INLEIDENDE REGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het
bestemmingsplan ‘Klein Vink‘ van de gemeente Venlo.
bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0983.BPL2010006KLVINK-VA01 met de bijbehorende regels.
aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van
deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
bebouwing:
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfsmatige exploitatie recreatiewoning:
Het
via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig
beheer/exploitatie dat in de recreatiewoning wisselende recreatie
(nacht-)verblijfsmogelijkheden worden geboden en waarbij permanente bewoning is
uitgesloten.
bestaande
situatie:
a t.a.v. bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b t.a.v. gebruik:
het
gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het
bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van
een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, maar al dan niet tegen aangebouwd op de gronden staand
gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.
bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een
bouwperceel.
bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
centrale
recreatieve voorzieningen:
voorzieningen
deel uitmakend van het recreatiepark als geheel, zoals receptie,
horecavoorzieningen, sport- en recreatievoorzieningen,
detailhandelsvoorzieningen alsmede hotel en groepsaccommodaties en dergelijke.
cultuurhistorische
waarde:
de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur, onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.
dagrecreatie:
recreatieve activiteiten die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
extensief
recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.
horeca:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
discotheek, casino of automatenhal.
hotel:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een
caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen
voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of
ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
landschappelijke
waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, de wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beďnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens).
maatschappelijke
voorzieningen:
medische, paramedische en sociaalmedische voorzieningen alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van planten en dieren die zichzelf onder invloed van klimaat, geomorfologie, bodemkunde en waterhuishoudkundige gesteldheid en al dan niet beďnvloed door menselijke aanwezigheid, in stand houden.
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
permanente
bewoning:
bewoning van een recreatiewoning waarbij minder dan 120 dagen per jaar elders wordt verbleven.
recreatiepark:
geheel van voorzieningen gericht op dag- en
verblijfscreatie, onder andere bestaande uit kampeervoorzieningen,
recreatiewoningen, centrale voorzieningen en bijbehorende overige
voorzieningen.
recreatiewoning:
een
gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun
hoofdverblijf elders hebben.
ruimtelijke
kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
stacaravans of chalets:
een wagen
(niet uitklapbaar) welke volgens de bepalingen van het wegenverkeersreglement
niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen of een gebouw
van lichte constructie dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst,
welke gebouwd, ingericht en bestemd zijn voor verblijfsrecreatie op een vaste
standplaats.
stedenbouwkundig
beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).
verbeelding:
de kaart met bijbehorende verklaring, bestaande uit 1 blad, waarop de bestemmingen van de in het plan aangewezen gronden zijn aangegeven, tekeningnummer TEK01-RCS00003-02A.
verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatief verblijf, buiten de eerste woning, waarbij sprake is van overnachting(en) anders dan overnachting(en) bij familie of kennissen.
werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte,
diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse
van het bouwwerk.
a
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de
weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd
met
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende
maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met
Bij
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende
daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan
BESTEMMINGREGELS
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a aanleg, instandhouding, herstel en/of ontwikkeling van het bos en de bosgroeiplaats;
b extensief recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
a
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet
meer bedragen dan
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het verzetten
van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen)
van meer dan
b
het vellen van
bos;
c
het
verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van
het plan aanwezig waren;
d
het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of
verharde oppervlakten van meer dan
Het in lid 3.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud betreffen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
De in lid 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het bos.
De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van een recreatiepark met bijbehorende voorzieningen, met dien verstande dat:
1
het aantal
standplaatsen voor kampeermiddelen/stacaravans/chalets niet meer mag bedragen
dan 1.050;
2
centrale
voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan op de gronden met de aanduiding
‘specifieke vorm van recreatie-
3
recreatiewoningen
uitsluitend zijn op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van recreatie-
4
een hotel
uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
recreatie-hotel’, waarbij het aantal hotelkamers niet meer dan 90 mag bedragen;
b welness-centrum;
c maatschappelijke voorzieningen;
d openbaar openluchtbad;
e tentoonstellingsruimte;
f water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g voorzieningen voor verkeer en verblijf;
h parkeervoorzieningen;
i speelvoorzieningen;
j groenvoorzieningen;
k nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a
Ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie-
1
Het
bebouwingspercentage van de gronden binnen deze aanduiding mag niet meer
bedragen dan 60%.
2
De goothoogte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan
3
De bouwhoogte
van gebouwen mag niet meer bedragen dan
4
De afstand tot
de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan
5
De goothoogte
van een hotel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
recreatie-hotel’ mag niet meer bedragen dan
b Ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie-
1
Aantal
recreatiewoningen mag niet meer bedragen dan 224.
2
De inhoud per
recreatiewoning mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven, waarbij de
volgende differentiatie geldt:
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
3
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
4
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
5
Bij elke
recreatiewoning mag één bijgebouw worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan
aan de volgende bepalingen:
-
De oppervlakte
mag niet meer bedragen dan
-
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
c Voor alle gronden gelden de volgende regels:
1
De gronden
mogen worden bebouwd met kleine gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het
kampeerterrein zoals stacaravans/chalets en sanitaire voorzieningen en
dergelijke, met dien verstande dat:
- de goothoogte niet meer mag
bedragen dan
- de bouwhoogte niet meer mag
bedragen dan
2
Voor
stacaravans/chalets gelden de volgende voorwaarden:
-
De oppervlakte
van een stacaravan/chalet mag niet meer bedragen dan 75 m˛ met dien verstande dat de oppervlakte van
maximaal 10 voor gehandicapten aangepaste stacaravans/chalets niet meer mag
bedragen dan 95 m˛ per stacaravan/chalet.
-
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
-
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
-
De oppervlakte
van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan
-
De bouwhoogte
van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m.
4.2.2 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen op alle gronden worden gebouwd.
b De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
c De
bouwhoogte van een telecommunicatiemast mag niet meer bedragen dan
d De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan
Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 en worden en worden toegestaan dat nieuwe recreatiewoningen woningen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone-ontheffingsgebied’, met dien verstande dat:
a het aantal nieuwe recreatiewoningen niet meer mag bedragen dan 180;
b voor
elke nieuwe recreatiewoning twee standplaatsen
voor kampeermiddelen/stacaravans/chalets komen te vervallen;
c de
inhoud per recreatiewoning niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven,
waarbij de volgende differentiatie geldt:
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
-
het aantal recreatiewoningen met een maximale inhoud
van ten hoogste
d de
goothoogte niet meer mag bedragen dan
e de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
Onder strijdig gebruik zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
a het gebruik van recreatiewoningen, kampeermiddelen of stacaravans/ chalets voor permanente bewoning;
b het gebruik van gronden, recreatiewoningen, kampeermiddelen of stacaravans/chalets anders dan voor bedrijfsmatige exploitatie.
De
voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
b aanlegplaatsen/steigers voor zover direct grenzend aan de bestemming ‘Wonen’;
c extensief recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mag per aangrenzend bouwperceel uitsluitend een boothuis worden gebouwd, met dien verstande dat:
a
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan
b
de goothoogte niet meer mag bedragen dan
c
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
d
de diepte, gemeten vanaf de bestemmingsgrens, mag niet meer
bedragen dan
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van
aanlegplaatsen/steigers gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De diepte, gemeten vanaf de bestemmingsgrens, mag niet meer
bedragen dan
De
voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen in vrijstaande woningen;
b water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c voorzieningen voor verkeer en verblijf;
d uitsluitend een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’;
e parkeervoorzieningen;
f speelvoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h nutsvoorzieningen;
i tuinen en erven.
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
6.2.1 Algemeen
Voor
het bouwen van bouwwerken geldt in het algemeen de volgende bepaling:
a
De afstand van
gebouwen tot de bestemming ‘Bos’ mag niet minder bedragen dan
b
De afstand van
gebouwen tot de achterste bouwperceelsgrens mag niet minder bedragen dan
c
In afwijking
van het bepaalde onder b mogen gebouwen wel tot in de achterste bouwperceelgrens worden gebouwd indien deze grenzen aan
de bestemming ‘Water’.
d
De afstand van
gebouwen tot beide zijdelingse bouwperceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan
e
De afstand tot
de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
f
De oppervlakte
aan gebouwen mag bij een bouwperceel met een oppervlakte van:
1 minder dan
2 tussen de 2.500 en
3 meer dan
g
Een oppervlakte
van minimaal 30% van het bouwperceel dient te worden ingericht als bos.
6.2.2 Woningen
Voor
het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
a
Het aantal
woningen mag niet meer bedragen dan 90.
b
De inhoud van
een woning mag niet minder bedragen dan
c
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
e
In afwijking
het bepaalde onder f en g mag op een woning en hoogteaccent worden gerealiseerd
op maximaal 30% van de bebouwde oppervlakte van de woning, waarbij de volgende
voorwaarden gelden:
1
De goothoogte
mag worden verhoogd met niet meer dan
2
De bouwhoogte
mag worden verhoogd met niet meer dan
6.2.3 Bijgebouwen
Voor
het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
De goothoogte
mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag:
1
voor (het verlengde van) de voorgevel niet meer bedragen dan
2
achter (het verlengde van) de voorgevel niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
mag niet meer bedragen dan
De voor ‘Leiding – Brandstof’ aangewezen
gronden, ter breedte van
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
b
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt
dat de hoogte van deze bouwwerken maximaal
Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
7.4.1 Verbod
op het uitvoeren van werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Brandstof’ de volgende werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
b Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
c Diepploegen.
d Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
e Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
f Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
7.4.2 Uitzonderingen
op het verbod tot uitvoering van werk of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde
Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Plaatsvinden binnen een bouwvlak.
b Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.4.3 Toelaatbaarheid
a De werken en werkzaamheden, zoals in lid 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.
De voor ‘Leiding – Water’ aangewezen
gronden, ter breedte van
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
b
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt
dat de hoogte van deze bouwwerken maximaal
Middels een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2 en worden toegestaan dat wordt gebouwd ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
8.4.1 Verbod
uitvoeren van werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Water’ de volgende werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren of te laten uitvoeren:
a Het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen.
b Het uitvoeren van graafwerkzaamheden.
c Diepploegen.
d Het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.
e Het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen.
f Het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
8.4.2 Uitzonderingen
op het verbod tot uitvoering van werken of werkzaamheden, geen bouwwerken
zijnde
Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, welke:
a Plaatsvinden binnen een bouwvlak.
b Het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3 Toelaatbaarheid
a De werken en werkzaamheden, zoals in lid 8.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de leidingbeheerder.
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.
10.1 Veiligheidszone
- leiding
Op de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding ‘ veiligheidszone -leiding’ mag, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, slechts bebouwing worden opgericht gehoord de beheerder van de brandstofleiding (Defensie Pijpleiding Organisatie, DPO).
In dit plan kan middels een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
a de in de regels gegeven maten, afmetingen, aantallen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen, aantallen en percentages.
b de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de
inhoud per gebouwtje niet meer dan
2 de
bouwhoogte niet meer dan
c de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1 ten
behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
2 ten
behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan
d de regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1 gedeeltelijk worden vernieuwd
of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge
van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van
de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is teniet gegaan.
b Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende
plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Klein Vink’
Rosmalen, augustus 2010
Croonen Adviseurs b.v.