Planregels
Toelichting
Paragraaf
I
inleidende
voorschriften
artikel 1: begripsomschrijving 6
artikel 2: (wettelijke) regelingen 19
Paragraaf
II
algemene
voorschriften in verband met
de
bestemmingen
artikel 4: algemene voorschriften
artikel 5: algemene voorschriften omtrent
het gebruik van de grond
anders
artikel 6: algemene voorschriften omtrent
het gebruik van de opstallen 28
artikel 7: algemene voorschriften omtrent
werken, geen bouwwerken
zijnde,
aanlegvergunning vereist is 31
artikel 8: algemene beschrijving
Paragraaf
III
voorschriften
in verband met
de
afzonderlijke bestemmingen
artikel 9: agrarisch gebied 37
artikel 10: agrarisch
gebied met
artikel 11: agrarisch
bouwblok: Ab 56
artikel 12: agrarisch
bouwblok,
artikel 13: agrarisch
hulpbedrijf: Ab(h) 80
artikel 14: agrarisch bouwblok met
toegesneden bestemming: Ab(t) 87
artikel 17: recreatieve
doeleinden met
artikel 18: recreatieve
doeleinden met
zieningen, camping: Rv(c) 109
artikel 19: recreatieve
doeleinden met
zieningen, zomerhuisjes:
Rv(z) 113
artikel 19a recreatieve
doeleinden met
dagrecreatieve
voorzieningen: Rd 118
artikel 19b recreatieve
doeleinden met
zieningen: groepsaccommodatie:
Rv(ga) 120
artikel 20: woondoeleinden:
W 122
artikel 21: maatschappelijke
doeleinden: M 135
artikel 22: detailhandel:
D 137
artikel 24: bedrijfsdoeleinden:
B 141
artikel 25: benzinestation:
B(s) 145
artikel 26: verkeersdoeleinden 147
artikel 27: nutsvoorzieningen 149
artikel 32: stroomvoerend
winterbed 157
artikel 32a waterbergend
winterbed 160
artikel 33: grondwaterbeschermingsgebied/
waterwingebied 162
artikel 34: leidingzone
ondergrondse
leidingen 164
Paragraaf
IV
voorschriften
in verband met
de
differentiatievlakken
artikel 35: ecologische
infrastructuur 166
artikel 36: cultuurhistorische
waarden 168
artikel 36a waarde
- archeologie 172
artikel 37: Maas- en
beekdal 175
artikel 38: recreatief
netwerk 177
Paragraaf
V
overige
voorschriften
artikel 39: algemene
bevoegdheid tot het
verlenen van vrijstellingen 178
artikel 39a algemene
wijzigingsbevoegdheid 178
artikel 40: wijzigingsbevoegdheid
m.b.t.
artikel 40a: procedure
voor ontheffingen 183
artikel 40b: regels
voor ondergronds bouwen 184
artikel 40c: overige
regels 185
artikel 41: overgangsrecht 187
begripsomschrijving.
1. het
plan:
het
bestemmingsplan "1e herziening bestemmingsplan buitengebied"
2. de
plankaart:
de
kaarten plankaart Brg 1, plankaart 1 BRG28 (blad A t/m E), plankaart 2 BRG28
(blad A t/m C), plankaart 3 BRG28 (blad A t/m C) en plankaart 4 BRG28 (blad A
t/m C) en de bijbehorende kaartuitsneden, met de daarbij behorende
verklaring, waarop de bestemmingen
3. aan-huis-verbonden
beroep/bedrijf:
Het
beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te
stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in de woning en de daarbij
behorende bijgebouwen met behoud
4. bedrijfswoning:
een
woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming
van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
5. bebouwde
deel
dat deel
6. boogkas
(ook wel wandelkap genoemd):
een constructie van metaal of een
ander materiaal met een hoogte van maximaal
Onder een boogkas wordt tevens een
draagluchthal verstaan.
7. containervelden:
werk niet zijnde bouwwerk
bestaande uit grond afgedekt met plastic, antiworteldoek en/of beton, eventueel
in combinatie met andere materialen, ten behoeve
8. kas:
een
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit
glas of ander materiaal en dienend tot kweken, trekken, vermeerderen, opkweken
of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen evenals in voorkomende
gevallen tot bescherming
9. onbebouwde
deel
dat deel
10. regenkap:
een
constructie van houten, gegalvaniseerde, verzinkte stalen palen of iets
dergelijks met daarop een boog met een kap van transparante folie.
11. signaleringsgrens:
grens
waarboven de adviescommissie BOM+ naast het gestelde in de POL-uitwerking BOM+/
regels
12. teeltondersteunende
voorzieningen:
voorzieningen/constructies
met als doel het gewas te forceren tot meer groei en of de oogst te spreiden.
Het gaat daarbij om zowel vervroegen als verlaten ten opzichte van normale open
teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen dat leidt tot
een betere kwaliteit van het product.
13. tijdelijke
teeltondersteunende voorziening:
teeltondersteunende
voorziening die korter dan
6
maanden, al of niet aaneengesloten, in het jaar aanwezig is.
14. bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats;
15. bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct
of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
16. gebouw:
elk bouwwerk, dat
een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
17. ander
bouwwerk:
bouwwerk, geen
gebouw zijnde;
18. stacaravan:
een aanhangwagen waarin overnacht kan worden, die voorzien is
van een as-/ wielenstelsel, in één geheel verrijdbaar is, niet meer dan één
bouwlaag heeft en niet breder is dan
19. chalet:
een
onderkomen met een lichte constructie welke niet vast op/in de grond gefundeerd
is, in zijn geheel of enkele delen kan worden verplaatst en niet als stacaravan
aangemerkt kan worden;
20. recreatiewoning:
een gebouw of gedeelte van een gebouw dat periodiek dient als
recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;
21.
trekkershut:
een houten blokhut die periodiek dient als recreatief
nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;
22. standplaats:
een in of op een kampeerterrein aangegeven, zichtbaar
gemarkeerde plek d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of
anderszins, voor het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel,
chalet of stacaravan ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje
hierbij wordt niet aangemerkt als afzonderlijk kampeermiddel;
23. bed
& breakfast
een of meer gastenkamers of zelfstandige units in een woning
of cultuurhistorisch waardevol gebouw, die periodiek wordt verhuurd voor
recreatief nachtgebruik op basis van logies en ontbijt;
24. groepsaccommodatie:
(deel van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek
recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte
ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Een kampeerboerderij en kamphuis
vallen onder dit begrip;
25. theehuis
/ theetuin
een
kleinschalige horecagelegenheid waar voornamelijk thee gedronken wordt in de
openlucht (theetuin) en/of in een gebouw (theehuis);
26. bebouwing:
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
27. bouwvlak:
een op de
plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen
zijn toegelaten;
28. bouwgrens:
een op de
plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
29. bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing
is toegelaten;
30. bestemmingsvlak:
een op de
plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid met éénzelfde
bestemming;
31. bestemmingsgrens:
een op de
plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
32. differentiatievlak:
een op de
plankaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop
verbijzonderingen binnen de desbetreffende bestemmingen van toepassing zijn;
33. differentiatiegrens:
een op de
plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een differentiatievlak;
34. bouwlaag:
een doorlopend
gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
35. onderbouw:
een gedeelte van
een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan
36. straatpeil:
voor een bouwwerk
waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte
voor een bouwwerk
waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg grenst:
37. bestaand:
bij bouwwerken:
bestaand ten tijde
bestaand:
bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
38. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op
een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming
als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;
39. bijgebouw:
een gebouw, dat in
functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde
bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat aan dat hoofdgebouw;
40. woning/wooneenheid:
een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor
41. bedrijf‑/dienstwoning:
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming
van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
42. woonunit
een
geprefabriceerd, demontabel en/of relatief eenvoudig te verwijderen gebouw,
bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht (met de basisvoorzieningen)
ten dienste van woonverblijf;
43. bedrijfsgebouw:
een gebouw dat
dient voor
44. bedrijfsactiviteiten:
vormen van bedrijf
vergelijkbaar met of zoals opgenomen in juli 1992 16 april 2007 (bijlage 1a bij
deze regels), alsmede de bedrijvenlijst behorende bij het Beleidskader ruimere
planologische mogelijkheden in het buitengebied (bijlage 1b bij deze regels);
45. groothandel:
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan
instellingen of personen ter aanwending in een andere beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
46. detailhandel:
het bedrijfsmatig
te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in
47. sekswinkel:
de voor
het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van
erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of
verhuurd;
48. dienstverlening:
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten;
49. praktijkvestiging:
een gebouw of
gedeelte daarvan, waarin een beroep wordt uitgeoefend of dienstverlening
wordt verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
of daarmee gelijk te stellen gebied;
50. mantelzorg:
het bieden van zorg
aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale
vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
51. horecabedrijf:
een bedrijf of
instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse
worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
52. plattelandswinkel:
winkel
waarin verkoop plaatsvindt van agrarische producten die ter plekke of in de
directe omgeving van de plattelandswinkel vervaardigd of bewerkt worden;
53. POL-uitwerking
BOM+
De
POL-uitwerking “Bouwkavel Op Maat-plus”, gericht op het mogelijk maken van
agrarische bedrijfsontwikkelingen en tegelijkertijd behalen van winst in de
ruimtelijke omgevingskwaliteit, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van
Limburg op 15 juli 2003 en in werking getreden op 11 september 2003;
54. erotisch
getinte horeca:
een horecabedrijf
dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of
vertoningen van porno-erotische aard en tevens bedrijfsmatig ten behoeve van
verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
55. ambacht(elijke):
het bedrijfsmatig,
geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of
herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren,
als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het
ambacht;
56. industrie(ële):
een bedrijf dat is
gericht op het vervaardigen c.q. bewerken van goederen, producten en/of stoffen
middels of grotendeels middels machines, installaties of anderszins via een
geautomatiseerd proces;
57. agrarisch
bedrijf:
een bedrijf dat is
gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
en/of het houden van dieren;
58. volwaardig
agrarisch bedrijf:
een
agrarisch bedrijf met een minimale omvang van tenminste één volwaardige
arbeidskracht, met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te
verwachten redelijk inkomen. Ter indicatie: als volwaardig wordt in ieder geval
beschouwd een bedrijf dat bestaat uit 70 NGE’s (Nederlandse Grootte Eenheid) of
meer;
59. grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische
bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;
60. niet
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische
bedrijfsvoering, waarbij hoofdzakelijk geen gebruik wordt gemaakt van open
grond;
61. intensieve
veehouderij:
het op
een bedrijfsmatige wijze (in stallen, hokken e.d.) houden van varkens, kippen,
vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden,
pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders zonder dat het bedrijf hoeft
te beschikken over grond bestemd voor
62. agrarisch
hulpbedrijf:
een niet‑industrieel
bedrijf voor productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van
agrarische bedrijven, respectievelijk voor ver‑ of bewerking, op‑
of overslag, vervoer of verhandeling van agrarische producten;
63. agrarisch
bouwperceel:
een bouwperceel
waarop geconcentreerde bebouwing ten behoeve van één agrarisch bedrijf is toegestaan;
64. boogkas:
elke constructie
van hout, metaal of ander materiaal welke met plastic of in gebruik daarmee
overeenstemmend materiaal is afgedekt ter bescherming, vervroeging of
verlenging van tuinbouw- en fruitteeltproducten;
65. agrarische
doeleinden van ondergeschikte betekenis:
niet
bedrijfsmatige agrarisch getinte activiteiten van ondergeschikte betekenis;
39. AAV:
een subcommissie
uit de Provinciale Planologische Commissie die inzake
66. schuilgelegenheid:
een
overdekte ruimte die aan maximaal drie zijden is omsloten door wanden, waarvan
dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel
bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter uit
oogpunt van dierenwelzijn;
67. onderkomens:
voor verblijf
geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer‑ en
vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans,
chalets, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten
en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf,
voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;
68. minicamping:
Een
camping met een beperkt aantal standplaatsen, niet bestemd voor stacaravans,
behorende bij een burgerwoning of agrarisch bedrijf;
69. kampeermiddelen:
een tent, een
tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of
enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen
bouwwerk zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen
geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of
kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
70. kampeerterrein:
een terrein met
daarbij behorende voorzieningen, ter beschikking gesteld voor het houden van
recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van
kampeermiddelen;
71. kampeeraccommodatie:
een bouwwerk, ter
beschikking gesteld voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde
een hotel, een pension of een woning, anders dan een zomerhuis;
72. zomerhuis:
een gebouw dat
dient als recreatie woonverblijf, waar
73. permanente
bewoning:
bewoning van een
ruimte als hoofdverblijf;
74. extensieve
dagrecreatie:
het gebruik door
wandelaars, fietsers, vissers en anderen van met rustpunten en/of
bewegwijzering uitgeruste gronden;
75. extensief recreatief medegebruik
recreatie
met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, zoals
wandelen en fietsen;
76. landschappelijke
waarde:
de aan een gebied
toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak,
die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
77. natuurlijke
waarde:
de aan een gebied
toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige,
hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge
samenhang;
78. archeologische
waarde:
de aan een gebied
toegekende waarde in verband met de kennis en de studie
79. cultuurhistorische
waarde:
de aan een
bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is
ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop
80. monumentale
waarde:
waarden van zaken
of welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de
wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;
81. stedenbouwkundig
beeld:
ruimtelijke
verschijningsvorm
82. monumenten:
alle op de
plankaart als monument conform artikel 6 Monumentenwet 1988 aangeduide en
vóór ten minste vijftig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang
zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun
cultuurhistorische waarde, alsmede terreinen van algemeen belang wegens
aanwezigheid daar van voornoemde zaken;
83. beschermde
monumenten:
onroerende
monumenten welke zijn ingeschreven in de, ingevolge de Monumentenwet 1988,
vastgestelde registers;
84. stads- en
dorpsgezichten:
groepen van
onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge
ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of
cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden;
85. beeldbepalend
pand:
te handhaven
gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter
plaatse;
86.
riviergebonden activiteiten:
onder
riviergebonden activiteiten worden uitsluitend verstaan:
-
waterstaatkundige kunstwerken (bruggen,
sluizen, waterkeringen e.d.);
-
voorzieningen voor de beroepsvaart
(vaarwegverbetering);
-
voorzieningen voor een veilige afwikkeling
-
overslagbedrijven voorzover gekoppeld
aan vervoer over een hoofdvaarweg;
-
scheepswerven voor schepen groter dan
-
natuur in de uiterwaarden (of weerden);
-
uitbreiding van bestaande
steenfabrieken onder voorwaarden.
(wettelijke)
regelingen.
Indien en voor
zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen,
dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip
van ter inzage legging van het ontwerpplan.
wijze van meten.
Lid A. Bij
1. lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen,
getrokken door) de buitenzijde
2. (bouw‑)hoogte/nokhoogte van een bouwwerk:
vanaf het
straatpeil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen
als schoorstenen en antennes niet meegerekend;
3. goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het
straatpeil tot aan de kruising
4. dakhelling:
langs het dakvlak
ten opzichte van het horizontale vlak;
5. oppervlakte van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
6. inhoud van een bouwwerk:
boven straatpeil
tussen de bovenzijde
7. afstand tot de zijdelingse bouw perceelgrens:
tussen de
zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig van het op dat bouwperceel voorkomend
(hoofd‑)gebouw, waar die afstand het kortst is;
8. ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf
het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
Lid B. Bij
algemene
voorschriften omtrent bebouwing.
Lid A. Het is verboden op de in het plan begrepen
gronden een bouwwerk of een complex van bouwwerken te bouwen, indien daardoor
enig bouwwerk of een complex van bouwwerken, hetzij niet langer zal blijven
voldoen aan, hetzij in een grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
Lid B. Het is verboden op de in het plan begrepen
gronden enig bouwwerk te bouwen, waarbij
Anti-dubbeltelbepaling
Lid C. Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Inhoudsopgave
Artikel 5:
algemene
voorschriften omtrent het gebruik
Lid A. Het is verboden de in het plan begrepen gronden
te gebruiken, te doen (laten) of te laten gebruiken
op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven
bestemming.
Lid B. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in dit artikel, lid A. indien strikte toepassing ervan zou
leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende
redenen wordt gerechtvaardigd.
Lid C. Onder verboden gebruik* als
bedoeld in lid A. wordt per bestemming tenminste verstaan het gebruiken, doen (laten) of te laten gebruiken
verboden
gebruik van de grond: |
art.
9 A |
art. 10 Aln |
art. 11 Ab |
art.
12 Ab(g) |
art.
13 Ab(h) |
als
staanplaats of ligplaats voor onderkomens |
X |
X |
X |
X |
X |
als
sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en
speelweide |
X |
X |
|
|
|
voor
het beproeven van voertuigen, de beoefening |
X |
X |
|
|
|
voor
het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen |
X |
X |
|
|
|
als
staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van
handel |
X |
X |
|
|
|
voor
opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten
of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede
tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten
gebruik, met dien verstande dat opslag in het geheel niet toegestaan is op de
locaties Rijksweg Zuid 31 te Wellerlooi en Bosserheide 29 te Well |
X |
X |
X |
X |
X |
voor
het winnen |
|
|
|
|
|
voor
militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik
wordt gemaakt van voertuigen |
|
X |
|
|
|
als
terrein voor het aanbrengen en het heb |
|
|
|
|
|
voor
het oprichten van boogkassen lager dan |
X |
X |
|
|
|
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
verboden
gebruik van de grond: |
art.
14 Ab(t) |
art.
15 natuur |
art.
16 bos |
art.
17Rs |
als
staanplaats of ligplaats voor onderkomens |
X |
X |
X |
X |
als
sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en
speelweide |
|
X |
X |
|
voor
het beproeven van voertuigen, de beoefening |
|
X |
X |
X |
voor
het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen |
|
X |
X |
X |
als
staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van
handel |
|
X |
X |
X |
voor
opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten
of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede
tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten
gebruik |
X |
X |
X |
X |
voor
het winnen |
|
X |
X |
|
voor
militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik
wordt gemaakt van voertuigen |
|
X |
X |
|
als
terrein voor het aanbrengen en het heb |
|
X |
X |
|
voor
het oprichten van boogkassen lager dan |
|
|
|
|
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
verboden
gebruik van de grond: |
art.
18 .Rv(c) |
art.
19 Rv(z) |
art.
20 W |
art.
21 M |
als
staanplaats of ligplaats voor onderkomens |
|
|
X |
X |
als
sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en speelweide |
|
|
|
|
voor
het beproeven van voertuigen, de beoefening |
|
|
|
|
voor
het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen |
|
|
|
|
als
staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van
handel |
X |
X |
X |
X |
voor
opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten
of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede
tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten
gebruik |
X |
X |
X |
X |
voor
het winnen |
|
|
|
|
voor
militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik
wordt gemaakt van voertuigen |
|
|
|
|
als
terrein voor het aanbrengen en het heb |
|
|
|
|
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
verboden
gebruik van de grond: |
art.
22 D |
art. 23 H |
art. 24 B |
art.
25 B(s) |
art.
29 water |
als
staanplaats of ligplaats voor onderkomens |
X |
X |
X |
X |
X |
als
sport- en wedstrijdterrein, parkeerterrein, buitenmanege of lig- en
speelweide |
|
|
|
|
|
voor
het beproeven van voertuigen, de beoefening |
|
|
|
|
|
voor
het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen |
|
|
|
|
|
als
staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van
handel |
X |
X |
X |
X |
X |
voor
opslagdoeleinden, zoals onder andere het opslaan, opgeslagen houden, storten
of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen alsmede
tuinafval, anders dan inherent aan het toegelaten
gebruik |
X |
X |
X |
X |
X |
voor
het winnen |
|
|
|
|
|
voor
militaire oefeningen met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik
wordt gemaakt van voertuigen |
|
|
|
|
|
als
terrein voor het aanbrengen en het heb |
|
|
|
|
|
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
algemene
voorschriften omtrent het gebruik
Lid A. Het is verboden de in het plan begrepen opstallen
te gebruiken, te doen (laten) of te laten gebruiken, op
een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven
bestemming.
Lid B. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling
van het bepaalde in dit artikel, lid A. indien strikte toepassing daarvan
zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door
dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Lid C. Onder verboden gebruik* als
bedoeld in lid A. wordt per bestemming tenminste verstaan het gebruiken, doen (laten) of te laten gebruiken van
opstallen voor:
verboden
gebruik van opstallen: |
art. 11 Ab |
art. 12 Ab(g) |
art.
13 Ab(h) |
art.14 Ab(t) |
art.
17 R(s) |
woondoeleinden,
anders dan in
bedrijfswoningen |
X |
X |
X |
X |
X |
permanente
dan wel tijdelijke bewoning |
|
|
|
|
|
detailhandel,
anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten
gebruik |
X |
X |
X |
|
X |
Groothandel |
X |
X |
X |
X |
|
ambachtelijke
en/of industriële
doeleinden |
X |
X |
X |
X |
|
horecadoeleinden,
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik |
|
|
|
|
X |
agrarische
hulpbedrijven, anders dan van ondergeschikte betekenis |
|
|
|
|
|
opslagdoeleinden
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik |
X |
X |
X |
X |
X |
sekswinkel |
|
|
|
|
|
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
verboden
gebruik van opstallen: |
art. 18 Rv(c) |
art. 19 Rv(z) |
art.
20 W |
art.21 M |
woondoeleinden,
anders dan in
bedrijfswoningen |
X |
X |
|
X |
Permanente dan wel tijdelijke bewoning |
X |
X |
|
|
detailhandel,
anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten
gebruik |
X |
X |
X |
x |
Groothandel |
|
|
X |
X |
ambachtelijke
en/of industriële
doeleinden |
|
|
X |
X |
horecadoeleinden,
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik |
X |
X |
X |
X |
agrarische
hulpbedrijven, anders dan van ondergeschikte betekenis |
|
|
X |
|
opslagdoeleinden
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik |
X |
X |
X |
X |
sekswinkel |
|
|
|
|
verboden
gebruik van opstallen: |
art.
22 D |
art. 23 H |
art. 24 B |
art.
25 B(s) |
art.29 water |
woondoeleinden,
anders dan in
bedrijfswoningen |
X |
X |
X |
X |
X |
permanente dan wel tijdelijke bewoning |
|
|
|
|
|
detailhandel,
anders dan inherent en van ondergeschikte betekenis aan het toegelaten
gebruik |
|
X |
X |
X |
X |
Groothandel |
X |
X |
|
X |
X |
ambachtelijke
en/of industriële
doeleinden |
X |
X |
|
|
X |
horecadoeleinden,
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik |
X |
|
|
|
|
agrarische
hulpbedrijven, anders dan van ondergeschikte betekenis |
|
|
|
|
|
opslagdoeleinden
anders dan inherent aan het toegelaten gebruik |
X |
X |
X |
X |
X |
sekswinkel |
X |
|
|
|
|
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
algemene
voorschriften omtrent werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor
een aanlegvergunning vereist is.
Lid A. Het is verboden* op of in de
volgende in het plan begrepen gronden, zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning)
de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist: |
art. 9 A |
art. 10 Aln |
art.
15 natuurgebied |
art.16 bosgebied |
art.
35 ecol.
Infrastr. |
art.
37 Maas
/Beekdal |
het
aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen |
|
X |
X |
X |
X |
X |
het
ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren |
|
X |
X |
X |
X |
X |
het
aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of
telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies,
installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband
houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond |
X |
X |
X |
X |
|
|
het
aanbrengen van hoog opgaande beplanting anders dan ten behoeve |
X |
X |
|
|
|
|
het
vellen en/of rooien van houtgewas, met name hoogstamboomgaarden, of het verrichten
van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadigingen van houtgewas
ten gevolge kunnen hebben, behoudens bij wijze van verzorging |
|
X |
X |
|
X |
|
het
bebossen van gronden |
X |
X |
|
|
X |
|
het
scheuren van graslanden |
|
|
X |
|
|
|
het
bemalen of draineren van gronden en het winnen van water of het anderszins
verlagen |
|
|
X |
X |
X |
X |
het
verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve |
|
|
X |
X |
|
|
het
aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of
aanleggen van waterlopen |
|
|
X |
|
X |
X |
het
graven en/of verleggen van waterlopen |
|
|
|
|
|
X |
* alleen van toepassing indien de bestemming
in het schema is aangekruist.
Lid B. Het in lid
A. bepaalde is niet van toepassing voor:
a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden
zijnde;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van
het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen
worden uitgevoerd;
e. zover vergunningverlening reeds plaats vindt
door een Waterschap in het kader
Lid C. De werken of werkzaamheden als
bedoeld in lid A. zijn slechts toegestaan, indien door die werken of
werkzaamheden dan door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten
gevolgen
algemene beschrijving
in hoofdlijnen.
De wijze waarop de
in het plan toegekende doeleinden worden nagestreefd wordt in hoofdlijnen als
volgt omschreven.
1. de gemeente streeft voor haar buitengebied een
hoofdstructuur na gebaseerd op het onderscheid tussen raamwerk en productieruimte,
overeenkomstig het Streekplan Noord- en Midden-Limburg. Verder wordt m.b.t. de
ecologische hoofdstructuur een sluitend netwerk nagestreefd en wordt de
geomorfologische situatie als uitgangspunt genomen voor ruimtelijke
ontwikkelingen. Bij de ruimtelijke ontwikkelingen, het toegestane gebruik en
het beheer zullen de effecten ervan op de aanwezige, dan wel nagestreefde,
waarden steeds per bestemming worden getoetst om de toelaatbaarheid ervan te
bepalen.
2. de wijze waarop
het hierbij voorgestane bestemmingsonderscheid zal steeds worden getoetst aan
de uitvoerbaarheid in relatie tot
3. bij integrale afweging zal m.b.t. het
agrarisch gebruik en de agrarische bedrijven de dominante betekenis van deze
sector ten opzichte
4. bij integrale afweging zal m.b.t.
5. bij integrale afweging zal m.b.t. het
recreatief medegebruik beoordeeld worden dat deze sector zich gedifferentieerd
ontwikkelt in relatie tot het draagvlak (differentiatievlak recreatief netwerk).
6. bij integrale afweging zal m.b.t. het
landschap beoordeeld worden dat de visueel-ruimtelijke kenmerken
7. de overige belangen in het buitengebied worden
beoordeeld vanuit handhaving
8. met dit bestemmingsplan wordt beoogd de
relatie te leggen tussen Ruimtelijke Ordening, Wet Milieubeheer en algemene
milieukwaliteiten, om daarbij met name de ruimtelijke consequenties
Binnen het gebied,
dat op de plankaarten wordt begrensd door de 35-40 Ke en de 40-45 Ke geluidscontouren,
vindt geen bebouwing plaats met voor bewoning te gebruiken gebouwen tenzij
daarvoor vooraf een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 2a jo.
artikel 3 van het Besluit zonering buitenlandse luchtvaartterreinen en voldaan
wordt aan de daarin gestelde voorwaarden.
Op basis
9. met dit bestemmingsplan wordt mede beoogd om
aan de dynamische ontwikkeling van het landelijk gebied invulling te geven.
Hiertoe wordt in het plan een aantal bepalingen opgenomen die erin voorzien dat
een flexibele ontwikkeling van het buitengebied mogelijk is. Als uitgangspunt
voor deze flexibele ontwikkeling geldt voor de agrarische sector: (differentiatievlak recreatief netwerk).
Hierbinnen zijn activiteiten en voorzieningen toegestaan die de recreatieve
functie van het buitengebied versterken.
agrarisch gebied.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
a. duurzaam agrarisch gebruik;
b. voorzieningen ten behoeve van infiltratie, buffering
en afvoer van water;
met daaraan ondergeschikt:
c. instandhouding en ontwikkeling
d. instandhouding en ontwikkeling
e. ontsluiting
f. recreatief medegebruik.
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak
"cultuurhistorische waarden", "Maas en beekdal",
"recreatief netwerk";
-
-
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar continuering van het duurzaam
agrarisch gebruik
2. ter zake de landschapsstructuur wordt
gestreefd naar instandhouding en ontwikkeling van kleinschalige landschapselementen.
Deze worden bij voorkeur gesitueerd op perceelsgrenzen en langs bermen, opdat
de agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd. In deze wordt uitvoering
mogelijk gemaakt van het relatienota beleid (beheersgebieden) voor zover van
toepassing.
.3. nieuwe bebouwing in het landschap dient
ruimtelijk ingepast te worden in de omgeving, hetzij door afschermende
beplanting waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan het open karakter van het
gebied, hetzij door situering in aansluiting op bestaande bebouwing.
4. ter zake de landschappelijke openheid wordt gestreefd
naar handhaving van deze landschappelijke karakteristiek. Daartoe wordt bij
uitbreiding en/of nieuwvestiging van agrarische bedrijven gestreefd naar zoveel
mogelijk clustering van bebouwing, aansluitend aan bestaande bebouwing, om
versnippering en verstening van het landschap te voorkomen.
5. ter zake de ontsluiting
6. ter zake het recreatief medegebruik wordt gestreefd
naar realisering van aanvullende eenvoudige recreatieve voorzieningen, zoals
zit- en schuilgelegenheid, picknickplaatsen, en bewegwijzering.
7. het gebruik zoals bedoeld in de Wet op de Openluchtrecreatie, wordt
niet toegelaten.
b. betreffende
1. vrijstelling voor
2. vrijstelling voor
- de noodzaak daartoe voor de agrarische
bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet
onevenredig worden aangetast;
- de boogkassen een niet-permanent karakter hebben;
- de boogkassen gesitueerd worden aansluitend
aan het agrarisch bouwblok teneinde de landschappelijke openheid zoveel mogelijk
te beschermen.
5. wijziging ten behoeve
- reservaatsgebieden, uitvoering gevende aan
het Relatienota beleid (RBO);
- natuurontwikkelingsgebieden, uitvoering
gevende aan het Natuurbeleidsplan,
mits:
- de betreffende gronden in eigendom zijn
gekomen
- de financiële middelen voor de aanleg
6. wijziging in behoeve
Lid C. Gebruik
a. op de tot "agrarisch gebied"
aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen woning zijnde, worden
gebouwd ten behoeve van een agrarisch bedrijf, die ter plaatse uit het oogpunt
van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn, zoals veldschuren,
melkstallen, vee geleidingen en schuilgelegenheid voor vee, met dien
verstande, dat:
1.
2. de afstand
- ten minste
3. de goothoogte ten hoogste
4. de nokhoogte ten hoogste
5. bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap
zullen worden afgedekt, waar
b. ter plaatse
- binnen 0-
- binnen 50-
Lid D. Het gebruik
onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
het is verboden op
of in de tot "agrarisch gebied" aangewezen gronden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders
(aanlegvergunning) de in artikel 7 beschreven werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
Lid F. Vrijstellings Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
a. lid C., onder 1., ten behoeve van het bouwen
van bouwwerken, geen woning zijnde, voor recreatief gebruik, met dien
verstande, dat:
1. het oppervlak aan recreatieve bouwwerken, geen
woningen zijnde, per ha ten hoogste
2. de goothoogte ten hoogste
3. bouwwerken voorzien van een dak met een kap
zullen worden afgedekt, waar
b. lid
C, ten behoeve
1.
2. de
schuilgelegenheid zo gesitueerd wordt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het
bestaande landschap en de aanwezige natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische
waarden. Er dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden ter
bescherming van het gebiedseigen karakter, hetgeen
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig, dient te worden
aangetoond door middel van een erfbeplantingsplan. Hierbij dient het Landschapskader Noord- en Midden- Limburg
als afwegingskader gehanteerd te worden;
3. bij de situering aansluiting dient te worden
gezocht bij bestaande bebouwing (clustering), bestaande begroeiing of bestaande
wegen en paden om verrommeling van het buitengebied tegen te gaan;
4. omliggende waarden en functies niet
onevenredig worden aangetast;
5. de
schuilgelegenheden niet worden gesitueerd in het waterbergend of stroomvoerend
rivierbed
6.
de schuilgelegenheid wordt geplaatst op een stuk grond met een (aaneengesloten)
oppervlakte van minimaal
7. op een stuk grond als onder 5. bedoeld,
maximaal één schuilgelegenheid aanwezig mag zijn;
8. degene die de dieren hobbymatig houdt, in
totaal niet meer dan drie schuilgelegenheden in gebruik mag hebben, waarbij
geldt dat de stukken grond als onder 5. bedoeld, waarop de schuilgelegenheden
worden gerealiseerd op een rijafstand over de openbare weg van minimaal
9. schuilgelegenheden in elkaars directe omgeving
dienen te worden geclusterd;
10. de
maximale oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan in
onderstaande tabel is weergegeven;
Kavelgrootte |
maximale oppervlakte |
|
|
|
|
|
|
|
|
11. de hoogte
12. het dak niet plat afgedekt mag worden
en met een dakhelling van minimaal 20o en maximaal 45o wordt
uitgevoerd in
13. de afstand
14. er geen binnen- en buitenopslag van
goederen mag plaatsvinden;
c. lid D., ten aanzien van het oprichten van
boogkassen, met dien verstande, dat:
5. het oppervlak ten hoogste
6. de hoogte ten hoogste
c. lid C en/of D ten behoeve van het oprichten
van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
1. aangetoond moet worden waarom deze niet binnen
het agrarisch bouwblok kunnen worden gesitueerd c.q. waarom het noodzakelijk is
deze buiten het agrarisch bouwblok te situeren;
2. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen (in
3. de teeltondersteunende voorzieningen moeten
aansluiten op het agrarisch bouwblok. Indien vanuit landbouwkundige motieven
aangetoond kan worden dat dit niet mogelijk is, mogen de voorzieningen ook op
verder gelegen gronden worden gesitueerd, waarbij echter geen zelfstandige bouwkavel
mag ontstaan;
4. indien de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke hoge boogkassen en tijdelijke
regenkappen na wijziging meer dan 10%
5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige
aantasting
6. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
7. de karakteristieke openheid
d. lid D, ten aanzien van het oprichten van
hagelnetten, met dien verstande dat:
1. de noodzaak daartoe moet worden aangetoond,
conform de vereisten zoals omschreven in de beleidsregel Hagelnetten
2. de hagelnetten zodanig worden uitgevoerd (transparant
materiaalgebruik) dat geen onevenredige aantasting van de landschappelijke
waarden plaatsvindt;
3. de hagelnetten landschappelijk moeten worden
ingepast door deze niet tot op de grond te laten doorlopen.
Lid G. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving in
hoofdlijnen de bestemming "agrarisch gebied" wijzigen in de bestemming:
a. "natuurgebied", met dien verstande,
dat:
1. bij de wijziging voldaan wordt aan het
bepaalde in artikel 15 van deze voorschriften;
2. agrarische bedrijven niet (onevenredig) worden
geschaad in hun bedrijfsvoering en in hun ontwikkelingsmogelijkheden;
3. wijziging alleen geschiedt bij vrijwillige
medewerking van de betreffende grondeigenaren;
4. wijziging zowel binnen als buiten de
Ecologische Hoofdstructuur kan plaatsvinden.
b. "bosgebied", met dien verstande,
dat:
1. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde
in artikel 16 van deze voorschriften;
c. "watergang", gehoord het Waterschap,
met dien verstande, dat:
1. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde
in artikel 30 van deze voorschriften.
d. “agrarisch bouwblok”, “agrarisch hulpbedrijf” of “agrarisch bouwblok met toegesneden
bestemming” ten behoeve van vergroting van een bestaand bouwvlak, met
dien verstande dat:
1. natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden en belangen
en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast
dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk
worden verkleind;
2. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna);
3. aangetoond wordt dat de vergroting
noodzakelijk is voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
4. geen aaneengesloten bebouwing ontstaat met
bebouwing van nabij gelegen functies;
5. geen sprake is van (omzetting naar) een
intensieve veehouderij danwel, wanneer sprake is van uitbreiding van een
intensieve veehouderij, hieraan uitsluitend medewerking wordt verleend ter
plaatse
6. ter plaatse van de gebiedsaanduiding
“Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied” de oppervlakte van het
bouwvlak voor intensieve veehouderijen binnen de deelgebieden die zijn aangegeven
op bijlage 7 bij deze regels maximaal bedraagt:
- binnen
deelgebied I: geen maximumoppervlakte;
- binnen
deelgebied II:
- binnen
deelgebied III:
7. ter plaatse van de gebiedsaanduiding
“Reconstructiewetzone – verwevingsgebied” de oppervlakte van het bouwvlak voor
intensieve veehouderijen maximaal
8. dit door het leveren van een tegenprestatie gepaard
gaat met een verbetering
d. Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen
agrarisch gebied
met landschappelijke en/of natuurlijke waarden: Aln.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
a. duurzaam agrarisch gebruik;
b. voorzieningen ten behoeve van infiltratie, buffering,
opvang en afvoer van water;
c. instandhouding en ontwikkeling
d. bescherming van aangrenzend natuurgebied, de
zogenaamde buffering;
e. ontsluiting
f. recreatief medegebruik.
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "ecologische
infrastructuur", "cultuurhistorische waarden", "Maas en
beekdal", "recreatief netwerk";
-
-
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
- het op de plankaart aangeduide
"stroomvoerend winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar continuering van het duurzaam
agrarisch gebruik
2. ter zake de natuurlijke, landschappelijk,
cultuurhistorische en archeologische waarden wordt gestreefd naar behoud en
herstel van het historisch patroon van verkaveling, ontsluiting en kleinschalige
landschapselementen. Schaalvergroting, behoudens ten behoeve van
extensivering, wordt uitgesloten.
3. nieuwe bebouwing in het landschap dient
ruimtelijk ingepast te worden in de omgeving, hetzij door afschermende
beplanting waarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke karakteristiek
ter plaatsen, hetzij door clustering van bebouwing, aansluitend aan bestaande
bebouwing, om versnippering en verstening van het landschap te voorkomen.
3. ter zake de buffering ter bescherming van aangrenzend
natuurgebied wordt gestreefd naar:
- terugdringing
- het zoveel mogelijk vrijwaren van verdere
bebouwing.
4. ter zake de ontsluiting
5. ter zake het recreatief medegebruik wordt gestreefd
naar uitbreiding
6. het gebruik als bedoeld in de Wet op de Openlucht recreatie, wordt
niet toegelaten.
b. betreffende
1. vrijstelling voor
2. vrijstelling voor
- de noodzaak daartoe voor de agrarische
bedrijfsvoering ter plaatse is aangetoond;
- natuurlijke en landschappelijke waarden niet
onevenredig worden aangetast;
- de boogkassen een niet-permanent karakter hebben;
- de boogkassen gesitueerd worden aansluitend
aan het agrarisch bouwblok teneinde de landschappelijke openheid zoveel mogelijk
te beschermen.
3. vrijstelling voor het houden van militaire
oefeningen wordt alleen verleend in
4. wijziging ten behoeve
- het differentiatievlak "ecologische
infrastructuur";
mits:
- de betreffende gronden in eigendom zijn
gekomen
- de financiële middelen voor de aanleg
5. wijziging ten behoeve
Lid C. Gebruik
op de tot
"agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarde"
aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
Lid D. Gebruik
onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
het is verboden op
of in de tot "agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke
waarde" aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de in artikel 7
beschreven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
Lid F. Vrijstellings Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
a. lid C., onder 1., ten aanzien van
bouwwerken, geen woning zijnde, ten behoeve van het recreatief medegebruik,
met dien verstande dat:
1. het oppervlak aan recreatieve bouwwerken, geen
woningen zijnde, ten hoogste
2. de goothoogte ten hoogste
3. bouwwerken voorzien van een dak met een kap
zullen worden afgedekt, waar
b. lid D., onder 1., ten aanzien van het oprichten
van boogkassen, met dien verstande dat:
1. het oppervlak ten hoogste
2. de hoogte ten hoogste
b. lid C en/of D ten behoeve van het oprichten
van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
1. aangetoond moet worden waarom deze niet binnen
het agrarisch bouwblok kunnen worden gesitueerd c.q. waarom het noodzakelijk is
deze buiten het agrarisch bouwblok te situeren;
2. containervelden en tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen (in
3. de teeltondersteunende voorzieningen moeten
aansluiten op het agrarisch bouwblok. Indien vanuit landbouwkundige motieven
aangetoond kan worden dat dit niet mogelijk is, mogen de voorzieningen ook op
verder gelegen gronden worden gesitueerd, waarbij echter geen zelfstandige bouwkavel
mag ontstaan;
4. indien de oppervlakte ten behoeve van tijdelijke hoge boogkassen en tijdelijke
regenkappen na wijziging meer dan 10%
5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige
aantasting
6. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
7. de karakteristieke openheid
c. lid C., ten behoeve van het oprichten van
hagelnetten, met dien verstande dat:
1. de noodzaak daartoe moet worden aangetoond,
conform de vereisten zoals omschreven in de beleidsregel Hagelnetten
2. de hagelnetten zodanig worden uitgevoerd (transparant
materiaalgebruik) dat geen onevenredige aantasting van de landschappelijke
waarden plaatsvindt;
3. de hagelnetten landschappelijk moeten worden
ingepast door deze niet tot op de grond te laten doorlopen.
d. lid
C, ten behoeve
1. dit alleen is toegestaan op gronden die niet
zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding “Schuilgelegenheden niet toegestaan”,
zoals aangegeven op plankaart 3 (blad A, B en C), en die feitelijk legaal uit
grasland bestaan;
2.
3. de
schuilgelegenheid zo gesitueerd wordt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het
bestaande landschap en de aanwezige natuurlijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische
waarden. Er dient een goede landschappelijke inpassing plaats te vinden ter
bescherming van het gebiedseigen karakter, hetgeen
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig, dient te worden
aangetoond door middel van een erfbeplantingsplan. Hierbij dient het Landschapskader Noord- en Midden- Limburg
als afwegingskader gehanteerd te worden;
4. bij de situering aansluiting dient te worden
gezocht bij bestaande bebouwing (clustering), bestaande begroeiing of bestaande
wegen en paden om verrommeling van het buitengebied tegen te gaan;
5. omliggende waarden en functies niet
onevenredig worden aangetast;
6. de
schuilgelegenheden niet worden gesitueerd in het waterbergend of stroomvoerend
rivierbed
7.
de schuilgelegenheid wordt geplaatst op een stuk grond met een (aaneengesloten)
oppervlakte van minimaal
8. op een stuk grond als onder 5. bedoeld,
maximaal één schuilgelegenheid aanwezig mag zijn;
9. degene die de dieren hobbymatig houdt, in
totaal niet meer dan drie schuilgelegenheden in gebruik mag hebben, waarbij
geldt dat de stukken grond als onder 5. bedoeld, waarop de schuilgelegenheden
worden gerealiseerd op een rijafstand over de openbare weg van minimaal
10. schuilgelegenheden in elkaars directe
omgeving dienen te worden geclusterd;
11. de
maximale oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan in
onderstaande tabel is weergegeven;
Kavelgrootte |
maximale oppervlakte |
|
|
|
|
|
|
|
|
12. de hoogte
13. het dak niet plat afgedekt mag worden
en met een dakhelling van minimaal 20o en maximaal 45o
wordt uitgevoerd in
14. de afstand
15. er geen binnen- en buitenopslag van
goederen mag plaatsvinden;
e. lid D., voor het houden van militaire oefeningen.
Lid G. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving in
hoofdlijnen de bestemming "agrarisch gebied met landschappelijke en/of
natuurlijke waarden" wijzigen in de bestemming:
a. "natuurgebied", met dien verstande,
dat:
1. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde
in artikel 15 van deze voorschriften;
2. agrarische bedrijven niet (onevenredig) worden
geschaad in hun bedrijfsvoering en in hun ontwikkelingsmogelijkheden;
3. wijziging alleen geschiedt bij vrijwillige
medewerking van de betreffende grondeigenaren;
4. wijziging zowel binnen als buiten de
Ecologische Hoofdstructuur kan plaatsvinden.
b. "bosgebied", met dien verstande,
dat:
1. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde
in artikel 16 van deze voorschriften;
c. "watergang", met dien verstande,
dat:
1. bij de wijziging voldaan wordt aan het bepaalde
in artikel 30 van deze voorschriften.
d. “recreatieve doeleinden met
verblijfsrecreatieve voorzieningen, camping”, met dien verstande dat:
1. dit uitsluitend geldt ter plaatse
2. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna);
3. geen beperking ontstaat
4. bebouwing niet is toegestaan;
5. geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
6. er
geen sprake is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige
infrastructuur moet berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
7. er zorg
wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
8. parkeren op
eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast;
9. verkoop van
producten gerelateerd aan het bedrijf uitsluitend is toegestaan als
ondergeschikte nevenactiviteit;
e. “agrarisch bouwblok”, “agrarisch hulpbedrijf” of “agrarisch bouwblok met toegesneden
bestemming” ten behoeve van vergroting van een bestaand bouwvlak, met dien
verstande dat:
1. natuurlijke, landschappelijke en
cultuurhistorische waarden en belangen
en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast
dan wel de mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk
worden verkleind;
2. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna);
3. aangetoond wordt dat de vergroting
noodzakelijk is voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
4. geen aaneengesloten bebouwing ontstaat met
bebouwing van nabij gelegen functies;
5. geen sprake is van (omzetting naar) een
intensieve veehouderij danwel, wanneer sprake is van uitbreiding van een
intensieve veehouderij, hieraan uitsluitend medewerking wordt verleend ter
plaatse
6. ter plaatse van de gebiedsaanduiding
“Reconstructiewetzone – verwevingsgebied” de oppervlakte van het bouwvlak voor
intensieve veehouderijen maximaal
7. dit door het leveren van een tegenprestatie gepaard
gaat met een verbetering
e. Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen
agrarisch
bouwblok: Ab.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
-
volwaardige agrarische bedrijven met de
daarbij behorende voorzieningen en woondoeleinden in één, als zodanig
gewaarmerkte, bedrijfswoning, waarin ook mantelzorg is toegestaan, mits sprake
is van inwoning en dus geen zelfstandige woning wordt gecreëerd en mits dit
plaatsvindt in het hoofdgebouw;
-
maximaal drie vakantiewoningen ter
plaatse
met dien
verstande dat
-
gebruik ten behoeve van een intensieve
veehouderij uitsluitend is toegestaan binnen de bouwblokken waar uiterlijk op 1
juni 2004 (datum bekendmaking Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg) een
milieuvergunning was verleend voor een intensieve veehouderij; deze bedrijven
zijn aangegeven in bijlage 6 bij deze regels;
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak
"cultuurhistorische waarden", "recreatief netwerk";
-
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide
"stroomvoerend winterbed";
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voor
schriften eveneens van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar continuering
- het realiseren van concrete plannen;
- het veilig stellen
- het omschakelen naar minder milieu
belastende productietechnieken;
- het verplaatsen van bedrijfsonderdelen die
hinder veroorzaken, zoals stallen, mestopslag, brandstofopslag en machineberging;
- het vergroten
- schaalvergroting ten behoeve van extensivering;
- het verbeteren van het welzijn van dieren.
De omvang
2. bij omschakeling van productierichting wordt
gestreefd naar actualisering
3. omzetting in woondoeleinden na bedrijfsbeëindiging
van agrarische activiteiten, is via een wijzigingsprocedure (ex artikel 11
WRO) onder voorwaarden toelaatbaar.
b. betreffende
1. vrijstelling voor
- de noodzaak daartoe vanuit de
bedrijfsvoering is aangetoond, blijkens een deskundigenadvies
- door bodemonderzoek vooraf is vastgesteld
dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen
-
2. vrijstelling voor vergroting van het bouwvlak
wordt alleen verleend indien
- natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende
woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast dan wel de
mogelijkheden voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden
verkleind.
3. vrijstelling voor het gebruik
- voldaan wordt aan de regelgeving in de Wet
op de Openluchtrecreatie.
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig
worden of kunnen worden aangetast.
4. wijziging ten behoeve
- het betreft een verplaatsing van een bestaand
agrarisch hulpbedrijf uit de bebouwde kom van een
5. wijziging ten behoeve
- de landschappelijke, cultuurhistorische
en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
-
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig
worden of kunnen worden geschaad;
-
- door bodemonderzoek vooraf is vastgesteld
dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen de realisering
- in het agrarisch bedrijfscomplex niet meer
dan 2 woningen worden gerealiseerd;
- indien 2 woningen worden gerealiseerd,
voorafgaand aan de realisatie het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht
wordt tot ten hoogste
Lid C. Het gebruik
a. op de tot "agrarisch bouwblok"
aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning per bouwperceel, tenzij
anders aangeduid op de kaartuitsnede,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd, behoudens bouwwerken
die functioneel en architectonisch ondergeschikt zijn aan en ten dienste
staan aan bestaande bebouwing, welke ook aansluitend aan die bestaande
bebouwing buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met
uitzondering van teeltondersteunende voorzieningen (deze mogen zonder ontheffing
niet buiten het bouwvlak worden gebouwd);
2. de voorgevel in of evenwijdig aan
3. de goothoogte ten hoogste
4. het gebouw met een kap van ten minste 15o zal en ten hoogste 45o
mag worden afgedekt;
5. een bedrijfswoning, ook indien dit een bovenwoning
betreft, en de bijbehorende bijgebouwen voldoen aan
het bepaalde in artikel 20.2.2 respectievelijk artikel 20.2.3;
6.
de inhoud
7. de bedrijfswoning pas mag worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing
is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische
bedrijfsvoering.
8.
9.
10. ter plaatse
Lid D. Gebruik
onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid F. Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering en omvang van bouwwerken;
-
tegenprestaties gericht op verbetering
een en
ander overeenkomstig de “POL-uitwerking BOM+” en het daarin opgenomen
basispakket.
Lid G. Vrijstellings Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
1. lid A., voor het toelaten van activiteiten
zoals genoemd in lid B. onder 2.4. van dit artikel, ter versterking
3. lid C., onder 1.b. en gehoord de A.A.V. ten
behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning.
4.
lid C, onder a, ten behoeve van het plaatsen van woonunits ten behoeve
- aangetoond
wordt dat gebruik van bestaande agrarische bebouwing hiervoor niet mogelijk is;
- natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische
waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet
onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- mits
daarbij ter plaatse van de gebiedsaanduidingen “Ke-contour 30-
- alleen
woonunits geplaatst mogen worden en derhalve geen sta- of toercaravans,
kampeerauto’s, tenten en dergelijke;
- de
totale oppervlakte
- het
aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
- het
aantal woonunits bedraagt maximaal 5;
- de
onderlinge afstand tussen de woonunits bedraagt minimaal
- de
woonunits dienen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak te worden
gerealiseerd. Plaatsing buiten het bouwvlak is alleen mogelijk in combinatie
met de wijzigingsbevoegdheden voor uitbreiding of vormverandering;
- er
worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam
zijn;
- er zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke
inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
een ontheffing
voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik
van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van
buitenlandse werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden
gemaakt voor één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk
zijn als aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat dit
noodzakelijk is, kan gedurende een (piek)periode van maximaal drie maanden
zowel
5.
lid C onder a en lid E ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische
bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, met dien
verstande dat:
- natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische
waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet
onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- mits
daarbij ter plaatse van de gebiedsaanduiding “Ke-contour 30-
- aangetoond
moet worden dat de huisvesting noodzakelijk is ten behoeve van een doelmatige
agrarische bedrijfsvoering;
- het
aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
- er
worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam
zijn;
-
een ontheffing
voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik
van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van
buitenlandse werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden
gemaakt voor één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk
zijn als aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat
dit noodzakelijk is, kan gedurende een (piek)periode van maximaal drie maanden
zowel
6. lid C., onder 1.1. ten behoeve van het
overschrijden
- natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische
waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet
onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- geen
sprake is van omzetting naar een intensieve veehouderij;
- deze
door het leveren van een tegenprestatie gepaard gaat met een verbetering
5. lid D., ten behoeve van het gebruik
7. lid C onder 1. ten behoeve van het oprichten
van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met dien verstande dat:
1. aangetoond
moet worden waarom deze niet binnen het bouwvlak kunnen worden gesitueerd c.q.
waarom het noodzakelijk is deze buiten het bouwvlak te situeren;
2. containervelden
en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (in
3. de
teeltondersteunende voorzieningen moeten aansluiten op het bouwvlak. Indien
vanuit landbouwkundige motieven aangetoond kan worden dat dit niet mogelijk is,
mogen de voorzieningen ook op verder gelegen gronden worden gesitueerd, waarbij
echter geen zelfstandige bouwkavel mag ontstaan;
4. indien
de oppervlakte ten behoeve van
tijdelijke hoge boogkassen en tijdelijke regenkappen na wijziging meer
dan 10%
5. er
mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting
6. de
bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
7. de
karakteristieke openheid
8. lid D en E, ten behoeve
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale
bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
plattelandswinkels
toegestaan zijn, mits gesitueerd in de hoofdbebouwing en ondergeschikt aan de
agrarische functie;
-
plattelandswinkels
een verkoopvloeroppervlakte hebben van maximaal
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
9. lid D en E voor voorzieningen voor recreatie
en toerisme zoals bed en breakfast of recreatief kamerverhuur, kleinschalige
ondersteunende horeca, recreatiewoningen, kleinschalige kampeerterreinen, imkerijen,
galerieën, verhuur van fietsen en kano’s en hiermee gelijk te stellen
voorzieningen, met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is;
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
horeca-activiteiten
worden gesitueerd in de hoofdbebouwing;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale
bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast;
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
-
voor
kleinschalige kampeerterreinen daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. het aantal
kampeermiddelen (exclusief eventuele kleine bijzettenten) bedraagt maximaal 25;
2. het
kampeerterrein mag alleen in gebruik zijn gedurende
3. er wordt een
minimale afstand van
4. de totale
perceelsoppervlakte moet minimaal
5. chalets,
trekkershutten, stacaravans en andere permanente overnachtingsvoorzieningen
zijn niet toegestaan;
6. er worden
binnen de gemeente Bergen maximaal 8 kleinschalige kampeerterreinen toegelaten.
-
voor bed & breakfast en recreatief
kamerverhuur daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. er is geen
sprake van zelfstandige ruimten/units met eigen keukenblok en sanitair: gebruik
wordt gemaakt
2. het aantal
bedden binnen de voorziening bedraagt maximaal 10;
3. de
voorziening wordt gesitueerd in het hoofdgebouw. Indien sprake is van cultuurhistorische
waardevolle gebouwen kunnen ook bijgebouwen of schuren worden gebruikt;
4. de maximale
oppervlakte van een kamer bedraagt
Lid H. Wijzigingsbevoegdheid.
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelde in de beschrijving
in hoofdlijnen, de bestemming wijzigen in de bestemming:
a. "agrarisch hulpbedrijf", met dien
verstande dat:
1. het betreft een verplaatsing van een bestaand
agrarisch hulpbedrijf uit de bebouwde kom van een
2. deze een duidelijke functie
vervult voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrijven.
3. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde
in artikel 13 van deze voorschriften.
b. "woondoeleinden", met dien
verstande dat:
1. bij
wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 20 van deze voorschriften,
behoudens het daarin bepaalde onder lid C., sub 1.b. en 1.7.;
c. "bedrijfsdoeleinden", met dien
verstande dat:
1. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde
in artikel 24 van deze voorschriften;
2. het betreft een bedrijf in ten hoogste
categorie 2, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de voorschriften: toegesneden
lijst van bedrijfstypen, en/of een daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen
bedrijf. Dit laatste ter beoordeling van Burgemeester en Wethouders tenzij de
gemeenteraad zich deze bevoegdheid zelf voorbehoudt.
d.
“agrarisch gebied”, met dien verstande
dat:
1.
bij wijziging voldaan wordt aan het
bepaalde in artikel 9 van deze regels.
e. “agrarisch gebied met landschappelijke en/of
natuurlijke waarden”, met dien verstande dat:
1.
bij wijziging voldaan wordt aan het
bepaalde in artikel 10 van deze regels.
f. “woondoeleinden”, met dien verstande dat:
1. het aantal woningen niet mag toenemen;
2. dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt
aanvaardbaar is;
3. dit geen belemmering oplevert voor de ter plaatse
aanwezige (agrarische) bedrijven;
4. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of
architectonische waarden van het complex behouden blijven;
5. aangetoond is dat het agrarisch
bedrijfscomplex redelijkerwijs niet meer bruikbaar is of kan worden gemaakt
voor een eigentijdse en milieuhygiënisch verantwoorde bedrijfsvoering.
6. sprake is van een ruimtelijke
kwaliteitsverbetering, in
7. maximaal
g. “Bedrijf”, “Horeca” of “Recreatie” mits:
1. het betreft bedrijfsmatig hergebruik van een
vrijgekomen agrarisch bedrijfsgebouw;
2. geen nieuwbouw plaatsvindt en de
bedrijfsmatige activiteiten dus uitsluitend binnen de bestaande bebouwing
plaatsvinden;
3. bij wijziging in de bestemming ‘Bedrijf’ het
een bedrijf betreft uit bedrijfstypen 1 t/m 6 volgens de toegesneden
bedrijvenlijst die als bijlage 1b bij deze regels is gevoegd, dan wel een
bedrijf dat gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving
gelijkwaardig is aan
4. bij wijziging in de bestemming ‘Horeca’ het
een restaurant/café of hotel betreft, niet zijnde een feestzaal, amusementshal,
bingozaal, discotheek, dancing, erotisch getinte horeca of een vergelijkbaar
bedrijf of instelling, waarbij geen overlast voor de omgeving wordt of kan
worden veroorzaakt. Horeca-activiteiten dienen te worden gesitueerd in de
hoofdbebouwing;
5. bij wijziging in de bestemming ‘Recreatie’ het
betreft recreatiewoningen, bed en breakfast, verhuur van fietsen en kano’s en
daarmee vergelijkbare activiteiten;
6. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna). Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de
omgevingswaarden. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke
inpassing en een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door
landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume;
7. geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
8. ten hoogste sprake is van een geringe verkeersaantrekkende
werking die moet zijn afgestemd op de aanwezige infrastructuur;
9. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
10. verkoop van producten gerelateerd aan
het bedrijf uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
11. de activiteiten voldoen aan de
milieuwetgeving en niet leiden tot een (onevenredige) beperking
12. bebouwing waarvan in het bedrijfsplan
niet onomstotelijk wordt aangetoond dat deze voor de uitoefening
h. Burgemeester en
Wethouders volgen bij het toepassen
agrarisch
bouwblok, glastuinbouw: Ab(g)
Lid A. Doeleindenomschrijving:
-
agrarische bedrijfsdoeleinden in kassen, zogenaamde
glastuinbouw,
-
agrarische bedrijfsdoeleinden,
en de daarbij
behorende voorzieningen, waaronder één, als zodanig
gewaarmerkte, bedrijfswoning, waarin ook mantelzorg is toegestaan, mits sprake
is van inwoning en dus geen zelfstandige woning wordt gecreëerd en mits dit
plaatsvindt in het hoofdgebouw;
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen
- differentiatievlak "recreatief
netwerk";
- "beschermingszone watergang";
- "zone leidingen";
- "stroomvoerend winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar concentratie en
ontwikkeling
2. glastuinbouwbedrijven gelegen buiten Tuindorp
worden voorzien van een op het individuele bedrijf toegesneden bebouwing- en
gebruiksregeling.
3. nieuwvestiging en uitbreiding van glastuinbouw
is toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak.
b. betreffende de toepassing
1. vrijstelling voor
- de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering
is aangetoond, blijkens een deskundigenadvies
- door bodemonderzoek vooraf is vastgesteld
dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaren bestaan tegen
-
2. vrijstelling voor het gebruik
- voldaan wordt aan de regelgeving in de Wet
op de Openluchtrecreatie;
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig
worden of kunnen worden aangetast.
Lid C. Het gebruik
a. op de tot "glastuinbouw" bestemde
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen, geen woning zijnde, behoudens het bepaalde
sub b. ten behoeve van het in lid A. toegestane gebruik,
2. 1 bedrijfswoning,
en de daarbij behorende
andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming passen,
met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het bouwvlak zal worden gebouwd;
2. ten hoogste 15% van het bouwvlak met
bedrijfsgebouwen, geen kassen zijnde, mag worden bebouwd;
3. de goothoogte ten hoogste
4. het gebouw met een kap van ten minste 15o zal worden afgedekt;
5. de bedrijfswoning moet voldoen aan het
bepaalde in artikel 20.2.2;
6.
de inhoud
7. de bedrijfswoning pas mag worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing
is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische
bedrijfsvoering.
7.
8. bouwwerken ten behoeve
Lid D. Gebruik
onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid F. Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering en omvang van bouwwerken;
-
tegenprestaties gericht op verbetering
een en
ander overeenkomstig de “POL-uitwerking BOM+” en het daarin opgenomen
basispakket.
Lid G. Vrijstellings Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
1. lid
C., onder 1.b., ten behoeve van het bouwen van een tweede bedrijfswoning.
2. lid D., ten behoeve van het gebruik
3.
lid C, onder a, ten behoeve van het plaatsen van woonunits ten behoeve
- aangetoond
wordt dat gebruik van bestaande agrarische bebouwing hiervoor niet mogelijk is;
- natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische
waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet
onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- alleen
woonunits geplaatst mogen worden en derhalve geen sta- of toercaravans,
kampeerauto’s, tenten en dergelijke;
- de
totale oppervlakte
- het
aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
- het
aantal woonunits bedraagt maximaal 5;
- de
onderlinge afstand tussen de woonunits bedraagt minimaal
- de
woonunits dienen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak te worden
gerealiseerd. Plaatsing buiten het bouwvlak is alleen mogelijk in combinatie
met de wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding en vormverandering;
- er
worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam
zijn;
- er zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke
inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
een ontheffing
voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik
van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse
werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden gemaakt voor
één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk zijn als aangetoond
is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is, kan gedurende
een (piek)periode van maximaal drie maanden zowel
4.
lid C onder a en lid E ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische
bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, met dien
verstande dat:
- natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische
waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet
onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- aangetoond
moet worden dat de huisvesting noodzakelijk is ten behoeve van een doelmatige
agrarische bedrijfsvoering;
- het
aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
- er
worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam
zijn;
-
een ontheffing
voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik
van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van
buitenlandse werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden
gemaakt voor één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk
zijn als aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat
dit noodzakelijk is, kan gedurende een (piek)periode van maximaal drie maanden
zowel
5. lid D en E, ten behoeve
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale
bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
plattelandswinkels
toegestaan zijn, mits gesitueerd in de hoofdbebouwing en ondergeschikt aan de
agrarische functie;
-
plattelandswinkels
een verkoopvloeroppervlakte hebben van maximaal
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
6. lid D en E voor voorzieningen voor recreatie
en toerisme zoals bed en breakfast of recreatief kamerverhuur, kleinschalige
ondersteunende horeca, recreatiewoningen, kleinschalige kampeerterreinen, imkerijen,
galerieën, verhuur van fietsen en kano’s en hiermee gelijk te stellen
voorzieningen, met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
horeca-activiteiten
worden gesitueerd in de hoofdbebouwing;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale
bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast;
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
-
voor
kleinschalige kampeerterreinen daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. het aantal
kampeermiddelen (exclusief eventuele kleine bijzettenten) bedraagt maximaal 25;
2. het
kampeerterrein mag alleen in gebruik zijn gedurende
3. er wordt een
minimale afstand van
4. de totale
perceelsoppervlakte moet minimaal
5. chalets,
trekkershutten, stacaravans en andere permanente overnachtingsvoorzieningen
zijn niet toegestaan;
6. er worden
binnen de gemeente Bergen maximaal 8 kleinschalige kampeerterreinen toegelaten.
-
voor bed & breakfast en recreatief
kamerverhuur daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. er is geen
sprake van zelfstandige ruimten/units met eigen keukenblok en sanitair: gebruik
wordt gemaakt
2. het aantal
bedden binnen de voorziening bedraagt maximaal 10;
3. de
voorziening wordt gesitueerd in het hoofdgebouw. Indien sprake is van cultuurhistorische
waardevolle gebouwen kunnen ook bijgebouwen of schuren worden gebruikt;
4. de maximale
oppervlakte van een kamer bedraagt
Lid
H. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester
en Wethouders kunnen, rekening houdend met het gestelde in de beschrijving in
hoofdlijnen, de bestemming wijzigen in de bestemming:
a. “woondoeleinden”, met dien verstande dat:
1. het aantal woningen niet mag toenemen;
2. dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt
aanvaardbaar is;
3. dit geen belemmering oplevert voor de ter plaatse
aanwezige (agrarische) bedrijven;
4. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of
architectonische waarden van het complex behouden blijven;
5. aangetoond is dat het agrarisch
bedrijfscomplex redelijkerwijs niet meer bruikbaar is of kan worden gemaakt
voor een eigentijdse en milieuhygiënisch verantwoorde bedrijfsvoering.
6. sprake is van een ruimtelijke
kwaliteitsverbetering, in
7. maximaal
agrarisch hulpbedrijf: Ab(h).
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak
"cultuurhistorische waarden", "recreatief netwerk";
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. de bedrijven worden voorzien van een reële uitbreidingsmogelijkheid
in relatie tot de huidige bedrijfsomvang en het veilig stellen
Lid C. Het gebruik
a. op de tot "agrarisch hulpbedrijf"
aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning per bouwperceel,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming
passen, met dien verstande dat:
1. uitsluitend in het op betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2. de voorgevel in of evenwijdig aan
3. de goothoogte ten hoogste
4. het gebouw met een kap van ten minste 15 o zal en ten hoogste 45 o
mag worden afgedekt;
5. een bedrijfswoning, ook indien dit een bovenwoning
betreft, voldoet aan het bepaalde in artikel 20.2.2;
6.
de inhoud
7. de bedrijfswoning pas mag worden gebouwd nadat bedrijfsbebouwing
is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is van een volwaardige agrarische
bedrijfsvoering.
8.
Lid D. Gebruik
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid F. Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering en omvang van bouwwerken;
-
tegenprestaties gericht op verbetering
een en
ander overeenkomstig de “POL-uitwerking BOM+” en het daarin opgenomen
basispakket.
Lid G. Vrijstellings Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
a. lid D en E, ten behoeve
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
plattelandswinkels
toegestaan zijn, mits gesitueerd in de hoofdbebouwing en ondergeschikt aan de
agrarische functie;
-
plattelandswinkels
een verkoopvloeroppervlakte hebben van maximaal
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
b. lid D en E voor voorzieningen voor recreatie
en toerisme zoals bed en breakfast of recreatief kamerverhuur, kleinschalige
ondersteunende horeca, recreatiewoningen, kleinschalige kampeerterreinen, imkerijen,
galerieën, verhuur van fietsen en kano’s en hiermee gelijk te stellen
voorzieningen, met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
horeca-activiteiten
worden gesitueerd in de hoofdbebouwing;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale
bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast;
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
-
voor
kleinschalige kampeerterreinen daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. het aantal
kampeermiddelen (exclusief eventuele kleine bijzettenten) bedraagt maximaal 25;
2. het
kampeerterrein mag alleen in gebruik zijn gedurende
3. er wordt een
minimale afstand van
4. de totale
perceelsoppervlakte moet minimaal
5. chalets,
trekkershutten, stacaravans en andere permanente overnachtingsvoorzieningen
zijn niet toegestaan;
6. er worden
binnen de gemeente Bergen maximaal 8 kleinschalige kampeerterreinen toegelaten.
-
voor bed & breakfast en recreatief
kamerverhuur daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. er is geen sprake
van zelfstandige ruimten/units met eigen keukenblok en sanitair: gebruik wordt
gemaakt
2. het aantal
bedden binnen de voorziening bedraagt maximaal 10;
3. de
voorziening wordt gesitueerd in het hoofdgebouw. Indien sprake is van cultuurhistorische
waardevolle gebouwen kunnen ook bijgebouwen of schuren worden gebruikt;
4. de maximale
oppervlakte van een kamer bedraagt
Lid
G. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester
en Wethouders kunnen, rekening houdend met het gestelde in de beschrijving in
hoofdlijnen, de bestemming wijzigen in de bestemming:
a. “woondoeleinden”, met dien verstande dat:
1. het aantal woningen niet mag toenemen;
2. dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt
aanvaardbaar is;
3. dit geen belemmering oplevert voor de ter plaatse
aanwezige (agrarische) bedrijven;
4. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of
architectonische waarden van het complex behouden blijven;
5. aangetoond is dat het agrarisch
bedrijfscomplex redelijkerwijs niet meer bruikbaar is of kan worden gemaakt
voor een eigentijdse en milieuhygiënisch verantwoorde bedrijfsvoering.
6. sprake is van een ruimtelijke
kwaliteitsverbetering, in
7. maximaal
b. “Bedrijf”, “Horeca” of “Recreatie” mits:
1. het betreft bedrijfsmatig hergebruik van een
vrijgekomen agrarisch bedrijfsgebouw;
2. geen nieuwbouw plaatsvindt en de
bedrijfsmatige activiteiten dus uitsluitend binnen de bestaande bebouwing
plaatsvinden;
3. bij wijziging in de bestemming ‘Bedrijf’ het
een bedrijf betreft uit bedrijfstypen 1 t/m 6 volgens de toegesneden
bedrijvenlijst die als bijlage 1b bij deze regels is gevoegd, dan wel een
bedrijf dat gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving
gelijkwaardig is aan
4. bij wijziging in de bestemming ‘Horeca’ het
een restaurant/café of hotel betreft, niet zijnde een feestzaal, amusementshal,
bingozaal, discotheek, dancing, erotisch getinte horeca of een vergelijkbaar
bedrijf of instelling, waarbij geen overlast voor de omgeving wordt of kan
worden veroorzaakt. Horeca-activiteiten dienen te worden gesitueerd in de
hoofdbebouwing;
5. bij wijziging in de bestemming ‘Recreatie’ het
betreft recreatiewoningen, bed en breakfast, verhuur van fietsen en kano’s en
daarmee vergelijkbare activiteiten;
6. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna). Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de
omgevingswaarden. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke
inpassing en een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door
landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume;
7. geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
8. ten hoogste sprake is van een geringe verkeersaantrekkende
werking die moet zijn afgestemd op de aanwezige infrastructuur;
9 parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
10 verkoop van producten gerelateerd aan het
bedrijf uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
11 de activiteiten voldoen aan de milieuwetgeving
en niet leiden tot een (onevenredige) beperking
12. bebouwing waarvan in het bedrijfsplan
niet onomstotelijk wordt aangetoond dat deze voor de uitoefening
agrarisch bouwblok met toegesneden bestemming: Ab(t).
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak
"cultuurhistorische waarden", "recreatief netwerk";
-
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
ter
verwezenlijking
1. de bedrijven worden voorzien van een reële
uitbreidingsmogelijkheid in relatie tot de huidige bedrijfsomvang en het
veilig stellen
Lid C. Het gebruik
a. op de tot "agrarisch bedrijf met
toegesneden bestemming" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden
gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning per bouwperceel,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmeting bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het op betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd,
met uitzondering van het perceel Tuinstraat 10E (perceel N743) waar binnen het
gehele bestemmingsvlak mag worden gebouwd;
2. het bouwvlak geheel mag worden bebouwd tenzij
op de kaartuitsnede een maximaal bebouwingspercentage is aangeduid;
3. de voorgevel in of evenwijdig aan
4. de goothoogte ten hoogste
5. het gebouw met een kap van ten minste 15o zal en ten hoogste 45o
mag worden afgedekt, tenzij op de kaartuitsnede een maximale hoogte is aangeduid;
6. een bedrijfswoning, ook indien dit een bovenwoning
betreft, voldoet aan het bepaalde in artikel 20.2.2;
7.
de inhoud
8. de bedrijfswoning pas mag worden gebouwd
nadat bedrijfsbebouwing is gerealiseerd in een dusdanige omvang, dat sprake is
van een volwaardige agrarische bedrijfsvoering.
9.
Lid D. Gebruik
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
5, lid A. wordt ten minste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven
gebruik
b. ter plaatse
c. ter
plaatse
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid F. Nadere eisen
Burgemeester
en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
-
de situering en omvang van bouwwerken;
-
tegenprestaties gericht op verbetering
een en
ander overeenkomstig de “POL-uitwerking BOM+” en het daarin opgenomen
basispakket.
Lid
G. Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester
en Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestel
1.
lid C, onder a, ten behoeve van het plaatsen van woonunits ten behoeve
- aangetoond
wordt dat gebruik van bestaande agrarische bebouwing hiervoor niet mogelijk is;
- natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische
waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet
onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- alleen
woonunits geplaatst mogen worden en derhalve geen sta- of toercaravans,
kampeerauto’s, tenten en dergelijke;
- de
totale oppervlakte
- het
aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
- het
aantal woonunits bedraagt maximaal 5;
- de
onderlinge afstand tussen de woonunits bedraagt minimaal
- de
woonunits dienen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak te worden
gerealiseerd. Plaatsing buiten het bouwvlak is alleen mogelijk in combinatie
met de wijzigingsbevoegdheden voor uitbreiding of vormverandering;
- er
worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam
zijn;
- er zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke
inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
een ontheffing
voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik
van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse
werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden gemaakt voor
één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk zijn als aangetoond
is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is, kan gedurende
een (piek)periode van maximaal drie maanden zowel
2.
lid C onder a en lid E ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische
bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers, met dien
verstande dat:
- natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische
waarden en belangen en het aangrenzende woon- en leefmilieu niet
onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van
bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- aangetoond
moet worden dat de huisvesting noodzakelijk is ten behoeve van een doelmatige
agrarische bedrijfsvoering;
- het
aantal te huisvesten werknemers bedraagt maximaal 20;
- er
worden alleen werknemers gehuisvest die bij het betreffende bedrijf werkzaam
zijn;
- parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
een ontheffing
voor zowel het plaatsen van woonunits als voor het gebruik
van bestaande agrarische bebouwing voor de tijdelijke huisvesting van
buitenlandse werknemers niet mogelijk is; er dient derhalve een keuze te worden
gemaakt voor één van beide mogelijkheden (waarbij woonunits alleen mogelijk
zijn als aangetoond is dat gebruik van bestaande bebouwing niet mogelijk is). Uitsluitend wanneer aangetoond wordt dat
dit noodzakelijk is, kan gedurende een (piek)periode van maximaal drie maanden
zowel
3. lid D en E, ten behoeve
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale
bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
plattelandswinkels
toegestaan zijn, mits gesitueerd in de hoofdbebouwing en ondergeschikt aan de
agrarische functie;
-
plattelandswinkels
een verkoopvloeroppervlakte hebben van maximaal
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
4. lid D en E voor voorzieningen voor recreatie
en toerisme zoals bed en breakfast of recreatief kamerverhuur, kleinschalige
ondersteunende horeca, recreatiewoningen, kleinschalige kampeerterreinen, imkerijen,
galerieën, verhuur van fietsen en kano’s en hiermee gelijk te stellen
voorzieningen, met dien verstande dat:
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is;
-
het een nevenactiviteit betreft bij een
functionerend agrarisch bedrijf;
-
geen beperking ontstaat
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
horeca-activiteiten
worden gesitueerd in de hoofdbebouwing;
-
de bedrijfsoppervlakte die voor alle
nevenactiviteiten tezamen wordt benut, maximaal 30% van het totale
bedrijfsoppervlak
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast;
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
-
voor
kleinschalige kampeerterreinen daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. het aantal
kampeermiddelen (exclusief eventuele kleine bijzettenten) bedraagt maximaal 25;
2. het
kampeerterrein mag alleen in gebruik zijn gedurende
3. er wordt een
minimale afstand van
4. de totale
perceelsoppervlakte moet minimaal
5. chalets,
trekkershutten, stacaravans en andere permanente overnachtingsvoorzieningen
zijn niet toegestaan;
6. er worden
binnen de gemeente Bergen maximaal 8 kleinschalige kampeerterreinen toegelaten.
-
voor bed & breakfast en recreatief
kamerverhuur daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. er is geen
sprake van zelfstandige ruimten/units met eigen keukenblok en sanitair: gebruik
wordt gemaakt
2. het aantal
bedden binnen de voorziening bedraagt maximaal 10;
3. de
voorziening wordt gesitueerd in het hoofdgebouw. Indien sprake is van cultuurhistorische
waardevolle gebouwen kunnen ook bijgebouwen of schuren worden gebruikt;
4. de maximale
oppervlakte van een kamer bedraagt
Lid
H. Wijzigingsbevoegdheid:
Burgemeester
en Wethouders kunnen, rekening houdend met het gestelde in de beschrijving in
hoofdlijnen, de bestemming wijzigen in de bestemming:
a. “woondoeleinden”, met dien verstande dat:
1. het aantal woningen niet mag toenemen;
2. dit vanuit milieuhygiënisch oogpunt
aanvaardbaar is;
3. dit geen belemmering oplevert voor de ter plaatse
aanwezige (agrarische) bedrijven;
4. de landschappelijke, cultuurhistorische en/of
architectonische waarden van het complex behouden blijven;
5. aangetoond is dat het agrarisch
bedrijfscomplex redelijkerwijs niet meer bruikbaar is of kan worden gemaakt
voor een eigentijdse en milieuhygiënisch verantwoorde bedrijfsvoering.
6. sprake is van een ruimtelijke
kwaliteitsverbetering, in
7. maximaal
b. “Bedrijf”, “Horeca” of “Recreatie” mits:
1. het betreft bedrijfsmatig hergebruik van een
vrijgekomen agrarisch bedrijfsgebouw;
2. geen nieuwbouw plaatsvindt en de
bedrijfsmatige activiteiten dus uitsluitend binnen de bestaande bebouwing
plaatsvinden;
3. bij wijziging in de bestemming ‘Bedrijf’ het
een bedrijf betreft uit bedrijfstypen 1 t/m 6 volgens de toegesneden
bedrijvenlijst die als bijlage 1b bij deze regels is gevoegd, dan wel een
bedrijf dat gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving
gelijkwaardig is aan
4. bij wijziging in de bestemming ‘Horeca’ het
een restaurant/café of hotel betreft, niet zijnde een feestzaal, amusementshal,
bingozaal, discotheek, dancing, erotisch getinte horeca of een vergelijkbaar
bedrijf of instelling, waarbij geen overlast voor de omgeving wordt of kan
worden veroorzaakt. Horeca-activiteiten dienen te worden gesitueerd in de
hoofdbebouwing;
5. bij wijziging in de bestemming ‘Recreatie’ het
betreft recreatiewoningen, bed en breakfast, verhuur van fietsen en kano’s en
daarmee vergelijkbare activiteiten;
6. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna). Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de
omgevingswaarden. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke
inpassing en een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door
landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume;
7. geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
8. ten hoogste sprake is van een geringe verkeersaantrekkende
werking die moet zijn afgestemd op de aanwezige infrastructuur;
9. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
10. verkoop van producten gerelateerd aan
het bedrijf uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
11. de activiteiten voldoen aan de
milieuwetgeving en niet leiden tot een (onevenredige) beperking
12. bebouwing waarvan in het bedrijfsplan
niet onomstotelijk wordt aangetoond dat deze voor de uitoefening
natuurgebied.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
a. instandhouding en ontwikkeling
b. ter plaatse van de aanduiding “schaapskooi
toegestaan” voor een schaapskooi;
met daaraan
ondergeschikt:
c. extensief recreatief medegebruik;
d. bestaand agrarisch gebruik.
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "ecologische
infrastructuur", "cultuurhistorische waarden", "Maas en
beekdal", "recreatief netwerk";
-
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. ter zake de natuurlijke, landschappelijke,
cultuurhistorische en archeologische waarden wordt gestreefd naar behoud,
herstel, ontwikkeling en versterking en het Natuurbeleidsplan.
2. ter zake het extensief recreatief medegebruik
wordt gestreefd naar handhaving
3. het bestaand agrarisch gebruik, zoals dat
bestaat op het moment van vaststelling van het plan, is ondergeschikt aan
4. binnen
b. betreffende de toepassing
1. vrijstelling voor het houden van militaire
oefeningen wordt alleen verleend indien de te beschermen waarden en belangen
niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Lid C. Gebruik
a. op de tot "natuurgebied" aangewezen
gronden mag niet worden gebouwd.
b.
Lid D. Gebruik
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
het is verboden op
of in de tot "natuurgebied" aangewezen gronden zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders
(aanlegvergunning) de in artikel 7 beschreven werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren.
Lid F. Vrijstellings Ontheffingsbevoegheid:
Burgemeester en Wethouders
kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
a. lid
C, ten behoeve
1. dit alleen is toegestaan op gronden die niet
zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding “Schuilgelegenheden niet toegestaan”,
zoals aangegeven op plankaart 3 (blad A, B en C), en die feitelijk legaal uit
grasland bestaan;
2.
3. de
schuilgelegenheid zo gesitueerd wordt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het
bestaande landschap en de aanwezige natuurlijke-, landschappelijke- en
cultuurhistorische waarden. Er dient een goede landschappelijke inpassing
plaats te vinden ter bescherming van het gebiedseigen karakter, hetgeen
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig, dient te worden
aangetoond door middel van een erfbeplantingsplan. Hierbij dient het Landschapskader Noord- en Midden- Limburg
als afwegingskader gehanteerd te worden;
4. bij de situering aansluiting dient te worden
gezocht bij bestaande bebouwing (clustering), bestaande begroeiing of bestaande
wegen en paden om verrommeling van het buitengebied tegen te gaan;
5. omliggende waarden en functies niet
onevenredig worden aangetast;
6. de
schuilgelegenheden niet worden gesitueerd in het waterbergend of stroomvoerend
rivierbed
7.
de schuilgelegenheid wordt geplaatst op een stuk grond met een (aaneengesloten)
oppervlakte van minimaal
8. op een stuk grond als onder 5. bedoeld,
maximaal één schuilgelegenheid aanwezig mag zijn;
9. degene die de dieren hobbymatig houdt, in
totaal niet meer dan drie schuilgelegenheden in gebruik mag hebben, waarbij
geldt dat de stukken grond als onder 5. bedoeld, waarop de schuilgelegenheden
worden gerealiseerd op een rijafstand over de openbare weg van minimaal
10. schuilgelegenheden in elkaars directe
omgeving dienen te worden geclusterd;
11. de
maximale oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan in
onderstaande tabel is weergegeven;
Kavelgrootte |
maximale oppervlakte |
|
|
|
|
|
|
|
|
12. de hoogte
13. het dak niet plat afgedekt mag worden
en met een dakhelling van minimaal 20o en maximaal 45o
wordt uitgevoerd in
14. de afstand
15. er geen binnen- en buitenopslag van
goederen mag plaatsvinden;
b lid D., voor het houden van militaire oefeningen.
bosgebied.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
a. houtteelt;
b. instandhouding en ontwikkeling
c. extensief recreatief medegebruik.
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "ecologische
infrastructuur", "cultuurhistorische waarden", "Maas en
beekdal", "recreatief netwerk";
-
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. ter zake de houtteelt wordt gestreefd naar handhaving
2. ter zake de natuurlijke, landschappelijke,
cultuurhistorische en archeologische waarden wordt gestreefd naar behoud,
herstel, ontwikkeling en versterking
3. het bosgebied maakt deel uit
4. ter zake het extensief recreatief medegebruik
wordt gestreefd naar handhaving
5. binnen
b. betreffende de toepassing
1. vrijstelling voor het houden van militaire
oefeningen wordt alleen verleend indien de te beschermen waarden en belangen
niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Lid C. Gebruik
a. op de tot "bosgebied" aangewezen
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd andere
bouwwerken welke qua aard en omvang bij deze bestemming passen, met dien
verstande dat:
1.
Lid D. Het gebruik
onder verboden
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
het is verboden op
of in de tot "bosgebied" aangewezen gronden zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders
de in artikel 7 beschreven werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren.
Lid F. Vrijstellings Ontheffingsbevoegheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
a. lid
C, ten behoeve
1. dit alleen is toegestaan op gronden die niet
zijn gelegen binnen de gebiedsaanduiding “Schuilgelegenheden niet toegestaan”,
zoals aangegeven op plankaart 3 (blad A, B en C), en die feitelijk legaal uit
grasland bestaan;
2.
3. de
schuilgelegenheid zo gesitueerd wordt dat geen afbreuk wordt gedaan aan het
bestaande landschap en de aanwezige natuurlijke-, landschappelijke- en
cultuurhistorische waarden. Er dient een goede landschappelijke inpassing
plaats te vinden ter bescherming van het gebiedseigen karakter, hetgeen
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig, dient te worden
aangetoond door middel van een erfbeplantingsplan. Hierbij dient het Landschapskader Noord- en Midden- Limburg
als afwegingskader gehanteerd te worden;
4. bij de situering aansluiting dient te worden
gezocht bij bestaande bebouwing (clustering), bestaande begroeiing of bestaande
wegen en paden om verrommeling van het buitengebied tegen te gaan;
5. omliggende waarden en functies niet
onevenredig worden aangetast;
6. de
schuilgelegenheden niet worden gesitueerd in het waterbergend of stroomvoerend
rivierbed
7.
de schuilgelegenheid wordt geplaatst op een stuk grond met een (aaneengesloten)
oppervlakte van minimaal
8. op een stuk grond als onder 5. bedoeld,
maximaal één schuilgelegenheid aanwezig mag zijn;
9. degene die de dieren hobbymatig houdt, in
totaal niet meer dan drie schuilgelegenheden in gebruik mag hebben, waarbij
geldt dat de stukken grond als onder 5. bedoeld, waarop de schuilgelegenheden
worden gerealiseerd op een rijafstand over de openbare weg van minimaal
10. schuilgelegenheden in elkaars directe
omgeving dienen te worden geclusterd;
11. de
maximale oppervlakte van een schuilgelegenheid niet meer mag bedragen dan in
onderstaande tabel is weergegeven;
Kavelgrootte |
maximale oppervlakte |
|
|
|
|
|
|
|
|
12. de hoogte
13. het dak niet plat afgedekt mag worden
en met een dakhelling van minimaal 20o en maximaal 45o
wordt uitgevoerd in
14. de afstand
15. er geen binnen- en buitenopslag van
goederen mag plaatsvinden;
b. lid D., voor het houden van militaire oefeningen.
Lid G. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming
“Bosgebied” wijzigen ten behoeve van een natuurkampeerterrein met dien verstande
dat:
a. dit
uitsluitend van toepassing is ter plaatse
b. de landschaps- en natuurwaarden niet onevenredig
worden aangetast;
c. voldaan
wordt aan de natuur- en milieuwetgeving;
d. gebouwen
zijn toegestaan tot een maximale oppervlakte van
e. voor
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde een maximale hoogte geldt van
Inhoudsopgave
Artikel 17:
recreatieve
doeleinden met sportvoorzieningen: Rs.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
-
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Gebruik
a. op de tot "recreatieve doeleinden met
sportvoorzieningen" aangewezen gronden mogen, uitsluitend worden
gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik, voor zover op de betreffende kaartuitsnede
een bouwvlak is aangeduid,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2. de goothoogte ten minste
3.
4.
5.
Lid D. Gebruik
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Inhoudsopgave
Artikel 18:
recreatieve
doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen, camping: Rv(c).
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. het aantal campings mag niet toenemen.
1. op campings zijn voorzieningen zoals receptie,
kantine, kampeerwinkel en bergingsruimtes toegestaan op daartoe aangeduide
terreingedeeltes waarbij gestreefd wordt naar zoveel mogelijk bundeling van
bebouwing. Daarnaast zijn verspreid op het terrein sanitaire en andere
kleinschalige ten dienste
2. op de campings zijn verblijfsrecreatieve
voorzieningen aanwezig in Arecreatieve
doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen, camping. De bestaande situatie
wordt gerespecteerd.
Lid C. Gebruik
op de tot
"recreatieve doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen, camping"
aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
1. gebouwen, waaronder
gebouwen bedoeld voor recreatief nachtverblijf, geen woning zijnde, ten
behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
2. één bedrijfswoning per camping, tenzij anders
aangeduid;
3. stacaravans/chalets en trekkershutten
welke niet zijn aan te merken als onderkomen in , met
dien verstande dat ter plaatse
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
a. de onder 1 en 2
en 4 weergegeven bouwwerken uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak worden gebouwd;
b. stacaravans niet zijnde onderkomens mogen worden
gebouwd enkel ter vervanging van bestaande stacaravans niet zijnde onderkomens
en deze niet worden vergroot;
c.
het bebouwd oppervlak per standplaats
(inclusief berging, carport en aanbouw e.d.) ten hoogste
d. er maximaal één onderkomen per standplaats mag
worden geplaatst die bestemd is voor recreatief nachtverblijf;
e. het oppervlak van een trekkershut mag maximaal
f.
de maximaal te bebouwen oppervlakte van
een standplaats ten hoogste 50% mag bedragen;
g.
de hoogte van een stacaravan/chalet
maximaal
h. stacaravans/chalets niet in de grond verankerd
mogen worden en binnen 24 uur demontabel moeten zijn;
i. buiten het bouwvlak ten hoogste 4% van het bestemmingsvlak
mag worden bebouwd ten behoeve van sanitaire en andere ten dienste
- de goothoogte ten hoogste ;
- de hoogte maximaal
- de afstand tot de bestemmingsgrens ten
minste
j. in ten hoogste 2 bouwlagen mag worden
gebouwd, ieder afzonderlijk met een hoogte van ten minste de goothoogte van gebouwen (niet zijnde een stacaravan of
chalet) maximaal
k. de bedrijfswoning voldoet aan het bepaalde in
artikel 20.2.2;
l.
Lid D. Het gebruik
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
5, lid A. wordt ten minste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven
gebruik
b. ter plaatse
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid
F. Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester
en Wethouders kunnen, na het volgen
a. lid D., onder b. ten behoeve van het toestaan
van kampeermiddelen ter plaatse
- het toeristisch kamperen betreft;
-
geen gebouwen en andere bouwwerken
worden opgericht;
-
aangrenzende waarden en belangen niet
onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
-
middels akoestisch onderzoek is
aangetoond dat
Inhoudsopgave
Artikel 19:
recreatieve
doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen, zomerhuisjes: Rv(z).
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. het beleid is gericht op instandhouding en
beheer
2. het beleid is gericht op landschappelijke
inpassing
Lid C. Gebruik
op de tot
"recreatieve doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen,
zomerhuisje" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken
welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande
dat:
a. voor de gronden op de plankaart aangeduid met
"Rv(z) I" de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1.
2. per bouwperceel niet meer dan één zomerhuisje
met een vloeroppervlakte van ten minste ten
hoogste 75 125 m2
3. per bouwperceel één bijgebouw mag worden gebouwd
van ten hoogste
4. gebouwen in ten hoogste één bouwlaag mogen worden
gebouwd met een hoogte van maximaal 4.50 m;
5.
gebouwen plat of met een kap van ten
minste 20o en ten hoogste 45o mogen worden afgedekt;
6. de afstand
7. de onderlinge afstand tussen zomerhuizen ten
minste
b. voor de gronden op de plankaart aangeduid met
"Rv(z) II" de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1.
2. per bouwperceel niet meer dan één zomerhuisje
met een vloeroppervlakte van ten hoogste 75
3. gebouwen in ten hoogste één bouwlaag mogen worden
gebouwd met een hoogte van maximaal 4.50 m;
4.
gebouwen plat of met een kap van ten
minste 30o en ten hoogste 45o mogen worden afgedekt;
5. de afstand
6. de onderlinge afstand tussen zomerhuizen ten
minste
c. voor de gronden op de plankaart aangeduid met
"Rv(z) III" de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. gebouwen, geen zomerhuis zijnde, uitsluitend
in het op betreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zullen worden gebouwd
met een goothoogte van ten hoogste
2. zomerhuizen uitsluitend mogen worden gebouwd
op het op betreffende kaartuitsnede aangeduide plangedeelte
"zomerhuizen";
3. ter plaatse van het plangedeelte "zomerhuizen"
zijn
4. ten hoogste 2 bedrijfswoningen zijn
toegestaan, welke zullen voldoen aan het bepaalde in artikel
20.2.2 met dien verstande dat de inhoud
5.
6. de afstand
7. de onderlinge afstand tussen zomerhuizen ten
minste
d. voor de gronden op de plankaart aangeduid met
"Rv(z) IV" de volgende bepalingen van toepassing zijn:
1. gebouwen, geen zomerhuis zijnde, uitsluitend
in het op betreffende kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zullen worden gebouwd
met een goothoogte van ten hoogste
2. binnen het bestemmingsvlak ten hoogste 55 zomerhuizen
mogen worden gebouwd;
3. het vloeroppervlak van een zomerhuis ten
hoogste
4. gebouwen in ten hoogste 1 bouwlaag mogen worden
gebouwd met een hoogte van ten minste
5. gebouwen plat of met een kap van ten minste 30o
en ten hoogste 45o mogen worden afgedekt;
6. de onderlinge afstand tussen zomerhuizen ten
minste
7. bedrijfswoningen en bijgebouwen zijn niet toegestaan;
8.
Lid D. Het gebruik
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 5, lid C. beschreven gebruik
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid F. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming
“Recreatieve doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen, zomerhuisjes:
Rv(z)” wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden” met dien verstande dat:
a. dit uitsluitend
van toepassing is ter plaatse
b. hierbij
uitsluitend de bestaande recreatiewoningen gebruikt mogen worden voor
permanente bewoning;
c. geen
nieuwbouw van woningen mag plaatsvinden;
d. voldaan
wordt aan de milieuwetgeving, waarbij in ieder geval aangetoond wordt dat
voldaan wordt aan de normen inzake geluid, bodem, externe veiligheid en
luchtkwaliteit;
e. de woningen
zullen voldoen aan de vereisten die de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit
stellen aan woningen;
f. na
wijziging de bestemming “Woondoeleinden” van toepassing is, met dien verstande
dat:
- het aantal woningen niet mag worden vermeerderd
en woningsplitsing dus niet is toegestaan;
- de oppervlakte
- de hoogte maximaal
- gebouwen met een plat dak of een kap met een
dakhelling van tenminste 300 en ten hoogste 450 worden
afgedekt;
- de ontheffingsmogelijkheden voor vergroting
- de wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen
Recreatieve
doeleinden met dagrecreatieve voorzieningen: Rd.
19a.1
Bestemmingsomschrijving:
19a.1.1 De voor “Recreatie –
dagrecreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatie in
19a.2 Bouwregels:
19a.2.1
Op de voor “Recreatie – dagrecreatie” aangewezen gronden mogen uitsluitend
worden gebouwd gebouwen welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande dat:
1.
uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2.
maximaal één bedrijfswoning is toegestaan
met de bijbehorende bijgebouwen, waarop het bepaalde in artikel 20 van overeenkomstige
toepassing is;
3. gebouwen in ten hoogste 1 bouwlaag mogen worden
gebouwd met een hoogte van maximaal 4.00 m;
4.
gebouwen plat of met een kap van ten
minste 30o en ten hoogste 45o mogen worden afgedekt;
5.
19a.3 Specifieke gebruiksregels
19a.3.1 Onder strijdig gebruik als bedoeld in de Wet
ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik
-
als staanplaats of ligplaats voor
onderkomens en/of kampeermiddelen;
-
voor opslagdoeleinden, anders dan inherent
aan het toegelaten gebruik;
19a.3.2 Onder strijdig gebruik als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan
het gebruik van opstallen voor:
-
woondoeleinden;
- permanente bewoning;
- detailhandel;
-
horecadoeleinden.
Inhoudsopgave
Artikel 19b:
recreatieve
doeleinden met verblijfsrecreatieve voorzieningen: groepsaccommodatie: Rv(ga).
19b.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
“Recreatie – verblijfsrecreatie” aangewezen gronden zijn bestemd voor een
groepsaccommodatie en de daarbij behorende voorzieningen.
19b.2 Bouwregels:
19b.2.1
Op de voor “Recreatie – verblijfsrecreatie” aangewezen gronden mogen
uitsluitend worden gebouwd gebouwen, geen woning zijnde, welke qua aard en
afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat:
1.
uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2.
gebouwen in ten hoogste 1 bouwlaag mogen
worden gebouwd met een hoogte van maximaal 4.00 m;
3.
gebouwen plat of met een kap van ten
minste 30o en ten hoogste 45o mogen worden afgedekt;
4.
19b.3 Specifieke gebruiksregels
19b.3.1 Onder strijdig gebruik als bedoeld in de Wet
ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik
-
als staanplaats of ligplaats voor
onderkomens en/of kampeermiddelen;
-
voor opslagdoeleinden, anders dan
inherent aan het toegelaten gebruik.
19b.3.2 Onder strijdig gebruik als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening wordt
in ieder geval verstaan het gebruik van opstallen voor:
-
woondoeleinden;
- permanente bewoning;
-
detailhandel;
-
horecadoeleinden, met uitzondering van
kleinschalige horeca in de vorm van een theetuin of theehuis.
Inhoudsopgave
Artikel 20:
Woondoeleinden
20.1 Bestemmingsomschrijving:
20.1.1 De voor ”Woondoeleinden” aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. woondoeleinden,
b. aan-huis-verbonden beroepen met de daarbij
behorende voorzieningen, mits de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd
blijft en de verschijningsvorm als woning niet wezenlijk wordt aangetast.
c. mantelzorgvoorzieningen, mits sprake is van
inwoning en dus geen zelfstandige woning wordt gecreëerd en mits deze plaatsvindt
in het hoofdgebouw.
d. ter plaatse
e. ter plaatse
20.1.2 Voor zover de gronden tevens zijn gelegen
binnen:
- het differentiatievlak “cultuurhistorische
waarden”;
-
- het op de plankaart aangeduide “grondwaterbeschermingsgebied
";
-
- het op de plankaart aangeduide
“stroomvoerend winterbed",
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze regels eveneens van toepassing.
20.2 Bouwregels:
20.2.1 Op de voor ‘Woondoeleinden’ aangewezen
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a. woningen;
b. bijgebouwen,
en de
daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen
bij deze bestemming passen, met inachtneming van het bepaalde in 20.2.2 en 20.2.3.
20.2.2 Voor woningen (met inbegrip van
aangebouwde bijgebouwen) geldt dat:
a. het aantal woningen per bestemmingsvlak niet
meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen binnen dat bestemmingsvlak
op het moment
b. de inhoud
c. de inhoudslimiet van
d. de woning ten minste
e. de afstand
f. in ten hoogste 2 bouwlagen boven peil wordt
gebouwd;
h. de goothoogte maximaal
i.
de woning wordt voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 15o
en hoogste 45o;
j.
herbouw van een bestaande woning, als bedoeld onder a., is toegestaan mits:
- het
aantal woningen gelijk blijft;
- dit
plaatsvindt ter plaatse
Voor het overige gelden de bouwregels zoals
in deze regels opgenomen.
20.2.3 Voor bijgebouwen en andere bouwwerken
geldt dat:
a. vrijstaande bijgebouwen moeten voldoen aan de
volgende bepalingen:
- de
oppervlakte
- in
gevallen als bedoeld in 20.2.2 onder c, indien de aldaar bedoelde voormalige
agrarische bedrijfsruimten een oppervlakte hebben van meer dan
- voor
met toepassing
- bijgebouwen
mogen niet voor de voorgevelrooilijn
- de
goothoogte
- de
bouwhoogte
- het
bijgebouw wordt voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 15o
en hoogste 45o;
b. per bouwperceel maximaal één overkapping is
toegestaan met een oppervlakte van maximaal
c.
d. niet meer dan 50% van het bouwperceel bebouwd
mag worden.
20.4 Ontheffing
20.4.1 Burgemeester
en Wethouders kunnen, na het volgen
a. 20.2.2 onder b voor eenmalige vergroting
- de
uitbreiding maximaal 10%
- de
woning qua omvang en verschijningsvorm na uitbreiding past bij de aard en
kwaliteit
20.4.2 Burgemeester
en Wethouders kunnen, na het volgen
a. 20.2.2 ten aanzien
- dit
geschiedt in ruil voor sanering van vrijkomende of vrijgekomen agrarische
bedrijfsgebouwen (VAB);
- hierbij
alle VAB’s op het betreffende perceel volledig worden gesloopt, met dien
verstande dat een oppervlakte van
- dit
vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk, natuurlijk, en cultuurhistorisch
perspectief aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door
deskundigenadviezen (op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe
veiligheid, luchtkwaliteit, geur, archeologie en flora en fauna);
- uitvoering
is gegeven aan de berekening in de onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte |
Extra uitbreiding woning in m³ |
0 – |
|
500 – |
|
>
|
|
b. 20.2.2. onder a ten behoeve
- de bouwmassa mag niet toenemen;
- de woningen hebben
afzonderlijk een inhoud van ten minste
- de oppervlakte aan
vrijstaande bijgebouwen voor de gesplitste woningen tezamen mag niet meer
bedragen dan de oppervlakte die voor de oorspronkelijke woning is toegestaan op
grond van het bepaalde in 00.2.3.
- woningsplitsing in
combinatie met herbouw is niet toegestaan;
- de woningsplitsing mag
niet leiden tot een belemmering
- de woningsplitsing is
vanuit milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar;
- voor het overige wordt
voldaan aan het bepaalde in dit artikel.
c. 20.2.2 onder d voor verkleining
- dit vanuit
stedenbouwkundig en planologisch oogpunt aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur, archeologie
en flora en fauna);
- dit niet leidt tot een
onevenredige aantasting
- er geen extra
belemmeringen ontstaan voor omliggende agrarische bedrijven;
- voldaan wordt aan de
bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder.
d. 20.2.2 onder e voor verkleining
- dit vanuit
stedenbouwkundig en planologisch oogpunt aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur, archeologie
en flora en fauna);
- dit niet leidt tot een
onevenredige aantasting
- er geen extra
belemmeringen ontstaan voor omliggende agrarische bedrijven;
- voldaan wordt aan de
bepalingen ingevolge de Wet geluidhinder
e. 20.2.3 onder a ten aanzien
- dit
geschiedt in ruil voor sanering van vrijkomende of vrijgekomen agrarische
bedrijfsgebouwen (VAB), niet zijnde een bedrijfswoning;
- hierbij
alle VAB’s op het betreffende perceel volledig worden gesloopt;
- dit
vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk, natuurlijk, en cultuurhistorisch
perspectief aanvaardbaar is;
- de
nieuw op te richten bijgebouwen qua omvang en verschijningsvorm passen bij de
aard en kwaliteit
- zorggedragen
wordt voor een goede landschappelijke inpassing
- uitvoering
is gegeven aan de berekening in de onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte |
Toegestaan nieuw bijgebouw |
0 – |
60% |
> |
40% |
f. 20.2.3 onder c ten aanzien
20.5 Specifieke gebruiksregels:
20.5.1 Onder strijdig gebruik,
als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan:
- gebruik van een vrijstaand bijgebouw ten
behoeve van mantelzorg;
- gebruik van gronden en opstallen voor
bedrijfsdoeleinden;
- gebruik van gronden en opstallen voor
recreatieve doeleinden, horeca en dergelijke.
20.5.2
Op het gebruik voor een bed&breakfast-accommodatie zijn
20.6 Ontheffing
Burgemeester
en Wethouders kunnen, na het volgen
a. 20.5
ten behoeve van het verlenen van mantelzorg in een vrijstaand bijgebouw
bij een woning, met dien verstande dat:
- dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna);
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit
het oogpunt van mantelzorg;
- op het perceel al een woning aanwezig is;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van
in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- per woning maximaal één vrijstelling ten behoeve
van mantelzorg mag worden verleend;
- maximaal 75m²
- geen
sprake is van een zelfstandige woning;
- aan
b. 20.5 ten behoeve
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
geen beperking ontstaat
-
-
er geen toename van bebouwing plaatsvindt;
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt;
-
verkoop van
producten gerelateerd aan het bedrijf uitsluitend is toegestaan als
ondergeschikte nevenactiviteit;
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
c. 20.5 voor voorzieningen voor recreatie en
toerisme zoals bed en breakfast of recreatief kamerverhuur, kleinschalige
ondersteunende horeca, kleinschalige kampeerterreinen, imkerijen, galerieën,
verhuur van fietsen en kano’s en hiermee gelijk te stellen voorzieningen, met
dien verstande dat:
-
dit vanuit stedenbouwkundig,
landschappelijk, natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief
aanvaardbaar is, hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen
(op gebied van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit,
geur, archeologie en flora en fauna);
-
geen beperking ontstaat
-
sprake is van een nevenactiviteit en
-
het bepaalde in 20.2.2 en 20.2.3
onverkort van toepassing blijft. De voorzieningen moeten derhalve in de
bestaande bebouwing dan wel de maximaal toegestane bebouwing worden ondergebracht.
-
geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
-
er geen sprake
is van een grote verkeersaantrekkende werking. De aanwezige infrastructuur moet
berekend zijn op de voorgenomen activiteit;
-
er zorg wordt
gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
-
parkeren op
eigen erf plaatsvindt en landschappelijk wordt ingepast;
-
verkoop van
producten gerelateerd aan het bedrijf uitsluitend is toegestaan als
ondergeschikte nevenactiviteit;
-
bestaande voormalige bedrijfsgebouwen,
dan wel vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, die niet opnieuw voor bedrijvigheid
gebruikt worden, dienen te worden gesloopt.
-
voor
kleinschalige kampeerterreinen daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. het aantal
kampeermiddelen (exclusief eventuele kleine bijzettenten) bedraagt maximaal 25;
2. het
kampeerterrein mag alleen in gebruik zijn gedurende
3. er wordt een
minimale afstand van
4. de totale
perceelsoppervlakte moet minimaal
5. chalets,
trekkershutten, stacaravans en andere permanente overnachtingsvoorzieningen
zijn niet toegestaan;
6. er worden
binnen de gemeente Bergen maximaal 8 kleinschalige kampeerterreinen toegelaten.
-
voor bed & breakfast en recreatief
kamerverhuur daarnaast de volgende voorwaarden gelden:
1. er is geen
sprake van zelfstandige ruimten/units met eigen keukenblok en sanitair: gebruik
wordt gemaakt
2. het aantal
bedden binnen de voorziening bedraagt maximaal 10;
3. de
voorziening wordt gesitueerd in het hoofdgebouw. Indien sprake is van cultuurhistorische
waardevolle gebouwen kunnen ook bijgebouwen of schuren worden gebruikt;
4. de maximale
oppervlakte van een kamer bedraagt
20.7
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester
en wethouders kunnen de bestemming ‘Woondoeleinden’ wijzigen in de bestemming
‘Bedrijf’, de bestemming ‘Horeca’ of de bestemming ‘Recreatie’ mits:
a. het betreft bedrijfsmatig hergebruik van een
in het verleden vrijgekomen agrarisch bedrijfsgebouw;
b. geen nieuwbouw plaatsvindt en de
bedrijfsmatige activiteiten dus uitsluitend binnen de bestaande bebouwing
plaatsvinden;
c. bij wijziging in de bestemming ‘Bedrijf’ het
een bedrijf betreft uit bedrijfstypen 1 t/m 6 volgens de toegesneden
bedrijvenlijst die als bijlage 1b bij deze regels is gevoegd, dan wel een
bedrijf dat gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving
gelijkwaardig is aan
d. bij wijziging in de bestemming ‘Horeca’ het
een restaurant/café of hotel betreft, niet zijnde een feestzaal, amusementshal,
bingozaal, discotheek, dancing, erotisch getinte horeca of een vergelijkbaar
bedrijf of instelling, waarbij geen overlast voor de omgeving wordt of kan
worden veroorzaakt. Horeca-activiteiten dienen te worden gesitueerd in de
hoofdbebouwing;
e. bij wijziging in de bestemming ‘Recreatie’ het
betreft recreatiewoningen, bed en breakfast, verhuur van fietsen en kano’s en
daarmee vergelijkbare activiteiten;
f. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna). Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de
omgevingswaarden. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke
inpassing en een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door
landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume;
g. geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
h. ten hoogste sprake is van een geringe verkeersaantrekkende
werking die moet zijn afgestemd op de aanwezige infrastructuur;
i. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
j. verkoop van producten gerelateerd aan het
bedrijf uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
k. de activiteiten voldoen aan de milieuwetgeving
en niet leiden tot een (onevenredige) beperking
l. bebouwing waarvan in het bedrijfsplan niet
onomstotelijk wordt aangetoond dat deze voor de uitoefening
Tuin
20a.1 Bestemmingsomschrijving:
De voor
”Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor siertuinen, waterpartijen en de
daarbij behorende voorzieningen, zoals paden.
20a.2 Bouwregels:
Op de
voor “Tuin” aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
20a.3 Specifieke gebruiksregels:
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in de Wet ruimtelijke
ordening wordt in ieder geval verstaan:
-
gebruik van gronden voor
-
gebruik van gronden voor
maatschappelijke
doeleinden: M.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de gronden
tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak
"cultuurhistorische waarden", "recreatief netwerk";
-
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Gebruik
a. op de tot "maatschappelijke
doeleinden" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik, met dien verstande
dat één bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “maximaal
aantal toegestane bedrijfswoningen” op de plankaart,
en de daarbij behorende
andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen,
met dien verstande dat:
1. uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2. de goothoogte ten minste
3. indien het gebouw niet plat afgedekt wordt,
het gebouw met een kap van ten minste 30o zal en ten hoogste 60o
mag worden afgedekt;
4.
Lid C. Gebruik
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik
Lid D. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Inhoudsopgave
Artikel 22:
detailhandel: D.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
bestaande detailhandelsbedrijven,
overeenkomstig de aanduiding op de betreffende kaartuitsnede.
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "recreatief
netwerk",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften van toepassing.
Lid B. Gebruik
a. op de tot "detailhandel" bestemde
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- detailhandelsbedrijven;
- één bedrijfswoning, tenzij uitgesloten op de
betreffende kaartuitsnede,
en daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2. de voorgevel in of evenwijdig aan
3. ten hoogste in 2 bouwlagen mag worden gebouwd;
4. iedere afzonderlijke bouwlaag ten minste
5. het gebouw met een kap van ten minste 30o
zal en ten hoogste 60 o mag worden afgedekt;
6.
7. detailhandel uitsluitend op de begane grond is
toegestaan.
Lid C. Gebruik
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik
Lid D. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Inhoudsopgave
Artikel 23:
horecadoeleinden:
H.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
- ter plaatse
- ter plaatse
en de daarbij behorende
voorzieningen.
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak
"cultuurhistorische waarden", "recreatief netwerk";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Gebruik
a. op de tot "horecadoeleinden"
bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning per bouwperceel, tenzij
anders aangeduid op de betreffende kaartuitsnede,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2. de voorgevel in of evenwijdig aan
3. gebouwen, geen woning zijnde, in ten hoogste 2
bouwlagen mogen worden gebouwd, met een hoogte van ten minste
4. een bedrijfswoning, ook indien dit een bovenwoning
betreft, voldoet aan het bepaalde in artikel 20.2.2 met
dien verstande dat de inhoud
5.
Lid C. Gebruik
1. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
5, lid A. wordt ten minste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven
gebruik
2. ter plaatsen
Lid D. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoel in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen vrijstelling verlenen ten aanzien van het bepaalde in:
a. lid B, onder 1.5. ten aanzien
1. voorzieningen ten behoeve
Inhoudsopgave
Artikel 24:
bedrijfsdoeleinden:
B.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak
"cultuurhistorische waarden", "recreatief netwerk";
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. bestaande bedrijven worden voorzien van een reële
uitbreidingsmogelijkheid in relatie tot de huidige bedrijfsomvang en het veilig
stellen
2.
b. betreffende de toepassing
1. vrijstelling ten behoeve van het vervangen van
bedrijfsactiviteiten ter plaatse van een bestaand bedrijf kan worden verleend indien:
- het betreft een bedrijf zoals opgenomen in
bijlage 1. bij de voorschriften: toegesneden lijst van bedrijfstypen, of een
daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen bedrijfstype;
- door vergroting
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig
worden of kunnen worden geschaad;
- de aanwezige infrastructuur niet onevenredig
wordt belast of aangepast zou moeten worden;
- op eigen terrein kan worden voorzien in de
eventuele behoefte aan parkeergelegenheid.
Lid C. Gebruik
a. op de tot "bedrijfsdoeleinden" aangewezen
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik;
- één bedrijfswoning, tenzij op de betreffende
kaartuitsnede anders is aangeduid,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het op betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden bebouwd;
2. het bouwvlak geheel bebouwd mag worden, behoudens
daar waar een maximaal bebouwingspercentage is aangeduid;
3. de voorgevel in of evenwijdig aan
4. ten minste
- ter plaatse
5.
- ter plaatse
6. de nokhoogte van gebouwen, geen woning zijnde,
ten hoogtste
7.
gebouwen, geen woning zijnde, worden afgedekt met een kap van ten minste 15o;
8. een bedrijfswoning, ook indien dit een bovenwoning
betreft, voldoet aan het bepaalde in artikel 20.2.2 met
dien verstande dat de inhoud
9.
- ter plaatse
- ter plaatse
- vergunningvrije bouwwerken ex artikel 43
Lid D. Gebruik
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik
Lid E. Gebruik van opstallen:
onder strijdig
gebruik als bedoeld in artikel 6, lid A. wordt ten minste verstaan het in
artikel 6, lid C. beschreven gebruik van opstallen.
Lid F. Vrijstellings Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
a. lid A., voor de omzetting naar een ander niet-agrarisch bedrijf zoals opgenomen in
bijlage 1a, onder milieucategorie 1 en 2, bij de regels: toegesneden lijst van
bedrijfstypen, of een daarmee qua aard en omvang gelijk te stellen bedrijfstype,
mits:
a. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna). Er mag geen afbreuk worden gedaan aan de
omgevingswaarden. Er dient zorg gedragen te worden voor een goede landschappelijke
inpassing en een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, bijvoorbeeld door
landschappelijke verbetering en afname van het bouwvolume;
b. het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning
niet is toegestaan. Alleen een bestaande bedrijfswoning mag worden benut;
c. geen buitenopslag en buitenstalling
plaatsvindt;
d. ten hoogste sprake is van een geringe verkeersaantrekkende
werking die moet zijn afgestemd op de aanwezige infrastructuur;
e. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
f. de activiteiten voldoen aan de
milieuwetgeving en niet leiden tot een (onevenredige) beperking
g. bebouwing waarvan in het bedrijfsplan niet onomstotelijk
wordt aangetoond dat deze voor de uitoefening
Inhoudsopgave
Artikel 25:
benzinestation:
B(s)
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Ter
plaatse
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "recreatief
netwerk";
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Gebruik
a. op de tot "benzinestation" bestemde
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik;
- ondergrondse opslagtanks en bijbehorende vul
punten,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. uitsluitend in het op de betreffende
kaartuitsnede aangeduide bouwvlak zal worden gebouwd;
2.
3.
4. op het perceelsgedeelte ter plaatse
Lid C. Gebruik
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
5, lid A. wordt ten minste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven
gebruik
b. op het perceelsgedeelte ter plaatse
Lid D. Gebruik van opstallen:
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
6, lid A. wordt ten minste verstaan het in artikel 6, lid C. beschreven
gebruik van opstallen. Detailhandel inherent aan de bestemming en zoals bij de
regelgeving in de Winkelsluitingswet nader is toegesneden op benzinestations,
is toegestaan.
b. op het perceelsgedeelte ter plaatse
Inhoudsopgave
Artikel 26:
verkeersdoeleinden.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden teven zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "Maas en
beekdal", "recreatief netwerk";
-
- het op de plankaart aangeduide "grondwaterbescherming
gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar handhaving
Lid C. Gebruik
a. boven, op of onder de tot
"verkeersdoeleinden" aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- andere bouwwerken, noodzakelijk met het oog
op de regeling
- geluidwerende voorzieningen,
met dien
verstande, dat:
1.
2. geluidwerende voorzieningen mogen worden opgericht
tot een hoogte, welke vereist is op grond van een akoestisch onderzoek op basis
3.
Lid D. Gebruik
a. onder verboden gebruik wordt ten minste
verstaan het gebruik
b. ter plaatse
Inhoudsopgave
Artikel 27:
nutsvoorzieningen.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "recreatief
netwerk";
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Gebruik
a. op de tot "nutsvoorzieningen"
aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming
passen, met dien verstande, dat:
1. voor zover een bouwvlak is aangeduid binnen het
bouwvlak zal worden gebouwd en voor zover geen bouwvlak is aangeduid binnen het
bestemmingsvlak zal worden gebouwd;
2.
Inhoudsopgave
Artikel 28:
begraafplaats.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
-
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Gebruik
a. op de tot "begraafplaats" aangewezen
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve
van het in de aanhef toegestane gebruik,
en de daarbij
behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bebouwing passen,
met dien verstande, dat:
1. het totale oppervlak
2. de goothoogte ten minste
3.
Inhoudsopgave
Artikel 29:
water.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
- waterstaatkundige doeleinden ten dienste van
het rivierbeheer;
- recreatief medegebruik.
Voor zover het
betreft het op de plankaart aangeduide Reindersmeer, zijn de aangewezen gronden
bestemd voor:
- waterstaatkundige doeleinden ten dienste van
het rivierbeheer;
- de instandhouding en de ontwikkeling
met daaraan ondergeschikt:
- extensief recreatief medegebruik.
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "ecologische
infrastructuur", "Maas en beekdal", "recreatief netwerk";
-
-
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. bestaand water in de vorm
2. ter plaatse
Lid C. Gebruik
a. op of boven de tot "water" bestemde
gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van waterstaatswerken,
ten behoeve van het rivierbeheer en het verkeer te water zoals sluizen, stuwen,
bruggen, aanlegsteigers, kademuren en oeverbeschoeiingen, met de daarbij
behorende voorzieningen en met dien verstande dat:
1.
2.
Lid D. Gebruik
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
5, lid A., wordt ten minste verstaan het in artikel 5, lid C. beschreven
gebruik
Lid E. Gebruik van opstallen:
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
6, lid A., wordt ten minste verstaan het in artikel 6, lid C. beschreven
gebruik.
Inhoudsopgave
Artikel 30:
watergang.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Ter plaatse
Voor zover de
gronden tevens zijn gelegen binnen:
- het differentiatievlak "ecologische
infrastructuur", "Maas en beekdal", "recreatief netwerk";
- het op de plankaart aangeduide
"grondwaterbescherming gebied";
-
- het op de plankaart aangeduide "stroomvoerend
winterbed",
zijn de
desbetreffende bepalingen van deze voorschriften eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar handhaving
Lid C. Gebruik
a. boven of op de tot watergang aangewezen gronden
mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken van
geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud
1.
Inhoudsopgave
Artikel 31:
kaden.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
op de plankaart als zodanig voor ‘kaden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
(mede) bestemd voor waterkeringsdoeleinden.
Lid B. Gebruik
op de tot
"kaden" bestemde gronden mag niet worden gebouwd.
Lid C. Gebruik
a. onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel
5, lid A. wordt ten minste verstaan het gebruik
1. op een wijze die aan de waterkerende functie
2. voor het uitvoeren van ontgronding;
3. voor het verrichten van grondophogingen;
4. voor het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
5. voor het verrichten van grondwerkzaamheden anders
dan normaal spit- en ploegwerk.
b. het bepaalde onder 1. is niet van toepassing
ten aanzien van werkzaamheden betrekking hebbende op het normale beheer en onderhoud.
Lid
D. Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester
en Wethouders kunnen na het volgen
-
geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen
die worden beschermd door de beschermingszone langs de waterkeringen;
-
van het waterschap ter zake een positief
advies moet zijn verkregen.
a. lid B. ten aanzien van bebouwing indien het op
te richten bouwwerk is toegestaan op grond
1. het belang
Inhoudsopgave
Artikel 32:
stroomvoerend
winterbed.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
de wijze waarop de
in het plan toegekende doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als
volgt omschreven:
Het beleid is
vastgelegd in de beleidslijn “Ruimte voor de rivier” (Staatscourant 12 mei
1997). Deze beleidslijn geldt als uitgangspunt voor de in dit artikel
opgenomen regeling.
b. Bijzondere aandacht verdient het feit dat in de
zone tevens de Rivieren wet van toepassing is. Dit betekent dat voor bouwwerken
niet kan worden volstaan met een bouwvergunning maar dat ook een vergunning in
het kader
Lid C. Gebruik
a. in het stroomvoerend winterbed mag uitsluitend
ten behoeve van riviergebonden activiteiten en ter bescherming van solitaire
bebouwing worden gebouwd mits de onderliggende bestemming dit toelaat en van
Gedeputeerde Staten voor afgifte
- de situering en uitvoering moeten zodanig
plaatsvinden dat de waterstandsverhoging en de belemmering voor toekomstige
verlaging zo gering mogelijk zijn;
- er moet een beschermingsniveau van 1:1250 worden
gerealiseerd;
- er moet sprake zijn van duurzame compensatie.
b. In afwijking van het bepaalde onder 1. mag ten
behoeve
- de uitbreiding moet noodzakelijk zijn uit
bedrijfseconomisch oogpunt/continuïteit dan wel anderszins een zwaarwegend
maatschappelijk belang betreffen;
- er is geen alternatief buiten het winterbed;
- de locatie komt niet in aanmerking voor
toekomstige verruiming
Voorts toetsen zij
aan de volgende voorwaarden:
- er moet een beschermingsniveau van 1:1250 worden
gerealiseerd dan wel, indien dat in redelijkheid niet mogelijk is, een
beschermingsniveau dat aansluit aan het bouwpeil
- de uitbreiding mag geen (onaanvaardbaar)
waterstand verhogend effect hebben.
Inhoudsopgave
Artikel 32a:
waterbergend
winterbed.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
de wijze waarop de
in het plan toegekende doeleinden worden nagestreefd, wordt in hoofdlijnen als
volgt omschreven:
a.
De Maas is de afgelopen jaren
regelmatig buiten haar oevers getreden. Grote materiële en ernstige schade
waren het gevolg. Om deze gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen, is het beleid
erop gericht om het bergend vermogen van het winterbed zoveel mogelijk te
handhaven. Met name aan het oprichten van bouwwerken worden strenge voorwaarden
gesteld. Het beleid is vastgelegd in de beleidslijn “Ruimte voor de rivier”
(Staatscourant, 12 mei 1997). Deze beleidslijn geldt als basis voor de in dit
artikel opgenomen regeling. .
b.
Bijzondere aandacht verdient het feit
dat in die zone tevens de Rivieren wet van toepassing is. Dit betekent dat daar
voor bouwwerken niet kan worden volstaan met een bouwvergunning maar dat ook
een vergunning in het kader
Lid C. Gebruik
a. In de hiertoe op grond van artikel 16 Wet op de
Ruimtelijke Ordening aangeduide gebieden kan en mag een bouwvergunning slechts
worden verleend indien hiervoor door Gedeputeerde Staten een verklaring van
geen bezwaar ex artikel 16 Wet op de Ruimtelijke Ordening is afgegeven. Deze
verplichting geldt niet voor een uitbreiding van bestaande bebouwing indien en
voor zover het bestaande bebouwde oppervlak met niet meer dan 10% wordt vergroot.
Alvorens een verklaring van geen bezwaar af te geven, winnen Gedeputeerde
Staten advies in
b. Bij uitbreiding van bestaande bebouwing groter
dan 10% toetsen Gedeputeerde Staten aan de volgende criteria:
- de uitbreiding moet noodzakelijk zijn uit
bedrijfseconomisch oogpunt/continuïteit dan wel anderszins een zwaarwegend maatschappelijk
belang betreffen;
- er is geen alternatief buiten het winterbed;
- een toekomstige vergroting
Voorts toetsen zij
aan de volgende voorwaarden:
- de situering en wijze van uitvoering van het
bouwplan moeten zodanig zijn dat het effect op de waterstand zo gering mogelijk
is;
- er moet een beschermingsniveau van 1:1250 worden
gerealiseerd dan wel, indien dat in redelijkheid niet mogelijk is, een
beschermingsniveau dat ten minste aansluit aan het bouwpeil
c. Bij nieuwbouw toetsen Gedeputeerde Staten aan
de volgende criteria:
- er moet sprake zijn van een zwaarwegend maatschappelijk
belang;
- er is geen alternatief buiten het winterbed;
- een toekomstige vergroting
Voorts toetsen zij
aan de volgende voorwaarden:
- de situering en wijze van uitvoering van het
bouwplan moeten zodanig zijn dat het effect op de waterstand zo gering mogelijk
is;
- er moet een beschermingsniveau van 1:1250 worden
gerealiseerd.
grondwaterbeschermingsgebied/waterwingebied.
Lid A.
Doeleindenomschrijving:
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. binnen het grondwaterbeschermingsgebied wordt
gestreefd naar een planologische basisbescherming met het oog op de openbare drinkwatervoorziening.
Hiervoor wordt aangesloten bij de Provinciale Milieuverordening Limburg 1995
en het door de provincie gevoerde beleid in het kader van deze verordening.
2. in het binnen het grondwaterbescherming gebied
gelegen waterwingebied mogen in principe geen bouwwerken worden opgericht,
uitgezonderd de bouwwerken die verband houden met de waterwinning.
Daarbuiten is bebouwing mogelijk voor zover dat op grond
3.
4. ter compensatie
- om eventuele verlagingen van het natuurmonument
Heideterreinen Bergen te compenseren, wordt op drie plaatsen water in de bodem
geïnfiltreerd;
- om verdroging
Lid C. Gebruik
a. het is verboden in het binnen het grondwaterbescherming
gebied gelegen "waterwingebied" bouwwerken op te richten.
b. het in dit lid, onder 1. bepaalde is niet van
toepassing indien en voor zover bebouwing noodzakelijk is in verband met de
openbare drinkwatervoorziening.
Lid D. Vrijstellings Ontheffingsbevoegdheid:
Burgemeester en
Wethouders kunnen, rekening houdende met het gestelvrijstelling ontheffing verlenen
van het bepaalde in:
a. lid C., onder 1. ten aanzien van bebouwing
indien het op te richten bouwwerk is toegestaan op grond
1. het belang
leidingzone
ondergrondse leidingen.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. ter bescherming
Lid C. Gebruik
a. op de tot "leidingzone ondergrondse
leidingen" bestemde gronden mag ter plaatse
b. het in dit lid, onder a. bepaalde is niet van
toepassing voor bouwwerken van geringe omvang met een hoogte van ten hoogste
Lid D. Gebruik
a. op de tot "leidingzone ondergrondse
leidingen" bestemde gronden wordt, ter plaatse
1. en/of op een wijze die gevaar kan opleveren
voor de leiding of aan het functioneren
2. het uitvoeren van ontgronding;
3. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverharding;
4. het aanbrengen van diep wortelende beplanting;
5. het verrichten van grondwerkzaamheden anders
dan normaal spit- en ploegwerk;
6. het verrichten van grondophogingen;
7. het indrijven van voorwerpen in de grond.
b. de verbodsbepaling onder 1.1. t/m 1.7. geldt
niet voor werken en werkzaamheden vallend onder normaal agrarisch onderhoud
en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en
voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden
geschaad.
Lid E. Vrijstellingsbevoegdheid:
a. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling
verlenen
1. de vermelde activiteiten mits deze geen gevaar
opleveren voor de leiding of aan het functioneren
b. Burgemeester en Wethouders verlenen eerst dan
vrijstelling nadat vooraf:
1. advies bij de leidingbeheerder is ingewonnen
over de vraag of de in lid D., onder 1.2. t/m 1.7. vermelde activiteiten
daadwerkelijk gevaar opleveren voor de leiding, dan wel afbreuk doen aan het
functioneren ervan en de eventueel ter voorkoming daarvan te stellen voorwaarden.
Artikel
35:
ecologische
infrastructuur.
Lid
A. Doeleindenomschrijving:
op
Voor
zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende
bepalingen, voor zover niet strijdig met het differentiatievlak, eveneens
van toepassing.
Lid
B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar realisering van een aaneengesloten
netwerk van abiotische en biotische elementen ten behoeve van flora en
fauna. Uitgangspunt vormt daarbij enerzijds het behoud en de versterking
2. uitvoering van het betreffende beleid vindt
plaats in overleg met belanghebbenden, dan wel door middel van vergunningen.
Het beleid wordt mede getoetst aan de agrarische mogelijkheden voor de resterende
gronden.
3. binnen het differentiatievlak "ecologische
infrastructuur" heeft, ten aanzien
voor
natuurgebied en bosgebied:
- het beheer en behoud van deze gebieden;
- het bevorderen
voor
agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden:
- het beschermen
- het beschermen van aangrenzende natuurlijke
waarden;
- het behoud, beheer, herstel of
voor
water en watergangen:
- het bevorderen
Lid C. Gebruik
a. op de tot "ecologische
infrastructuur" aangewezen gronden mag, in afwijking van het bepaalde in
de afzonderlijke artikelen, niet worden gebouwd.
Lid
D. Werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
a. het is verboden op of in het
differentiatievlak "ecologische infrastructuur" zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders
(aanlegvergunning) de in artikel 7 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde,
of werkzaamheden uit te voeren.
cultuurhistorische waarden.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
op
Voor zover de gronden tevens
zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende bepalingen,
voor zover niet strijdig met het differentiatievlak, eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking
- verdere versnippering van historische patronen;
- handhaving van incidentele objecten zonder
enig verband met de oorspronkelijke situatie;
- toevoeging van nieuwe elementen, anders dan
bedoeld als reconstructie
2. binnen het differentiatievlak "cultuurhistorische waarden"
heeft, ten aanzien
voor agrarisch gebied,
agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden, natuurgebied
en bosgebied:
- het bodemgebruik in relatie tot
- het onverhard laten van wegen;
- het handhaven van verkavelingspatronen;
- het instandhouden van hoogstamboomgaarden;
voor agrarisch bouwblok (met
toegesneden bestemming), agrarisch hulpbedrijf, woon-, maatschappelijke,
horeca- en bedrijfsdoeleinden:
- behoud, herstel, aanpassing, verbouwing en reconstructie
3. ter plaatse
4. ter plaatse
Lid C. Gebruik
a. op de tot "cultuurhistorische waarden" aangewezen
gronden, met daarop "beschermde monumenten", zoals aangeduid op de
plankaart en vastgelegd in de lijst bij bijlage 2.
1. de gevels in de aangegeven bouwgrenzen zullen
worden gebouwd;
2. geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht
in de aangegeven kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling, zulks met
inbegrip van waardevolle details als erkers, dakkapellen, kroonlijsten, pilasters,
plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen, zoals vastgelegd
op foto in bijlage 2.
b. op de tot "cultuurhistorische
waarden" aangewezen gronden, met daarop overige beeldbepalende panden,
zoals vastgelegd in de “Lijst van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende
objecten 1999" (bijlage 4.
Lid
D. Werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
a. het is verboden, op of in het
differentiatievlak "cultuurhistorische waarden", zonder of in
afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders
(aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden
uit te voeren:
1. het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken;
2. het kappen van boomgaarden, anders dan voor
zover dit bedrijfseconomisch noodzakelijk is ten behoeve van cultuurtechnische
verjonging
b. het is verboden op of in
1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
2. het bodem verlagen of afgraven van gronden
waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0.50 m;
4. het aanleggen van boomgaarden;
5. het bebossen van gronden;
6. het aanleggen of verharden van wegen,
rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
7. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse
transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende
constructies, installaties of apparatuur;
8. het graven of dempen van sloten, watergangen,
vijvers of vaarten.
c. het in dit lid, onder 1. bepaalde is niet van
toepassing voor:
1. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden
zijnde;
2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
3. werken of werkzaamheden, gericht op de instandhouding
van gebouwen en terreinen met cultuurhistorische waarden;
4. werken of werkzaamheden welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen
worden uitgevoerd.
d. de werken of werkzaamheden als bedoeld in dit
lid:
1. onder 1. zijn slechts toelaatbaar, indien door
die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect
te verwachten gevolgen
2. onder 2. zijn slechts toelaatbaar, indien door
die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te
verwachten gevolgen, de in bedoelde gronden aanwezige oudheidkundige sporen
niet dan in geringe mate worden aangetast of als de mogelijkheid bestaat tot
het doen van voorafgaand wetenschappelijk onderzoek of het doen van
oudheidkundige waarnemingen. Omtrent het toelaatbaar zijn van betreffende
werken of werkzaamheden wordt vooraf advies bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig
Bodemonderzoek ingewonnen.
Inhoudsopgave
Artikel 36a:
Waarde -
Archeologie
36a.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie”
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor de bescherming van de ter plaatse voorkomende, dan wel te
verwachten archeologische waarden.
36a.2 Bouwregels
36a.2.1 Op de voor “Waarde –
Archeologie” aangewezen gronden geldt voor projecten (zoals bedoeld in artikel
41a van de Monumentenwet 1988) met een oppervlakte (in afwijking van het
bepaalde in artikel 41a van de Monumentenwet 1988) groter dan
36a.2.2 In de situatie bedoeld in
artikel 36a.2.1 kunnen aan een reguliere bouwvergunning in ieder geval de
volgende voorschriften worden verbonden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
36a.3 Aanlegvergunning
36a.3.1 Het is verboden op de voor “Waarde – Archeologie”
aangewezen gronden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning)
alle werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die de
archeologische waarden in het gebied kunnen aantasten waaronder in ieder geval
worden begrepen:
a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 50
cm, waartoe ook gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
aanleggen van drainage en ontginnen;
b. het ontginnen, verlagen, afgraven en/of egaliseren
c. het aanleggen of verharden van wegen, paden of
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
d. het aanbrengen van ondergrondse kabels en
leidingen met de daarbij behorende constructies en van constructies die verband
houden met bovengrondse leidingen;
e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
f. het rooien van bomen;
g. het omzetten van grasland in bouwland;
h. het verrichten van exploratie- en
exploitatieboringen ten behoeve
i. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op
andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
i. het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen;
j. het graven, aanleggen en/of verleggen van
waterlopen en waterpartijen;
36a.3.2 Het
in artikel 36a.3.1. bepaalde is niet van toepassing voor:
a. projecten, zoals bedoeld in artikel 41a van de
Monumentenwet 1988, kleiner dan
b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip
van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen
worden uitgevoerd;
36a.3.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel
36a.3.1 zijn slechts toegestaan, indien door die werken of werkzaamheden dan
wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de
aanwezige archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast. De
aanvrager van de aanlegvergunning dient in dit verband een rapport te
overleggen
waarin de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
36a.3.4 Aan een aanlegvergunning kunnen
in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van opgravingen; of
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
36a.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dubbelbestemming
“Waarde – Archeologie” geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien door
middel van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in het betreffende gebied
geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Inhoudsopgave
Artikel 37:
Maas- en beekdal.
Lid A. Doeleindenomschrijving:
op
Voor zover de gronden tevens
zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende bepalingen,
voor zover niet strijdig met het differentiatievlak, eveneens
van toepassing.
Lid B. Beschrijving in
hoofdlijnen:
a. ter verwezenlijking
1. gestreefd wordt naar handhaving en bescherming van het Maasdal en
de beekdalen als de meest natuurlijke vorm van waterhuishoudingssysteem.
Daar waar de meest natuurlijke situatie verloren is gegaan door cultuur- en
civieltechnische maatregelen wordt gestreefd naar reconstructie
2. gestreefd wordt naar behoud en herstel
b. binnen het differentiatievlak "Maas- en beekdal" heeft,
ten aanzien
voor agrarisch gebied en
agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden:
- het tegengaan van verlaging
- het voeren van een zodanig landbouwkundig beheer,
dat de kwaliteit van het oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed;
voor
natuurgebied en bosgebied:
- het tegengaan van veranderingen in de grondwaterstand;
voor
water en watergang:
- het weren van verdere civieltechnische
werken en werkzaamheden, die de natuurlijke situatie teniet kunnen doen, dan
wel een negatieve invloed hebben op het oorspronkelijke karakter van het
rivier- en beekdal milieu.
Lid
C. Het gebruik
op
de tot "Maas- en beekdal" aangewezen gronden mag, in afwijking van
het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, niet worden gebouwd.
Lid
D. Werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning is vereist:
het
is verboden op of in het differentiatievlak "Maas- en beekdal",
zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning)
van Burgemeester en Wethouders de in artikel 7 genoemde werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
Inhoudsopgave
Artikel 38:
recreatief netwerk.
algemene
vrijstellingsbevoegdheid bevoegdheid tot het
verlenen van ontheffingen.
Lid
A. Burgemeester
en Wethouders kunnen, behoudens voor gronden bestemd voor natuurgebied en met
inachtname van het bepaalde ten aanzien vrijstelling ontheffing verlenen
a.
b. het afwijken vrijstellings ontheffingsbevoegdheid
in deze voorschriften regels is
opgenomen, en mits deze niet meer dan 10% worden veranderd, met dien verstande dat deze bevoegdheid niet kan worden
toegepast ten aanzien van de in deze regels genoemde maximale nokhoogten van
13.00 m.
Lid B. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing
verlenen
- de hoogte ten hoogste
- voldaan wordt aan de voorwaarden zoals
verwoord in de beleidsnotitie “beleid ten aanzien van plaatsing antennemasten
voor mobiele telecommunicatie”
- deze passen binnen het stedenbouwkundige en
landschappelijke beeld ter plaatse;
- aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig
worden of kunnen worden geschaad.
algemene wijzigingsbevoegdheid.
Lid A. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen voor het in geringe mate overschrijden
Lid. B. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te
wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bestaand bouwvlak, waarbij:
-
de bestemming “Agrarisch
gebied” en/of de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke en/of
natuurlijke waarden” worden gewijzigd in de bestemming “Agrarisch bouwblok”,
“Agrarisch bouwblok, glastuinbouw”, “Agrarisch hulpbedrijf” of “Agrarisch bouwblok
met toegesneden bestemming” (onder aanpassing
-
de bestemming
“Agrarisch bouwblok”, “Agrarisch bouwblok, glastuinbouw”, “Agrarisch
hulpbedrijf” of “Agrarisch bouwblok met toegesneden bestemming”
wordt gewijzigd in de bestemmingen “Agrarisch
gebied” en/of de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke en/of
natuurlijke waarden” (onder aanpassing
met dien verstande dat:
1. de oppervlakte van het bouwvlak door de vormverandering
per saldo gelijk blijft dan wel niet wordt vergroot;
2. natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en belangen en het aangrenzende
woon- en leefmilieu niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden
voor het herstel van bedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
3. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk,
natuurlijk, milieuhygiënisch en cultuurhistorisch perspectief aanvaardbaar is,
hetgeen indien nodig aangetoond moet worden door deskundigenadviezen (op gebied
van bijvoorbeeld bodem, geluid, externe veiligheid, luchtkwaliteit, geur,
archeologie en flora en fauna);
4. aangetoond wordt dat de vormverandering noodzakelijk
is voor de continuïteit of ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
5. geen aaneengesloten bebouwing ontstaat met
bebouwing van nabij gelegen functies;
6. geen sprake is van omzetting naar een intensieve
veehouderij.
7. dit door het leveren van een tegenprestatie gepaard
gaat met een verbetering
8. bij deze
wijziging tevens
9. gelijktijdige toepassing
van deze wijzigingsbevoegdheid met de wijzigingsbevoegdheid voor vergroting
wijzigingsbevoegdheid m.b.t. de afzonderlijke bestemmingen en differentiatievlakken.
Lid A. Burgemeester en Wethouders kunnen de in
artikel 35 t/m 38 bedoelde differentiatievlakken wijzigen, voor wat betreft
de begrenzing en de inhoud van het beleid, met dien verstande, dat:
1. normen, hoeveelheden dan wel grenswaarden met niet meer dan 20%
zullen veranderen;
2. het ruimtebeslag waarop het differentiatievlak betrekking heeft
met niet meer dan 20% in omvang mag toenemen.
Lid B. Burgemeester
en Wethouders kunnen de bestemmingen, voor zover gelegen binnen de differentiatievlakken,
wijzigen in een andere bestemming, met dien verstande, dat:
1. normen, hoeveelheden dan wel grenswaarden met niet meer dan 20%
zullen veranderen;
2. vanuit de ruimtelijke zoneringsgedachte er alleen bestemmingswijzigingen
mogen plaatsvinden zoals hieronder aangegeven:
Bestemming |
te wijzigen in: |
agrarisch gebied: A |
bosgebied, watergang |
agrarisch gebied met landschappelijke en/of
natuurlijke waarden: Aln |
natuur, bosgebied |
agrarisch bouwblok: Ab |
bosgebied |
Bosgebied |
natuur |
Lid C. Burgemeester en Wethouders nemen bij het
toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de volgende regels in acht:
1. Het planologisch beleid zoals dat is neergelegd in de beschrijving
in hoofdlijnen van artikel 8 mag niet worden aangetast. Beleidsveranderingen
die daarop betrekking hebben, kunnen alleen via een planherziening plaatsvinden.
2. Het wijzigingsplan, voor zover dat betrekking
heeft op de wijziging van bestemmingen gelegen binnen de
differentiatievlakken, ten gevolge van specifiek op de inrichting van het buitengebied
gericht beleid dat met eigen wettelijke procedures omgeven is (zoals natuurontwikkelingsprojecten,
landinrichtingsplannen, ruilverkavelingsplannen) wordt ontwikkeld wanneer
blijkt dat effectuering van dat gewijzigde beleid niet mogelijk is binnen de
dan vigerende bestemming.
3. Het beleid dat in het wijzigingsplan wordt
geformuleerd kan voortvloeien uit beleidswijzigingen op het terrein van onder
meer het landbouwbeleid, het beleid inzake natuur en landschap, het recreatiebeleid,
het bosbouwbeleid, het milieubeleid, het grond- en oppervlaktewaterbeleid en
andere planologische relevante beleidsontwikkelingen.
4. De verantwoording van de beleidswijzigingen
die voortvloeien uit het rijks-, provinciaal, regionaal dan wel gemeentelijk
beleid worden duidelijk omschreven in het wijzigingsplan.
5. Het wijzigingsplan wordt pas ontwikkeld als de
daaraan ten grondslag liggende wetgeving, plannen, beleidsregels of andere
documenten de daaraan verbonden procedures hebben doorlopen, tenzij de gevolgen
zich al eerder manifesteren en voldoende zijn uitgekristalliseerd en uit
hoofde van een goede ruimtelijke ordening wijziging eerder noodzakelijk is.
6. In het wijzigingsplan worden de uit de
beleidswijzigingen voortvloeiende normen getoetst aan de ruimtelijke
doelstellingen van het bestemmingsplan. De uit die andere beleidsvelden voortvloeiende
eisen, normen en randvoorwaarden worden vertaald in ruimtelijke
maatvoeringen c.q. criteria.
7. Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan
wordt toepassing gegeven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Inhoudsopgave
Artikel 40a:
Procedure
voor ontheffingen
Bij het toepassen van de bevoegdheid tot het verlenen van een
ontheffing ingevolge deze regels wordt de volgende procedure gevolgd:
1. Het ontwerp van het ontheffingsbesluit ligt, met de daarop
betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling
van het ontwerp, gedurende ten minste twee weken ter inzage.
2. Voorafgaand aan de terinzagelegging geven burgemeester en wethouders
in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte
wijze hiervan kennis. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke
inhoud.
3. In de kennisgeving wordt vermeld:
a. waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;
b. wie in de gelegenheid worden gesteld om zienswijzen naar voren te
brengen;
c. op welke wijze dit kan geschieden.
4. Belanghebbenden kunnen gedurende de termijn van terinzagelegging
naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp-besluit
naar voren brengen bij burgemeester en wethouders.
5. Van hetgeen overeenkomstig het vierde lid mondeling naar voren is
gebracht, wordt een verslag gemaakt.
6. De overeenkomstig het vierde lid ingediende zienswijzen worden
betrokken bij het besluit omtrent verlening van de ontheffing.
Inhoudsopgave
Artikel 40b:
Regels voor
ondergronds bouwen
40b.1 Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde,
en ondergrondse werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen
afwijkingen en behoudens het in 40b.2 bepaalde, geen beperkingen.
40b.2 Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in
deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de
plankaart opgenomen bouwblokken of bouwvlakken en voor de bestemming “wonen”
binnen de op de plankaart opgenomen bestemmingsvlakken;
2. de oppervlakte aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen
dan 35% van het betreffende op de plankaart opgenomen bouwvlak of bouwblok;
3. voor de bestemming “wonen” mogen ondergrondse gebouwen uitsluitend ter
plaatse van (bestaande of nieuw op te richten) bovengrondse gebouwen worden
opgericht, waarbij niet meer dan
4. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt
maximaal
5. bij het berekenen van bebouwingspercentages of van het maximaal te
bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen niet in
aanmerking genomen.
Overige
regels
40c.1 Zonering LPG
Daar
waar op de plankaart een zonering LPG is aangegeven, is op de gronden gelegen
binnen deze zonering de bouw van kwetsbare objecten, zoals woningen, scholen en
bejaarden-, verzorgings- en ziekenhuizen, niet mogelijk indien en voor zover
deze hinder niet is opgeheven.
40c.2 Veiligheidszone
leiding
40c.2.1
Ter plaatse van de aanduiding “Veiligheidszone leiding” mogen geen gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
40c.2.2
Burgemeester en Wethouders kunnen na het volgen
-
aangetoond moet worden dat er geen belemmeringen
zijn vanuit oogpunt van externe veiligheid;
-
van het Ministerie van Defensie ter zake
een positief advies moet zijn verkregen.
40c.3 Prioriteit differentiatievlakken
In het
geval van strijdigheid van belangen, tengevolge van het van toepassing zijn
van meerdere differentiatievlakken, wordt in afnemende mate van prioriteit
voorrang verleend aan het differentiatievlak Maas- en beekdal, ecologische
infrastructuur en cultuurhistorische waarden, met de bedoeling de natuurlijke
en oorspronkelijke gesteldheid van het buitengebied te herstellen c.q. zo
weinig mogelijk in te grijpen in de geomorfologie.
In het
geval van strijdigheid van belangen tussen de hoofdbestemming en een
differentiatievlak, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het
belang van het differentiatievlak overeind. Het differentiatievlak vormt het
toegevoegde na te streven nieuwe beleid
en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de
wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan
worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht dan kan geen
gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
Inhoudsopgave
Artikel 41:
overgangsrecht.
41.1
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking
naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen
van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
41.2.
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik,
bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar
aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
strafbepaling.
Overtredingen van
de bestemmingsplanregels en daarmee samenhangende regels worden aangemerkt als
een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten.
slotbepaling.
Deze regels
kunnen worden aangehaald als
"Regels 1e
herziening bp Buitengebied Bergen".
Mij bekend,
de griffier van de
gemeenteraad van de gemeente Bergen.