direct naar inhoud van Regels

Gezondheidscentrum Kerklaan Neerbeek

Status: Vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0888.BPGEZONDNEERBEEK13-VA01

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Maatschappelijk

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccommodaties, medisch-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies, met dien verstande dat seksinrichtingen en/of pornobedrijven hier in ieder geval niet onder vallen;

  2. parkeren;

  3. groen;

  4. voorzieningen van openbaar nut;

  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

alsmede voor:

  1. aan de bestemming ondergeschikte kantoren.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

  1. Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

  1. Bebouwing, welke hetzij bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, hetzij wordt of kan worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen en die afwijkt van één of meer van de in (afzonderlijke) bepalingen voorgeschreven situering, maatvoering en/of aantal(len), wordt geacht te voldoen aan de regels van dit plan.

 

3.2.2 Gebouwen

Regels met betrekking tot gebouwen:

  1. situering binnen het bouwvlak;

  2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage’;

  3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen tussen de weg en enige gevel van een gebouw dat maximaal 1,00 m hoog mag zijn;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,00 m bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

  1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;

  2. de milieusituatie;

  3. de verkeersveiligheid;

  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  5. de sociale veiligheid;

  6. de externe veiligheid;

  1. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering respectievelijk waarborging van de ruimtelijke- en stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.

  2. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 11.1 van toepassing.

 

3.4 Gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3.1, alsmede het gebruik ten behoeve van (straat)prostitutie.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met middelhoge verwachtingswaarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

4.2.2 Uitzonderingen op verbod

Het bepaalde in 4.2.1 is niet van toepassing indien:

  1. de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;

  2. het gebouwen betreffen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en waarbij de onderbouw van het gebouw ook niet dieper reikt dan de bestaande onderbouw;

  3. het bouwprojecten betreft waarvoor een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend en waarbij een rapport is overlegd waarin de archeologisch waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;

  4. het gronden betreft die zijn vrijgegeven door middel van een door het bevoegd gezag genomen negatief selectiebesluit.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de andere daar geldende bestemming.

 

4.3.2 Afwegingskader

Een in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem tot meer dan 0,30 meter;

  2. het aanleggen van drainage en het graven van sloten;

  3. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;

  4. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk.

 

4.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden:

  1. waarvan de bodemverstorende ingreep een gebied beslaat kleiner dan 2.500 m2;

  2. die het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;

  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

  4. waarin de Monumentenwet 1988 voorziet;

  5. die plaatsvinden ten behoeve van archeologisch onderzoek.

 

4.4.3 Afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.