1.1
Begrippen
1.1.1
In deze regels wordt verstaan onder:
a
Plan:
Het bestemmingsplan “Leeuwen” van de gemeente Roermond;
b
Bestemmingsplan:
De geometrische bepaalde planobjecten als vervat in
het GML- bestand NL.IMRO.0957.BP00000122-0300 met de bijbehorende regels;
c
Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
d
Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e
Aan huis verbonden beroep:
De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief,
juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of
hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en
daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
Hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;
f
Bebouwing:
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
g
Bebouwingspercentage:
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft
van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
h
Bedrijfsactiviteit:
Het beroepsmatig uitoefenen van bedrijvigheid met gebruikmaking van
machines dan wel door middel van handwerk en geen kantoor zijnde;
i
Bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer
bedrijfsactiviteiten;
j
Begane grond:
Bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de
bouwlaag boven een souterrain;
k
Bestaande
bebouwing:
Bouwwerk dat op het moment van terinzage legging van het
ontwerpbestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden
gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip
van ter inzage legging is ingediend.
l
Bestaand gebruik:
Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het
plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft verkregen;
m Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
n
Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
o
Beperkt kwetsbaar object:
-
verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van
maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden,
sporthallen,
zwembaden en speeltuinen;
-
kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en
bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten,
onder bb, vallen;
-
sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve
doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder
bb, vallen;
-
objecten die met de onder cc genoemde gelijkgesteld kunnen
worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar
verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de
mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten
geen kwetsbare objecten zijn;
-
objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een
telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur,
voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een
ongeval kunnen vrijkomen,
bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
p
Bijgebouw:
Een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat ten dienste staat van dat hoofdgebouw;
q
Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
r
Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak;
s
Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij
elkaar horende bebouwing is toegelaten;
t
Bouwperceelgrens:
De grens van een bouwperceel;
u
Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
v
Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
w
Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
x
Evenement:
Al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport,
cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid,
wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
y
Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
z
Geluidhinderlijke inrichtingen:
Inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in
belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken en worden aangewezen in
artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer
(Stb. 1993, 50);
aa Hoofdgebouw:
Een gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of situering dan wel gelet op
de bestemming als het belangrijkste gebouw op een perceel valt aan te merken;
bb Horecabedrijf:
Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt
en/of zaalverhuur plaatsvindt, één en ander al dan niet in combinatie met
ondersteunende activiteiten of met een vermaaksfunctie, met uitzondering van
seksinrichtingen;
cc Kantoor:
Een ruimte die door haar aard, indeling en inrichting is bedoeld voor het
verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijke administratieve aard;
dd Kleine
economie:
Bedrijfsactiviteiten die wat betreft invloed op de woonomgeving gelijk te
stellen zijn aan een aan huis verbonden beroep, waarvan de omvang en de
activiteiten zodanig zijn dat de activiteiten in een woning en de daarbij
behorende gebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;
ee Kwetsbaar
object:
-
woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor
beperkt kwetsbare objecten, onder m;
-
gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een
gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten,
zoals:
a
ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
b
scholen;
c
gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van
minderjarigen;
-
gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een
groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
-
kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer
dan 1.500 m2 per object;
-
complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en
waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2
bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan
2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die
winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
-
kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf
van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
ff
Landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van
het aardoppervlak die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur;
gg Maatschappelijke
doeleinden:
Doeleinden ten behoeve van educatieve, sociale, sociaal-medische,
sociaal-culturele, (para-)medische en levensbeschouwelijke voorzieningen,
alsmede voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en
voorzieningen ten behoeve van begeleid wonen en van de openbare
dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van
deze voorzieningen;
hh Meergezinswoning:
Een gebouw dat meerdere woningen omvat;
ii
Natuurwaarde:
De aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische,
bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge
samenhang;
jj
Onderbouw:
Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt
door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
kk Peil:
Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg
grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
ll
Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding;
mm Rivierbed:
De oppervlakte zoals begrensd
ingevolge artikel 1a van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken;
nn Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of
gelegenheid wordt geboden seksuele handelingen te verrichten dan wel
vertoningen en/of voorstellingen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan:
-
een prostitutiebedrijf;
-
een raamprostitutiebedrijf;
-
een erotische massagesalon;
-
een seksbioscoop;- een sekstheater;
-
een parenclub;
-
geheel of gedeeltelijke
bedrijfsvoering in overwegend seksueel geaarde dienstverlening; al dan niet in
combinatie met elkaar;
oo Stacaravan:
Een caravan, die, ook als deze niet bouwvergunningplichtig
is, toch als een gebouw valt aan te merken;
pp Verbeelding:
De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale
ruimtelijke informatie;
qq Verblijfsrecreatie:
Het gebruik van gebouwen ten
dienste van recreatiewoonverblijf, waarbij de gebruikers het hoofdverblijf
elders hebben;
rr Verdieping:
Een bouwlaag niet zijnde de
begane grond;
ss Vrijstaand
bijgebouw:
Een bijgebouw, dat qua aard
en constructie en visueel vrij staat van het hoofdgebouw;
tt
Voorgevelrooilijn:
Denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) geplaatst
en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens;
uu (primaire)
Watergang:
Al of niet overdekt werk dienend om in het openbaar belang water te ontvangen,
te bergen en af te voeren. Daarbij horen tevens de boven water gelegen taluds,
bermen en onderhoudspaden, e.e.a, zoals opgenomen in de legger van het
Waterschap Roer en Overmaas;
vv
Waterhuishouding:
Het ontvangen, vasthouden,
(tijdelijk) bergen en afvoeren van water, eventueel gecombineerd met
infiltratie van water in de bodem;
ww Watertoets:
Toets van de beschrijving van de wijze waarop
rekening is gehouden met de gevolgen van het bouwplan voor de waterhuishouding.
Onder waterhuishouding wordt conform de Wet op de waterhuishouding (Whh)
verstaan: de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij
aanwezige water, met het oog op de daarbij betrokken belangen. Zowel de
kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater en het grondwater vallen
onder de zorg voor de waterhuishouding;
xx Weg:
Een voor het openbaar rij- of ander verkeer
bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers,
de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg
liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
yy Woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor
de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
2.1
Meten
2.1.1
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a
De afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het
bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
b
De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
c
De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
d
De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord
of een daarmee gelijkt te stellen constructiedeel
e
De horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd
f
De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
g
De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
h
De oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de
overkapping.
2.1.2
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen
binnen bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-
en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-
c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 m wordt overschreden.
3.1
Bestemmingsomschrijving
3.1.1
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Agrarisch’ zijn bestemd
voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
3.1.2
Alsmede voor opslag zonder bebouwing voor zover op de verbeelding
de aanduiding ‘opslag zonder bebouwing’ is opgenomen. Deze afwijkende functie
geldt tot het tijdstip waarop de afwijkende functie is vervangen door de
functie die past binnen de bestemmingsomschrijving in artikel 3.1, dan wel
gronden en/of opstallen gedurende twee jaar niet meer voor de afwijkende
functie zijn gebruikt.
3.1.3
Met daaraan ondergeschikt:
a
Openbare nutsvoorzieningen;
b
Infrastructurele voorzieningen;
c
Sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
d
Waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.4
Met de daarbij behorende:
a
Bedrijfsgebouwen, indien en voor zover de gronden op de verbeelding
zijn voorzien van de aanduiding ‘bouwvlak’;
b
Bedrijfswoning ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
c
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen;
d
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen:
a
Bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijven mogen uitsluitend
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b
Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
c
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf
toegestaan;
d
Per agrarisch bedrijf is niet meer dan één bedrijfswoning
toegestaan;
e
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
3.2.2
Gebouwen:
a
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
b
De goothoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen mag niet
meer dan 6 m bedragen;
c
De hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen;
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
3.2.3
Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende
bepalingen:
a
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen;
b
De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
b
De hoogte van torensilo’s mag niet meer dan 25 m bedragen;
c
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van
waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen.
d
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
maximaal 8 m bedragen.
3.3
Ontheffing van bouwregels
a
De bouw noodzakelijk is voor de continuïteit van de
bedrijfsvoering.
b
De hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, de hoogte voor silo’s niet meer dan 25 m mag bedragen.
c
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet
onevenredig worden aangetast.
3.3.2
Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders,
zoals in artikel 3.3.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals
vermeld in artikel 27 (procedureregels) van deze regels.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen:
3.4.1
Ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van een
agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De vormverandering dient noodzakelijk te zijn vanuit een
efficiënte agrarische bedrijfsvoering;
b
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen
niet onevenredig worden aangetast;
c
Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe
dient een beplantingsplan te worden overlegd;
d
Vooraf is aangetoond dat voldaan wordt aan de normen gesteld in
of krachtens de Wet bodembescherming;
e
De bepaling met betrekking tot in het plan opgenomen dubbelbestemmingen
van toepassing zijn;
f
Er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-aanvulling
BOM+.
3.4.2
Ten behoeve van de uitbreiding van een bouwvlak van een agrarisch
bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De totale omvang van het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 ha bedragen;
b
De uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk is in verband met de
continuïteit van het bedrijf. Hiertoe dient vooraf advies wordt ingewonnen bij
de directeur van de hoofdgroep Ruimte, Groen en Verkeer van de provincie;
c
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen
niet onevenredig worden aangetast;
d
Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn,
hiertoe dient een beplantingsplan te worden overlegd;
e
Vooraf is aangetoond dat voldaan wordt aan de normen gesteld in
of krachtens de Wet bodembescherming;
f
De bepaling met betrekking tot in het plan opgenomen dubbelbestemmingen
van toepassing zijn;
g
Er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-aanvulling
BOM+.
3.4.3
Ten behoeve van het hergebruik van vrijkomende agrarische
bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf, waarbij moet worden voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a
Er dient sprake te zijn van een bedrijf dat redelijkerwijs niet
meer bruikbaar is voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering, een en ander
blijkens een deskundige advies;
b
Hergebruik dient plaats te vinden in de bestaande bouwmassa en
overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
c
Hergebruik is alleen mogelijk indien een ruimtelijke
kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In een bedrijfsplan dient
aangetoond te worden welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor het
hergebruik;
d
Het woon- en leefklimaat in de omgeving mag niet worden aangetast;
e
Het hergebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking
tot gevolg hebben;
f
Het gebruik mag niet leiden tot een belemmering voor de bedrijfsontwikkeling
van omliggende agrarische bedrijven;
g
Bij hergebruik voor een burgerwoning dient de agrarisch functie
in zijn geheel te komen vervallen;
h
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen
niet onevenredig worden aangetast;
i
Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe
dient een beplantingsplan te worden overlegd.
4.1
Bestemmingsomschrijving
a
Agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van grondgebonden
agrarische bedrijven;
b
Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de
landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden.
4.1.2
Met daaraan ondergeschikt:
a
Verkeersvoorzieningen;
b
Openbare nutsvoorzieningen;
c
Water en waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder mede
begrepen kades en andere waterkerende voorzieningen;
d
Extensief recreatief medegebruik.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemeen:
a
Bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijven mogen uitsluitend
binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b
Binnen het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van
volwaardige agrarische bedrijven worden gebouwd;
c
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf
toegestaan;
d
Per agrarisch bedrijf is niet meer dan één bedrijfswoning
toegestaan;
e
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
4.2.2
Gebouwen:
a
Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
b
De goothoogte van de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen mag niet
meer dan 6 m bedragen;
c
De hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 9 m bedragen;
d
De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m³ bedragen.
4.2.3
Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende
bepalingen;
a
De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen.
b
De goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
4.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a
De hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
b
De hoogte van torensilo’s mag niet meer dan 25 m bedragen;
c
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van
waterhuishoudkundige voorzieningen mag niet meer dan 5 m bedragen;
d
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
maximaal 8 m bedragen.
4.3
Ontheffing van bouwregels
a
De bouw noodzakelijk is voor de continuïteit van de
bedrijfsvoering;
b
De hoogte mag niet meer dan 3 m bedragen, de hoogte voor silo’s niet meer dan 25 m mag bedragen;
c
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden niet
onevenredig worden aangetast.
4.3.2
Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders,
zoals in artikel 4.3.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals
vermeld in artikel 27 (procedureregels) van deze regels.
4.4
Aanlegvergunning
a
De aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
b
De aanleg van waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige
voorzieningen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande
waterlopen, waterpartijen waterhuishoudkundige voorzieningen;
c
De verwijdering van bomen of andere opgaande beplanting alsmede
verwijdering van oevervegetaties;
d
Scheuren van grasgronden anders dan en behoeve van herinzaai.
4.4.2
Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op
werken en werkzaamheden welke:
a
Het normale onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de
bestemming betreffen;
b
Reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht
worden van dit plan;
c
Reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
4.4.3
De in artikel 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden
verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de waarden van de gronden.
4.4.4
Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te
beslissen kunnen Burgemeester en Wethouders schriftelijk advies inwinnen bij de
natuur- en landschapsdeskundige met betrekking tot de vraag of de aanwezige
waarden door het verlenen van een aanlegvergunning niet onevenredig c.q.
onherstelbaar worden aangetast en omtrent eventueel te stellen voorwaarden.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen:
4.5.1
Ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak van een
agrarisch bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De vormverandering dient noodzakelijk te zijn vanuit een
efficiënte agrarische bedrijfsvoering;
b
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen
niet onevenredig worden aangetast;
c
Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe
dient een beplantingsplan te worden overlegd;
d
Vooraf is aangetoond dat voldaan wordt aan de normen gesteld in
of krachtens de Wet bodembescherming;
e
De bepaling met betrekking tot in het plan opgenomen dubbelbestemmingen
van toepassing zijn;
f
Er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-aanvulling
BOM+.
4.5.2
Ten behoeve van de uitbreiding van een bouwvlak van een agrarisch
bedrijf, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De totale omvang van het bouwvlak mag niet meer dan 1,5 ha bedragen;
b
De uitbreiding van het bedrijf noodzakelijk is in verband met de
continuïteit van het bedrijf. Hiertoe dient vooraf advies wordt ingewonnen bij
de directeur van de hoofdgroep Ruimte, Groen en Verkeer van de provincie;
c
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen
niet onevenredig worden aangetast;
d
Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn,
hiertoe dient een beplantingsplan te worden overlegd;
e
Vooraf is aangetoond dat voldaan wordt aan de normen gesteld in
of krachtens de Wet bodembescherming;
f
De bepaling met betrekking tot in het plan opgenomen dubbelbestemmingen
van toepassing zijn;
g
Er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de POL-aanvulling
BOM+.
4.5.3
Ten behoeve van het hergebruik van vrijkomende agrarische
bedrijfsgebouwen en het bijbehorende erf, waarbij moet worden voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a
Er dient sprake te zijn van een bedrijf dat redelijkerwijs niet
meer bruikbaar is voor eigentijdse agrarische bedrijfsvoering, een en ander
blijkens een deskundige advies;
b
Hergebruik dient plaats te vinden in de bestaande bouwmassa en
overtollige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
c
Hergebruik is alleen mogelijk indien een ruimtelijke
kwaliteitsverbetering tot stand wordt gebracht. In een bedrijfsplan dient
aangetoond te worden welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor het
hergebruik;
d
Het woon- en leefklimaat in de omgeving mag niet worden aangetast;
e
Het hergebruik mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking
tot gevolg hebben;
f
Het gebruik mag niet leiden tot een belemmering voor de bedrijfsontwikkeling
van omliggende agrarische bedrijven;
g
Bij hergebruik voor een burgerwoning dient de agrarisch functie
in zijn geheel te komen vervallen;
h
De waterhuishoudkundige, landschappelijke en natuurwaarden mogen
niet onevenredig worden aangetast;
i
Een goede landschappelijke inpassing dient verzekerd te zijn, hiertoe
dient een beplantingsplan te worden overlegd.
4.5.4
In de bestemming natuur ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling
van de natuur en/of de aanleg van een ecologische verbindingszone, waarbij moet
worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De wijziging mag pas plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht is
verzekerd of al heeft plaatsgevonden;
b
De wijziging ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van de
natuur pas plaatsvindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied
van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de
aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie,
doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden.
5.1.1
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Bedrijf’ zijn bestemd
voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten voor zover opgenomen in de
Staat van bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2. Voorts zijn
bedrijfsactiviteiten toegelaten die niet genoemd zijn in categorieën 1 en 2 van
de als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard
gelijk te stellen zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijven. Onder de
hier bedoelde bedrijven worden niet begrepen geluidhinderlijke inrichtingen,
detailhandelsbedrijven en horecabedrijven.
5.1.2
alsmede voor opslag en stalling voorzover op de verbeelding de
aanduiding “opslag” opgenomen is.
5.1.3
Met daaraan ondergeschikt:
a
Verkeersvoorzieningen;
b
Parkeervoorzieningen;
c
Openbare nutsvoorzieningen;
d
Groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen, watergangen en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.1.4
Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen
zijnde en open terreinen.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Op de als Bedrijf bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken
ten dienste van de in artikel 5.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij
gelden, naast het bepaalde in artikel 28, de volgende voorwaarden:
a
Binnen deze bestemming is geen nieuwbouw toegestaan behoudens vervangende
nieuwbouw, waarbij het bepaalde in artikel 5.2.2b en in artikel 5.2.3 van overeenkomstige toepassing is.
c
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
kleinst is;
d
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
grootst is;
f
De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen
dient tenminste 5.00 m te bedragen.
Bij ieder
hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden
gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien
verstande dat:
a
De bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde
gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b
Het totale grondoppervlak van de bijgebouwen mag per bouwperceel
voor de in artikel 5.1 aangegeven doeleinden niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 5.2.2e is hier van overeenkomstige toepassing;
c
Bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen
worden gerealiseerd met een goothoogte van 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de
goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
5.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag
bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan
één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
6.1.1
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Detailhandel’ zijn
bestemd voor detailhandel.
6.1.2
Alsmede voor wonen voor zover op de verbeelding de aanduiding
‘wonen toegestaan’ is opgenomen.
6.1.3
Met daaraan ondergeschikt:
a
Verkeersvoorzieningen;
b
Parkeervoorzieningen;
c
Openbare nutsvoorzieningen;
d
Groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen, watergangen en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.1.4
Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen
zijnde en open terreinen.
6.2
Bouwregels
6.2.1
Op de als Detailhandel bestemde gronden mogen uitsluitend
bouwwerken ten dienste van de in artikel 6.1 genoemde bestemmingen worden
gebouwd. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
a
Behoudens vervangende nieuwbouw is binnen deze bestemming geen
nieuwbouw toegestaan, waarop het bepaalde in artikel 6.2.2b en artikel 6.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
c
De oppervlakte ten behoeve van detailhandelsdoeleinden mag per
vestiging niet meer dan 200 m2 bedragen;
d
De gevels van gebouwen moeten in of achter de voorgevelrooilijn
worden geplaatst;
e
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
kleinst is;
f
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
grootst is;
Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het
bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen
worden gebouwd met dien verstande dat:
a
Het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel
voor de in artikel 6.1 aangegeven doeleinden niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 6.2.2g is hier van overeenkomstige toepassing;
b
Bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen
worden gerealiseerd met een goothoogte van 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de
goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
6.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag
bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan
één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
7.1.1
De op de verbeelding als ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
Openbare groenvoorzieningen;
b
Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
c
Paden en wegen.
7.1.2
Met daaraan ondergeschikt:
a
Parkeervoorzieningen;
b
Openbare nutsdoeleinden;
c
Evenementen;
d
Speelvoorzieningen;
e
Verhardingen.
7.1.3
Met de daarbij behorende open terreinen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
7.2
Bouwregels
Op de als Groen bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken
geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 7.1 genoemde bestemmingen
worden opgericht met een hoogte van maximaal 3.00 m.
8.1.2
Alsmede voor wonen voor zover op de verbeelding de aanduiding
‘wonen toegestaan’ is opgenomen.
8.1.3
Met daaraan ondergeschikt:
a
Verkeersvoorzieningen;
b
Parkeervoorzieningen;
c
Openbare nutsvoorzieningen;
d
Groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen, watergangen en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.1.4
Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen
zijnde en open terreinen.
8.2
Bouwregels
8.2.1
Op de als horeca bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken
ten dienste van de in artikel 8.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij
gelden de volgende voorwaarden:
a
Behoudens vervangende nieuwbouw is nieuwbouw van gebouwen binnen
deze bestemming niet toegestaan, waarop het bepaalde in artikel 8.2.2b en artikel 8.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
c
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
kleinst is;
d
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
grootst is;
Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het
bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn,
bijgebouwen worden gebouwd met dien verstande dat:
a
De bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde
gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b
Het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel
voor de in artikel 8.1 aangegeven doeleinden niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 8.2.2e is hier van overeenkomstige toepassing;
c
Bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen
worden gerealiseerd met een goothoogte van 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de
goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
8.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag
bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan
één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
9.1.1
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Maatschappelijk’ zijn
bestemd voor maatschappelijke doeleinden;
9.1.2
alsmede voor ter plaatse van de gronden met de aanduiding
“begraafplaats”: een begraafplaats.
9.1.3
Met daaraan ondergeschikt:
a
Verkeersvoorzieningen;
b
Openbare nutsvoorzieningen;
c
Parkeervoorzieningen;
d
Groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen, watergangen en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.1.4
Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen
zijnde en open terreinen.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Op de als Maatschappelijke doeleinden bestemde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in artikel 9.1 genoemde bestemmingen
worden gebouwd. Hierbij gelden, naast het bepaalde in artikel 28, de volgende
voorwaarden:
a
Binnen deze bestemming is geen nieuwbouw toegestaan behoudens vervangende
nieuwbouw, waarbij het bepaalde in artikel 9.2.2b en artikel 9.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
c
De gevels van gebouwen moeten in of achter de voorgevelrooilijn
worden geplaatst.
d
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
kleinst is;
e
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
grootst is;
Bij ieder
hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het bijbehorende erf, zijnde de gronden
gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen worden gebouwd met dien
verstande dat:
a
De bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde
gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b
Het totale grondoppervlak van de bijgebouwen mag per bouwperceel
voor de in artikel 9.1 aangegeven doeleinden niet meer dan 70 m² bedragen. Het bepaalde in artikel 9.2.2f is hier van overeenkomstige toepassing;
c
Bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen
worden gerealiseerd met een goothoogte van 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de
goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
9.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag
bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan
één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
10.1.2
Met daaraan ondergeschikt:
a
Horeca, uitsluitend indien deze verband houden met de ter plaatse
gevestigde sportactiviteiten en zij dienen qua aard en omvang van
ondergeschikte betekenis te zijn;
b
Verkeersvoorzieningen;
c
Parkeervoorzieningen;
d
Openbare nutsvoorzieningen;
e
Evenementen;
f
Groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen, watergangen en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.1.3
Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen
zijnde en open terreinen.
10.2
Bouwregels
10.2.1
Op de als Sport bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten
dienste van de in artikel 10.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij
gelden de volgende voorwaarden:
a
Behoudens vervangende nieuwbouw is nieuwbouw van gebouwen binnen
deze bestemming niet toegestaan, waarop het bepaalde in artikel 10.2.2b en artikel 10.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
c
De gevels van gebouwen moeten in of achter de voorgevelrooilijn
worden geplaatst;
d
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
kleinst is;
e
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
grootst is;
Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het
bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen
worden gebouwd met dien verstande dat:
a
De bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst, tenzij het een aan de wegzijde
gelegen open stallingruimte voor personenauto’s betreft;
b
Het totale grondoppervlak van de bijgebouwen, mag per bouwperceel
voor de in artikel 10.1 aangegeven doeleinden niet meer dan 70 m2 bedragen. Het bepaalde in artikel 10.2.2f is hier van overeenkomstige toepassing;
c
Bijgebouwen met een kap met een dakhelling van maximaal 45° mogen
worden gerealiseerd met een goothoogte van 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een platdak, waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag zijn. Indien de bijgebouwen aansluitend aan het hoofdgebouw worden gerealiseerd, mag de
goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag
bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan
één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
11.1.2
Met daaraan ondergeschikt:
a
Openbare nutsvoorzieningen;
b
Groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen, watergangen en
waterhuishoudkundige voorzieningen;
c
Evenementen.
11.1.3
Met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en open
terreinen.
11.1.4
Voor zover de gronden zijn gelegen binnen een afstand van 5 meter uit de bestemming Water (artikel 13), zijnde de Maasnielderbeek, zijn deze mede bestemd voor
onderhoud en beheer van de naast gelegen hoofdwatergang.
11.2
Bouwregels
Op de als Verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 11.1 genoemde bestemmingen
worden gebouwd met een hoogte van maximaal 10 m.
12.1.1
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Verkeer-Spoor’ zijn bestemd
voor een spoortracé.
12.1.2
Alsmede voor een spoorwegovergang voor zover op de verbeelding de
aanduiding ‘specifieke vorm van Verkeer-Spoor - spoorwegovergang’ is opgenomen.
12.1.3
Met daaraan ondergeschikt:
a
Bijbehorende voorzieningen zoals portalen en seinpalen;
b
Openbare nutsvoorzieningen;
c
Groenvoorzieningen, inclusief waterpartijen, watergangen en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2
Bouwregels’
12.2.1
Op de als ‘Verkeer-Spoor’ bestemde gronden mogen uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 12.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd met een hoogte van maximaal 10 m;
12.2.2
Bij bouwwerken binnen de bestemming ‘Verkeer- Spoor’ wordt
gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf.
13.1.1
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Water’ zijn bestemd
voor:
a
Water en waterhuishouding;
b
Groenvoorzieningen, eventueel in combinatie met
infiltratievoorzieningen;
c
Bruggen.
Met de daarbij behorende
verhardingen, oevers, taluds en onderhoudspaden.
13.2
Bouwregels
Op de als Water bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 13.1 genoemde doeleinden
worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3 m.
14.1.2
Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn gestapelde
woningen toegestaan;
14.1.3
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel -
hondentrimsalon’ is tevens een hondentrimsalon toegestaan;
14.1.4
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
dienstverlening - schoonheidssalon’ is tevens een schoonheidssalon toegestaan;
14.1.5
Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’ is het tevens toegestaan bedrijfsactiviteiten uit te oefenen voor zover opgenomen in de Staat van
bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2. Voorts zijn
bedrijfsactiviteiten toegelaten die niet genoemd zijn in categorieën 1 en 2 van
de als bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard
gelijk te stellen zijn met de in deze categorieën genoemde bedrijven. Onder de
hier bedoelde bedrijven worden niet begrepen geluidhinderlijke inrichtingen,
detailhandelsbedrijven en horecabedrijven;
14.1.6
Ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ is tevens een kantoor
toegestaan;
14.1.7
Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ is tevens
detailhandel toegestaan;
14.1.8
Ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’ is tevens een opslagruimte
ten behoeve van parket en aanverwante zaken toegestaan;
14.1.9
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf -
klusbedrijf’ is tevens een klusbedrijf toegestaan;
14.1.10
Met daaraan ondergeschikt:
a
Verkeersvoorzieningen;
b
Parkeervoorzieningen;
c
Openbare nutsvoorzieningen;
d
Groenvoorzieningen;
e
Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f
Speelvoorzieningen.
14.1.11
Met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen
zijnde en open terreinen.
14.2
Bouwregels
14.2.1
Op de als Wonen bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten
dienste van de in artikel 14.1 genoemde bestemmingen worden gebouwd. Hierbij
gelden, naast het bepaalde in artikel 28, de volgende voorwaarden:
a
Nieuwbouw is binnen deze bestemming niet toegestaan behoudens vervangende
nieuwbouw, waarop het bepaalde in artikel 14.2.2b en artikel 14.2.3 van overeenkomstige toepassing is;
c
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is minimaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
kleinst is;
d
De goothoogte respectievelijk bouwhoogte is maximaal gelijk aan
de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van het hoofdgebouw op één van beide
belendende percelen, daar waar die goothoogte respectievelijk bouwhoogte het
grootst is;
e
De bebouwingshoogte van de garageboxen mag maximaal 3 meter mag zijn;
f
De afstand van de hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrenzen
dient voor vrijstaande woningen tenminste 3.00 m en voor geschakelde woningen aan de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw tenminste 3.00 m te bedragen;
2. Per bouwperceel voor wonen
tussen 200 m2 en 400 m2 moet tenminste 40% onbebouwd blijven;
3. Per bouwperceel voor wonen
tussen 400 m2 en 600 m2 moet tenminste 50% onbebouwd blijven;
4. Per bouwperceel voor wonen
groter dan 600 m2 moet tenminste 60% onbebouwd blijven;
Bij ieder hoofdgebouw binnen deze bestemming mogen op het
bijbehorende erf, zijnde de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn, bijgebouwen
worden gebouwd met dien verstande dat:
a
De bijgebouwen tenminste 3.00 m achter het verlengde van de voorgevels van het hoofdgebouw worden geplaatst. Een aan de wegzijde gelegen open
stallingsruimte voor personenauto’s mag wel voor de voorgevelrooilijn worden
geplaatst;
b
Het totale grondoppervlak van de bijgebouwen mag per bouwperceel
voor de in artikel 14.1 aangegeven doeleinden niet meer dan 70 m2 bedragen. Het bepaalde in artikel 14.2.2g is hier van overeenkomstige toepassing;
c
Bijgebouwen mogen met een kap worden gerealiseerd met een goothoogte
van maximaal 3.00 m en een bouwhoogte van maximaal 5.00 m of met een plat dak waarbij de bouwhoogte maximaal 3.00 m mag bedragen. Indien de bijgebouwen aansluitend aan de woning worden gerealiseerd, mag de goothoogte niet meer bedragen
dan de hoogte van de eerste bouwlaag.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3.00 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevelrooilijn maximaal 1.00 m hoog en achter de voorgevelrooilijn maximaal 2.00 m hoog mogen zijn. In afwijking hiervan mag
bij hoekpercelen voor de voorgevelrooilijn de hoogte van de erfafscheiding aan
één wegzijde ten hoogste 2.00 m bedragen mits deze tenminste 1.00 m achter de perceelsgrens wordt geplaatst.
14.3
Ontheffing van de bouwregels
14.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde onder artikel 14.2.4 voor het bij hoekpercelen op de
perceelsgrens plaatsen van de daar bedoelde erfafscheiding onder de voorwaarden
dat de erfafscheiding:
a
Het vrije uitzicht van het wegverkeer niet mag belemmeren, en
voor het wegverkeer ook niet op andere wijze hinder of gevaar mag opleveren,
en/of
b
Geen fundamentele inbreuk op de groene dan wel open structuur mag
plegen.
14.4
Specifieke gebruiksregels
14.4.1
Het omzetten van een ten tijde van de vaststelling van dit plan
bestaand gebruik, niet zijnde wonen of speelvoorzieningen, naar wonen en/of
speelvoorzieningen is uitsluitend mogelijk nadat uit een bodemonderzoek is
gebleken dat de bodem voor dit gebruik geschikt is.
14.5
Ontheffing van de gebruiksregels
a
De oppervlakte van de gebouwen welke voor de bedrijfsuitoefening
wordt gebruikt, niet meer dan 50% van de begane grond en maximaal 30% van het
totale vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen als zodanig mag worden
gebruikt. De totale oppervlakte van de activiteit mag niet meer dan 25 m2 bedragen;
b
Er geen onevenredige hinder mag worden toegebracht aan de
kwaliteit van het woonmilieu;
c
Door de uitoefening van de activiteit het uiterlijk aanzien van
de woning niet zodanig mag veranderen, dat de woning het karakter van een
woning geheel of gedeeltelijk verliest. Dit houdt onder meer in dat geen grote
reclame-uitingen aan of bij de woning geplaatst mogen worden;
d
Het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die de
woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra
verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen noodzakelijk worden,
tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen
of in de omgeving voldoende beschikbare parkeerplaatsen zijn;
e
Degene die de bedoelde activiteiten uitvoert tevens op hetzelfde
perceel woont;
f
Detailhandel alleen als ondergeschikte activiteit is toegestaan
en uitsluitend van goederen die verband houden met de activiteit waarvoor de ontheffing
is verleend;
g
Activiteiten die op grond van het bepaalde in de Wet milieubeheer
meldings- c.q. vergunningsplichtig zijn, in beginsel niet worden toegestaan,
tenzij kan worden aangetoond dat er geen overlast voor de omgeving zal
optreden, waarbij maximaal bedrijven uit categorie 2 van de Staat van
bedrijfsactiviteiten of daarmee vergelijkbare bedrijven worden toegestaan.
14.5.2
Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders,
zoals in artikel 14.5.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals
vermeld in artikel 27 (procedureregels) van deze regels.
14.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het
bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ter plaatse van de
aanduiding ‘Wro-zone -wijzigingsgebied’ het plan te wijzigen, ten behoeve van nieuwbouw
van woningen, wanneer voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
a
Het te realiseren aantal woningen maximaal het ter plaatse
aangeduide aantal bedraagt;
b
De woning(en) dien(t)(en) te passen in het omringende gebied,
waarbij een goed woon- en leefklimaat van de nieuwe woning(en) gegarandeerd
dient te zijn en aanwezige bedrijven en/of andere inrichtingen niet in hun
bedrijfsmatig functioneren belemmerd mogen worden;
c
De regionale woonvisie ter zake in acht wordt genomen;
d
De noodzakelijke onderzoeksaspecten dienen in acht te worden
genomen, dat wil zeggen dat:
1
Uit een ingesteld bodemonderzoek dient te blijken dat de bodem
ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik;
2
Voldaan wordt aan de eisen uit de Wet geluidhinder;
3
Geen belemmeringen aanwezig zijn in het kader van externe
veiligheid;
4
Voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wet luchtkwaliteit;
5
Een archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd, mits
a
Vaststaat dat geen archeologische relicten worden verstoord, of
b
De geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan van kleiner dan
2.500 m2 en de werkzaamheden plaatsvinden meer dan 50 meter verwijderd van een eerdere vindplaats
6
Geen belemmeringen optreden voor eventueel aanwezige beschermde
flora- en faunasoorten op en rondom het perceel;
7
Hemelwater afkomstig van schoon oppervlak, voor zover mogelijk,
wordt afgekoppeld en geïnfiltreerd in de bodem en door de bevoegde instantie
een positief wateradvies is verleend;
e
Er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in de
vastgestelde Parkeernota, waarbij parkeren op eigen erf uitgangspunt is;
f
De verkeersveiligheid wordt niet onevenredig belemmerd;
g
De belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
15.1
Bestemmingsomschrijving
a
een ondergrondse hoofdtransportgasleiding ter plaatse van de
aanduiding hartlijn leiding - gas;
b
het beheer en onderhoud van de leiding;
c
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
15.2
Verhouding basis-/dubbelbestemming
15.2.1
Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming
geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van
toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van
de dubbelbestemming.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag:
a
binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de gasleiding geen nieuw bouwwerk worden gebouwd;
b
op de overige binnen de zone gelegen gronden geen nieuw bouwwerk
ten behoeve van de in artikel 15.1.2 genoemde functies worden gebouwd.
15.4
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde in artikel 15.3 voor het toestaan van de in artikel 15.1.2 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies,
mits:
a
ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
b
advies is verkregen van de leidingbeheerder.
15.5
Aanlegvergunning
a
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen,
woelen en mengen en ophogen van gronden;
b
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen,
parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten,
watergangen, overige waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen,
het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of
andere houtgewassen.
15.5.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 15.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel
door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend
onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of
de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
15.5.3
Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies
is verkregen van de leidingbeheerder.
15.5.4
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a
andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b
andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor
dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
16.1
Bestemmingsomschrijving
a
een ondergrondse rioolwatertransportleiding ter plaatse van de
aanduiding hartlijn leiding - riool;
b
het beheer en onderhoud van de leiding;
c
de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;
met bijbehorende bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
16.2
Verhouding basis-/dubbelbestemming
16.2.1
Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming
geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van
toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van
de dubbelbestemming.
16.3
Bouwregels
16.3.1
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag
alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
16.3.2
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
16.3.3
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
16.4
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders
kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 16.1.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de
leidingbeheerder.
16.5
Aanlegvergunning
a
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen,
woelen en mengen en ophogen van gronden;
b
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen,
parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen,
overige waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen,
het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of
andere houtgewassen.
16.5.2
Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 16.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel
door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend
onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of
de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
16.5.3
Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies
is verkregen van de leidingbeheerder.
16.5.4
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a
andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b
andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor
dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
De voor ‘Waterstaat -Stroomvoerend rivierbed’ aangewezen gronden
zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
de afvoer en doorstroming van rivierwater.
17.2
Verhouding basis-/dubbelbestemming
17.2.1
Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming
geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van
toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van
de dubbelbestemming.
17.3
Bouwregels
In of op de voor ‘stroomvoerend rivierbed’ bestemde gronden mag
uitsluitend ten behoeve van riviergebonden activiteiten en niet-riviergebonden
activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven
bestemmingen dit toelaten.
a
De aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken;
b
De realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige
afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart;
c
De bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;
d
De vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het
realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld
is aan het vervoer over de rivier;
e
De aanleg of wijziging van scheepswerven;
f
De realisatie van natuur;
g
De uitbreiding van bestaande steenfabrieken;
h
De realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de
waterrecreatie zijn verbonden,
i
De winning van oppervlaktedelfstoffen.
a
Een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs
niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
b
Een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande
grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet
buiten het rivierbed worden gerealiseerd;
c
Een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;
d
Een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert
op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie.
a
Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van
de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd
blijft;
b
Er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting
van de afvoercapaciteit;
d
De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend
vermogen dienen duurzaam gecompenseerd te worden, waarbij de financiering en
tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn;
e
En specifiek voor het bepaalde in artikel 17.2.3 onder d geldt
dat de gevraagde rivierverruimings-maatregelen genomen worden, waarbij de
financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
a
Activiteiten als bedoeld in het Besluit bouwvergunningvrije- en
licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken;
b
Activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.1 van het Besluit ruimtelijke
ordening met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel:
1
in onderdeel a, onder 1e, in plaats van ‘ten hoogste 150 m2’
gelezen wordt ‘ten hoogste25 m2’;
2
de uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw, bedoeld
in onderdeel b, betrekking heeft op een ander gebouw buiten de bebouwde kom met
een agrarische bestemming;
3
in onderdeel d, onder 1e, in plaats van ’50 m2’
gelezen wordt ’25 m2’.
c
Een eenmalige uitbreiding van ten hoogste 10% van de bestaande
bebouwing;
d
Overige activiteiten van, vanuit rivierkundig opzicht,
ondergeschikt belang;
e
Activiteiten ten behoeve van rivierbeheer of –verruiming, een en
ander mits wordt voldaan aan het bepaalde in lid 17.3.3 d;
f
Tijdelijke activiteiten, een en ander mits voldaan wordt aan het
bepaalde in lid 17.3.2 a tot en met c.
17.3.5
Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van
overeenstemming met de rivierbeheerder.
17.4
Wijzigingsbevoegdheid
17.4.1
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de grenzen van deze dubbelbestemming
te wijzigen dan wel de dubbelbestemming geheel op te heffen, uitsluitend naar
aanleiding van en conform de door de Staatssecretaris bekrachtigde wijzigingen
in de kaartbijlagen van de ‘Beleidsregels grote rivieren’ , Staatscourant 12
juli 2006.
17.4.2
Indien toepassing wordt gegeven aan de in artikel 17.4.1 bedoelde
wijzigingsbevoegdheid, dient de procedure te worden gevolgd als omschreven in artikel
27 van deze regels.
18.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat -Waterbergend rivierbed’ aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de berging van rivierwater.
18.2
Verhouding basis-/dubbelbestemming
18.2.1
Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming
geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van
toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van
de dubbelbestemming.
18.3
Bouwregels
18.3.1
In of op de voor ‘waterstaat - waterbergend rivierbed’ bestemde
gronden mag worden gebouwd, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a
De andere aan deze gronden gegeven bestemmingen laten dit toe;
b
Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van
de activiteit dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd
blijft;
c
Er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor
vergroting van de afvoercapaciteit;
d
Er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van
de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen
zo gering mogelijk is;
e
De resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend
vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en
tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
18.3.2
Medewerking kan slechts worden verleend na het bereiken van
overeenstemming met de rivierbeheerder.
18.4
Wijzigingsbevoegdheid
18.4.2
Indien toepassing wordt gegeven aan de in artikel 18.4.1 bedoelde wijzigingsbevoegdheid, dient de procedure te worden gevolgd als
omschreven in artikel 27 van deze regels.
19.1
Bestemmingsomschrijving
19.1.1
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Waterstaat -
waterkering’ zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede
bestemd voor de bescherming en het onderhoud, voor de bereikbaarheid, de
beveiliging en de eventuele toekomstige herinrichtingen of verbeteringen van de
aan deze zone grenzende waterkering.
19.2
Verhouding basis-/dubbelbestemming
19.2.1
Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming
geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van
toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van
de dubbelbestemming.
19.3
Bouwregels
19.4
Ontheffing van de bouwregels
19.4.1
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van het bepaalde in lid 19.3.1 ten behoeve van bebouwing als toegestaan
ingevolge de ter plaatse op de verbeelding aan deze gronden gegeven andere
bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing
geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. De
beheerder van de waterkering wordt vooraf schriftelijk om advies gevraagd.
19.4.2
Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 19.4.1 wordt de procedure in acht genomen zoals vermeld in artikel 27 (procedureregels) van deze regels.
De voor ‘Waterstaat - Waterlopen’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de
bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
20.2
Verhouding basis-/dubbelbestemming
20.2.1
Waar een basisbestemming samenvalt met deze dubbelbestemming
geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
De bepalingen van de basisbestemming zijn alsdan uitsluitend van
toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van
de dubbelbestemming.
20.3.1
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag
alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
20.3.2
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
20.3.3
Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
20.4
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde in artikel 20.3 voor het bouwen overeenkomstig de andere
bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
20.5
Aanlegvergunning
a
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen,
woelen en mengen en ophogen van gronden;
b
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden,
parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten,
watergangen, overige waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen en het
aanbrengen van drainage;
d
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-,
energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies,
installaties en apparatuur.
20.5.2
Een aanlegvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies
is verkregen van de beheerder van de watergang.
20.5.3
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a
andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b
andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor
dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van
een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft
bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
a
Het plaatsen of geplaatst houden van kampeerwagens, (sta)caravans;
b
Vouwwagens of daaraan gelijk te stellen zaken;
c
Het opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit
noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
d
Het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte,
dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde
motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming
onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de
bestemming gerichte gebruik van de grond;
e
Het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare
of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en
materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de
bestemming gerichte gebruik van de gronden;
f
Het gebruik van de gronden en/of opstal als seksinrichting.
22.2
Uitzonderingsregel
22.2.1
Het bepaalde in artikel 22.1.1 is niet van toepassing voor zover
het betreft het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen, welke nodig
zijn voor de realisering of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen.
22.3
Ontheffing
22.3.1
Burgemeester en Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde
in artikel 22.1.1 van dit artikel, indien strikte toepassing daarvan zou
leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
22.3.2
Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders,
zoals in artikel 22.3.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals
vermeld in artikel 27 (procedureregels) van deze regels.
23.1.1
Aanduidingsomschrijving
De gronden aangewezen voor de bestemming ‘Geluidszone industrie’
zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de
bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid
van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag
geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.
23.1.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het
bepaalde in artikel 23.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen en andere
geluidsgevoelige gebouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits de geluidsbelasting
vanwege het industrieterrein van de gevels van deze woningen en andere
geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende
voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
a
Het met 15% afwijken van de toegelaten maten, waaronder
bouwpercentages;
b
Het oprichten van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten voor zover
deze van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte, gemeten vanaf
het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk, niet meer bedraagt dan 15 m voor privé-gebruik en niet meer dan 40 m voor gemeenschappelijk gebruik;
c
Het oprichten van waterretentiebekkens, met dien verstande dat:
1
de inhoud niet meer bedraagt dan 4000 m3;
2
ingeval van ondergrondse bekkens:
a
de bovenzijde van de bekkens minimaal 0,50 m onder het aangrenzende maaiveld blijft;
b
de putdeksels op maaiveldniveau gelegen zijn.
d
Evenementen, voorzover:
1
de in de doeleindenomschrijving beschreven gebiedswaarden niet
onevenredig worden aangetast;
2
er geen mogelijkheid aanwezig is om het evenement te houden op
het binnen de gemeente aangewezen evenemententerrein of het terrein niet
geschikt is voor dit specifieke evenement.
24.1.2
Bij het verlenen van ontheffing door Burgemeester en Wethouders,
zoals in artikel 24.1.1 omschreven, wordt de procedure in acht genomen zoals
vermeld in artikel 27 (procedureregels) van deze regels
24.2
Nadere eisen
24.2.1
Burgemeester en Wethouders kunnen bij de verlening van de ontheffing
voorwaarden stellen ten aanzien van de situering van de onder 24.1.1 bedoelde bouwwerken en voorzieningen teneinde een ruimtelijk verantwoorde
plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
24.2.2
De in artikel 24.1.1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden
verleend indien hierdoor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
en/of bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
25.1
Wijzigingsbepaling
25.1.3
een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmingsgrenzen,
indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in
verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of
noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een
bestemmingsvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.
artikel 26
uitsluiting
aanvullende werking bouwverordening
26.1
Uitsluitingsregel
26.1.1
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2
van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a
De richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de
stedenbouwkundige bepalingen;
b
De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse;
e
Hoofdtransportleidingen;
f
De parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
g
De ruimte tussen bouwwerken.
27.1
Ontheffingsprocedure
a
Voor zover naar dit artikel wordt verwezen kunnen belanghebbenden
gedurende een termijn van twee weken hun zienswijze kenbaar maken tegen de
ontheffing;
b
Kennisgeving hiervan vindt plaats in het lokale huis-aan-huisblad
en tevens langs elektronische weg.
28.1
Parkeren
28.1.2
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen
van artikel 28.1.1 indien kan worden aangetoond dat dit geen nadelige invloed
heeft op de parkeerbalans. Bij het opstellen van de parkeerbalans dient gebruik
te worden gemaakt van de rekenmethodiek zoals wordt beschreven in de parkeernota
Roermond Beleidsvisie.
28.2
Archeologisch onderzoek
28.2.2
De verplichting tot het verrichten van archeologische verkenning
als bedoeld in artikel 28.2.1 geldt niet indien:
-
vast staat dat geen archeologische relicten worden verstoord, of
-
de geplande grondwerkzaamheden een gebied beslaan kleiner dan 2500 m² en de werkzaamheden plaatsvinden minder dan 50 meter verwijderd van een eerdere vindplaats.
28.3
Boringsvrije zone Roerdalslenk
De gehele Roerdalslenk is als
boringsvrije zone aangegeven in de Provinciale Milieuverordening (PMV). Het
plangebied valt geheel binnen de Roerdalslenk en derhalve binnen de
boringsvrije zone. Voor boringen of het roeren van gronden dieper dan 80 m beneden maaiveld geldt een verbod in het kader van de PMV. Boringen in de Roerdalslenk waarbij
de in de ondergrond aanwezige afschermende kleilagen (Brunssumse Klei) worden
aangeboord of doorboord, zijn niet toegestaan zonder een door Gedeputeerde
Staten verleende ontheffing.
29.1
Overgangsrecht bouwwerken
a
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
29.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen
van het bepaalde in artikel 29.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in artikel 29.1.1 met maximaal 10%.
29.1.3
Artikel 29.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen
de overgangsbepalingen van dat plan.
29.2
Overgangsrecht gebruik
29.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik,
bedoeld in artikel 29.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met
dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard
en omvang wordt verkleind.
29.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 29.2.1, na de
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
29.2.4
Artikel 29.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dit plan.
29.3
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of
gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer
natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die
persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het
bestemmingsplan ‘Leeuwen’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
De voorzitter,
De griffier,