Regels bestemmingsplan “Oude Arenborgweg”.

 

 

 

Inhoudsopgave

 

Regels

 

Hoofdstuk 1                       Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

Artikel 2                   Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2                       Bestemmingsregels

Artikel 3                   Wonen

 

Hoofdstuk 3                       Algemene regels

Artikel 4                   Anti-dubbeltelregel

Artikel 5                   Algemene afwijkingsregels

Artikel 6                   Algemene wijzigingsregels

Artikel 7                  Algemene procedurebepalingen

 

Hoofdstuk 4                       Overgangs- en slotregels

Artikel 8                   Overgangsregels

Artikel 9                   Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 



HOOFDSTUK 1 

Inleidende regels

 

 

Artikel 1: Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.      Plan:

Het bestemmingsplan  “Oude Arenborgweg” van de gemeente Venlo, bestaande uit de verbeelding, de toelichting alsmede deze regels.

 

2.      Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0983.BP201212oudarenbwg-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

 

3.      Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

4.      Aanduidinggrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

5.      Aangebouwd bijgebouw:

Een bijgebouw, dat op enigerlei wijze aan het hoofdgebouw is aangebouwd door het verankeren van vloer, dak of mu(u)r(en) en/of door het gebruik maken van dezelfde constructiemu(u)r(en) en in bouwkundige zin ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

6.      Aan- en/of uitbouw:

Een aan een hoofdgebouw vastgebouwd gebouw, dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

 

7.      Aan huis gebonden bedrijf:

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.

 

8.      Aan huis gebonden beroep:

Het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend. Hieronder dienen niet te worden begrepen de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijk bedrijfsactiviteiten noch detailhandel.

 

9.      Achtererf:

Gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn, waarop volgens de regels bijgebouwen morgen worden opgericht, met uitzondering van de gronden die als “tuin” worden benoemd.

 

 

10.  Achtergevelbouwgrens:

De op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn aan de van de weg gekeerde zijde van het perceel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

 

11.  Ander bouwwerk:

Een bouwwerk geen gebouw zijnde.

 

12.  Bebouwing:

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

13.  Bebouwingspercentage:

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

14.  Bed and breakfast:

Een horecagelegenheid ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is.

 

15.  Begane grond:

Een bouwlaag geen verdieping zijnde.

 

16.  Bestaand:

Bebouwing:

De als zodanig op de verbeeldingen aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op dat tijdstip op basis van een afgegeven bouwvergunning mag worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

Gebruik:

Gebruik van gronden en bouwwerken, zoals dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van dit plan.

 

17.  Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

 

18.  Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

19.  Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

20.  Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

 

21.  Bouwlaag:

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback en met een maximale hoogte van 3,00 m. voor woningen.

 

 

 

22.  Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

 

23.  Bouwperceelgrens:

Een grens van een bouwperceel.

 

24.  Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

25.  Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

26.  Bijgebouw:

Een gebouw behorende bij en dienstbaar aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

 

27.  Dak:

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

28.  Dakopbouw:

Opbouw van de bovenste bouwlaag voor zover gelegen binnen de snijlijnen van een schuin dak, uitgaande van een maximale dakhelling van 60°, met uitzondering van het gestelde bij “setbacks” in dit artikel.

 

29.  Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop of te huur of in lease aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, ter verhuur, ter leasing, het verkopen, het verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen respectievelijk huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

30.  Eerste bouwlaag:

De bouwlaag op de begane grond. Een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hieronder niet begrepen.

 

31.  Erf:

Het gedeelte van het bouwperceel bestaande uit achtererf en zijerf waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden opgericht.

 

32.  Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

33.  Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

34.  Horizontale diepte van een gebouw:

De lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

35.  Huishouden:

Een duurzame leefgemeenschap van personen met een onderlinge verbondenheid, waarbij sprake is van (nagenoeg) zelfstandige bewoning.

 

36.  Kamerbewoning:

Een woning die, al dan niet mede door de rechthebbende, duurzaam en (nagenoeg) zelfstandig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als het verstrekken van logies.

 

37.  Kamerverhuurbedrijf:

Een pand of een deel van een pand dat door meer dan 4 personen, anders dan door de rechthebbende, bedrijfsmatig kamergewijs wordt bewoond en welk niet valt aan te merken als logiesverblijf.

 

38.  Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

De in de Bedrijvenlijst van VNG genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

 

39.  Ondergronds bouwwerk:

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

 

40.  Overkapping:

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, daaronder begrepen een carport.

 

41.  Parkeervoorziening

Een al of niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op de ligging en de ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen.

 

42.  Peil:

Voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;

 

43.  Perceelgrens:

Een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

 

44.  Prostitutie:

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen straatprostitutie.

 

45.  Seksinrichting:

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

46.  Straatprostitutie:

Het zich op de openbare weg of in een zich op de openbare weg bevindend voertuig beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

 

47.  Tuin:

Gronden gelegen tussen de (voor)gevelrooilijn dan wel bijgebouwenlijn en het openbare gebied bestaande uit verkeersontsluiting(en), groenvoorzieningen en/of pleinvormige ruimten.

 

48.  Uitbouw:

Een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

49.  Verticale diepte van een gebouw:

De diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

 

50.  Voorgevel:

Een of meer gevel(s) van een gebouw die is / zijn gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant(en) van een gebouw vorm(t)(en).

 

51.  Voorzieningen van algemeen nut:

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

 

52.  Vrijstaand bijgebouw:

Een bijgebouw, dat in functionele en bouwkundige zin ondergeschikt is aan en qua constructie en in ruimtelijk visueel opzicht vrij staat van het hoofdgebouw of daarmee slechts verbonden is door een tuinmuur, haag of andere tuinafscherming.

 

53.  Wet / wettelijke regelingen:

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan tenzij anders bepaald.

 

54.  Woning:

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

55.  Zolder:

Ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

 

56.  Zijerf:

Gronden gelegen tussen een zijgevel van het hoofdgebouw en de zijdelingse niet aan een weg grenzende perceelsgrens, waarop volgens de regels bijgebouwen mogen worden opgericht.

 

57.  Zijgevel:

Een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel.

 

 


Artikel 2. Wijze van meten

                         

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a.         Afstand tot de bouwperceelgrens:     Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

b.         Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

c.         Dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

d.         Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

e.         Horizontale diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel.

 

f.          Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

g.         Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

h.         Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

j.          Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

                         

j.          Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de analoge kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 2

Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Wonen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Bestemming

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a        wonen, in de vorm van een grondgebonden woning;

b        aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijven in hoofdgebouw en bijgebouw(en), met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijgebouwen bedraagt, met een maximum van 50 en de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;

c        waterhuishoudkundige voorzieningen;

d        tuinen, erven en verhardingen.

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de aanwijzingen op de verbeelding alsmede de volgende regels:

 

3.2.1    Algemeen

a        Het bebouwingspercentage van het bouwperceel voor hoofdgebouwen, aan– en  uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke hoger zijn dan 1 m gemeten vanaf het aansluitend terrein mag niet meer dan 65 bedragen.

 

 

3.2.2   Woning

a        Woningen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.

b        Per bouwvlak is één woning toegestaan.

c        De woning dient gebouwd te worden in en evenwijdig aan de voorgevelrooilijn.

d        De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan  900 .

e        De breedte van de woning mag niet meer bedragen dan 20 m.

f          Die diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

g        Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag uitsluitend een vrijstaande woning worden gebouwd.

h        De afstand tot de perceelsgrenzen moet ten minste 3 meter bedragen.

i           De goot- respectievelijk bouwhoogte van de woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven.

j           De woning dient met een kap te worden afgedicht.

 

 

3.2.3  Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a        Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' opgericht worden.

b        Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd. In hoeksituaties dienen aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd.

c        De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover                           gelegen buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw, mag niet meer bedragen dan:

1        70 bij een bouwperceel van maximaal 500 ;

2        100 bij een bouwperceel groter dan 500 , met dien verstande dat het maximale bouwpercentage als hiervoor bedoeld onder lid 3.2.1 niet mag worden overschreden;

d        De goothoogte van aan– en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 3,30 m bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.

e        In afwijking van het bepaalde onder a t/m c van dit lid, mogen aan een hoofdgebouw erkers, luifels en dergelijke aan- en uitbouwen worden aangebouwd, met een diepte van maximaal 1,5 m, een oppervlakte van maximaal 6 en een hoogte van maximaal 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping.

 

3.2.4  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a        De hoogte van erf- en tereinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.

b        Erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen dienen ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw –of in het verlengde daarvan– te worden gebouwd;

c        In hoeksituaties dienen erf– en terreinafscheidingen hoger dan 1 m, doch maximaal 2 m, alsmede overkappingen, gelegen aan de naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens, op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw –of het verlengde daarvan– te worden gebouwd;

d        De hoogte van andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,  mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van:

1        vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;

2        speeltoestellen, waarvan de hoogte niet meer dan 5 m mag bedragen.

e    Het maximum bebouwingspercentage van 65 mag niet worden overschreden.

 

3.2.5  Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:

a        De bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.

b        De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer dan 15 bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

a        de situering en/of afmetingen van bouwwerken;

b        de kapvorm van gebouwen;

c        de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;

d        de in het kader van waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede   (ondergrondse)  waterbergings- en infiltratievoorzieningen te nemen maatregelen  ter voorkoming van overlast van hemelwater ten gevolge van nieuw op te richten  bebouwing en/of aan te brengen oppervlakteverharding.

De toepassing van nadere eisen als bedoeld onder a t/m c door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

1        het straat- en bebouwingsbeeld;

2        de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving);

3        de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden);

4        de milieusituatie;

5        de verkeersveiligheid;

6        de parkeerruimte op eigen terrein;

7        de sociale veiligheid;

8        de brandveiligheid.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:  

a        detailhandel;

b        seksinrichtingen;

c        opslag van goederen en materialen voor de gevellijn;

d        permanent of tijdelijke bewoning in een bijgebouw;

e        woning voor kamerbewoning;

f          vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;

 

3.4.2 Voorwaardelijke bepaling dove gevels

Ten einde een goed woon- en leefklimaat zeker te stellen in de gewenste woning dient de woning deels te zijn voorzien van een dove gevel. Voor het bouwvlak geldt dat de noordoostelijke gevel op de 2e verdieping van het hoofdgebouw wordt uitgevoerd als dove gevel.

 

3.4.3 Beroepen en bedrijven aan huis

Beroepen en bedrijven (in maximaal categorie 1 en 2 Lijst van Bedrijven) aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a        De woonfunctie blijft overwegend behouden.

b        De beroeps- en/of bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 40% van de            vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, met een maximum van 50 .

c        De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten worden door de bewoner(s) van het hoofdgebouw zelf uitgeoefend.

d        De woning en de bij de woning behorende bijgebouwen blijven aan het  Bouwbesluit c.q. de Bouwverordening voldoen.

e        De beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten veroorzaken geen parkeeroverlast voor de  directe (woon)omgeving of dat hierdoor geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk zijn.

f          Er ontstaat geen (overig) gevaar, schade, hinder of overlast voor de (woon)omgeving.

g        Er wordt geen detailhandel uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel die     ondergeschikt is aan en verband houdt met de ter plekke uitgeoefende kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

h        Er worden geen horeca-activiteiten uitgeoefend.          

i           Er wordt/worden geen prostitutiebedrijf, seksinrichting of aanverwante   activiteiten op  erotisch en/of pornografisch gebied uitgeoefend.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van een Bed and Breakfast mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a        De woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden.

b        Bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en geen  onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

c        Bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren.

d        Het gebruik moet naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming zijn.

e        Het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is.

f          Er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan.

g        Het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer.

h        Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

i           De Bed and Breakfast-voorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd.

j           Maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende  bijgebouwen mogen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut maximum van 60 .

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 3

Algemene regels

 

 

 

Artikel 4.  Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5. Algemene afwijkingsregels

5.1. Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een aanvraag om een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a,b,c WABO afwijken van deze regels voor:

a        het afwijken van de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b        de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

c        de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

d        het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:

1        de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2        -de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

3        het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

-de oppervlakte niet meer dan 15 bedraagt;

-de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;

-de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen;

-uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

 

 

Artikel 6. Algemene wijzigingsregels

6.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a        Overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

b        De overschrijding als bedoeld in sub a mag echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

c        Het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij wordt verwezen naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

 

Artikel 7. Algemene procedurebepalingen

7.1 Toepassen algemene wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

 

7.2 Toepassen afwijkingsbevoegdheid

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), van toepassing.

 

7.3 Toepassen nadere eisen regeling

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

7.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wabo, van toepassing.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4

Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 8. Overgangsregels

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

a        Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1        gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2        na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b        Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.

c        Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

8.2. Overgangsrecht gebruik

a        Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b        Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c        Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d        Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 9. Slotregel

Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel "Regels deel uitmakende

van het Bestemmingsplan “Oude Arenborgweg” van de gemeente Venlo".

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 24 april 2013.

 

 

De voorzitter,

 

 

 

De griffier,