Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  3

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  5

Artikel 3      Verkeer 5

Hoofdstuk 3      Algemene regels  7

Artikel 4      Anti-dubbeltelregel 7

Artikel 5      Algemene gebruiksregels  7

Artikel 6      Algemene aanduidingsregels  7

Artikel 7      Algemene afwijkingsregels  8

Artikel 8      Overige regels  9

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  11

Artikel 9      Overgangsrecht 11

Artikel 10    Slotregel 12

 



Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Fietspad Vliegveldweg’ van de gemeente Beek.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0888.BPFIETSPADVLWEG11-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

bestaande situatie:

a         t.a.v. bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning.

b         t.a.v. gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.

 

raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

straatprostitutie:

het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.

 


Artikel 2                 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

peil:

a      voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.


 

Hoofdstuk 2              Bestemmingsregels

Artikel 3                 Verkeer

3.1          Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      voorzieningen voor verkeer en verblijf;

b      groenvoorzieningen;

c       parkeervoorzieningen;

d      nutsvoorzieningen;

e      kunstwerken;

f        water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

3.2          Bouwregels

3.2.1         Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

 

 


Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 4                 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5                 Algemene gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

a      gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

 

 

Artikel 6                 Algemene aanduidingsregels

6.1            milieuzone – bodembeschermingsgebied

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – bodembeschermingsgebied’ zijn de gronden, naast de aangewezen bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van de bodem en de waarden daarvan.

b      De Omgevingsverordening Limburg is van toepassing.

 

6.2            milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ zijn de gronden, naast de aangewezen bestemming, mede bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de winning van (drink)water.

b      De Omgevingsverordening Limburg is van toepassing.

 

6.3            vrijwaringszone – radar

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - radar’, mogen geen bouwwerken worden opgericht.

 

6.4            vrijwaringszone – weg

Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – weg’ mag, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, geen bebouwing worden opgericht anders dan ten behoeve van verkeersdoeleinden.

 

Artikel 7                 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

a      van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

b      van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c       van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:

1      de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 mag bedragen;

2      de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.


Artikel 8                 Overige regels

8.1          Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a      De richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;

b      De bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

c       De bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

d      Het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

e      De parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en

f        De ruimte tussen bouwwerken.

 

8.2          Andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 


 

Hoofdstuk 4              Overgangs- en
slotregels

Artikel 9                 Overgangsrecht

9.1          Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c       Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

9.2          Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 


Artikel 10            Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Fietspad Vliegveldweg’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, april 2011                                                                     Vastgesteld: 28 april 2011