Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  4

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  5

Artikel 3      Maatschappelijk – Militaire zaken  5

Hoofdstuk 3      Algemene regels  7

Artikel 4      Anti-dubbeltelregel 7

Artikel 5      Algemene gebruiksregels  7

Artikel 6      Algemene aanduidingsregels  8

Artikel 7      Algemene afwijkingsregels  10

Artikel 8      Algemene wijzigingsregels  11

Artikel 9      Algemene procedureregels  11

Artikel 10    Overige regels  12

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  13

Artikel 11    Overgangsrecht 13

Artikel 12    Slotregel 14





Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Kazerne militaire zaken Vliegveldweg’.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0888.BPKMARVLWEG12-VAO1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening wordt gehouden.

 

bestaande situatie:

a      t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

b      t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geluidsgevoelige objecten en terreinen:

geluidsgevoelige objecten en terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

 

kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.

 

maaiveld:

hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bebouwing.

 

peil:

a      voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.





Artikel 2                   Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1             Gebouwen en bouwwerken

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.2             Ondergeschikte bouwdelen

De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.





Hoofdstuk 2              Bestemmingsregels

Artikel 3                   Maatschappelijk – Militaire zaken

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk – Militaire zaken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      militaire zaken, waaronder marechaussee en nationale reserve, met bijbehorende voorzieningen;

b      erven en verhardingen;

c       groenvoorzieningen;

d      parkeervoorzieningen;

e      nutsvoorzieningen;

f        bermen en bijbehorende voorzieningen;

g       water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2             Bouwregels

3.2.1        Algemeen

Op de voor ‘Maatschappelijk – Militaire zaken’ aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a      gebouwen;

b      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2         Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

a      Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b      Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50%.

c       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’.

 

3.2.3         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

b      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 9 m.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

3.3             Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

1      het straat- en bebouwingsbeeld;

2      de milieusituatie;

3      de verkeersveiligheid;

4      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5      de sociale veiligheid;

6      de externe veiligheid.

b      Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

 

3.4             Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het gestelde in lid 3.1 sub a ten behoeve van het (gedeeltelijk) gebruik van gronden en gebouwen voor openbare dienstverlening, zoals politie en douane.





Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 4                   Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 5                   Algemene gebruiksregels

5.1             Strijdig gebruik

a      Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.

b      Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan het gebruik:

1      voor opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

2      voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de grond;

3      voor het plaatsen van kampeerwagens, caravans, kampeerauto's, kampeertenten en vaartuigen, tenzij het betreft de stalling van één van dergelijke onderkomens per perceel en behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;

4      voor het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

5      van gronden en gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, raam-, straatprostitutie en prostitutie.

 

5.2             Uitzondering strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:

a      het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.





Artikel 6                   Algemene aanduidingsregels

6.1             Geluidzone – luchtvaart

 

6.1.1         geluidzone - luchtvaart 35-40 Ke

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 35-40 Ke’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht noch terreinen worden aangelegd en ingericht.

 

6.1.2         geluidzone - luchtvaart > 40 Ke

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart >40 Ke’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht noch terreinen worden aangelegd en ingericht.

 

6.1.3         geluidzone - luchtvaart 47-57 Bkl

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - luchtvaart 47-57 Bkl’, mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige objecten worden opgericht noch terreinen worden aangelegd en ingericht.

 

6.2             Luchtvaartverkeerszone

 

6.2.1         luchtvaartverkeerszone – 10 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone - 10 m', mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 10 m, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

 

6.2.2         luchtvaartverkeerszone – 15 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone - 15 m', mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 15 m, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

 

6.2.3         luchtvaartverkeerszone – 20 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone - 20 m', mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 20 m, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

 

6.2.4         luchtvaartverkeerszone – 25 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone - 25 m', mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 25 m, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

 

6.2.5         luchtvaartverkeerszone – 30 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone - 30 m', mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 30 m, in verband met het beschermingsgebied van de in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

 

6.2.6         luchtvaartverkeerszone - ILS

a      Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – ILS’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 3 m.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a tot de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’, met dien verstande dat alvorens een omgevingsvergunning te verlenen het bevoegd gezag advies vraagt aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

 

6.2.7         luchtvaartverkeerszone – Eurocontrol

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerszone – Eurocontrol’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 20 m.

 

6.3             milieuzone – bodembeschermingsgebied

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – bodembeschermingsgebied’ zijn de gronden, naast de aangewezen bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de bodem en de waarden daarvan.

b      De Omgevingsverordening Limburg is van toepassing.

 

6.4             veiligheidszone - luchtvaart

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – luchtvaart’ mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen kwetsbare objecten worden opgericht.

 

6.5             vrijwaringszone – weg 0 -  50 m

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 0 - 50 m’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

 

6.6             vrijwaringszone – weg 50 -  100 m

a      Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - weg 50 - 100 m’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

b      Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde onder a voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van de bestemming, mits vooraf Rijkswaterstaat om advies is gevraagd.





Artikel 7                   Algemene afwijkingsregels

7.1             Afwijkingsbevoegdheid

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a      het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, inhoudsmaten, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10 %;

b      het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, alsmede religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, monumenten, kapellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits:

1      de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m²;

2      de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

3      de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 10 m mag bedragen;

c       geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

d      het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

e      het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 20 m voor antennes.

 

7.2             Afwegingskader

Een in 7.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a      het straat- en bebouwingsbeeld;

b      de landschappelijke waarde;

c       de milieusituatie;

d      de verkeersveiligheid;

e      de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

f        de sociale veiligheid;

g       de externe veiligheid.





Artikel 8                   Algemene wijzigingsregels

8.1             Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

8.2             Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 8.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

a      de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;

b      de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;

c       de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische , de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.





Artikel 9                   Algemene procedureregels

9.1             Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:

a      Het ontwerp van het besluit met bijbehorende stukken ligt gedurende drie weken ter inzage.

b      Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer in de gemeente verspreid wordende dag- en/of nieuwsbladen bekend.

c       In het voorkomende geval wordt tevens de aanvrager van de omgevingsvergunning, naar aanleiding waarvan de nadere eisen worden gesteld, tevoren schriftelijk in kennis gesteld van de terinzagelegging.

d      De bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit in te dienen bij Burgemeester en wethouders.

e      Burgemeester en wethouders nemen zo spoedig mogelijk een beslissing. De beslissing is, als tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, gemotiveerd.

 

9.2             Wijziging

Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is de Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.





Artikel 10              Overige regels

10.1        Andere wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan.





Hoofdstuk 4              Overgangs- en slotregels

Artikel 11              Overgangsrecht

11.1        Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2        Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.





Artikel 12              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Kazerne militaire zaken Vliegveldweg’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, november 2012                                                       Vastgesteld: 8 november 2012