Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BPL2009017-VA01 met de bijbehorende regels en bijlage.
1.2 Plan:
Het bestemmingsplan Trade Port West-Oost, van de gemeente Venlo.
1.3 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aangebouwd bijgebouw:
Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.6 Aan- en/of uitbouw:
Een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
1.7 Afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:
Een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.8 Agrarisch (volwaardig) bedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren.
1.9 Antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie.
1.10 Archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten in het verleden.
1.11 Archeologisch onderzoek:
Onderzoek naar archeologische waarden uitgevoerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm voor Nederlandse Archeologie (versie 3.1 of volgend).
1.12 Archeologisch waardevol gebied:
Gebied met zeer hoge archeologische waarden of verwachting.
1.13 Automatenhal/speelhal:
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of gedeelte daarvan is bestemd en/of wordt gebruikt om het publiek gelegenheid te geven om spel door middel van speel¬automaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen.
1.14 Bebouwing:
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 Bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.16 Bed and breakfast:
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
1.17 Bedrijf:
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen niet daaronder begrepen.
1.18 Bedrijfsgebouw:
Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.19 Bedrijfsvloeroppervlak:
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.20 Bedrijfswoning:
Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één of meerdere persoon / personen, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.21 Beperkt kwetsbaar object:
Een object dat als zodanig wordt aangeduid in het Besluit Externe Veiligheid bij Inrichtingen (zoals dit geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan).
1.22 Bestaand:
1.22.1 Bebouwing:
De als zodanig in het bestemmingsplan aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven omgevingsvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.22.2 Gebruik:
Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.
1.23 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.24 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 BIGNAL:
het Besluit inrichting en gebruik niet aangewezen luchtvaartterreinen.
1.26 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.28 Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen.
1.29 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel.
1.31 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolgde de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.32 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 Bijgebouw:
Een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.
1.34 Coffeeshop:
Een horecabedrijf, waarin uitsluitend alcoholvrije dranken en eventueel kleine eetwaren worden verstrekt voor gebruik ter plaatse en waar softdrugs worden verstrekt voor gebruik ter plaatse of gebruik elders.
1.35 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten:
Het beroepsmatig uitoefenen van een ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot het aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarbij de omvang van de activiteiten zodanig is dat als deze in een woning en daarbij horende bijgebouwen wordt uitgeoefend, de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Dit laatste is slechts anders daar waar in deze regels is bepaald, dat de consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten tevens als hoofdfunctie zijn toegestaan.
1.36 Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.37 Dakopbouw:
Opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij “setbacks” in dit artikel.
1.38 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 Dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
Bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.40 Discotheek / dancing:
Een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarvan het laten beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.
1.41 (Eet-)café:
Een horecabedrijf, waarin alcoholvrije en alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse al of niet in combinatie met het bereiden en verstrekken van maaltijden; de nadruk ligt echter op het verstrekken van drank.
1.42 Fastfood-vestiging:
Een horecabedrijf, waar frituurwaren en kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije of alcoholhoudende dranken, worden verstrekt in wegwerpverpakkingen al dan niet voor gebruik ter plaatse, zoals een cafetaria, friture of afhaalcentrum.
1.43 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.44 Geluidbelasting vanwege een industrieterrein:
De etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichting behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoelt in de Wet geluidhinder.
1.45 Geluidgevoelige functies:
Bewoning en andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet.
1.46 Geluidgevoelige gebouwen:
Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.47 Geluidzoneringsplichtige inrichting:
Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.48 Grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt.
1.49 Hogere grenswaarde:
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.
1.50 Hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.51 Horecabedrijf:
Een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodaties, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops.
1.52 Horeca:
Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies.
1.52.1 Horeca, categorie 1:
Een horecabedrijf dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt.
1.52.2 Horeca, categorie 2:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd. Daaronder worden begrepen: cafetaria / snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, ijssalon / ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant.
1.52.3 Horeca, categorie 3:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het vestrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse dienen te worden genuttigd, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar.
1.52.4 Horeca, categorie 4:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek / dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning).
1.52.5 Horeca, categorie 5:
Een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met een restaurant. Daaronder wordt begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.
1.53 Horizontale diepte van een gebouw:
De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
1.54 Kampeermiddel:
Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
Enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde.
Eén en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.55 Kantoor:
Een gebouw of ruimte, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.56 Kwetsbaar object
Een object waar ingevolge het Besluit Externe Veiligheid bij Inrichtingen (zoals dit geldt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting c.q. transport-as is bepaald, die in acht genomen moet worden.
1.57 Logiesverblijf:
Het in gebruik hebben of houden van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig recreatief verblijf of tijdelijk onderdak wordt verschaft aan meer dan 4 huishoudens, anders dan een huishouden per woning, die elders hun hoofdverblijf hebben.
1.58 Luchtvaartgerelateerde voorzieningen:
Voorzieningen die direct gerelateerd zijn aan de luchtvaart, waaronder een verkeerstoren, hangars, windzakken, signaleringen en een opslagruimte voor vliegtuigbrandstof.
1.59 Luchtvaart en verkeers- en logistiek educatiecentrum gerelateerd (toeleverings)bedrijf:
Bedrijf of organisatie dat producten en diensten (toe-)levert, die zijn gerelateerd aan luchtvaartuigen en het gebruik daarvan, dan wel dat producten en diensten (toe-)levert op verkeers- en logistiek gebied, dan wel gericht is op educatieve doeleinden.
1.60 Luchtvaart en verkeers- en logistiek educatiecentrum gerelateerde diensten:
Diensten die inherent zijn aan de luchtvaart, verkeer en logistiek en/of daarmee samenhangende educatieve doeleinden, waaronder opleidingen, advisering, arbo, keuringsdiensten, reparatie en onderhoud en competentiegerichte leer- en werkplekken.
1.61 Micro Light Airplanes (MLA):
Bepaalde categorie van lichte luchtvaartuigen.
1.62 Nadere eis:
Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening.
1.63 Nevengeschikte functie:
Functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
1.64 Omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.65 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.66 Onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en niet als bouwlaag wordt aangemerkt.
1.67 Ondergeschikte activiteit:
Activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag worden gebruikt.
1.68 Ondergronds bouwwerk:
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.
1.69 Overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.
1.70 Parkeervoorziening:
Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
1.71 Peil:
Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.72 Perceelgrens:
Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.
1.73 Productiegebonden detailhandel:
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.74 Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
1.75 Recreatie:
Vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..
1.76 Recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.77 Restaurant:
Een horecabedrijf, waarin in dat bedrijf bereide volledige maaltijden, alsmede alcoholvrije of alcoholhoudende dranken – in principe alleen in combinatie met die maaltijden – worden verstrekt voor gebruik ter plaatse; een volwaardige bedrijfskeuken maakt deel uit van de vestiging.
1.78 Risicovolle inrichting:
Een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo), of het Vuurwerkbesluit.
1.79 Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.80 Setback:
Een dakopbouw die gelegen is op ten minste 2,00 m achter de doorgetrokken voorgevel van een gebouw met een hoogte van maximaal 3,00 m.
1.81 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
De als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten met basisinformatie voor milieuzonering.
1.82 Stedenbouwkundig beeld:
Het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n), voor zover nader beschreven in het bestemmingsplan.
1.83 Straatprostitutie:
Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
1.84 Terras:
Een buiten de besloten ruimte van en inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.85 Tuin:
Gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
1.86 Uitbouw:
Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.87 Verkeer:
Wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie, railverkeer, luchtverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting en/of straatmeubilair.
1.88 Verkeers- en logistiek educatiecentrum:
Een opleidings- en innovatiecentrum op het gebied van verkeer en logistiek, met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, waaronder praktijk- en productieruimtes, examenvoorzieningen, leslokalen, kantines, administratieve ruimten, oefenterreinen, parkeerterreinen alsmede ondergeschikte, daaraan gerelateerde, activiteiten en bedrijvigheden.
1.89 Voorgevel:
Een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
1.90 Voorgevelrooilijn:
De naar de weg gekeerde bouwgrens.
1.91 Voorkeursgrenswaarde:
De maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder.
1.92 Voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.93 Vrijstaand bijgebouw:
Een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.
1.94 Watergang:
Een werk, al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen –taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
1.95 Weg:
Een voor het rij- en ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.96 Wet / wettelijke regelingen:
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.97 Wijziging:
Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.98 Winkel:
Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.99 Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De afstand tot de bouwperceelgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld. |