Plan: | Uitbreiding Poppodium Nieuwe Nor |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0917.OV030501W000010-0401 |
De gemeente Heerlen is voornemens het Poppodium Nieuwe Nor aan de Pancratiusstraat 30 te Heerlen uit te breiden. De Nieuwe Nor is een presentatie-instelling op het gebied van popmuziek met een grote verscheidenheid aan voorstellingen, gericht op een brede doelgroep. Het bestaande Poppodium Nieuwe Nor (Pancratiusstraat 30) wordt met het naastgelegen voormalige Kegelpaleis (Pancratiusstraat 32-34) en de daarnaast gelegen voormailge discotheek Studio 54 (Pancratiusstraat 36-44a) versmolten tot een nieuw poppodium met twee zalen. De thans aanwezige bebouwing ter plaatse van de Pancratiusstraat 32-44a zal hiertoe worden gesloopt.
De Nieuwe Nor zit in de huidige opzet aan de top van haar capaciteit. Om de ambities op het gebied van talentontwikkeling en het vervullen van een volwaardige presentatiefunctie te kunnen verwezenlijken, is een uitbreiding van het poppodium noodzakelijk. De Nieuwe Nor heeft een prominente rol in de Parkstad-keten van popmuziek (oefenbunker in Landgraaf / Nieuwe Nor Heerlen / Limburgzaal Heerlen / Rodahal Kerkrade) waarbij talent de kans wordt geboden door te stromen naar een groter publiek. Deze keten is in Parkstad echter incompleet, omdat een belangrijke schakel in de vorm van een middenzaal wordt gemist. Het gat tussen de huidige zaal van het poppodium (maximaal 350 bezoekers) en de Limburgzaal van Parkstad Limburg Theaters (1.500 bezoekers) dient hiertoe te worden gedicht. Dit kan middels het realiseren van een middenzaal (circa 600-700 bezoekers) met alle daarbij behorende voorzieningen.
De huidige zaal heeft een maximale capaciteit van 350 bezoekers en wordt multifunctioneel inzetbaar voor de wat kleinere concerten, dance en festivals en kan bovendien door het in Heerlen aanwezige muziekonderwijs als werkervaringspodium worden gebruikt. Leerlingen kunnen volledige producties verzorgen van talentvolle bands uit de regio, maar ook uit Nederland. Deze shows zijn voor professionele podia vaak verliesgevend, maar op deze wijze kunnen toch veel talenten hun weg vinden naar Parkstad.
Daarnaast komt er een nieuwe zaal, een zogenaamde middenzaal met een capaciteit van 600 – 800 bezoekers (incl. backstage, foyerruimte, kaartverkoop, garderobe, kleedruimtes en een nieuwe inpandige laad- en losruimte e.d.), waarmee artiesten die nu Parkstad vaak overslaan een plek kan worden geboden. De nieuwbouw en het huidige gebouw zullen naadloos in elkaar overgaan, zodat het door de bezoekers als één gebouw wordt ervaren.
Belangrijk is dat er een iconisch element aan de bestaande situatie wordt toegevoegd, de Nieuwbouw moet als het ware een merkuitstraling hebben, het moet voor iedereen op voorhand duidelijk zijn dat je de straat inloopt waar poppodium NIEUWE NOR ligt. Het gebouw moet spraakmakend zijn en tegelijk tijdloos.
Het voornemen is in strijd met de regels van het vigerende bestemmingsplan 'City-Oost'. Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Heerlen is evenwel bereid deze strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan weg te nemen door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan conform artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3° Wabo.
De projectlocatie is gelegen aan de Pancratiusstraat, in het stadsdeel Heerlen-stad en behoort tot de buurt Heerlen-centrum. De locatie is gelegen aan de oostelijke rand van Heerlen-Centrum en heeft een oppervlakte van circa 1.200 m². De tot de projectlocatie behorende percelen zijn kadastraal bekend gemeente Heerlen, sectie D, nummers 9495, 5524 en 8471.
Op het onderstaande topografisch kaartje is de ligging van de projectlocatie in het rood aangegeven:
![]() |
De projectlocatie wordt aan de westzijde begrensd door de Pancratiusstraat, aan de noordzijde door de opstallen behorende tot de locatie Pancratiusstraat 46, aan de zuidzijde door de opstallen behorende tot de locatie Pancratiusstraat 26 en aan de oostzijde door gronden ontsloten via de Gasthuisstraat dan wel de Hertzdahlstraat alsmede de beoogde woningbouwontwikkeling rondom de herontwikkeling van voormalig Sporthuis Diana.
Bestemmingsplan ‘City-oost’
De gronden waarop de uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor wordt gerealiseerd zijn planologisch-juridisch geregeld in het vigerende bestemmingsplan 'City-Oost' (vastgesteld door de raad van Heerlen d.d. 02.07.1996 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Limburg d.d. 11.02.1997). In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de bij het bestemmingsplan behorende plankaart (thans verbeelding genoemd) weergegeven. De projectlocatie is hierop binnen de groene lijn weergegeven.
![]() |
De gronden ter plaatse van het huidige Poppodium Nieuwe Nor zijn gelegen binnen het Globaal Eindplan en Uitwerkingsgebied 'Gebied Klompstraat/Gasthuisstraat'. De als zodanig aangegeven gronden zijn bestemd voor woondoeleinden, met dien verstande dat ter plaatse van de Pancratiusstraat op de begane grond tevens detailhandel en/of dienstverlening en/of kantoren met baliefuncties en/of horeca zijn toegestaan.
De gronden waarop de uitbreiding van het poppodium zijn geprojecteerd zijn voorzien van de enkelbestemming 'Centrumvoorzieningen en wonen C+W'. Conform de planvoorschriften (thans regels) behorende bij het bestemmingsplan zijn de tot 'Centrumvoorzieningen en wonen' aangewezen gronden primair bestemd voor detailhandel en/of dienstverlening en/of kantoren met baliefunctie en/of horeca en wonen, met dien verstande dat:
Binnen deze gronden zijn toegestaan:
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen te worden opgericht binnen het bestemmingsvlak. De maximale toegestane bouwhoogte van gebouwen bedraagt 14 respectievelijk 6 meter.
Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan
Het project is strijdig met de regels van het bestemmingsplan 'City-Oost'. Het beoogde gebruik van de gronden is, m.u.v. de gronden welke nader zijn aangeduid als discotheek, niet overeenkomstig de bestemming. Daarnaast wordt de maximale toegestane bouwhoogte overschreden.
Het college van burgemeester & wethouders van de gemeente Heerlen is echter bereid de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan weg te nemen door het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan conform artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3° Wabo.
Als onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning dient een ‘goede ruimtelijke onderbouwing’ te worden opgesteld, waarin het plan en de beleidsmatige en ruimtelijk-stedenbouwkundige afweging ten behoeve van de realisering van het plan dienen te zijn verwoord. Het voorliggende plan voorziet in deze vereisten. De wettelijke basis voor het afwijken van het bestemmingsplan is neergelegd in artikel 2.1, eerste lid, onder c en artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3º Wabo.
Hoofdstuk 2 is een opsomming van de planologische beleidskaders, bestaande uit Europees en rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid en de van toepassing zijnde regelgeving. In hoofdstuk 3 is het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het bouwplan, dat aan de ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Hoofdstuk 5 gaat in op de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de omgevingsvergunning beschreven en hoofdstuk 7 geeft een beeld van de te doorlopen procedure.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader voor het Rijksbeleid, het provinciaal en regionaal beleid en het gemeentelijk beleid, dat van toepassing is op de projectlocatie toegelicht.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In totaliteit zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur en ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Voor Parkstad Limburg geeft het Rijk in de SVIR wel aan dat het aanpakken van de krimpopgave noodzakelijk is om leegstand en verpaupering te voorkomen. Dit beleid is op regionaal niveau verder uitgewerkt.
Voor het plangebied geldt dat sprake is van een lokale ontwikkeling, waarbij geen nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte direct in het geding zijn.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
Uit het Barro volgen geen nationale belangen die een planologisch-juridische doorwerking hebben in het projectgebied. Dit houdt in dat er voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit het Barro gelden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Deze ladder is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ruimte in stedelijke gebieden optimaal wordt benut. De ladder is per 1 oktober 2012 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid Bro).
Per 1 juli 2017 is een nieuwe versie van de ladder van kracht. Het tweede lid van art. 3.1.6 luidt met de inwerkingtreding van de aangepaste ladder als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De ladder is van toepassing op stedelijke ontwikkelingen. Hieronder wordt de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen verstaan. Deze laatste categorie is in de handreiking bij de ladder voor duurzame verstedelijking (ministerie van Infrastructuur en Milieu) nader gespecificeerd in accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure. Voorliggend project betreft een stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening.
Project
Een bekende indeling van cultuurbeleid naar gemeentegrootte is verwoord in het ringenmodel van Wijn. In dit model wordt uitgegaan van gemeenten met minder dan 30.000 inwoners, gemeenten tussen 30.000 en 90.000 inwoners en gemeenten met meer dan 90.000 inwoners. Inzoomend op het popbeleid voldoet de gemeente Heerlen/regio Parkstad aan de buitenste ring van het ringenmodel van Wijn. Zo is er onder andere een landelijk festival, een schouwburg met een grote zaal en één of twee kleine zalen en een regionaal popfestival. Wat ontbreekt is een poppodium met de juiste capaciteit. Om de keten van popmuziek te voltooien dient het gat tussen de huidige zaal van Poppodium Nieuwe Nor (capaciteit 350 bezoekers) en de popzaal van het Parkstad Limburg Theater (capaciteit 1.500 bezoekers) te worden gesloten. Dat kan middels het realiseren van een middenzaal met alle daarbij behorende faciliteiten. De uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor met een middenzaal (capaciteit 600-700 bezoekers) moet dan ook worden gezien als het opheffen van de missing link binnen de keten van popmuziek, passend bij het inwoneraantal van de gemeente en de regio. Tevens sluit de uitbreiding van het poppodium met een middenzaal (inclusief grotere organisatie en levendiger live-circuit) perfect aan bij de provinciale ambitie om van Limburg dé popprovincie van Nederland te maken.
Het voltooien van de keten van popmuziek met een middenzaal draagt bij aan een betere doorstroom van jonge talenten uit de regio. Talenten kunnen klein beginnen en gestaag doorgroeien naar grotere zalen. Tevens draagt een levendig live-circuit bij aan de groei van jonge bands. Verder zorgt de realisatie van een middenzaal voor een totaalaanbod aan culturele podia in Parkstad. Momenteel zit poppodium Nieuwe Nor aan de top van haar capaciteit, zowel op het gebied van programmering als qua gebouw. Door een volwaardige middenzaal te realiseren ontstaat een sterke infrastructuur voor popmuziek in de regio. De regio zal als zodanig nog interessanter worden voor boekingskantoren.
Middels de realisatie van de uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor wordt daarnaast een kwalitatief hoogwaardige invulling gegeven aan de reeds geruime tijd grotendeeels leegstaande panden Pancratiusstraat 32-34 (voormalig Kegelpaleis) en Pancratiusstraat 36-44 (voormalige discotheek Studio 54). Deze panden verkeren niet enkel in slechte bouwkundige staat maar dragen door leegstand en verval ook bij aan een minder fraai straatbeeld.
Conclusie
De uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor is een ontwikkeling die voorziet in een behoefte en die bijdraagt aan een optimale benutting van de beschikbare ruimte in het bestaand stedelijk gebied.
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014
Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014, de Omgevingsverordening Limburg 2014 en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersprogram-ma 2014 vastgesteld. Gezamenlijk vormen deze beleidsdocumenten een integrale omgevingsvisie, die vier wettelijke functies vervult: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).
In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.
De centrale ambitie komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om ernaartoe te gaan en vooral ook om hier te blijven.
Verder staat in het POL kwaliteit centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
Visie Zuid-Limburg
De aantrekkelijkheid van Zuid-Limburg wordt in sterke mate bepaald door de aanwezigheid van relatief op korte afstand van elkaar gelegen, dichtbevolkte stedelijke gebieden (vergelijkbaar met de dichtheid in de Randstad) en het daartussen gelegen unieke Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit heuvellandschap geeft samen met de historische binnenstad van Maastricht een bijzondere kwaliteit aan deze regio. In Zuid-Limburg wonen ruim 600.000 mensen, meer dan de helft van alle inwoners in Limburg. Het maakt onderdeel uit van een Europese regio met een rijk palet van economische topsectoren.
Tegelijkertijd is Zuid-Limburg in economisch opzicht te typeren als een 'tussenregio', tussen de metropoolregio's Randstad, Vlaamse Ruit en Ruhrgebied. Er zijn relatief weinig bereikbare banen binnen de landsgrenzen en daarmee is sprake van een beperkte veerkracht van de regionale en lokale economie. Daarbij kampt Zuid-Limburg met leegstandsproblematiek op het gebied van woningbouw, kantoren, verblijfsrecreatie, bedrijventerreinen en detailhandel: er is van alles teveel, en dat vraagt om een heldere visie en bovenal sturing.
Op de bij het POL2014 behorende kaart 'Zonering Limburg' is de projectlocatie gelegen binnen de zone 'Stedelijk centrum'. Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van de kaart 'Zonering Limburg' weergegeven. De projectlocatie is op deze afbeelding middels een rode kleur omlijnd:
![]() |
Zone 'Stedelijk centrum'
De zonering 'Stedelijk centrum' is gereserveerd voor de grotere binnensteden, die worden gekenmerkt door een mix aan functies die deze gebieden een vitaal, stedelijk karakter geeft. Deze centrumgebieden zijn cruciaal voor de aantrekkingskracht en uitstraling van Limburg. De beleidsaccenten liggen daarbij op de ontwikkeling van het centrumstedelijk woonmilieu, de verdere ontwikkeling als bovenregionaal verzorgend centrum voor voorzieningen en detailhandel, de multimodale bereikbaarheid en de cultuurhistorie.
Onderhavig plan levert een belangrijk bijdrage aan de doorontwikkeling van Heerlen Centrum tot bovenregionaal verzorgend centrum met een rijk pallet aan voorzieningen en een gezonde mix van functies. Het voorliggend plan sluit dan ook aan bij de beleidsdoelstellingen welke in het POL2014 zijn geformuleerd voor de zone 'Stedelijk centrum'.
Omgevingsverordening Limburg 2014
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 staan de regels die nodig zijn om het omgevingsbeleid van POL 2014 juridische binding te geven. Specifiek voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid is in de verordening een hoofdstuk Ruimte opgenomen. Dit hoofdstuk bevat uitsluitend instructie-bepalingen die zijn gericht tot gemeentebesturen. Zij moeten deze regels in acht nemen bij het vaststellen van bestemmingsplannen, beheersverordeningen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen.
In het hoofdstuk Ruimte zijn voor een beperkt aantal onderdelen van het POL-beleid regels opgenomen. Daarnaast zijn regelingen opgenomen die naar de mening van het Rijk door de Provincies nader moeten, dan wel kunnen worden uitgewerkt in een provinciale ruimteverordening. Met name gaat het dan om de regels voor de ecologische hoofdstructuur, die zijn ondergebracht in het onderdeel Goudgroene natuurzone.
In de verordening is onder andere bepaald dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen in beginsel een plaats moeten krijgen binnen het bestaande stedelijk gebied (overeenkomstig de Ladder voor duurzame verstedelijking). Herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen krijgt hierbij bijzondere aandacht.
De omgevingsverordening Limburg 2014 bevat geen specifieke uitgangspunten met betrekking tot onderhavige projectlocatie.
Structuurvisie Parkstad Limburg
De regio Parkstad Limburg heeft een eigen intergemeentelijke structuurvisie vastgesteld: 'Ruimte voor park & stad' (2009). De visie beoogt de missie van de regio, 'het in duurzame samenhang ruimtelijk-economisch ontwikkelen van de regio en het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit', te verwezenlijken. Als alle partijen hun krachten bundelen, moet het mogelijk zijn om in 2030 deze kwaliteiten in Parkstad Limburg te ervaren:
De intergemeentelijke structuurvisie zet de toekomstlijnen uit voor twee structuurdragers: ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit en de economisch-maatschappelijke ontwikkeling. Deze dragers zijn uitgewerkt door middel van vier hoofdthema's:
Ruimtelijke identiteit - regionale ontwikkeling met de natuur als goede buur
Natuur en landschap, inclusief het rijke erfgoed, beek- en rivierdalen vormen de basis voor een duurzame versterking van identiteit en vitaliteit. De stad krimpt, verdicht en laat zo de natuur ruimte voor groen en waterstructuren.
Economie - meer vitaliteit vanuit historische en huidige kracht
Hoofdambitie is economische structuurversterking met als strategie ruimtelijke concentratie en revitaliseren van locaties die niet aan moderne eisen voldoen, onder toepassing van de SER-ladder. Bij revitalisering van bestaande locaties krijgt kleinschalige bedrijvigheid nadrukkelijk de ruimte.
Wonen - meer kwaliteit voor een veranderende bevolking
Herstructurering gaat voor uitbreiding: het bedienen van de veranderende wensen van bestaande en nieuwe doelgroepen verloopt dus vooral via een kwalitatieve vervangingsopgave. In principe geen uitbreiding buiten huidige stedelijke contour.
Mobiliteit - meer samenhang, betere bereikbaarheid
De ambitie is een betere bereikbaarheid via weg en spoor, zowel regionaal als internationaal. De nieuwe ringstructuur ontlast de oude radiale wegenstructuur. Hierbij hoort een heldere, eenduidige categorisering van wegen naar hun functie. Dit is in de structuurvisie vertaald naar een XL t/m S-aanduiding.
Daarnaast worden in de structuurvisie zes pijlers onderscheiden die het fundament vormen voor de inhoudelijke keuzen en als toetssteen fungeren van ontwikkelingen en initiatieven:
De ontwikkeling van Parkstad Centrum is, naast de stedelijke herstructurering, de gebiedsontwikkeing Parkstadring, het grensoverschrijdend openbaar vervoer en de ontwikkeling van Campus Avantis, één van de vijf topprioriteiten voor de ontwikkeling van Parkstad Limburg. Bij de herstructurering is de doorontwikkeling van Heerlen-centrum tot het hoogstedelijk centrum van Parkstad Limburg wezenlijk. De eerste stappen zijn door de overheden gezet, maar er moet nog veel gebeuren. Het gaat daarbij niet alleen om een hoogstedelijke inrichting, maar ook om het stimuleren en familietrek van urbaan wonen. Dit vraagt om investeringen en sturing in de woningbouwontwikkeling, culturele voorzieningen en evenementen en om groen. Alleen op deze wijze kan Heerlen zich ontplooien tot het centrum van Parkstad Limburg en bovenregionale aantrekkingskracht krijgen.
De uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor past volledig binnen de doelstellingen zoals verwoord in de Structuurvisie Parkstad Limburg voor het gebied Parkstad Centrum.
De vier hoofdthema's uit de structuurvisie zijn concreet uitgewerkt in diverse beleidsnota's, op zowel regionaal als gemeentelijk niveau. Indien van toepassing komen deze in de navolgende paragrafen aan bod.
Strategische visie toerisme Parkstad Limburg 2009
Toerisme en recreatie in Parkstad Limburg is een belangrijke en groeiende sector. De laatste jaren is er veel geïnvesteerd en met aantoonbaar succes. Tevens vormt de vrijetijdseconomie een speerpunt van beleid. Parkstad Limburg wil de vrijetijdssector graag verder uitbouwen.
Naast entertainmentthema's is het ook wenselijk dat Parkstad de eigen regionale identiteit verder uitbouwt in het toeristisch-recreatief product. Dit aspect is in enge zin economisch misschien minder belangrijk en nog niet sterk ontwikkeld, maar zal op termijn van levensbelang zijn voor de duurzaamheid: het verbreedt de markt/doelgroep en is essentieel voor de hoogwaardige beeldvorming en het onderscheidend vermogen ten opzichte van andere regio's die inzetten op entertainment. Bovendien is cultuur van belang voor de eigen inwoners.
Momenteel zijn er al verschillende (attractie)gebieden in ontwikkeling in Parkstad. Dit kan de aanleiding zijn voor de ontwikkeling van Urban Entertainment Exits op deze plaatsen. Hierbij worden de volgende zes mogelijke Urban Entertainment Exits aan de LeisureRing onderscheiden:
Parkstad City
Het centrum van Heerlen vervult momenteel een centrumfunctie voor shoppen en cultureel aanbod. Voor de doorontwikkeling tot exit Parkstad City kan – hierop aansluitend – aan de volgende elementen/maatregelen worden gedacht:
Met de Nieuwe Nor wordt de centrumfunctie van Parkstad City op cultureel vlak versterkt. De plannen passen daarmee in de Strategische visie op toerisme.
Structuurvisie Heerlen 2035
Op 7 juli 2015 heeft de gemeenteraad van Heerlen de Structuurvisie Heerlen 2035 vastgesteld. Met dit planologisch instrument kan de gemeente de ruimtelijke sturing beter afstemmen op de ruimtelijke opgaven van de toekomst.
De structuurvisie is opgesteld op basis van een belangrijk kantelpunt in de historie van ruimtelijke ontwikkeling in Nederland. De grenzen van de groei zijn bereikt. Er is een eind gekomen aan een onafgebroken periode van vraag naar ruimte en vastgoed. Nieuwe ontwikkelvraagstukken hebben nu vooral te maken met de vraag hoe om te gaan met bestaand vastgoed en vrijkomende ruimte. De ruimtelijke opgaven voor de toekomst hebben veel vaker betrekking op bestaand vastgoed in plaats van nieuwbouw en zullen gekenmerkt worden door termen als: flexibel, tijdelijk, duurzaam en kleinschalig. Ook de rol van de gemeente verandert. Heerlen moet de slag maken van een toetsende naar een faciliterende overheid. Niet alles zelf herontwikkelen, maar vooral ook initiatieven van ondernemers, marktpartijen en inwoners mogelijk maken, met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in deze structuurvisie als uitgangspunt.
Deze transitieopgaven lopen als een rode draad door de structuurvisie. In de structuurvisie staan inhoudelijk vier thema's centraal: Vitale stad, Centrale stad, Innovatieve stad en Verrassende stad.
Vitale stad
In het thema Vitale stad wordt een beeld geschetst van woonwijken in 2035. Aan de ene kant willen we inzetten op minder woningen, maar vooral ook op woningen met meer kwaliteit en variatie. Dus geen grootschalige uitbreidingsnieuwbouw meer, maar inzetten op het doorbreken van de eentonigheid van sommige woonbuurten. Aan de andere kant willen we goede voorzieningen blijven aanbieden. Dat kan soms betekenen dat een voorziening uit de buurt verdwijnt als het verzorgingsgebied voor die voorziening te klein wordt. In die gevallen zetten we in op het vormen van sterke voorzieningenclusters in buurten en stadsdelen.
Centrale stad
In het thema Centrale stad beschrijven we hoe we de rol van Heerlen als centrumgemeente in de regio kunnen versterken. Belangrijke speerpunten daarbij zijn een compact kernwinkelgebied met een compleet en gevarieerd winkelaanbod, het realiseren van een Smart Services Campus en het versterken van het stedelijk woonmilieu. Cultuur in al zijn facetten is daarbij een belangrijke bindende factor.
Innovatieve stad
In het thema Innovatieve stad geven we aan hoe we anders kunnen omgaan met stedelijke ontwikkelopgaven bij veranderende omstandigheden. Het hergebruiken van bestaand vastgoed en het vrijkomen van ruimte na sloop spelen daarbij een belangrijke rol. Bovendien willen we mondiale duurzaamheidsvraagstukken verbinden met lokale transitieopgaven. Heerlen heeft de ambitie om in 2040 een klimaat-neutrale stad te zijn. Dat is een stad waarin processen rond wonen, werken en leven, niet op negatieve wijze bijdragen aan klimaatverandering.
Verrassende stad
In het thema Verrassende stad wordt beschreven hoe we bestaande cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten beter zichtbaar en tastbaar kunnen maken in de stad. Door het behoud van deze waarden te integreren in de lokale transitieopgaven, krijgen plekken en panden waarmee mensen zich verbonden voelen nieuwe betekenis. Het resultaat van deze transitie is een verrassende stad, waarin het "Verhaal van Heerlen" tot uitdrukking komt.
Conclusie
Middels onderhavig plan wordt het cultureel voorzieningenniveau versterkt. Dit levert een belangrijke bijdrage aan het verder positioneren van Heerlen als Centrale stad met een sterk voorzieningencluster. In zoverre is het plan in overeenstemming met de uitgangspunten van de Structuurvisie Heerlen 2035.
Groenbeleidsplan
Het gemeentelijk Groenbeleidsplan is op 14 mei 2013 vastgesteld en vormt sindsdien het gemeentelijk groenbeleid. In dit plan is het vorige groenstructuurplan geïntegreerd. Het Groenbeleidsplan geeft een middellange termijnvisie (2010-2025) op de gewenste ontwikkeling van het (semi-)openbare groen van de gemeente Heerlen. Behalve een visie op de gemeentelijke groenstructuur bevat het Groenbeleidsplan ook een kader voor het groenbeheer en is er tevens een uitvoeringsprogramma aan gekoppeld. Het Groenbeleidsplan heeft als hoofddoelstelling een integrale, samenhangende en tevens duurzame groenstructuur te realiseren, die recht doet aan de identiteit en eigenheid van Heerlen als onderdeel van Parkstad Limburg en voldoende robuust van karakter is waar het gaat om behoud en verbetering van leefbaarheid en groene kwaliteit.
In de visie op de groenstructuur van de gemeente Heerlen is uitgegaan van de volgende integraal samenhangende componenten:
De hoofdgroenstructuur van Heerlen kadert de ligging van de verschillende stadsdelen in. Om een goede aansluiting te vormen op de gemeentelijke hoofdgroenstructuur is per stadsdeel de gewenste ontwikkeling van de hoofdgroenstructuur verder uitgewerkt. Vervolgens is nog verder ingezoomd en is de gewenste groenstructuur in de buurten en buurtschappen beschreven. Hierbij is onderscheid gemaakt in verschillende buurttypen. De visies voor de verschillende buurttypen zijn vertaald in een gereedschapskist voor de groenstructuur per buurttype, waarin de karakteristieken en functies van de hoofd- en subgroenstructuur van een buurttype zijn vastgelegd. Onderscheid wordt gemaakt in structuurgroen en snippergroen, waarbij het uitgangspunt geldt dat snippergroen kan worden afgestoten zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte.
Heerlen-Centrum
In het Groenbeleidsplan wordt aangegeven dat het stadsdeel centrum een zeer divers karakter heeft met enerzijds het centrum en de uitwaaierende lintbebouwing en anderzijds de verspreid gelegen mijnkoloniën en grootschalige woonbuurten die naadloos in elkaar overgaan. Het stadsdeel heeft een duidelijke relatie met zowel het Caumerbeekdal als het Geleenbeekdal. Ondanks dat heeft het centrum zelf een vrij stenig karakter. Verspreid over het stadsdeel liggen verschillende groengebieden en historische objecten die bepalend zijn voor de identiteit en herkenbaarheid van het stadsdeel.
In de centrumvisie heeft de gemeente doelstellingen neergelegd voor de opwaardering van de openbare ruimte in het centrum in samenhang met de ontwikkeling van een representatieve groenstructuur. De doelstelling is tevens om de verbindingen vanuit het centrum met het Caumerbeekdal en het Geleenbeekdal te verbeteren. Daarnaast wordt gewerkt aan herstructurering van de buurten, zoals Meezenbroek, Schaesbergerveld en Palemig.
Voor de ontwikkeling van de groenstructuur is de doelstelling om een representatieve groenstructuur te realiseren in het centrum en de uitloopgebieden en te komen tot een duurzame relatie met de stadsparken Caumerbeekdal en Geleenbeekdal door de toegankelijkheid te vergroten en de verweving van de hoofdgroenstructuur met de groenstructuur van Heerlen-Centrum te versterken.
Ook wordt voorgesteld om verrassende groen-, water- en spelelementen op markante plekken in het centrum te realiseren. Met het opwaarderen van de inrichting van de openbare ruimte kan een bijdrage worden geleverd aan de kwalitatieve beeldvorming van Heerlen als het centrum van Parkstad.
Onderhavig project beperkt zich tot de te realiseren gebouwlijke voorziening. Indien aanpassingen nabij het project in de openbare ruimte aan de orde zijn, zullen deze conform de algemene uitgangspunten van de Groenbeleidsplan worden opgepakt. Daarmee wordt veiliggesteld dat een kwaliteitsimpuls wordt gegeven aan het centrum in z'n algemeen en de inrichting rondom het projectgebied in het bijzonder.
Structuurvisie horeca en evenementen
Op 12 maart 2003 heeft de gemeenteraad het horecabeleid vastgesteld, beschreven in de visie 'Heerlen heeft 't!'. In de Horeca- en evenementenstructuurvisie wordt aangegeven dat Heerlen de functie als centrum van Parkstad wil behouden en verder wil uitbouwen, onder andere door een sterk horeca- en evenementenaanbod.
Ten aanzien van horeca wordt gesteld dat in het centrum, waarvan het plangebied deel uitmaakt, de bovenlokale horeca gesitueerd is. Gestreefd wordt naar concentratie, waarbij het Pancratiusplein (multifunctionele horeca) en het Wilhelminaplein (restauratieve horeca) de belangrijkste concentratiegebieden zijn. De ontwikkelingsmogelijkheden van horeca buiten de bovengenoemde, hangt sterk samen met de andere functies in de stad (winkels, vrijetijdvoorzieningen en dergelijke).
Conclusie
Het projectgebied is gelegen tussen het Theater aan het Burgemeester van Grunsvenplein en het kernwinkelgebied van het centrum van Heerlen. De toevoeging van horeca tussen deze beide voorzieningen, ingepast in de nieuwe stedelijke ontwikkeling, levert een wezenlijke bijdrage aan de attractiviteit en de toekomstbestendigheid van het centrum van Heerlen. De toevoeging van horecafaciliteiten is bovendien marginaal van aard en omvang en zal daarmee niet zorgen voor een geheel nieuw, zelfstandig horecacluster. Dit is in lijn met de bestaande beleidsuitgangspunten, als ook met het in voorbereiding zijnde nieuwe beleid.
Horecavisie gemeente Heerlen 2018
In de horecavisie gemeente Heerlen 2018 (vastgesteld door de raad op 28 november 2018) wordt aangegeven dat het grootste horecacluster van Heerlen is ontstaan rondom de Pancratiuskerk. Dit is overdag de belangrijkste ontmoetingsplek voor jong en oud en 's avonds de belangrijkste uitgaanslocatie voor jongeren uit Parkstad. Het mijnbouwverleden weerspiegelt zich ook in de horecastructuur. Rondom de mijnschachten ontstonden dorpen met bijbehorende voorzieningen. De bestaande centra zijn hier een overblijfsel van. De horeca die in die voorzieningencentra is gevestigd, betreft overwegend horeca in het midden- en lagere segment met een primaire focus op de lokale inwoners. Daarnaast is horeca ontstaan bij andere locaties en gebieden met publieksgerichte voorzieningen, zoals de Woonboulevard, logiesverstrekkers en bij culturele/toeristische attracties (zoals musea, het theater, bioscopen en Poppodium Nieuwe Nor). De horeca bij die bedrijven is vaak ondersteunend aan de hoofdfunctie of het betreft zelf een specifieke vorm van horeca (zoals het poppodium).
In de horecavisie wordt ingezet op een versterking van de positie van de binnenstad van Heerlen. Het centrum van Heerlen is in de toekomst de plek in Parkstad waar je heen gaat om te recreëren en anderen te ontmoeten met een sterke vermenging van functies. Om de kracht van horeca beter te benutten wordt ingezet op clustering van horeca in een aantal strategisch gelegen en complementaire concentratiegebieden in de binnenstad. Door de clustering ontstaan in de binnenstad verschillende sterke horecagebieden, waar horecabedrijven van elkaar kunnen profiteren en gezamenlijk een eigen DNA kunnen neerzetten. Het geheel wordt zo meer dan de som der delen. Zo onderscheidt men:
Onderhavige locatie wordt gerekend tot het cluster Pancratiusplein-Zuid. Dit is op dit moment, samen met de Pancratiusstraat, de locatie van Parkstad met de grootste clustering aan cafés en uitgaanshoreca. In de toekomst kan het Pancratiusplein nog meer dan nu het grote horecaplein van de stad worden, waar zowel overdag als in de vroege en late avond altijd wat te doen is. Het is de enige locatie in de binnenstad waar zware horeca is toegestaan. In de Pancratiusstraat is minder ruimte voor terrassen. Deze straat is vooral geschikt voor avond- en nachthoreca. Poppodium Nieuwe Nor is het poppodium van Parkstad en levert een belangrijke bijdrage aan de Pancratiusstraat en het Pancratiusplein als uitgaansgebied. De uitbreiding van het poppodium wordt hierbij aangemerkt als een reeds bestaande ontwikkeling die bijdraagt aan een verdere ontwikkeling en versterking van de positie van de binnenstad.
Bidboek Urban Heerlen
De gemeenteraad heeft in 2016 het Bidboek Urban Heerlen vastgesteld. Dit bidboek bouwt voort op de Integrale CentrumVisie uit 2005 en bevat 25 concrete ambities die moeten leiden tot het versterken van het cultureel en economisch profiel van de stad. In het bidbook worden diverse ambities beschreven. Ambitie 13 luidt: 'We creëren een broedplaats voor jonge makers in podiumkunsten'. Deze ambitie is gekoppeld aan de uitbreiding van poppodium Nieuwe Nor naar het Kegelpaleis en het op termijn realiseren van een muziekboulevard aan de Pancratiusstraat om het Urban Culture-gebied gestalte te geven. Deze ontwikkeling zorgt voor de noodzakelijke verjonging van dit deel van de binnenstad. Samen met de ontwikkeling van jongerenwoningen aan het Beta-plein krijgt dit gebied in de toekomst de gewenste beleving, een nieuwe betekenis en daarmee een sterke identiteit.
Naar aanleiding van een nadere analyse van de keten van popmuziek in Parkstad is uiteindelijk gekozen voor de realisatie van een middenzaal. Met de keuze voor de middenzaal is dan ook een duidelijke keuze gemaakt voor het realiseren van de huidige missing link in de keten van popmuziek in Parkstad i.p.v. het toevoegen van reeds bestaande en daarmee concurrerende onderdelen binnen de popmuziek-keten.
Parkeerbeleid
Het parkeerbeleid van de gemeente Heerlen is geregeld in de 'Parkeernota Visie- en Ambitiedocument' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 20 april 2016. Voor wat betreft parkeernormen is de op 2 november 2010 door de gemeenteraad vastgestelde 'Parkeernota Heerlen 2010' van toepassing.
In de 'Parkeernota Visie- en Ambitiedocument' wordt gesteld dat het nieuwe parkeerbeleid op hoofdlijnen dient te zorgen voor een betere afstemming tussen de vraag naar en het aanbod van parkeren, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid en de kwaliteit van de openbare buitenruimte. Het anticiperen op nieuwe ontwikkelingen en het bieden van een gastvrij en klantvriendelijk parkeersysteem maken hier onderdeel van uit.
Aan de hand van de 'Parkeernota Heerlen 2010' zet de gemeente Heerlen onder meer in op een bruisend en levendig stadscentrum, aantrekkelijke leefbare woonmilieus, een goede bereikbaarheid, een krachtig ondernemersklimaat en hoogwaardig onderwijs. Het parkeerbeleid moet bijdragen aan de totstandkoming van deze speerpunten. De visie op parkeren is dan ook als volgt geformuleerd:
'Heerlen streeft naar een evenwichtige balans tussen parkeervraag en -aanbod waarbij aan de parkeerbehoefte van diverse doelgroepen (bewoners, bezoekers en bedrijven) zoveel mogelijk wordt voldaan, zonder dat dit ten koste gaat van de leefbaarheid in de wijk en de kwaliteit van de openbare buitenruimte.'
De parkeerbalans is in evenwicht op het moment dat de parkeerbezetting ligt tussen de 50 en de 80 procent. Per gebied kan het moment waarop deze parkeerbezetting wordt gemeten, verschillen. Uitgangspunt is dat de parkeerbezetting gemeten dient te worden als de gemiddelde parkeerbehoefte het hoogst is.
Voor een optimaal parkeerbeleid is het van belang dat er sprake is van een adequaat openbaar vervoer, dat de bereikbaarheid per fiets optimaal is en (zo nodig) de omliggende woonbuurten afgeschermd worden middels parkeren voor vergunninghouders.
Conclusie
In paragraaf 5.10 wordt nader ingegaan op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan parkeren binnen het plangebied. Hierbij wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling geen aanleg van extra parkeerplaatsen vergt.
Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Op 11 mei 2004 heeft de gemeenteraad de Nota Ruimtelijke Kwaliteit Heerlen vastgesteld. Voor de gemeente Heerlen is ruimtelijke kwaliteit een belangrijk onderwerp. Kwaliteit wordt in hoofdzaak bepaald door stedenbouw, architectuur, landschapsarchitectuur, welstands- en monumentenzorg. Hierin ligt de basis voor een goed vestigingsklimaat opgesloten voor zowel wonen als voor bedrijven. Ruimtelijke kwaliteit heeft te maken met uitstraling. Heerlen werkt aan deze uitstraling en baseert haar beleid hierop. Imagoverbetering tot ver over de grenzen, een Houden van Heerlen voor de burger en het stimuleren van toerisme wordt door de nota nagestreefd. Reden genoeg voor het gemeentebestuur om deze nota op te stellen. De nota zal gebruikt worden bij het beoordelen en het stimuleren van de culturele belevingswaarde en de economische toekomstwaarde. Ook de functionele gebruikswaarde van plannen zal getoetst worden aan de nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Als belangrijk onderdeel van de nota geldt de kaart Ruimtelijke Kwaliteit van Heerlen. Deze kan, geholpen door de verklaring (thema`s, groengebieden en aanduidingen), als een kwaliteitsatlas gelezen worden. De nota vormt het instrument voor kwaliteitsbeoordelingen. Ze reikt het welstandstoezicht een toetsbaar instrument aan zodat men bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen niet meer voor verrassingen komt te staan. De nota is geen standaardnorm voor kwaliteit, maar beoogt veeleer een `preventief denken` bij de ontwikkeling van plannen te stimuleren. De communicatieve waarde van de nota is daarom erg groot. Via gebiedsgebonden kwaliteiten, welstandniveaus en een ruimtelijke visie bespreekt de nota een aantal thema`s, zoals op bijbehorende kaart aangegeven. De thema`s worden in het algemeen en met hun specifieke kenmerken besproken.
Het voorliggend projectgebied vormt onderdeel van een historische kern. In historische stedelijke gebieden is de overeenkomst tussen de panden in bouwtype, massaopbouw, architectonische schaal en karakter, materiaal- en kleurgebruik kenmerkend. In historische stedelijke gebieden is sprake van een hoge dynamiek. De ruimtebehoefte is meestal groot en de beschikbare ruimte is beperkt. Functieveranderingen van panden zijn aanleiding om wijzigingen aan de panden aan te brengen. Het bijzondere karakter van de historische stedelijke bebouwing is in een lange reeks van jaren opgebouwd en heeft over het algemeen een hoge cultuurhistorische waarde. Het behoud daarvan heeft een groot maatschappelijk belang. Het beleid is gericht op behoud en waar nodig versterking van de ruimtelijke bebouwing in de architectonische samenhang van de gevels. Het beleid is tevens gericht op het behoud van het individuele karakter van de panden passend in het beeld van de historisch stedelijke context. Bij aanpassingen en renovatie zijn moderne interpretaties van het architectonisch karakter, mits goed onderbouwd, mogelijk.
Onderhavig bouwplan zal worden voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de gemeente Heerlen. Meer informatie over het bouwplan is in hoofdstuk 4 opgenomen.
Duurzaamheid en energie
Duurzaamheid betreft een integrale afweging van belangen voor de korte en de lange termijn, voor alle relevante stakeholders in het gebied en binnen de tijdshorizon. Uitgaande van de 'Triple PPP'-benadering (people-planet-prosperity) betekent duurzaamheid voor gebiedsinrichting en herstructurering dat de gebiedsinrichting zelf en het gebruik van het gebied toekomstbestendig moeten zijn. Daarbij dient de balans van voorraadgebruik (materiaal, energie) en belasting van de omgeving (lokaal, klimaat) waarde toe te voegen aan één of meer duurzaamheidsbelangen, rekening houdend met alle relevante stakeholders.
De belangrijkste duurzaamheidsbelangen zijn:
Er zijn geen normen vastgelegd voor het begrip duurzaamheid. Op enkele genoemde belangen, zoals leefomgeving en duurzaam bouwen, is sectorale wet- en regelgeving van toepassing. Hierin zijn kaders geformuleerd voor de toepassing van het duurzaamheidsprincipe.
Door de gemeente Heerlen is de ambitie gedefinieerd om in 2040 energieneutraal te zijn. PALET 1.0 en 2.0 is hiervoor vastgesteld als kaderstellend beleid. Met name in de gebouwde omgeving bestaan de grootste kansen voor het terugdringen van het energieverbruik. Wettelijk gezien zijn voor nieuwbouwplannen de EPC-normen uit het vigerende bouwbesluit van toepassing. Gelet op het beperkt aantal nieuwbouwplannen in de stad, ziet de gemeente Heerlen kansen om hier toekomstbestendige gebouwen van te maken die energieneutraal zijn of in ieder geval bijna energieneutraal zijn. Duurzaamheid en betaalbaarheid moeten hierbij in balans zijn.
Voor ontwikkeling van deze specifieke locatie is het uitgangspunt dat zal worden aangesloten op Mijnwater. Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan ambitie van het eerder genoemde Bidboek Urban Heerlen.
Voor het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing is het van belang dat de uitgangssituatie, de bestaande situatie in het plangebied, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk is een beschrijving opgenomen van de projectlocatie en zijn directe omgeving.
De projectlocatie is gelegen aan de Pancratiusstraat, in het stadsdeel Heerlen-stad en behoort tot de buurt Heerlen-centrum. Het perceel is kadastraal bekend gemeente Heerlen, HLN01, sectie D, nummers 9495, 5524 en 8471. De Pancratiusstraat is gelegen ten oosten en zuiden van het Pancratiusplein. De projectlocatie is gelegen aan de oostelijke rand van Heerlen-Centrum.
Op het onderstaande topografisch kaartje is de ligging van de projectlocatie in het rood aangegeven:
![]() |
Direct ten noorden van de projectlocatie bevindt zich het perceel Pancratiusstraat 46, het daarnaast gelegen woningbouwplan Sporthuis Diana (en het daarachter gelegen betaein, met hieraan het Betahuis en het Toon Hermanshuis. Ten oosten van de projectlocatie ligt de Groene Boord, de ontsluitingsweg die de oostelijke begrenzing van Heerlen-Centrum vormt. Direct grenzend aan de oostzijde van de projectlocatie liggen de Broeder Aloysiusstraat, de Hertzdahlstraat en een via de Gasthuisstraat ontsloten parkeerterrein. Ten zuiden grenst de projectlocatie aan het pand Pancratiusstraat 26/Gasthuisstraat 1-1G. De Pancratiusstraat buigt aldaar in westelijke richting af richting het Pancratiusplein. Ten westen van de projectlocatie ligt de bebouwing aan de westzijde van de Pancratiusstraat en ten westen van deze bebouwing ligt de Pancratiuskerk en het Pancratiusplein.
Op de onderstaande luchtfoto is de projectlocatie en de omgeving weergegeven. De projectlocatie is middels een rode omlijning aangeduid:
![]() |
De Pancratiusstraat wordt gekenmerkt door de verscheidenheid aan functies. De bebouwing aan de Pancratiusstraat bestaat grotendeels uit drie bouwlagen. Aan het noordelijke deel van de Pancratiusstraat, waar de projectlocatie is gelegen, bevinden zich met name sociaal-culturele voorzieningen, zoals het Toon Hermanshuis, kunsthandel Van Wersch en poppodium De Nieuwe Nor. De begane grond van het pand Pancratiusstraat 36-44a werd in het verleden gebruikt als discotheek (Studio 54). In het pand Pancratiusstraat 32-34 was vroeger het zogenaamde Kegelpaleis aanwezig. Tegenover de projectlocatie (Bongerd 38 en 40) bevindt zich op de begane grond een sushi & grill restaurant en een uitzendbureau. Op de eerste verdieping bevindt zich een steakhouse en op de bovengelegen verdiepingen wordt gewoond.
Architectenbureau Diederen Dirrix heeft voor Poppodium Nieuwe Nor een bouwplan gemaakt. Het bouwplan voorziet in de uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor, waarbij de belendende percelen bij het Poppodium worden betrokken.
In het navolgende wordt het bouwplan aan de hand van enkele bouwtekeningen kort uiteengezet.
Bestaande situatie
De begane grond van het pand, gelegen aan de Pancratiusstraat 36-44a werd in het verleden gebruikt als discotheek (Studio 54) en is ook als zodanig bestemd op grond van het geldende bestemmingsplan 'City Oost' (vastgesteld op 2 juli 1996 en goedgekeurd op 11 februari 1997). In het pand, gelegen aan de Pancratiusstraat 32-34, was vroeger het zogenaamde kegelpaleis aanwezig. Sinds jaren staan deze panden (grotendeels) leeg en hebben een verloederde uitstraling.
Toekomstige situatie
In de toekomstige situatie wordt Poppodium Nieuwe Nor uitgebreid, waarbij op de begane grond onder meer de garderobe, toiletten, backstage en stallingsruimte voor de voertuigen van de artiesten zullen worden ondergebracht. De inrichting van de begane grond is op te maken uit de navolgende tekening:
![]() |
De eerste verdieping bestaat grotendeels uit de stadsfoyer inclusief bar, gelegen aan de voorzijde van het pand, toiletten, kleedkamers, backstage en een zaal, die zich verder tot de derde verdieping uitstrekt. Zie hiertoe de navolgende afbeelding:
![]() |
De tweede verdieping bestaat grotendeels uit de stadsfoyer, gelegen aan de voorzijde van het pand, toiletten, kantoren en backstage. Daarnaast ligt hier de toegang naar het eerste balkon van de zaal. In de zaal bevindt zich op dit balkon eveneens een bar. Zie hiertoe de navolgende afbeelding:
![]() |
Op de derde verdieping (zie navolgende afbeelding) bevindt zich een multifunctionele ruimte, toiletten, kantoren en technische ruimten. Daarnaast ligt hier de toegang naar het tweede balkon van de zaal.
![]() |
Eén van de ruimtelijk relevante effecten, die zich bij een ruimtelijke ontwikkeling kunnen voordoen, is geluid. Hierbij spelen twee aspecten een rol, te weten het geluid ten gevolge van de nieuwe ontwikkeling enerzijds en anderzijds het geluid dat op de nieuwe ontwikkeling inwerkt. Dat laatste is hier niet van belang, omdat de uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor geen geluidgevoelige bestemming is.
Aldus moet in beeld worden gebracht welke invloed het aspect geluid heeft op omliggende geluidgevoelige bestemmingen. Dit dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening en meer specifiek in relatie tot een goed woon- en leefklimaat inzichtelijk te worden gemaakt.
In de directe nabijheid van het projectgebied zijn woningen aanwezig. Nu in de directe omgeving geluidgevoelige bestemmingen in de vorm van woningen aanwezig zijn, moet worden nagegaan welk effect het aspect geluid op deze woningen heeft. Aangezien de woning, gelegen aan de Pancratiusstraat 46, direct aan het projectgebied grenst, heeft deze als maatgevend te gelden. Dit betekent dat wanneer voor deze woning een goed woon- en leefklimaat kan worden geboden, daarvan ook sprake is voor de andere woningen in de directe omgeving.
Hierbij verdient nog opmerking dat ingevolge het geldende bestemmingsplan op de begane grond van het adres Pancratiusstraat 36-44a een discotheek is toegestaan. Gelet op het specialiteitsbeginsel, behoeven alleen die ruimtelijke effecten (waaronder geluid) te worden betrokken, die verband houden met de afwijking van wat het bestemmingsplan reeds toestaat.
Door adviesbureau Peutz is een akoestisch onderzoek verricht met betrekking tot (de uitbreiding van) het Poppodium Nieuwe Nor (zie Akoestisch onderzoek). De Nieuwe Nor zal worden uitgebreid met een nieuwe grotere popzaal incl. bijbehorende faciliteiten zoals technische ruimten, foyer e.d.. Verder is voorzien in een inpandige laad-loslocatie.
De beschouwde situatie gaat uit van gelijktijdig gebruik van de huidige en de nieuwe zaal en kan daarmee worden bezien als een worst case beoordeling. Gelijktijdig gebruik maken van beide zalen in combinatie met hoge muziekgeluidniveaus in beide zalen, zal normaliter slechts beperkt optreden.
Op basis van de voorziene bouwkundige opzet en het gewenste gebruik, met name met betrekking tot te realiseren muziekgeluidniveaus in de beide zalen, os een akoestisch rekenmodel opgesteld en is vervolgens de te verwachten geluidbelasting in de omgeving berekend. Verder is aandacht geschonken aan aanpandig gelegen woningen. Uitgangspunt, mede op basis van ervaring bij de huidige zaal, is het mogelijk maken van muziekgeluidniveaus tot 101 dB(A) met het zogenaamde standaard House spectrum.
De geluidimmissie wordt getoetst in relatie tot de geluidgrenswaarde uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.
De conclusies van het akoestisch onderzoek kunnen als volgt worden weergegeven.
Met uitzondering van de posities aan de Pancratiusstraat wordt de hoogte van het berekende geluidniveau met name bepaald door muziekgeluid. De berekende waarden aan de Pancratiusstraat worden met name bepaald door geluid van laden en lossen vanuit de sluis. De bijdrage van muziekgeluid is hier dermate beperkt dat de zogenaamde muziektoeslag hier normaliter niet aan de orde zal zijn.
Met maximaal 50 dB(A)-etmaalwaarde bij omliggende woningen wordt voldaan aan de conform het Activiteitenbesluit geldende standaard grenswaarde voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus.
Er wordt een geluidniveaureductie van ten minste DnTA,house=86 dB(A) naar in de aanpandige woning (Pancratiusstraat 46) verwacht waarmee aldaar het langtijdgemiddelde muziekgeluidniveau ten hoogste 15 dB(A) zal bedragen. Hiermee wordt in de worst case situatie dat sprake zou zijn van hoorbaar muziekkarakter en daarmee toepassing van de 10 dB(A) 'muziekstraf' voldaan aan de grenswaarde voor het LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen van 25 dB(A) in de maatgevende nachtperiode zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De maximale geluidniveaus beperken zich tot 60 dB(A) waarmee juist wordt voldaan aan de conform het Activiteitenbesluit geldende normering voor de nachtperiode. Aan de norm voor de dag en avond wordt ruim voldaan. De hoogste waarde treedt op bij de naast de laad-lossluit gelegen woning aan de Pancratiusstraat. Aan de overzijde van de Pancratiusstraat beperken de maximale geluidniveaus zich tot 55 dB(A).
De Nieuwe Nor valt onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Behoudens bij enkele achtergelegen woningen, waar bij maatwerkvoorschrift een beperkt hogere waarde is toegestaan, gelden de standaardgrenswaarden van het Activiteitenbesluit te weten 50 dB(A)-etmaalwaarde voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en 70, 65 en 60 dB(A) voor de maximale geluidniveaus in resp. de dag, avond en nacht. Deze standaardnormering kan, zeker in binnenstedelijk gebied, als zeer acceptabel worden aangemerkt als het gaat om het akoestisch woon- en leefklimaat.
In strikte zin kan verder worden opgemerkt dat op dit aspect de situatie verbetert ten opzichte van de huidige planologische situatie. Nu zijn uit planologisch oogpunt drie inrichtingen op het terrein van de toekomstige Nieuwe Nor gevestigd: De huidige Nieuwe Nor, 't Kegelpaleis op Pancratiusstraat 34, en Studio 54 op Pancratiusstraat 36. Deze drie inrichtingen afzonderlijk dienen te voldoen aan het Activiteitenbesluit. In de toekomst zal alleen de Nieuwe Nor dienen te voldoen zodat de totaal vergunde geluidbelasting in de omgeving tot 5 dB(A) lager uitkomt. Uiteraard op dit punt wel de kanttekening dat 't Kegelpaleis en Studio 54 sinds langere tijd niet meer in gebruik zijn. Dit doet evenwel niet af aan de juridisch-planologische situatie en de ontwikkelpotentie van de locatie dienaangaande op het gebied van o.a. horeca en woningbouw.
De normering van het Activiteitenbesluit ziet met name op de directe hinder als gevolg van een inrichting. In dit geval is dat het geluid als gevolg van activiteiten binnen als muziek, geluid als gevolg van de technische installaties en geluid als gevolg van het (inpandig) laden en lossen van vrachtwagens.
Zaken die daarmee buiten deze toetsing blijven zijn stemgeluid van bezoekers op de openbare weg, denk aan aankomende en vertrekkende bezoekers, en eventueel rijden van en naar de Nieuwe Nor over de openbare weg, bijvoorbeeld vertrekkende vrachtwagens na een voorstelling. Deze zogenaamde indirecte hinder is met name relevant voor woningen gelegen aan de Pancratiusstraat.
Op dit punt geldt in eerste instantie analoog met de directe hinder dat ten opzichte van de huidige planologische situatie de situatie niet verslechtert. De bezoekerscapaciteit van 't Kegelpaleis, Studio 54 en de huidige Nieuwe Nor tezamen is groter dat de totale bezoekerscapaciteit van de toekomstige Nieuwe Nor. Op basis van een kwalitatieve benadering zou daarmee kunnen worden beargumenteerd dat het akoestisch woon- en leefklimaat door de huidige ontwikkeling niet negatief wordt beïnvloed.
Onverlet deze constatering en mede gezien de potentiële hinder als gevolg van met name grotere groepen bezoekers is ook in kwantitatieve zin hier aandacht aan besteed.
Zoals eerder aangegeven is sprake van twee te onderscheiden mogelijk relevante geluidbronnen: aankomende en vertrekkende vrachtwagens en aankomende en vertrekkende bezoekers.
Reguliere bevoorrading vindt normaliter in de dagperiode plaats en wijkt daarmee, mede rekening houdend met overige horeca-activiteiten in de omgeving, niet af van de reguliere binnenstedelijke geluidbelasting.
Laden en lossen samenhangend met voorstellingen vindt inpandig plaats waarmee potentieel hinderlijke maximale geluidniveaus die daarbij optreden naar de (woon)omgeving toe niet relevant zijn. Randvoorwaarde hierbij is uiteraard wel dat laden en lossen, maar ook openen en sluiten van achterdeuren van een vrachtwagen e.d. plaats vindt bij gesloten toegangsdeur.
Bij aankomst steekt een vrachtwagen achterwaarts de sluis in hetgeen gepaard kan gaan met achteruitrijsignalering. Aankomst van vrachtwagens in het kader van voorstellingen vindt normaliter in de dagperiode plaats. Geluid als gevolg van aankomst zal daarmee niet afwijken van reeds heersende geluidniveaus.
Een mogelijk uitzondering hierop betreffen vertrekkende vrachtwagens na voorstellingen. Dit vertrek zal in het algemeen na 23.00 en daarmee in de nachtperiode plaatsvinden. In principe omvat het vertrek alleen het na openen van de deur van de sluis wegrijden van de vrachtwagen. Ook dit geluid zal niet afwijken van reeds aanwezige geluiden. Een dergelijke passage zal een akoestisch verwaarloosbare bijdrage leveren als het gaat om de langtijdgemiddelde geluidniveaus. Met maximale geluidniveaus tot ca. 75 dB(A) bij direct naastgelegen woningen is sprake van waarden vergelijkbar met reeds aanwezige passages van voertuigen op de Pancratiusstraat. Hierbij dient te worden vermeld dat de nieuwe situatie een verbetering is ten opzichte van de huidige situatie. Bij zowel bestaande NIEUWE NOR als bij Studio 54 en het Kegelpaleis kan het laden en lossen niet inpandig plaatsvinden. De uitbreiding van de NIEUWE NOR maakt dit wel mogelijk en verbetert de situatie m.b.t. het laden en lossen aanzienlijk. Randvoorwaarde op dit punt is het voorkomen van langdurig stationair draaien van vrachtwagens op de weg voor de sluis.
Voor wat betreft bezoekers zijn met name de tijd vóór een voorstelling en de tijd na einde van belang.
Met betrekking tot de geluidemissie van personen (stemgeluid) wordt, bij het ontbreken van een vergelijkbare Nederlandse publicatie, vaak aangesloten bij hetgeen daarover is opgenomen in de VDI 3770 van september 2012 “Emissionskennwerte von Schallquellen – Sport- und Freizeitanlagen”.
Bij instroom kan een eventuele wachtrij voor de naastgelegen woningen relevant zijn. Gezien de ligging van deze woningen (woonfunctie vanaf de eerste verdieping) kan een dergelijke wachtrij over een lengte van globaal 15 à 20 m akoestisch relevant zijn. Bij een dubbele rij staan over zo'n traject ca. 30 personen. Indien de helft gelijktijdig praat levert dat een geluibronsterkte van ca. 77 dB(A) (“Sprechen normal” VDI 3770). Dit kan bij woningen resulteren in een (tijdelijk) geluidniveau van ca. 55 dB(A) hetgeen nog als zeer wel acceptabel kan worden aangemerkt. Maximale geluidniveaus zullen niet relevant hoger zijn en daarmee eveneens zeer wel acceptabel. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de interne buffercapaciteit met de uitbreiding enorm vergroot wordt. Bij drukkere evenementen zal de nieuwe foyer ingezet worden om mensen intern op te vangen indien nodig.
De uitstroom kan luider zijn en zal in het algemeen ook gedeeltelijk of geheel in de akoestisch gevoeligere nachtperiode plaatsvinden. Tijdens de uitstroom zal bij de uitgang alleen reeds uit het oogpunt van 'crowdmanagement' sprake zijn van aanwezigheid/toezicht van medewerkers van de Nieuwe Nor. Bij een dergelijk uitstroom kan sprake zijn van roepen en schreeuwen als relevante geluiden. Uitgaande van “Schreien laut” van de VDI 3770 dient dan rekening te worden gehouden met bronsterkten voor de maximale geluidniveaus tot ca. 108 dB(A). Uitgaande van deze emissie en woningen vanaf de eerste verdieping bij panden grenzend aan de Nieuwe Nor zou daar buiten de gevel sprake kunnen zijn van maximale geluidniveaus tot ca. 85 dB(A). Dergelijke waarden zijn als hoog aan te merken, echter niet ongebruikelijk in gebieden met binnenstedelijke horeca. Ook in de huidige situatie zal als gevolg van uitstroom na voorstellingen van de huidige Nieuwe Nor sprake kunnen zijn dan dergelijke geluidniveaus. Kanttekening hierbij is dat het vigerende bestemmingsplan horecafuncties er plekke reeds toestaat.
In het kader van de Watertoets moet elk ruimtelijk plan een waterparagraaf bevatten, waarin wordt aangegeven hoe in het plan wordt omgegaan met water. In deze paragraaf is dit beschreven. Voordat wordt ingegaan op de locatie specifieke kenmerken van het plangebied, zijn eerst de relevante kaders samengevat.
Europees- en Rijksbeleid en regelgeving
Kaderrichtlijn Water
De KRW heeft als doel om de kwaliteit van de Europese wateren te verbeteren ("goede toestand") en die kwaliteit goed te houden. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is het stroomgebiedbeheersplan (SGBP). In een dergelijk plan worden de waterkwaliteitsdoelen en de daarvoor benodigde maatregelen beschreven om deze goede toestand te bereiken. Nederland maakt deel uit van vier internationale stroomgebieden, waarbij de gemeente Heerlen in het stroomgebied van de Maas is gelegen. Het stroomgebiedbeheersplan ziet op een hoger abstractieniveau en vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
Waterwet
De Waterwet (december 2009) stelt integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering' centraal. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Hiernaast kenmerkt integraal waterbeheer zich ook door de samenhang met de omgeving. Dit komt tot uitdrukking in relaties met beleidsterreinen als natuur, milieu en ruimtelijke ordening. Met de Waterwet is de gemeente beter uitgerust om onder andere wateroverlast tegen te gaan.
Nationaal waterplan 2016-2021
Ingevolge artikel 4.1 Waterwet moet een nationaal waterplan worden opgesteld. Hierin worden de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid vastgelegd. Het plan is voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Het Nationaal waterplan is, gelet op het abstractieniveau daarvan en gelet op de daarin opgenomen hoofdlijnen, op het onderhavige geval niet van toepassing.
Wet ruimtelijke ordening en de Watertoets
De watertoets is op grond van het Besluit ruimtelijke ordening. De watertoets houdt in dat ruimtelijke plannen voorzien moeten zijn van een waterparagraaf. Hierin geeft de initiatiefnemer aan welke afwegingen in het plan ten aanzien van water zijn gemaakt. Het is een toelichting op het doorlopen proces en maakt de besluitvorming ten aanzien van water transparant. In geval van locatiekeuzes en bij herinrichting van bestaand bebouwd gebied geeft de initiatiefnemer expliciet aan welke rol de kosten en risico's van verdroging, verzilting, overstroming en overlast hebben gespeeld bij de besluitvorming. De waterparagraaf grijpt zichtbaar terug op de afsprakennotitie en het wateradvies van de waterbeheerder.
In het onderhavige plan wordt geen verharding toegevoegd. Het doorlopen van de watertoets is derhalve niet aan de orde.
Regionaal en gemeentelijk beleid
Provinciaal Waterplan Limburg 2016-2021
Het Provinciaal Waterplan Limburg bevat de ambities, opgaven en op hoofdlijnen de maatregelen, die de komende jaren worden uitgevoerd, op gebied van de hoogwaterbescherming in de Maasvallei, de aanpak van regionale wateroverlast en watertekort, mede in het licht van de klimaatverandering en het Nationale Deltaprogramma, de inrichting van de beken en waterrijke natuurgebieden als ook de verbetering van de ecologische en chemische waterkwaliteit, en de drinkwatervoorziening en het grondwaterbeheer, mede als opdracht vanuit de Kaderrichtlijn Water.
Waterbeheerplan 2016-2021 Limburgse waterschappen
Het Waterbeheersplan 2016-2021 is een gezamenlijke visie van de fuserende waterschappen op het Limburgse waterbeheer voor 2020. Met dit Waterbeheerplan zetten de waterschappen de koers uit voor een toekomstbestendig waterbeheer in Limburg; hoe ze invulling willen geven aan de taak om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water.
Beleidsplan verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Heerlen 2016-2020
Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht een geldend rioleringsplan te hebben. Het verbreed gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) Heerlen 2016-2020 van de gemeente Heerlen is daar het gevolg van en heeft een looptijd tot en met 2020. Het vGRP is de opvolger van het Beleidsplan Stedelijk Watermanagement 2011-2015.
Het vGRP heeft een strategisch en beleidsmatig karakter en vormt de basis voor het bestuur bij besluiten over de aanpak van aanleg en beheer van het stedelijk watermanagement binnen de planperiode. Hoofddoelstelling van het vGRP is invulling geven aan de gemeentelijke zorgplichten voor afvalwater, overtollig hemelwater en overtollig grondwater. Het vGRP geeft inzicht in:
Onderhavig plan
In het onderhavige geval is sprake van sloop en grotendeels nieuwbouw van bestaande bebouwing. Hierbij wordt geen substantieel aantal vierkante meters verharding toegevoegd. Het doorlopen van de watertoets is derhalve niet aan de orde. Voor wat betreft het hemelwater en het afvalwater wordt in het Gemeentelijke Rioleringsplan (GRP) uitgegaan van het stand still principe met betrekking tot het aankoppelen van hemelwater op het gemengd riool.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect water geen belemmering voor de realisatie van onderhavig plan vormt.
Algemeen
Bij een bestemmingsplanprocedure moet het bevoegde gezag Wet bodembescherming voldoende inzicht hebben om de vraag te kunnen beantwoorden of de bodem geschikt is voor de in het bestemmingsplan toe te kennen functie.
Beleidskader
Bodembeleidsplan
Voor de gemeente Heerlen is sinds 28 september 2016 het bodembeleidsplan Heerlen van toepassing. In dit bodembeleidsplan wordt het gemeentelijk bodembeleid beschreven en het beleidsplan is derhalve het richtinggevend kader (uiteraard naast de wettelijke regelingen) voor zowel bodembescherming als bodemsanering. Bij het actualiseren van bestemmingsplannen wordt de bestaande functie veelal gehandhaafd. Dan vindt geen grondverzet plaats en worden geen saneringen opgestart. Bij de actualisatie van een bestemmingsplan, zoals in onderhavige procedure, vinden geen functiewijzigingen plaats. Hierbij kan volstaan worden met een globale toets, bijvoorbeeld middels de bodemkwaliteitskaart. Bij latere ontwikkelingen in deze gebieden zal in het kader van bouwactiviteit mogelijk een bodemonderzoek moeten plaatsvinden. Als toelichting hierop wordt nog vermeld dat bij geconstateerde knelpunten in een actualiserend bestemmingsplan aangegeven moet worden hoe hiermee om te gaan, niet alle knelpunten hoeven dus uitputtend vermeld te zijn.
Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) geeft invulling aan het op duurzaamheid gerichte bodembeleid. De nota bodembeheer beschrijft hoe de gemeente Heerlen invulling geeft aan het Bbk. In het bodembeleidsplan is de nota bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart gemeente Heerlen opgenomen. De bodem in de gemeente Heerlen is beschreven in een bodemkwaliteitskaart die conform de Richtlijn Bodemkwaliteitskaarten is vervaardigd. Er kan worden geconcludeerd dat de lokale bodemkwaliteit over het algemeen voldoende wordt beschreven door de bodemkwaliteitskaart voor alle zones.
Homogene deelgebiedenkaart
Deelgebied | Bovengrond | Ondergrond |
1 Agrarisch en natuur | <AW | <AW |
2 Woonwijken | <AW | Industrie |
3 Industrie | <AW | <AW |
4 Mijnsteengebieden | Wonen | Wonen |
AW | = Achtergrondwaarde | |
Wonen | = Maximale waarde klasse Wonen | |
Industrie | = Maximale waarde klasse Industrie |
Het plangebied is gelegen in deelgebied Woonwijken.
Onderhavig plan
Ter plaatse van het plangebied zijn de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:
Beoordeling onderzoeken
Asbest op maaiveld
Tijdens de veldwerkzaamheden in 2019 zijn op het maaiveld asbsthoudende materialen aangetroffen (beschadigde gresbuis en een big-bag met resten asbesthoudend plaatmateriaal). Deze materialen zijn na het bodemonderzoek verwijderd en er is een asbestvrijgave afgegeven.
Bodem
Het verkennend bodemonderzoek uit 2019 is grotendeels uitgevoerd op basis van het vooronderzoek uit 2017. Uit de veldwerkzaamheden blijkt dat de bodem tot 3,0 m-mv is opgebouwd zwak zandige leem. In deze leem worden bijmengingen van puin, kolengruis, beton, baksteen, mijnsteen en plaatselijk (tegen de gevel van Pancratiusstraat 46) metselpuin aangetroffen tot 0,7/1,5 m-mv. Bij de voormalige kelderruimte aan de straatzijde worden tot 2,5 m-mv deze bijmengingen aangetroffen. Uit analyse van de zintuiglijk meest verontreinigde bodemlagen blijkt dat bij tegen de gevel van Pancratiusstraat 46 de interventiewaarde voor zink wordt overschreden in de bovengrond. Verder wordt bij de voormalige kelder in de bodemlaag van 1,0-1,5 m-mv de tussenwaarde voor lood overschreden. In de overige onderzocht bodemlagen worden gehaltes aan zware metalen en PAK (10 VROM) aangetroffen die licht verhoogd zijn. In de bodem zijn geen verhoogde gehaltes aan PFAS aangetroffen.
De verontreiniging met zink moet nader onderzocht worden om de omvang te bepalen. Daarnaast is het onderzoek van 2019 te summier om een uitspraak te kunnen doen over de algemene kwaliteit van de bodem binnen het plangebied, aanvullend bodemonderzoek is nodig.
Asbest in bodem
De bodem is in 2019 tevens onderzocht op asbest. Bij 2 proefgaten die nabij de gevel van Pancratiusstraat 46 zijn gegraven zijn asbestverdachte materialen aangetroffen (stukje gresbuis en resten metselpuin). Het stukje gresbuis blijkt asbest-houdend te zijn, de resten metselpuin zijn niet asbesthoudend.
Het totaalgehalte aan asbest is 123,2 mg/kg ds.
Dit betekent dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest. De asbestverontreiniging in de bodem dient te worden ingekaderd, waarna deze gesaneerd moet worden.
Toepassen verontreinigde grond en graafwerkzaamheden binnen het plangebied
Na afronding van het bodemonderzoek hebben graafwerkzaamheden plaatsgevonden binnen het plangebied, voordat het aanvullend bodemonderzoek is uitgevoerd. Verder blijkt dat na afronding van de sloop grond van Pancratiusstraat 48 is toegepast om de voormalige kelderruimte op te vullen. Hierbij is waarschijnlijk sterk met lood verontreinigde grond toegepast bij de voormalige kelderruimte, waarmee ook de loodverontreiniging die in de ondergrond is aangetroffen kan worden verklaard.
Een nader onderzoek naar lood bij de voormalige kelderruimte is daarom noodzakelijk.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied zal voorafgaand aan de planontwikkeling een nieuw vlakdekkend bodemonderzoek moeten plaatsvinden en een nader bodemonderzoek naar de asbest-, zink- en loodverontreinigingen in de bodem.
De bestemming van het plangebied kan pas wijzigen en de ontwikkeling van de locatie mag pas starten nadat uit bodemonderzoek is gebleken dat de bodem van het plangebied geschikt is voor de nieuwe functie en/of nadat is gebleken dat de bodem van het plangebied door bodemsanering geschikt is gemaakt voor de nieuwe functie.
De bescherming van de natuur is per 1 juli 2017 in Nederland vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vormt voor wat betreft soortenbescherming en gebiedsbescherming een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Omtrent houtopstanden is de voormalige nationale Boswet eveneens in de Wet natuurbescherming opgenomen. Daarnaast vindt beleidsmatige gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur.
De Wet natuurbescherming heeft, voor wat betreft de gebiedsbescherming, betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Het Natura 2000 netwerk bevat de gebieden, die zijn aangewezen onder de Vogel- en Habitatrichtlijn en daarmee zijn deze geselecteerd op grond van het voorkomen van soorten en habitattypen, die vanuit Europees oogpunt bescherming nodig hebben. Voor die gebieden geldt dat aanwijzingsbesluiten zijn opgesteld, waarin staat voor welke soorten en habitats het betreffende gebied is aangewezen en welke instandhoudingsdoelstellingen voor deze soorten en Habitats gelden.
Op onderstaande afbeelding is de projectlocatie met een gele cirkel weergegeven. De omliggende Natura 2000 gebieden zijn met de kleur rood weergegeven:
![]() |
Binnen een straal van 3 kilometer rondom de projectlocatie bevinden zich drie Natura 2000 gebieden. Ten noorden van de projectlocatie, op een afstand van circa 3 kilometer meter bevindt zicht het Natura 2000 gebied 'Brunssummerheide', ten oosten van de projectlocatie, op ruim 1 kilometer afstand ligt het Natura 2000 gebied 'Geleenbeekdal' en ten zuiden van de projectlocatie op circa 3 kilometer afstand is het Natura 2000 gebied 'Kunderberg'.
Gezien de afstanden tussen deze natuurgebieden en de projectlocatie kan de beoogde ontwikkeling geen negatief effect hebben op de kwalificerende soorten of habitats binnen deze Natura 2000 gebieden.
Binnen de provincie Limburg bestaat het NNN uit de goudgroene natuurzone. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones met als doel natuurgebieden beter met elkaar te verbinden. Het plangebied is niet gelegen binnen de goudgroene natuurzone. Het dichstbijzijnde onderdeel van het NNN ligt ongeveer 290 meter ten oosten van het plangebied. Gezien de aard van de voorgenomen plannen zullen de omgevingscondities redelijkerwijs gelijk blijven, waardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van de huidige staat van de goudgroene natuurzone niet worden aangetast.
Quickscan flora en fauna, Bro, projectnr. P01278, 20 november 2018
Gezien de voorgenomen werkzaamheden (sloop en nieuwbouw) is ter voorbereiding op de beoogde ontwikkeling een flora en fauna uitgevoerd (zie Quickscan Flora en Fauna). Op basis van deze quickscan kan worden geconcludeerd dat, gelet op de potentiële ecologische, het voorgenomen plan in overeenstemming is met de nationale natuurwetgeving en het provinciale natuurbeleid, mits voorafgaand en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden het bepaald in de Wet natuurbescherming, onderdeel soorten, in acht wordt genomen. Los van de buiten onderhavige procedure vallende sloopwerkzaamheden betekent dit het navolgende:
Op basis van de uitgevoerde quickscan wordt vervolgonderzoek naar effecten op beschermde gebieden niet noodzakelijk geacht. Evenmin is sprake van een noodzaak tot het indienen van een ontheffingsaanvraag ten aanzien van houtopstanden dan wel een vergunning in het kader van de gebiedsbescherming.
Ten behoeve van de uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor is onderzocht of de Wet natuurbescherming vanuit het aspect stikstofdepositie een belemmering zou kunnen vormen voor het verlenen van de omgevingsvergunning. (zie hiertoe Onderzoek stikstofdepositie)
Het onderzoek is uitgevoerd naar de mogelijke toename van stikstofdepositie in nabij gelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van de herontwikkeling van de locatie. In dit onderzoek is op basis van uitgangspunten van de aannemer bepaald of de imissie als gevolg van de werkzaamheden leidt tot een toename van de stikstofdepositie. Daarnaast is de maximaal toegestane emissie bepaald. Verder zijn ook de gevolgen met betrekking tot stikstofdepositie bij ingebruikname van het poppodium onderzocht.
Geconcludeerd is dat het aspect stikstofdepositie geen belemmering vormt. Voor de bouwfase is bepaald de emissie conform opgave van de aannemer, zijnde 8,27 kg NOx op jaarbasis niet leidt tot een toename van de depositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Anders gezegd: een emissie als gevolg deze bouwfase van maximaal 8,27 kg NOx op jaarbasis levert geen depositieresultaten op boven 0,00 mol/ha/jaar. De emissie kan zelfs verviervoudigd worden zonder dat er sprake is van een toename van de depositie op Natura 2000-gebieden. Ook de gebruiksfase leidt niet tot een toename van de emissie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden.
Op 15 november 2007 is een wijziging van de Wet milieubeheer (Wm) van kracht geworden. In hoofdstuk 5 is titel 2 luchtkwaliteitseisen ingevoegd (ook 'Wet luchtkwaliteit' genoemd). Gelijktijdig zijn de volgende besluiten en regelingen van kracht geworden:
Deze nieuwe wet- en regelgeving omvat maatregelen om zowel de uitstoot van schadelijke stoffen te beperken alsook te voorkomen dat mensen langdurig worden blootgesteld aan verontreiniging.
Goede ruimtelijke ordening
Het bevoegd gezag moet bij ruimtelijke besluiten het aspect luchtkwaliteit meewegen in de besluitvorming. In artikel 5.16, eerste lid, onder a van de Wet milieubeheer is vastgelegd dat bij de vaststelling van een ruimtelijk plan aannemelijk dient te worden gemaakt dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden van de in Bijlage 2 van de wet opgenomen grenswaarden.
Huidige jaargemiddelde concentraties: NSL-Monitoringstool 2015
Uit de monitoringstool van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, Atlas voor de Leefomgeving) volgt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) in de directe omgeving van het plangebied lager liggen dan de grenswaarden die voor deze stoffen zijn vastgesteld (voor beiden 40 µg/m³). De NO2-concentratie bedraagt minder dan 35 µg/m³. Ook de PM10-concentratie bedraagt minder dan 25 µg/m³.
Hiermee kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.
Niet in betekenende mate (NIBM)
In de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Onderhavig plan behoort tot de in de lijst opgenomen categorieën van gevallen en mag derhalve gerangschikt worden als een activiteit die in niet betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Ter volledigheid wordt opgemerkt dat het omslagpunt voor wat betreft de luchtkwaliteit ligt bij de realisatie van 1.500 woningen of meer. In het onderhavig geval gaat het om de uitbreiding van een poppodium, waarbij de capaciteit maximaal 700 bezoekers bedraagt. Deze capaciteit is beduidend minder dan die, waarbij 1500 woningen worden gerealiseerd.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen beperkingen voor de realisatie van onderhavig plan oplevert.
Landelijk beleidskader
Externe Veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. Op beide categorieën aan risico's is landelijke wet- en regelgeving van toepassing.
Doel is om bepaalde risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld, tot een aanvaardbaar minimum te beperken door kwaliteitseisen en normen te hanteren. Deze bedoelde risico's hangen o.a. samen met:
De risico's voor externe veiligheid komen tot uitdrukking via het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Afhankelijk van de ruimtelijke ontwikkeling en beschikbare gegevens is deze beperkt of ruim van opzet.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans, per jaar, op overlijden van een onbeschermd individu ten gevolge van ongevallen met gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid van een persoon is fictief. Niet wordt beoordeeld hoe groot de kans op de aanwezigheid van een persoon feitelijk is. Het PR kan op de kaart van een gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Via het PR wordt een basisbeschermingsniveau gewaarborgd.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen het slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt ook beschouwd als een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Bij het GR wordt wel beoordeeld hoeveel personen zich, redelijkerwijs, feitelijk in de omgeving kunnen bevinden. Voor het GR geldt geen grenswaarde, maar een oriëntatiewaarde. Dit is een ijkwaarde waaraan veranderingen getoetst kunnen worden. Deze oriëntatiewaarde mag overschreden worden, mits goed beargumenteerd door het bevoegd gezag. Deze argumentatie is een onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Voor het bevoegd gezag geldt een verantwoordingsplicht, wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten via het bestemmingsplan worden toegelaten. Dit betreft ook de al bestaande (beperkt) kwetsbare objecten, zoals al gebouwde woningen. Een risicobron is bijvoorbeeld een buisleiding die wordt gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen. Voor zover het invloedsgebied niet is vastgelegd in regelgeving wordt hiermee het gebied beschouwd waarbinnen minimaal 1% van de aanwezige personen overlijdt als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen ter plaatse van de risicobron. Voor specifieke risicobronnen is het invloedsgebied vastgesteld.
De verantwoording van het groepsrisico is één van de onderdelen van een goede ruimtelijke ordening. De omvang en diepgang van de verantwoording is daarbij afhankelijk van de gevolgen voor het groepsrisico. Dit wordt per ruimtelijk plan beoordeeld. Hieruit zal blijken of een verantwoording aan de orde is.
Inrichtingen/bedrijven
Er is een aantal wetten en regelingen vastgesteld dat tot doel heeft regels te stellen aan de externe veiligheid. Ten aanzien van inrichtingen (bedrijven) zijn de belangrijkste regels t.a.v. externe veiligheid opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid inrichtingen.
Indien, op grond van een Wro-besluit of bepaalde Wabo-besluiten, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het van belang na te gaan of het aspect externe veiligheid aan de orde is.
Bij het beschouwen van bedrijven/inrichtingen qua externe veiligheid wordt het plangebied en de omgeving beschouwd. Zo wordt elk invloedsgebied van een risicobron nagelopen op (mogelijke) gevolgen qua externe veiligheid. Indien het plan buiten het invloedsgebied ligt van een risicobron is externe niet aan de orde.
Buisleidingen
Het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen is geregeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het Bevb beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeenten en de soorten buisleidingen (zie tabel 5.6.3b). Aan de hand van de Risicokaart is nagelopen welke buisleidingen in de gemeente Heerlen aanwezig zijn. Alleen de mogelijke gevolgen qua externe veiligheid zijn beschouwd. De uitwerking van het Bevb is geregeld in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) en betreft onder meer de wijze waarop de externe en rekensoftware).
Transport gevaarlijke stoffen
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en waterwegen leidt tot risico's voor de omgeving.
In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet opgesteld zijn de regels opgenomen ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, water (binnenwater) en spoor. Deze regelgeving maakt o.a. een onderscheid tussen.
In de Regeling Basisnet zijn de risicoplafonds langs de transportroutes aangegeven alsmede de regels inzake het monitoren van de risicoplafonds. Transportroutes binnen het plangebied en de omgeving zijn nagelopen op de veiligheidsaspecten.
Gemeentelijk beleidskader
In de nota 'Beleid externe veiligheid 2011-2015' heeft de gemeente het beleid voor externe veiligheid geformuleerd. Dit beleid is op 1 november 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het doel van het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Heerlen is het behouden van een verantwoord en aanvaardbaar veiligheidsniveau. Het beleid in deze nota leidt tot een gebiedsgerichte aanpak van externe veiligheid en het beperken van de risico's van de bronnen waar dat nodig is. Dit beleid kan worden doorgevoerd in de gemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen.
Het gevolg van dit beleid is dat bepaalde bedrijven, die zijn gevestigd op locaties waar dat op grond van dit beleid ongewenst is, zullen worden beperkt in hun mogelijkheden. Ook zal de ontwikkeling van bepaalde gebieden anders moet worden beoordeeld vanwege de aanwezige risico's. Dit beleid zal ertoe leiden dat op de langere termijn in Heerlen de risico's door het gebruik en de toepassing van gevaarlijke stoffen binnen aanvaardbare grenzen kunnen blijven. Het beleid is niet bedoeld als een keurslijf. Het biedt een afwegingskader om optimaal met externe veiligheid in samenspel met andere belangen en andere instanties rekening te houden.
Beoordeling relevante risicobronnen
Aan de hand van de risicokaart (zie: www.risicokaart.nl), het geldende bestemmingsplan, de studie 'Externe veiligheid: invloedsgebiedenkaart gemeente Heerlen voor de ruimtelijke ordening' (AVIV, projectnummer 142686 d.d. 26.11.2014) en de Regeling Basisnet zijn externe veiligheidsrisico's beoordeeld. De bevindingen zijn weergegeven in de onderstaande tabellen.
Tabel inrichtingen
Wetgeving /regels | Soort | Bronnen informatie | Relevantie externe veiligheid | ||
Bevi/Revi | bedrijven | Risicokaart/plan | Binnen het plan zijn geen Bevi inrichtingen voorzien. Het plan is niet gelegen binnen de invloedsafstand van een Bevi-inrichting. | ||
Besluit risico's zware omgevallen | bedrijven | Risicokaart/Lijst BRZO | BRZO-inrichtingen zijn niet voorzien in het plan. Tevens is het plan niet gelegen in enig invloedsgebied van een BRZO-inrichting. | ||
Activiteitenbesluit | Windmolens tot 50 MW | Bedrijvenbestand | Dit type activiteit (windmolen) is niet voorzien binnen het plangebied of de directe omgeving. | ||
Vuurwerkbesluit | Opslag/verkoop | Bedrijvenbestand | Binnen het plan of de omgeving is geen verkoop/opslag van vuurwerk voorzien of aanwezig. | ||
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening | Munitieopslag | Bedrijvenbestand | Binnen het plan is deze activiteit (munitieopslag) niet aanwezig of voorzien. Het plan is niet gelegen in het invloedsgebied van een munitiedepot gelegen. | ||
Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik | Ontplofbare stoffen | Bedrijvenbestand | Dit type activiteiten (ontplofbare stoffen) is niet voorzien of aanwezig binnen het plangebied of de directe omgeving. | ||
Wet luchtvaart | Luchthavens | Bedrijvenbestand | Dit type activiteit (luchthavens) is niet aanwezig of voorzien binnen het plangebied of de directe omgeving. |
Tabel buisleidingen (Revb-regeling) in Heerlen
Soort buisleiding | Aanwezig in plangebied | opmerking | |
Aardgasleidingen => 50 mm of meer en druk van 1600 kPa of meer. | Nee | In het plangebied komt deze risicobron niet voor. De dichtstbijzijnde gasleiding is gelegen op ca 2000m en heeft geen invloed op het plan. | |
Buisleidingen voor aardolieproducten >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. | Niet aanwezig in gemeente Heerlen | Volgens de Risicokaart komen deze leidingen niet voor in Heerlen of binnen 500 m van de gemeentegrens. | |
Buisleidingen voor brandbare stoffen >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. | Niet aanwezig in gemeente Heerlen | Volgens de Risicokaart komen deze leidingen niet voor in Heerlen of binnen 500 m van de gemeentegrens. | |
Buisleidingen voor giftige stoffen en specifieke stoffen >=70 mm en druk 1600 kPa of meer. | Niet aanwezig in gemeente Heerlen | Volgens de Risicokaart komen deze leidingen niet voor in Heerlen of binnen 500 m van de gemeentegrens. |
Tabel transportroutes (Besluit externe veiligheid transportroutes)
Soort transportbuisleiding | Aanwezig in plangebied | opmerking | |
Basisnet water | Niet aanwezig in gemeente Heerlen | In het plangebied en binnen 500 m van het plangebied komt deze risicobron niet voor. | |
Basisnet spoor, Route 380 | Nee | Volgens de Risicokaart is het Basisnet spoor (route 380) op ca 300 m gelegen. Het plan is gelegen binnen de invloedsafstand van de het spoor (Route 380). | |
Basisnet weg (A76) | Nee | De A76 ligt op meer dan 2000 meter afstand van het plan. Dit is ruim buiten de invloedsafstand van de A76. | |
Wegen die deel uitmaken van de route vervoer gevaarlijke stoffen: N281 | Nee | De 281 (stadsautobaan) ligt op ten minste 600 meter van plangebied. Het plan ligt buiten het invloedsafstand van de N281. | |
Overige wegen in en rond plan (o.a. John F. Kennedylaan) | Ja | De gemeente kent een routering vervoer gevaarlijke stoffen. Uit de vastgestelde ontheffingen blijkt dat het vervoer van routeplichtige stoffen over wegen in het plan en de directe omgeving zeer beperkt is. |
Uit de tabellen blijkt dat het plan is gelegen binnen de invloedsafstand van het spoor (route 380).
Externe veiligheid spoor, Uitbreiding Poppodium Nieuwe Nor te Heerlen, Kragten, rapportnummer 20181108-HEE000-RAP-EXT-RBMII, 8 november 2018
In opdracht van de gemeente Heerlen is door Kragten een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor t.b.v. de uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor te heerlen. Hiertoe is van de spoorlijn Sittard - Heerlen (route 380) voor zowel de huidige als ook de toekomstige situatie het groepsrisico berekend. Geconcludeerd wordt dat zowel in de huidige situatie alsook in de toekomstige situatie sprake is van een groepsrisico dat hoger is dan de oriëntatiewaarde. Er vindt evenwel geen rekenkundige toename van de hoogte van het groepsrisico plaats. Een verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk. Het onderzoek is als bijlage (zie Onderzoek Externe Veiligheid) toegevoegd.
Verantwoording groepsrisico Poppodium Nieuwe Nor te Heerlen, Kragten, 20181115_HEE170-EXT-VGR, 19.11.2018
In opdracht van de gemeente Heerlen is door Kragten een verantwoordingsplicht ingevuld waarmee antwoord wordt gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zo veel mogelijk te beperken. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. De verantwoording (zie Verantwoording Groepsrisico) is de regionale brandweer/Veiligheidsregio aangeboden in het kader van haar wettelijke adviestaak bij het invullen van de verantwoordingsplicht.
Per brief van 18 januari 2019 geeft de Veilgheidsregio haar advies, dat als volgt luidt:
"De locatie ligt gunstig ten opzichte van de risicobron, omdat aan de zijde van de risicobron een blinde gevel aanwezig is (direct grenzend aan het naastgelegen gebouw). Ramen zitten haaks op de risicobron en zullen derhalve minder snel breken als gevolg van de effecten van een koude BLEVE. Tevens liggen er meerdere gebouwen tussen de risicobron en de locatie van het poppodium, die zullen fungeren als een buffer bij een mogelijk incident. De brandweer adviseert derhalve enkel om de volgende organisatorische maatregel te nemen:
- Neem het BLEVE-scenario op in het bedrijfsnoodplan van het poppodium en instrueer BHV-ers over hoe te handelen bij een dergelijk incident (tijdens de BLEVE is het advies om binnen te blijven)."
Aldus vormt het aspect 'externe veiligheid' geen belemmering voor realisering van het plan.
Gemeentelijk beleid
Het archeologiebeleid voor de gemeente Heerlen is neergelegd in de Beleidskaart archeologie Gemeente Heerlen van oktober 2013 en de Beleidsnota Archeologie van oktober 2018 (Erfgoed is Identiteit. Beleidsnota archeologie gemeente Heerlen). Op grond van dit beleid valt het plangebied in de zone met een (zeer) hoge archeologische verwachting. Om in deze zone een omgevingsvergunning te kunnen verkrijgen, dient de initiatiefnemer een rapport te overleggen waarin naar het oordeel van de bevoegde overheid de archeologische waarde van het plangebied voldoende is vastgesteld.
In opdracht van Woningstichting Weller heeft binnen de projectlocatie en enkele aangrenzende percelen een archeologisch bureauonderzoek plaatsgevonden. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen, die uit onderzoek naar voren zijn gekomen, worden in het navolgende beknopt beschreven. In het onderstaande wordt de onderhavige projectlocatie beschreven als deelgebied 'Diana'.
Archeologisch onderzoek Pancratiusstraat te Heerlen, gemeente Heerlen, bureauonderzoek, ArcheoPro, rapportnummer 17039 (definitieve versie 26-10-2017)
Conclusies en aanbevelingen
Het plangebied ligt in het Bekken van Heerlen tussen de Caumerbeek en de Geleenbeek in de oude Middeleeuwse kern van Heerlen. Westelijk van het plangebied ligt de Pancratiusstraat (voormalige Emmastraat) en de Romaanse Pancratiuskerk ter plaatse van het voormalige landsfort, inclusief de Schelmentoren. De Pancratiusstraat volgt de loop van de voormalige gracht rondom het Middeleeuwse landsfort.
Volgens het op basis van resultaten van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel geldt voor het gehele plangebied een hoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit alle perioden vanaf het paleolithicum tot heden, met een duidelijk accent op de Middeleeuwen en nieuwe tijd vanwege de ligging binnen de historische kern naast het voormalige Middeleeuwse landsfort en de bevindingen van het in 2005 uitgevoerde archeologisch onderzoek op het aangrenzende terrein. Onder eventuele middeleeuwse bewonings- en ophogingslagen kunnen vanaf de Romeinse tijd oudere materiële resten en sporen aanwezig zijn. Archeologische resten worden verwacht tot een diepte van minimaal 2 m-mv.
Door (sub)recente bebouwing met kelderverdiepingen en eventuele voorafgaande sloopwerkzaamheden binnen het plangebied is het aannemelijk dat plaatselijk eventuele archeologische resten in meer of mindere mate zijn verstoord en niet meer behoudenswaardig zijn. Dit geldt met name voor het westelijke deel van het plangebied (deelgebied B; uitbreiding Nieuwe Nor), dat direct grenst aan de Pancratiusstraat ter plaatse van de kelders onder de bestaande panden. Binnen het noordoostelijke deel van het plangebied (deelgebied A; Diana) is de verwachting dat hier een (sub)recente bodemverstoring vanwege het ontbreken van kelderruimten zeer beperkt zal zijn.
Geconcludeerd wordt dat voor het gehele plangebied, bestaande uit de deelgebieden 'Diana' en 'uitbreiding Nieuwe Nor' de hoge archeologische verwachting dient te worden gecontinueerd. Op basis hiervan wordt met betrekking tot zowel het deelgebied 'uitbreiding Nieuwe Nor' als het deelgebied 'Diana' aanbevolen om:
In vervolg op het hiervoor vermelde archeologisch rapport van ArcheoPro is in september 2018 het PvE ten behoeve van het archeologisch vervolgonderzoek opgesteld (ArcheoPro, Archeologisch rapport nr. 18061. Diana en de Nieuwe Nor Pancratiusstraat Heerlen, Proefsleuven (IVO-P. Variant bouwbegeleiding-doorstart opgraving). Hierin is aangegeven dat de werkzaamheden onder archeologische begeleiding moeten worden uitgevoerd. De specifieke eisen en voorwaarden, verbonden aan de archeologische begeleiding, zijn in het rapport vermeld. Beide documenten van ArcheoPro zijn als separate bijlagen (zie Archeologisch onderzoek en Aanvulling archeologisch onderzoek) bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
Bij de sloop van de panden is inmiddels archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een archeologische begeleiding. Tevens zal aansluitend het volledige terrein verder worden onderzocht middels een opgraving. Na afloop van het archeologisch onderzoek zal een selectiebesluit worden opgesteld.
Conclusie ten aanzien van het aspect 'archeologie' is dat dit geen belemmering vormt voor het onderhavige plan.
Rijksbeschermde stadsgezichten
Binnen de gemeente Heerlen is een aantal Rijksbeschermde stadsgezichten aangewezen, te weten: Beersdal, Leenhof, Maria Christinawijk, Tempsplein en Eikenderveld. Onderhavige projectlocatie is niet gelegen binnen één van deze Rijksbeschermde stadsgezichten.
De onderhavige projectlocatie vormt geen onderdeel van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
Rijksmonumenten
Binnen de projectlocatie zijn geen Rijksmonumenten gesitueerd.
Gemeentelijke monumenten
Binnen de onderhavige projectlocatie zijn geen gemeentelijke monumenten gesitueerd.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat binnen de onderhavige projectlocatie geen cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Het aspect cultuurhistorie vormt dan ook geen belemmering voor de realisering van onderhavig plan.
Parkeren
Omwille van de oppervlakte van circa 2.000 m² BVO komt de aangevraagde ontwikkeling niet in aanmerking voor de vrijstelling van de minimumparkeernorm. Conform de vigerende parkeernormen (Parkeernota) kan deze ontwikkeling gecategoriseerd worden als 'Café, bar, discotheek, cafetaria', hetgeen – gezien de ligging in het centrum – gekoppeld is aan een parkeernorm van zes parkeerplaatsen per 100 m² BVO. Op basis van de voornoemde oppervlakte dient deze ontwikkeling voorzien te zijn van 122 parkeerplaatsen. Door gebrek aan ruimte op eigen terrein mag naar de openbare ruimte uitgeweken worden om de parkeerbehoefte op te vangen.
Uit onderzoek is gebleken dat op het drukste moment (lees: zaterdagmiddag) een overcapaciteit in het centrum aanwezig is die voldoende groot is om de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkeling op te vangen. Aangezien het aantal bezoekers voor de betreffende ontwikkeling voornamelijk 's avonds/'s nachts het hoogst is en dus op een moment waarop de parkeerdruk in het centrum minder hoog is, kan gesteld worden dat er voldoende parkeergelegenheid in de nabije omgeving is ten behoeve van de gewenste ontwikkeling. Omwille van het beperkt aantal parkeerplaatsen op de Bongerd zal men eerder geneigd zal zijn om de auto elders (parkeergarage, parkeerplaatsen aan de rand van het centrum,…) te parkeren, hetgeen parkeeroverlast in de directe omgeving van de gewenste ontwikkeling voorkomt.
Laden en lossen
Het laden en lossen kan op eigen terrein plaatsvinden, met dien verstande dat de vrachtwagen wel gebruikt moet maken van het trottoir aan beide kanten van de weg. Omdat dit voor wringkrachten zorgt, dient er wel voor gezorgd c.q. gecontroleerd te worden dat het trottoir dit aankan en niet wordt stukgereden.
Verkeersgeneratie
Met behulp van de CROW-rekentool 'Parkeren en Verkeersgeneratie' kan berekend worden dat de nieuwe ontwikkeling gepaard zal gaan met een theoretische verkeersgeneratie van maximaal 316 motorvoertuigen per etmaal. Hierbij is geen rekening gehouden met de verkeersgeneratie die moet worden toegekend aan de vigerende onderliggende bestemming(en) en welke hierop voor de daadwerkelijk berekening in mindering moet worden gebracht. Op basis van verkeerstellingen kan worden gesteld dat deze verkeersgeneratie niet zal leiden tot een verkeerskundig ongewenste situatie op de Pancratiusstraat en op de omliggende wegen. Omwille van de kennis over het beperkt aantal parkeerplaatsen op de Bongerd zal slechts een beperkt deel van deze verkeersgeneratie de Pancratiusstraat belasten. Door het beperkt aantal parkeerplaatsen op de Bongerd zal niet alleen het grootste gedeelte van de bezoekers elders parkeren, ook zal het haal- en brengverkeer voornamelijk op afstand plaatsvinden. De verkeersgeneratie zal dus voornamelijk de omliggende wegen belasten, al dan niet verspreid over de verschillende gebiedsontsluitingswegen. De praktijkervaring met betrekking tot de exploitatie van het huidig poppodium bevestigt dit beeld. Bovendien wordt de nabije omgeving slechts incidenteel voor een korte periode belast.
De uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor past niet binnen de regels van het geldende bestemmingsplan. Gelet op deze strijdigheid is een omgevingsvergunning vereist op basis van artikel 2.1, eerste lid, onder c in combinatie met artikel 2.12, eerste lid, aanhef, onder a en onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Op de voorgenomen activiteit is de volgende categorie van de Bijlage, behorende bij het Besluit milieueffectrapportage van toepassing:
D 11.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. In gevallen, waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer, is sprake van mer-beoordelingsplichtige activiteit.
In dit geval blijft de uitbreiding onder de drempelwaarden en kan met een vormvrije mer-beoordeling worden volstaan.
Op grond van artikel 7.19, eerste lid van de Wet milieubeheer neemt het bevoegd gezag in een zo vroeg mogelijk stadium een beslissing omtrent de vraag of vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die de activiteit voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Daarbij is artikel 7.17, tweede tot en met vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 7.17, derde lid van de Wet milieubeheer moet bij de beslissing rekening worden gehouden met de relevante criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn. Deze criteria zijn:
Uit de beoordeling van de criteria van bijlage III bij de mer-richtlijn volgt dat de voorgenomen activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben. Dit betekent dat voor de vereiste omgevingsvergunning ten behoeve van de uitbreiding van Poppodium Nieuwe Nor, in afwijking van het geldende bestemmingsplan, geen mer hoeft te worden gemaakt.
Binnen de gemeente Heerlen vormt de handhaving van bestemmingsplannen een expliciet onderdeel van het handhavingsbeleid en is opgenomen in de beleidsnota "Handhaving bouw- en ruimtelijke regelgeving". In deze nota wordt onder meer aandacht besteed aan de wijze, waarop handhaving zal plaatsvinden. Uitgangspunt is dat tegen iedere overtreding wordt opgetreden. Verder wordt in deze nota de wijze van prioritering weergegeven. Op basis van jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma's vindt vervolgens het uitvoeren van toezicht en daadwerkelijke handhaving plaats. Bij het overtreden van de regels behorende bij de verleende omgevingsvergunning kan het college de volgende sanctionerende maatregelen toepassen: bestuursrechtelijke handhaven (bestuursdwang of dwangsom) of strafrechtelijk handhaven (economisch delict).
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is in artikel 6.2.1 een opsomming gegeven van de bouwplannen die worden beschouwd als bouwplan in de zin van 6.12 Wro waarvoor een exploitatieplan dient te worden vastgesteld indien het kostenverhaal niet anderszins is geregeld. De grondexploitatiebepalingen van de Wro zijn evenwel niet op het project van toepassing omdat de gemeente het eigendom van de gronden heeft en het plan zelf zal ontwikkelen. Gemeentelijk kostenverhaal is daarmee niet aan de orde.
Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning ex artikel 2.1 c / 2.12 eerste lid 1, onderdeel a, sub 3° Wabo is, conform het bepaalde in de Wabo (paragraaf 3.3) de uitgebreide procedure van toepassing, met dien verstande dat het ontwerpbesluit gedurende zes weken ter inzage ligt. Binnen zes maanden dient op de aanvraag omgevingsvergunning te zijn beslist waarbij de eenmalige mogelijkheid geboden wordt deze termijn met zes weken te verlengen.
De ontwerpbeschikking met bijbehorende stukken is op 7 februari 2020 gepubliceerd en heeft aansluitend gedurende zes weken ter inzage gelegen. Eenieder is in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijzen kenbaar te maken. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het inbrengen van zienswijzen.