van de volgende regels:

a      Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

b      Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen.

c       De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

d      Het wonen ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.

 


Artikel 17              Leiding - Gas

17.1       Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een gasleiding.

 

17.2       Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming Leiding - Gas is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding(en), verenigbaar is met het belang van de leiding(en).

 

17.3       Bouwregels

 

17.3.1   In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (hoofdbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

 

17.3.2   Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

17.3.3   Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

a      De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

17.4       Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het bepaalde in lid 17.3.1 en lid 17.3.2 en toestaan dat de in de hoofdbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;

b      het bepaalde in lid 17.3.3 en toestaan dat de in de hoofdbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

 


17.5       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

17.5.1    Werken en werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leidingen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a      het aanbrengen/rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen en bomen;

b      het aanleggen van wegen, paden en andere oppervlakteverhardingen;

c       het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;

d      het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

e      het permanent opslaan van goederen;

f        het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

17.5.2    Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod als bedoeld in artikel 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a      betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

 

17.5.3    Toelaatbaarheid

a      De in artikel 17.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de waterleiding zijn gewaarborgd.

b      Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.5.1 wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.


Artikel 18              Waarde – Archeologie

18.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

18.2       Bouwregels

 

18.2.1    Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

a      Ter plaatse van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ dient voor bouwwerken:

1      in geval van nieuwbouw groter dan 500 m²;

2      in geval van uitbreiding, met een uitbreiding groter dan 500 m²;

3      bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te worden overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

b      Indien uit het onder a bedoelde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

1      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2      de verplichting tot het doen van opgravingen;

3      de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

c       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarden van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 

18.3       Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

18.3.1   Het is verboden op of in deze gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a      het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginningen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven, of ophogen;

b      het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

c       het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen;

d      het aanleggen van kabels en leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

e      het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

 

18.3.2   Het verbod als bedoeld 18.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a      betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;

b      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c       mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

d      betrekking hebben op een oppervlakte kleiner dan 500 m², tenzij deze gronden zijn aangeduid als archeologische waarden.

 

18.3.3   De werken of werkzaamheden als bedoeld in 18.3.1 zijn slechts toelaatbaar mits:

a      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 18.1 genoemde doeleinden;

b      vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de gemeentelijk archeoloog van de gemeente Venlo.


Artikel 19              Waterstaat – Beschermingszone watergang

19.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Beschermingszone watergang’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor:

a      beheer en onderhoud van de in het plangebied gelegen (ondergrondse) watergangen;

b      de bescherming van de ecologische waarden van de watergangen.

 

19.2       Bouwregels

 

19.2.1    In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ter plaatse van de aanduiding worden gebouwd, ten behoeve van deze bestemming.

 

19.2.2    Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

19.2.3    Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

 

19.3       Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder 19.2.1 en toestaan dat de in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen

 

 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 20              Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 21              Algemene bouwregels

21.1       Algemene bepalingen over bestaand afstanden en andere maten

 

21.1.1    Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

21.1.2    In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

21.1.3    In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 21.1 1 en 21.1.2 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

21.2       Ondergronds bouwen

a      Op plaatsen waar gebouwen mogen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, met dien verstande dat de maximale maten zoals genoemd in de bestemmingen in hoofdstuk 2 van toepassing blijven. Daar waar bovengronds geen gebouwen aanwezig zijn, dient de oppervlakte van het ondergrondse bouwwerk met bijbehorende toegang(en) te worden meegerekend in de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen.

b      De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.

 

 


Artikel 22              Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;

b      de parkeervoorzieningen;

c       de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

d      de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

e      het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

f        de ruimte tussen bouwwerken.

 

 

Artikel 23              Algemene aanduidingsregels

23.1       vrijwaringszone - weg 0 - 50 meter

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg 50 m’ de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0 – 50 m‘ dienen de gronden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, in het kader van de verkeersbelangen van Rijksweg A67 vrij gehouden worden van bebouwing.

b      Binnen een strook van 50 m, ter plaatse van de aanduidingzone ‘vrijwaringszone – weg 0 – 50 m’, vanaf de as van de dichtbij gelegen rijstrook van Rijksweg A67 en de bijbehorende toe- en afritten, mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft bouwwerken welke verband houden met de bestemming ‘Verkeer’.

 

23.2       vrijwaringszone - weg 50 – 100 meter

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding ‘V=vrijwaringszone – weg – 100 m’ de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 50 – 100 m‘ dienen de gronden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, in het kader van de verkeersbelangen van Rijksweg A67 vrij gehouden worden van bebouwing.

b      Binnen een strook van 50 - 100 m, ter plaatse van de aanduidingzone ‘vrijwaringszone – weg 50 – 100 m’, vanaf de as van de dichtbij gelegen rijstrook van Rijksweg A67 en de bijbehorende toe- en afritten, mogen slechts bouwwerken worden gebouwd:

1      welke direct verband houden met de aanleg van de Rijksweg A67, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen;

2      bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning is verleend als bedoeld sub c.


c       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van et bepaalde sub a voor de bouw van bouwwerken welke zijn toegelaten krachtens de aan de desbetreffende gronden gegeven bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen van het wegverkeer, nadat de wegbeheerder terzake is gehoord.

d      De sub c bedoelde omgevingsvergunning wordt geachte te zijn verleend ten aanzien van bouwwerken, of een complex van bouwwerken die bestaan op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp van het plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning of omgevingsvergunning.

 

23.3       veiligheidszone – lpg – plaatsgebonden risico

a      Binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – lpg – plaatsgebonden risico’ geldt dat de bouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het besluit externe veiligheid inrichtingen, niet zijn toegestaan.

b      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding als bedoeld in sub a te wijzigen of (gedeeltelijk) te laten vervallen indien:

1      uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;

2      uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de plaatsgebonden risicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, dan wel nieuwe rekenmethoden een kleinere plaatsgebonden risicocontour geldt.

 

23.4       veiligheidszone – lpg – groepsrisico

a      Binnen de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – lpg – groepsrisico’ geldt dat kantoren en dienstverlenende bedrijven met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 1.500 m2, niet zijn toegestaan.

b      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding als bedoeld in sub a te wijzigen of (gedeeltelijk) te laten vervallen indien:

1      uit nader onderzoek is gebleken dat de risicovolle inrichting buiten werking is gesteld;

2      uit onderzoek is gebleken dat door een wijziging van de bedrijfsvoering in de risicovolle inrichting de groepsrisicocontour kleiner is geworden of dat door aangepaste wet- en regelgeving, nieuwe inzichten, dan wel nieuwe rekenmethoden een kleinere groepsrisicocontour geldt.

 

 


Artikel 24              Algemene afwijkingsregels

24.1       Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden, het woon- en leefklimaat, de stedenbouwkundige kwaliteit, de beeldkwaliteit, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de brandveiligheid en rampenbestrijding van de aangrenzende gronden en bouwwerken, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;

c       de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d      het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:

1      de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2      de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;

e      het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

1      de oppervlakte niet meer dan 15 m² bedraagt;

2      de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

3      de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 m mag bedragen;

4      uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

f        het bepaalde in ten aanzien van de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens en toestaan dat de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelgrens minder dan 5 m bedraagt, voor zover het de voortzetting van een afwijking betreft die bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan.

 


Artikel 25              Algemene wijzigingsregels

25.1       Overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a      overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

b      overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c       de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

d      het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 


 

Hoofdstuk 4              Overgangsrecht- en
slotregels

Artikel 26              Overgangsrecht

26.1       Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

26.2       Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


Artikel 27              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Veegtes.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .......................................

De voorzitter,                                                                      De griffier,

................................                                                              ................................

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, maart 2012                                                                    Vastgesteld: 28 maart 2012