Regels bestemmingsplan Herontwikkeling Glatt-terrein 2022, Putte

 

Regels. 1

Hoofdstuk 1 Inleidende regels. 4

Artikel 1 Begrippen. 4

1.1 aan-huis-gebonden activiteit: 4

1.2 aanbouw: 4

1.3 aanduiding: 4

1.4 aanduidingsgrens: 4

1.5 achtergevel: 4

1.6 afhankelijke woonruimte: 4

1.7 arbeidsmigrant 4

1.8 bebouwing: 5

1.9 bed and breakfast: 5

1.10 bedrijfsgebouw: 5

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo): 5

1.12 bedrijfswoning: 5

1.13 beperkt kwetsbaar object: 5

1.14 bestaand: 5

1.15 bestemmingsgrens: 5

1.16 bestemmingsplan: 6

1.17 bestemmingsvlak: 6

1.18 bijgebouw: 6

1.19 bouwen: 6

1.20 bouwgrens: 6

1.21 bouwlaag: 6

1.22 bouwmassa: 6

1.23 bouwperceel: 6

1.24 bouwperceelgrens: 6

1.25 bouwvlak: 7

1.26 bouwwerk: 7

1.27 detailhandel: 7

1.28 functie: 7

1.29 gebouw: 7

1.30 gebruiksoppervlakte: 7

1.31 gevellijn: 7

1.32 hoofdgebouw: 7

1.33 horeca: 7

1.34 huishouden: 8

1.35 kantoor: 8

1.36 kelder: 8

1.37 kwetsbaar object: 8

1.38 landschappelijke waarde/landschapswaarde: 8

1.39 lawaaisport: 9

1.40 logies seizoenarbeiders. 9

1.41 logies voor arbeidsmigranten. 9

1.42 lijst van rechtstreeks toelaatbare aan-huis-gebonden activiteiten: 9

1.43 mantelzorg: 9

1.44 peil: 9

1.45 permanente bewoning: 10

1.46 plan: 10

1.47 prostitutie: 10

1.49 risicovolle inrichting: 10

1.50 ruimtelijke kwaliteit: 10

1.51 uitbouw: 10

1.52 verdieping: 10

1.53 voorgevellijn: 10

1.54 werk: 10

1.55 wonen: 10

1.56 woning: 11

1.57 woonhuis: 11

Artikel 2 Wijze van meten. 11

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: 11

2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel: 11

2.3 het bebouwingspercentage: 11

2.4 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk: 11

2.5 de dakhelling: 11

2.6 de breedte van een bouwperceel: 11

2.7 de goothoogte van een bouwwerk: 11

2.8 de inhoud van een bouwwerk: 12

2.9 de bouwhoogte van een bouwwerk: 12

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk: 12

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. 12

Artikel 3 Horeca. 12

3.1 Bestemmingsomschrijving. 12

3.2 Bouwregels. 13

3.3 Nadere eisen. 13

3.4 Specifieke gebruiksregels. 14

3.6 Informatieve verwijzing naar andere regels van dit plan. 15

Artikel 4 Waarde - Archeologie. 15

4.1 Bestemmingsomschrijving. 16

4.2 Bouwregels. 16

4.3 Afwijken van de bouwregels. 16

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  16

4.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits: 17

Hoofdstuk 3 Algemene regels. 17

Artikel 5 Antidubbeltelregel 17

Artikel 6 Tegenprestatieplicht 17

Artikel 7 Algemene bouwregels. 18

7.1 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen. 18

7.2 Parkeervoorzieningen. 18

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels. 19

8.1 Vrijwaringszone - radar 19

8.2  overige zone - inrichtingsplan 1. 19

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels. 20

9.1 Afwijken. 20

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels. 21

Artikel 11 Algemene procedureregels. 21

11.1 Wijzigingsbevoegdheid. 21

11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden  21

11.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk. 21

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels. 22

Artikel 12 Overgangsrecht 22

12.1 Overgangsrecht bouwwerken. 22

12.2 Overgangsrecht gebruik. 22

12.3 Persoonsgebonden overgangsrecht 22

Artikel 13 Slotregel 23

 

o    Bijlage 1 Landschappelijk inrichtingsplan

 


 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 aan-huis-gebonden activiteit:

een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit die in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.2 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld over het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 achtergevel:

de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het gebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan. In hoeksituaties is sprake van slechts één achtergevel, waarbij de oriëntering van de woning bepalend is.

 

1.6 afhankelijke woonruimte:

een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de bijbehorende woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

1.7 arbeidsmigrant

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven in een immigratieland, op eigen initiatief en op vrijwillige basis. 

 

 

 

 

 

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken die geen gebouw zijn.

 

1.9 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een woonhuis en/of bijbehorende aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw, en volledig gedreven door de bewoner van het betreffende woonhuis.

 

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf of bedrijfsactiviteit met uitzondering van bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de woning.

 

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden activiteit, kantoor of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

 

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

 

1.13 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden.

 

1.14 bestaand:

a.     voor bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

b.     voor gebruik: gebruik van gronden en opstallen zoals dat legaal aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

 

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.16 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand  NL.IMRO.0873.BUITxBP223xHERZx37met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming, met dien verstande dat geometrisch bepaalde bestemmingsvlakken die aan elkaar zijn gekoppeld met de figuur 'relatie' als één bestemmingsvlak gelden.

 

1.18 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.19 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

 

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolders.

 

1.22 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen.

 

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.


 

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken die geen gebouw zijn, zijn toegelaten. Geometrisch bepaalde bouwvlakken die aan elkaar zijn gekoppeld met de figuur 'relatie' gelden als één bouwvlak.

 

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

 

1.28 functie:

activiteiten waarvoor gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.30 gebruiksoppervlakte:

de bruikbare vloeroppervlakte, geschikt voor het beoogde gebruik, bepaald volgens NEN2580.

 

1.31 gevellijn:

de aanduiding van de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg of ander openbaar gebied en waarop de bebouwing is georiënteerd.

 

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

 

1.33 horeca:

een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:

  1. a. het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren en/of dranken met de mogelijkheid deze ter plaatse of elders te nuttigen;
  2. b. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. c. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  4. d. het bieden van gelegenheid tot dansen.

1.34 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  1. a. het inwonen of het bewonen van kamers door ten hoogste twee verwanten of andere personen in het hoofdgebouw en/of aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, al dan niet bij wijze van mantelzorg en al dan niet met eigen voorzieningen;
  2. b. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, waaronder mede wordt begrepen:
    1. 1. een woongroep van mensen met een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking of aandoening met inbegrip van begeleiding en toezicht gericht op zelfstandige bewoning;
    2. 2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 niet verwante personen, die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.

 

1.35 kantoor:

een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of administratieve dienstverlening.

 

 

1.36 kelder:

een geheel of nagenoeg geheel, dat wil zeggen maximaal 0,5 m boven peil, ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.

 

1.37 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald die in acht genomen moet worden.

 

1.38 landschappelijke waarde/landschapswaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht.

 

1.39 lawaaisport:

voorziening voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport, waterskiën en de modelvliegsport.

 

1.40 logies seizoenarbeiders

het bedrijfsmatig verblijf en / of nacht verblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of seizoensarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.41 logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

 

1.42 lijst van rechtstreeks toelaatbare aan-huis-gebonden activiteiten:

de lijst, behorend bij deze regels (bijlage 6), waarin is aangegeven welke beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten rechtstreeks toelaatbaar zijn in woningen.

 

 

1.43 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

 

1.44 peil:

  1. a. voor bouwwerken op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte, normale maaiveld.

1.45 permanente bewoning:

bewoning van een verblijf als hoofdverblijf.

 

1.46 plan:

het bestemmingsplan 'Chaletpark de Naaldhof - Oss 2021' van de gemeente Oss.

 

1.47 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.49 risicovolle inrichting:

een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

1.50 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

 

1.51 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.52 verdieping:

elke bouwlaag boven de eerste bouwlaag op de begane grond.

 

1.53 voorgevellijn:

de lijn (in hoeksituaties: de lijnen) waarin de naar de weg of ander openbaar gebied gekeerde gevel(s) van het dichtst bij die weg of ander openbaar gebied gelegen gebouw is (zijn) gelegen alsmede het verlengde daarvan.

 

1.54 werk:

een constructie die geen bouwwerk is.

 

1.55 wonen:

het bewonen van een woning.

 

1.56 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

1.57 woonhuis:

een gebouw dat één grondgebonden woning omvat.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het betreffende bouwwerk op een bouwperceel.

 

2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken samen.

 

2.3 het bebouwingspercentage:

de oppervlakte, die met gebouwen (carports en overkappingen inbegrepen) is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming; de oppervlakte wordt altijd in gehele getallen bepaald.

 

2.4 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.6 de breedte van een bouwperceel:

tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten over ten minste 3/4 van de lengte van het bouwperceel, in welke lengte in ieder geval het bouwvlak aanwezig is of de toegestane situering van het hoofdgebouw indien geen bouwvlak is aangegeven.

 

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

het gedeelte van een bouwwerk dat gelegen is boven peil, tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.9 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk dat geen gebouw is met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Horeca

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

3.1.1 Algemeen

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a.de vestiging van arbeidsmigrantenuitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding “specifieke vorm van horeca – logies -3”:de huisvesting voor arbeidsmigranten;
  2. een bedrijfswoninguitsluitend ter een detailhandelsbedrijf van mab. c. d.f. ondergeschikte waterhuishoudkundige voorzieningen, verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;

 

 

3.1.2. Detaillering

a.     Het maximale aantal arbeidsmigranten dat gehuisvest mag worden is 462 met dien verstande dat:

-       de huisvesting van arbeidsmigranten slechts toegestaan is voor maximaal zes maanden per arbeidsmigrant;

-       iedere arbeidsmigrant minstens 10 m2 gebruiksoppervlakte heeft en

-       het maximale aantal arbeidsmigranten per verblijfseenheid 2 is.

 

3.2 Bouwregels

Op de onderhavige gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de onder 3.1 genoemde functies worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

 

3.2.1 Algemeen

  1. er zijn maximaal 231 verblijfseenheden toegestaan
  2. b. c. Het maxiHhhet maximum oppervlak van verblijfseenheden is 7000 m2.
  3. Het maxuhet maximum oppervlak van een verblijfseenheid is 30 m2.
  4. Het maximum oppervlakte aan ondersteunende voorzieningen is 1000 m2

 

3.2.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag met maximaal 4500 m2 worden bebouwd;
  3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m

3.2.3 Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen zowel in als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de maximale oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt 100 m2;
  3. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.

3.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de maximale oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt 50 m2;
  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het aangegeven bouwvlak maximaal 4 meter bedragen;
  3. buiten het bouwvlak bedraagt de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3,0 meter met uitzondering van verlichtingsarmaturen, waarvan de hoogte maximaal 6 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  5. de brandveiligheid;
  6. de parkeerruimte op eigen terrein.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Logies arbeidsmigranten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - logies - 3' is logies voor niet meer dan 462 arbeidsmigranten toegestaan, met dien verstande dat:

  1. de gebouwde voorziening voldoet aan de eisen van de betreffende gemeentelijke verordening, het bouwbesluit of andere van toepassing zijnde regelgeving en/of aan de volgende voorwaarden:
    1. beschikbaar bewoonbaar vloeroppervlakte per persoon ten minste 12 m² als bedoeld in het Bouwbesluit;
    2. voldoende privacy;
    3. toereikende sanitaire voorzieningen;
    4. toereikende verwarming;
    5. keukenvoorzieningen;
    6. toereikende brandveiligheidssituatie
  2. permanente bewoning langer dan 6 maanden is uitgesloten

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de natuur- en landschapswaarden conform het in bijlage 1 opgenomen landschapsplan.
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 1.1.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de natuur- en landschapswaarden conform het in bijlage 2 opgenomen landschapsplan

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging

  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van een voldoende gedimensioneerde waterberging;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en de instandhouding van een voldoende gedimensioneerde waterberging.

3.4.4 Voorwaardelijke verplichting parkeervoorzieningen

  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van een voldoende gedimensioneerde parkeerterrein waar minimaal 46 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 5.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en de instandhouding van een voldoende gedimensioneerde parkeerterrein waar minimaal 46 parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn.

 

3.6 Informatieve verwijzing naar andere regels van dit plan

Voor de volledige inhoud zijn alle hoofdstukken en de bijlagen van de regels van belang.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

 

4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen danwel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvoor graafwerkzaamheden worden verricht dieper dan 0,50 meter onder de oppervlakte.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits de indiener bij de omgevingsvergunningaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

  1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, of;
  2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.4.1  Verbod uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

 
Het is verboden om op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het veranderen van het huidige maaiveldniveau met meer dan 0,50 meter door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren of afgraven; 
  2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder de oppervlakte, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, aanleggen van drainage en ontginnen, het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 
  3. het aanbrengen van meer dan 0,50 meter diepwortelende beplantingen en/of bomen; 
  4. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

4.4.2 Het verbod als bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; 
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; 
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; 

4.4.3 De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in 5.1 genoemde belangen; 
  2. de indiener bij de vergunningsaanvraag een archeologisch rapport overlegt van een ter zake deskundige, waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat: 
    1. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd, òf; 
    2. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad, òf; 
    3. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. 

 

Artikel 6 Tegenprestatieplicht

  1. De ontwikkelingen als bedoeld in artikel 3.1 die worden gerealiseerd op basis van dit bestemmingsplan met toepassing van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan danwel met toepassing van een wijzigingsregeling moeten gepaard gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuur.
  2. Deze fysieke verbetering dient duurzaam in stand te worden gehouden.
  3. Als de vereiste fysieke verbetering niet kan worden gerealiseerd, dient deze te worden uitgevoerd als een financiële storting in een gemeentelijk fonds voor financiering van landschappelijke projecten.
  4. De omvang van de tegenprestatie is afhankelijk van de omvang van de ruimtelijke ontwikkeling en moet in een redelijke verhouding hiertoe staan.

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene regels m.b.t. ondergronds bouwen

7.1.1 Verbod uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

 
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen en afwijkingen, geen beperkingen
 

7.1.2 Ondergrondse bouwwerken

 
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; 
  2. randvoorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding zijn buiten bouwvlakken toegestaan; 
  3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil;

7.2 Parkeervoorzieningen

7.2.1 Bouwregels voor parkeervoorzieningen

In aanvulling op wat er geregeld is voor de voorkomende bestemmingen gelden de volgende regels:

  1. a. Als de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet het gebouw en moet de andere bebouwing op het betreffende bouwperceel zodanig worden geplaatst of ingericht dat voor het parkeren of stallen van auto's voldoende ruimte aanwezig is in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het bouwperceel.
  2. b. De onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's en op de situatie ter plaatse. De afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een auto van een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - moet minstens 3,50 bij 5,00 m bedragen.
  3. c. Als de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen moet het gebouw zodanig worden geplaatst of ingericht dat in deze behoefte in voldoende mate kan worden voorzien aan, in of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde gedeelte van het betreffende bouwperceel.
  4. d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c, mits op andere wijze in de nodige parkeerruimte respectievelijk ruimte voor het laden en lossen van goederen wordt voorzien.

7.2.2 Beleidsregels voor toepassing normen voldoende parkeervoorzieningen

Van voldoende ruimte voor parkeren of stallen van auto's als bedoeld in artikel 7.2.1 onder a is sprake als wordt voldaan aan de door de raad vastgestelde regels in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP )2020-2023 .Hierbij geldt dat als deze beleidsregels worden gewijzigd of vervangen, rekening wordt gehouden met deze wijziging of vervanging.

 

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - radar

8.1.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone – radar' geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 65 meter boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen. Deze maximum hoogten mogen ook niet worden overschreden door bouwwerken zoals antennes, vlaggenmasten e.d..

 

8.1.2 Afwijken

  1. Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.1 onder de voorwaarde dat de werking van de radar niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed. 
  2. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijk advies te zijn ingewonnen bij de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.

8.2  overige zone - inrichtingsplan 1

In aanvulling op het bepaalde in de overige artikelen geldt ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – inrichtingsplan 1’ het volgende:

  1. a. de gronden zijn tevens bestemd voor de inrichting conform bijlage1, met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormt van de inrichting;
  2. b. er mag alleen worden gebouwd als is zeker gesteld dat de inrichting van de gronden plaatsvindt conform bijlage 1 met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormen van de inrichting;
  3. c. onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan gebruik, daaronder mede begrepen het doen en/of laten gebruiken, van gronden in afwijking van het inrichtingsplan dat als bijlage 1 onderdeel uitmaakt van deze regels, met dien verstande dat de aanduiding van bouwwerken geen onderdeel vormen van de inrichting.

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van: 

  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits;
    1. bij toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid de afweging gemaakt wordt dat er geen aantasting aangebracht wordt aan de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische-, landschappelijke- en natuurwaarden;
    2. bij toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid de afweging gemaakt wordt of er voldaan kan worden aan het beleid van de Provincie Noord-Brabant aangaande landschappelijke inpassing en kwaliteitsverbetering van het landschap. 
  2. de regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven; 
  3. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; 
  4. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter; 
  5. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van communicatievoorzieningen, zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 56 meter boven N.A.P.; 
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; 
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; 
  3. de overschrijdingen als bedoeld onder a en b mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; 
  4. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd; 

Artikel 11 Algemene procedureregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de artikelen 3.8 en 3.9 Wabo van toepassing.

 

11.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de artikelen 3.8 en 3.9 Wabo van toepassing.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; 
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%; 
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 

12.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meerder natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht een omgevingsvergunning verlenen.

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Herontwikkeling Glatt-locatie 2022,Putte". 

 

 

 

 

 

 

  1. d.