Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 13 Algemene bouwregels

 

13.1 Bouwlagen

De hoogte van een bouwlaag mag niet meer bedragen dan:

  1. 3,5 m bij woningen respectievelijk woongebouwen;

  2. 4,5 m bij andere gebouwen.

 

13.2 Bestaande afwijkende maatvoering

In die gevallen, dat de goot- en/of bouwhoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot enige bouwperceels-, bestemmings- of bouwvlakgrens en andere maten, voor zover in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

 

 

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik van de gronden wordt in ieder geval verstaan:

  1. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis, met uitzondering van gemeentelijke afval inzamelvoorzieningen;

  2. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;

  3. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

 

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

 

15.1 vrijwaringszone - vaarweg

 

15.1.1 Bouwregels

Op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mag, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, niet worden gebouwd.

 

15.1.2 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.1.1 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de ter plaatse geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de vaarweg, gehoord de vaarwegbeheerder.

  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder b wordt slechts verleend, nadat terzake advies is ingewonnen van de vaarwegbeheerder van de in 15.1.1 bedoelde vaarweg in acht wordt genomen; de beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning wordt aan de vaarwegbeheerder medegedeeld.

 

15.1.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  1. Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

  2. het aanbrengen, vellen en/of rooien van beplantingen en/of bomen;

  3. het wijzigen van watergangen en het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal spitwerk, dieper dan 0,30 m;

  4. het ophogen van gronden.

  1. Het bepaalde onder a is niet van toepassing voor:

  1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde:

  1. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;

  2. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik.

  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld a zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de veiligheid op en in de omgeving van de vaarweg.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend, nadat terzake advies is ingewonnen van de vaarwegbeheerder van de in 15.1 bedoelde vaarweg in acht wordt genomen; de beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning wordt aan de vaarwegbeheerder medegedeeld.

 

 

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

 

16.1 wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 1' de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden te wijzigen ten behoeve van maximaal twee nieuwe woningen per bouwperceel, waarbij de volgende regels gelden:

  1. De voorgevel moet worden gesitueerd in het verlengde van de voorgevelrooilijn(en) van naastgelegen woning(en) dan wel op een afstand van niet meer dan 2 m daarachter.

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 7 m en 10 m.

  3. De inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1.000 m³.

  4. De breedte van een vrijstaand hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 6 m.

  5. De breedte van een halfvrijstaand hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan 5,5 m.

  6. De diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 15 m.

  7. De afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.

  8. Voor bijgebouwen wordt aangesloten bij de regeling van lid 7.2.2.

  9. Er zijn geen milieuhygiënische belemmeringen zoals met betrekking tot de aspecten bodem, geluid, archeologie, natuurwaarden en externe veiligheid.

  10. De nieuwbouw is stedenbouwkundig aanvaardbaar.

 

16.2 wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 2’ de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden te wijzigen ten behoeve van de ontwikkeling van het centrum indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. Wijziging is uitsluitend mogelijk naar de bestemmingen 'Centrum' en/of 'Gemengd', 'Maatschappelijk' en/of 'Verkeer'.

  2. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m respectievelijk 15 m.

  3. Het totaal aantal supermarkten mag niet meer bedragen dan 3.

  4. De ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en moet voorzien in voldoende parkeerplaatsen conform het gemeentelijk beleid.

  5. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische of planologische belemmeringen met betrekking tot de aspecten bodem, geluid, archeologie, natuurwaarden en externe veiligheid.

  6. De woningbouw dient te passen binnen het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.

  7. De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.

  8. De ontwikkeling dient te voldoen aan het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzaamheid.

  9. De economische haalbaarheid dient te zijn gegarandeerd.

  10. Vooraf wordt advies ingewonnen van de Erfgoedcommissie Nederweert.

 

 

Artikel 17 Overige regels

 

17.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmings- plan.