Regels bestemmingsplan “Oude Arenborgweg”.
Inhoudsopgave
Regels
Hoofdstuk 1 Inleidende
regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene
regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
Artikel 6 Algemene wijzigingsregels
Artikel
7 Algemene
procedurebepalingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel
8 Overgangsregels
Artikel 9 Slotregel
HOOFDSTUK 1
Inleidende regels
Artikel 1: Begrippen
In deze
regels wordt verstaan onder:
1.
Plan:
Het bestemmingsplan
“Oude Arenborgweg” van de gemeente Venlo,
bestaande uit de verbeelding, de toelichting alsmede
deze regels.
2.
Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BP201212oudarenbwg-VA01 met de
bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
3.
Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
4.
Aanduidinggrens:
De grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft.
5.
Aangebouwd
bijgebouw:
Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is
aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en)
en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en)
en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
6.
Aan-
en/of uitbouw:
Een
aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat
architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding
staat met het hoofdgebouw.
7.
Aan
huis gebonden bedrijf:
het door de bewoner van de woning
bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van
de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.
8.
Aan
huis gebonden beroep:
Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in
een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de
uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch
detailhandel.
9. Achtererf:
Gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn, waarop
volgens de regels bijgebouwen morgen worden opgericht, met uitzondering van de
gronden die als “tuin” worden benoemd.
10. Achtergevelbouwgrens:
De
op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn aan de van de weg gekeerde zijde
van het perceel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
11. Ander bouwwerk:
Een bouwwerk
geen gebouw zijnde.
12. Bebouwing:
Een of meer
gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
13. Bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van
het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
14. Bed and breakfast:
Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in
hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en
waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken
aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.
15. Begane grond:
Een bouwlaag
geen verdieping zijnde.
16. Bestaand:
Bebouwing:
De als zodanig op de verbeeldingen
aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van
het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven
bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
Gebruik:
Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten
tijde van het van kracht worden van dit plan.
17. Bestemmingsgrens:
De grens van
een bestemmingsvlak.
18. Bestemmingsvlak:
Een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
19. Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
20. Bouwgrens:
De grens van
een bouwvlak.
21. Bouwlaag:
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke
of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting
van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van
22. Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.
23. Bouwperceelgrens:
Een grens van
een bouwperceel.
24. Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn
aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
25. Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
26. Bijgebouw:
Een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met
het hoofdgebouw.
27. Dak:
Iedere
bovenbeëindiging van een gebouw.
28. Dakopbouw:
Opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de
snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°,
met uitzondering van het gestelde bij “setbacks” in dit artikel.
29. Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden,
waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het
verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze
goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
30. Eerste bouwlaag:
De bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis,
zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.
31. Erf:
Het gedeelte van het bouwperceel bestaande uit achtererf en zijerf waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden
opgericht.
32. Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
33. Hoofdgebouw:
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie,
afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
34. Horizontale diepte van een gebouw:
De lengte van
een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.
35. Huishouden:
Een duurzame leefgemeenschap van personen met een onderlinge
verbondenheid, waarbij sprake is van (nagenoeg) zelfstandige bewoning.
36. Kamerbewoning:
Een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende,
duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt
bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.
37. Kamerverhuurbedrijf:
Een pand of een deel van een pand dat door meer dan 4
personen, anders dan door de rechthebbende, bedrijfsmatig kamergewijs
wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.
38. Kleinschalige bedrijfsmatige
activiteit:
39. Ondergronds bouwwerk:
Een (gedeelte
van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste
40. Overkapping:
Een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een
gesloten dak, daaronder begrepen een carport.
41. Parkeervoorziening
Een al of niet
overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding
staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te
worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.
42. Peil:
Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de
hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang;
Voor een
bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de gemiddelde hoogte van het afgewerkte
aansluitende maaiveld;
43. Perceelgrens:
Een grenslijn tussen bouwpercelen
onderling.
44. Prostitutie:
Het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.
45. Seksinrichting:
De voor het
publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting
wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische
massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar.
46. Straatprostitutie:
Het zich op de
openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar
stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.
47. Tuin:
Gronden
gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare
gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.
48. Uitbouw:
Een gebouw dat
als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk
gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
49. Verticale diepte van een gebouw:
De diepte van
een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
50. Voorgevel:
Een of meer
gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in
ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).
51. Voorzieningen van algemeen nut:
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net
aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer
en/of het wegverkeer.
52. Vrijstaand bijgebouw:
Een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin
ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat
van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of
andere tuinafscherming.
53. Wet / wettelijke regelingen:
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar
wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden
gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het
ontwerpplan tenzij anders bepaald.
54. Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van niet meer dan één huishouden.
55. Zolder:
Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met
schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder
gelegen bouwlaag of bouwlagen.
56. Zijerf:
Gronden gelegen tussen een zijgevel van het hoofdgebouw en
de zijdelingse niet aan een weg grenzende perceelsgrens, waarop volgens de
regels bijgebouwen mogen worden opgericht.
57. Zijgevel:
Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of
achtergevel.
Artikel 2. Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. Afstand
tot de bouwperceelgrens: Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het
bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
b. Bouwhoogte
van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
c. Dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van
het horizontale vlak.
d. Goothoogte
van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant
van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel.
e. Horizontale
diepte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse
gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.
f. Inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren)
en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
g. Ondergrondse bouwdiepte van een
bouwwerk:
Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de
fundering niet meegerekend.
h. Oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
j. Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde
ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-
en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-,
c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
j. Wijze
van meten
Bij de toepassing van deze regels
wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de analoge kaart en op de
schaal waarin het plan is vastgesteld.
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemming
De voor 'Wonen' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
wonen, in de
vorm van een grondgebonden woning;
b
aan-huis-verbonden
beroepen en kleinschalige bedrijven in hoofdgebouw en bijgebouw(en), met dien
verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van
het vloeroppervlak per woning inclusief de bijgebouwen bedraagt, met een
maximum van
c
waterhuishoudkundige
voorzieningen;
d
tuinen, erven en
verhardingen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de aanwijzingen op de
verbeelding alsmede de volgende regels:
3.2.1 Algemeen
a
Het
bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan– en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde, welke hoger zijn dan
3.2.2 Woning
a
Woningen mogen
uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
b
Per bouwvlak is
één woning toegestaan.
c
De woning dient
gebouwd te worden in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.
d
De inhoud van de
woning mag niet meer bedragen dan
e
De breedte van
de woning mag niet meer bedragen dan
f
Die diepte van
de woning mag niet meer bedragen dan
g
Ter plaatse van
de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend een vrijstaande woning worden
gebouwd.
h
De afstand tot
de perceelsgrenzen moet ten minste
i
De goot-
respectievelijk bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse
van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.
j
De woning dient
met een kap te worden afgedicht.
3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan-
en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
a
Aan- en uitbouwen
en bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak, dan wel ter
plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' opgericht worden.
b
Aan- en
uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste
c
De gezamenlijke oppervlakte
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover gelegen buiten het
bouwvlak van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan:
1
2
d
De goothoogte
van aan– en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan
e
In afwijking van
het bepaalde onder a t/m c van dit lid, mogen aan een hoofdgebouw erkers,
luifels en dergelijke aan- en uitbouwen worden aangebouwd, met een diepte van
maximaal
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a
De hoogte van
erf- en tereinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan
b
Erf- en
terreinafscheidingen hoger dan
c
In hoeksituaties
dienen erf– en terreinafscheidingen hoger dan
d
De
hoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal
1
vlaggenmasten,
waarvan de hoogte niet meer dan
2
speeltoestellen,
waarvan de hoogte niet meer dan
e Het maximum bebouwingspercentage van 65 mag niet
worden overschreden.
3.2.5 Voorzieningen van algemeen nut
Voor het bouwen van
voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:
a
De bouwhoogte
mag niet meer dan
b
De oppervlakte
van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:
a
de situering
en/of afmetingen van bouwwerken;
b
de kapvorm van
gebouwen;
c
de aanleg en
omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;
d
de in het kader
van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede
(ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen
maatregelen ter voorkoming van overlast
van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten bebouwing en/of aan te brengen
oppervlakteverharding.
De toepassing van nadere
eisen als bedoeld onder a t/m c door burgemeester en wethouders zal gericht
zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
1
het straat- en
bebouwingsbeeld;
2
de woonsituatie
(wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);
3
de
gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);
4
de
milieusituatie;
5
de
verkeersveiligheid;
6
de parkeerruimte
op eigen terrein;
7
de sociale
veiligheid;
8
de
brandveiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken
wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a
detailhandel;
b
seksinrichtingen;
c
opslag van
goederen en materialen voor de gevellijn;
d
permanent of
tijdelijke bewoning in een bijgebouw;
e
woning voor
kamerbewoning;
f
vrijstaande
bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
3.4.2 Voorwaardelijke bepaling dove gevels
Ten einde een goed woon-
en leefklimaat zeker te stellen in de gewenste woning dient de woning deels te
zijn voorzien van een dove gevel. Voor het bouwvlak geldt dat de noordoostelijke gevel op de 2e
verdieping van het hoofdgebouw wordt uitgevoerd als dove gevel.
3.4.3 Beroepen en bedrijven aan huis
Beroepen en bedrijven (in
maximaal categorie 1 en 2 Lijst van Bedrijven) aan huis zijn toegestaan onder
de volgende voorwaarden:
a
De woonfunctie
blijft overwegend behouden.
b
De beroeps-
en/of bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw
en de bijgebouwen, met een maximum van
c
De beroeps-
en/of bedrijfsactiviteiten worden door de bewoner(s) van het hoofdgebouw zelf
uitgeoefend.
d
De woning en de
bij de woning behorende bijgebouwen blijven aan het Bouwbesluit c.q. de Bouwverordening voldoen.
e
De beroeps-
en/of bedrijfsactiviteiten veroorzaken geen parkeeroverlast voor de directe (woon)omgeving of dat hierdoor geen
extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.
f
Er ontstaat geen
(overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving.
g
Er wordt geen
detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die ondergeschikt is aan en verband houdt met
de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
h
Er worden geen
horeca-activiteiten uitgeoefend.
i
Er wordt/worden
geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante activiteiten op erotisch en/of pornografisch gebied
uitgeoefend.
3.5 Afwijken van de
gebruiksregels
Burgemeester en wethouders
kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een Bed and Breakfast mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a
De woonfunctie
blijft als hoofdfunctie behouden.
b
Bedoeld gebruik
mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het
woonkarakter van de wijk of buurt.
c
Bedoeld gebruik
mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren.
d
Het gebruik moet
naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming zijn.
e
Het gebruik
dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de
activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van
het hoofdgebouw is.
f
Er mag geen
duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur
ontstaan.
g
Het betreft niet
zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige
beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.
h
Er dient te
worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
i
De Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing te
worden gerealiseerd.
j
Maximaal 40% van
het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen mogen ten behoeve van een Bed and
Breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut
maximum van
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 4. Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het
toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5. Algemene
afwijkingsregels
5.1. Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt
gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie,
de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de
aangrenzende gronden, bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die
betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a,b,c
WABO afwijken van deze regels voor:
a
het
afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten
hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b
de
bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een
meetverschil daartoe aanleiding geeft;
c
de
bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
wordt vergroot tot niet meer dan
d
het
bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat
de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke
verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
1
de
maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende
bouwvlak zal bedragen;
2
-de
hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal
bedragen.
3
het
bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en
voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes,
schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten,
kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen
bouwwerken, mits:
-de oppervlakte niet meer dan
-de goothoogte niet meer dan
-de bouwwerken naar aard en
afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan
-uit een bodemonderzoek is gebleken
dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Artikel 6. Algemene
wijzigingsregels
6.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan
opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
a
Overschrijding van
bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere
realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk
is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.
b
De
overschrijding als bedoeld in sub a mag echter niet meer dan
c
Het aanpassen
van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen
naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na
het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 7. Algemene procedurebepalingen
7.1 Toepassen algemene wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de
algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de
voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van
de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
7.2 Toepassen afwijkingsbevoegdheid
Bij toepassing van een
afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de
voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van
toepassing.
7.3
Toepassen nadere eisen regeling
Bij toepassing van de
nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de
voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van
de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
7.4 Procedure
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of
van werkzaamheden
Bij het verlenen van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of
van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding
van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wabo, van toepassing.
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Artikel 8. Overgangsregels
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
a
Een bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het
plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1
gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
2
na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b
Burgemeester en
wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder
a met maximaal 10%.
c
Het bepaalde
onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
8.2. Overgangsrecht gebruik
a
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c
Indien
het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9. Slotregel
Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel
"Regels deel uitmakende
van het Bestemmingsplan “Oude Arenborgweg”
van de gemeente Venlo".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 april 2013.
De voorzitter,
De griffier,