gemeente: Venlo   status: Vastgesteld
plannaam: Trade Port West-Oost   datum: 21-12-2010
 

Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Bedrijf´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;

      2. ter plaatse van de aanduiding ‘nutsbedrijf’: een nutsbedrijf, waaronder inbegrepen een transformatorstation;

      3. voorzieningen van algemeen nut;

      4. ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ uitsluitend openbare nutsvoorzieningen;

      5. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - reclamezuil’: een reclamezuil;

      6. waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

      1. tuinen, erven en terreinen;

      2. manoeuvreerruimte en parkeervoorzieningen. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

      3. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

      1. gebouwen;

      2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Gebouwen, tenzij voorzien van de aanduiding ‘nutsvoorziening’

Voor het bouwen van gebouwen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’, gelden de volgende regels:

      1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

      2. het bebouwingspercentage per bouwvlak mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage” is aangegeven;

      3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale goothoogte” is aangegeven;

      4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte” is aangegeven;

      5. bedrijfswoningen mogen niet worden gebouwd.

4.2.2 Voorzieningen van algemeen nut ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’ gelden de volgende regels:

      1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

      2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m;

      3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

      1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

      2. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat er slechts 1 overkapping per bouwperceel mag worden gerealiseerd, de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen en deze achter de naar de weg gekeerde gevel wordt opgericht;

      3. de bouwhoogte van een reclamezuil ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - reclamezuil’ mag maximaal 30 m bedragen;

      4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ter plaatse van de aanduiding ‘nutsbedrijf’ niet meer dan 8 m bedragen;

      5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

4.3 Nadere eisen

 

4.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

      1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

      2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

      3. ter waarborging van een goede milieusituatie;

      4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;

      5. ter waarborging van de sociale veiligheid;

      6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;

      7. met betrekking tot de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

4.3.2 Externe veiligheid

Burgemeester en wethouders kunnen in verband met het respecteren van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid nadere eisen stellen inzake:

      1. het uitvoeren van de gebouwen met preventief lekwerende middelen om deuren/ramen, ventilatiekanalen en schoorsteenkanalen zoveel mogelijk lekdicht te kunnen afsluiten;

      2. het voorzien van de gebouwen met brandwerende gevels en ramen;

      3. het aanbrengen van de beglazing aan gebouwen, zodanig uitgevoerd dat scherfwerking wordt voorkomen;

      4. de situering van de (nood)uitgangen van gebouwen;

      5. het aanbrengen van gevelornamenten aan gebouwen;

      6. het binnen een gebouw situeren van minder zelfredzame personen;

      7. het creëren van vluchtwegen;

      8. centrale ventilatie;

      9. alarmeringssysteem.

4.4 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub a en worden toegestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

      1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 10% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel;

      2. de afstand tot op de perceelsgrens niet minder dan 3 m bedraagt;

      3. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in lid 4.2.1 sub d minder bedraagt dan 4 m, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan, het gebruik van de gronden voor:

      1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

      2. wonen;

      3. detailhandel;

      4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);

      5. prostitutie en/of seksinrichtingen;

      6. coffeeshops;

      7. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Bedrijf te wijzigen voor wat betreft het verwijderen van aanduidingen als bedoeld in lid 4.1 sub b, d en e, indien de betreffende activiteit ter plaatse gedurende minimaal een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.