Inleidende regels
Artikel 1 : Begrippen
Artikel 2 : Wijze van meten
Bestemmingsregels
Artikel 3 : Wonen
Algemene regels
Artikel 4 : Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 : Algemene afwijkingsregels
Artikel 6 : Overige regels
Overgangs- en slotregels
Artikel 7 : Overgangsrecht
Artikel 8 : Slotregel
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
plan:
het
bestemmingsplan 'Wim Sonnelveldstraat' van de
gemeente Waalwijk.
bestemmingsplan:
de
geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0867.bpwwwimsonneveldst-va01
met de bijbehorende regels en bijlagen.
aanduiding:
een
geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of
het bebouwen van deze gronden.
aangebouwd bijgebouw:
een met het
hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw danwel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het
hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw.
achtergevel:
gevel aan de
achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel.
ambachtelijke
bedrijvigheid:
het
bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of overwegend
door middel van handwerk.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen
gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een op de
verbeelding dan wel in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het
deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag
worden bebouwd.
bedrijfsmatige
activiteiten (bij bestemming Wonen)
a.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
b.
uitoefening van ambachtelijke
bedrijvigheid;
in of bij een
woning waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in
een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie
kunnen worden uitgeoefend.
beroepsmatige
activiteiten (bij bestemming Wonen)
het
beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk
dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:
a.
bestaat of in uitvoering is;
b.
mag worden gebouwd krachtens
een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.
bestemmingsgrens:
de grens van
een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een
geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
gebouw dat door
zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande
bijgebouwen.
bouwen:
het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van
een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van
een bouwperceel.
bouwvlak:
een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij
indirect steun vindt in of op de grond.
dak:
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw.
dakopbouw:
een toevoeging
aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand van het
dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen
voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke
bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is
van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie,
alsmede opslag van de te verkopen goederen.
dove gevel:
een bouwkundige constructie waarin geen
te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke
geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de
geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A),
eerste bouwlaag:
de bouwlaag
op de begane grond.
functie:
doeleinden ten
behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan
is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk,
dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
gevellijn:
de op de
verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden,
behoudens krachtens de regels toegelaten afwijkingen.
hoofdfunctie:
functie waarvoor
het hele bouwperceel als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw,
dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk
op het bouwperceel valt aan te merken.
maximale contour:
omtrek die
(denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen
regels. Deze omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en
bijgebouwen.
ondergronds bouwen:
bouwen onder peil.
overkapping met een
open constructie:
een gebouw met
maximaal twee wanden, die al dan niet tot de constructie zelf behoren.
peil:
a.
voor een gebouw,
gelegen op een afstand van maximaal
b.
voor andere
gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het
afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
c.
indien in, op of over het water wordt
gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden
waterpeil.
prostitutie:
het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding.
seksinrichting:
de voor het
publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang
alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval
verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een
erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een
parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
variabel bouwvlak:
bouwvlak voor
hoofdgebouwen en bijgebouwen dat niet op de verbeelding is aangegeven maar dat
(denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen
regels en in situering kan variëren binnen de regels.
voorgevel:
gevel aan de
voorzijde van een gebouw.
vrijstaand bijgebouw:
een van het
hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat
van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
vrijstaande woning:
woning waarbij
sprake is van een hoofdgebouw dat vrij van de zijdelingse perceelsgrenzen
staat.
woning:
een (gedeelte
van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
woonhuis:
een gebouw,
dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
zijgevel:
gevel of
gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of
achtergevel.
Bij toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
de afstand
tot de bestemmingsgrens:
de kortste afstand
van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.
de afstand
tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste
afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens
(perceelsscheiding van het bouwperceel).
de afstand
tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel:
de kortste
afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de
gebouwen.
breedte van
bouwpercelen:
tussen de
zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de
weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens.
breedte/diepte/oppervlak van een
bouwwerk:
1.
behoudens de hierna
genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse
gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts
geprojecteerd
2.
in geval van een
ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse
gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren)
3.
in geval dat geen
sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of
gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie van het dak,
4.
de totale oppervlakte van bouwwerken wordt
bepaald door de som van 1, 2 en 3. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn
gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of
het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt
de oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld.
breedte van het
variabel bouwvlak:
evenwijdig aan de
aanduiding 'gevellijn', waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen,
alsmede het verlengde daarvan, te meten vanaf de buitenzijde van de zijgevel.
bruto-vloeroppervlak van een
gebouw:
gemeten (op alle
bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande
scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de
binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende
scheidingsconstructies.
de
dakhelling:
langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
diepte van het
variabel bouwvlak:
loodrecht vanaf de
aanduiding 'voorgevellijn', alsmede het verlengde daarvan.
de goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de goothoogte
van een maximale contour:
vanaf de
horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak, zoals mogelijk binnen de
maximale contour, tot aan het peil.
de inhoud van
een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
het bebouwingspercentage:
het door
bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van
het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de
regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de bouwhoogte
van een maximale contour:
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, zoals mogelijk binnen de maximale
contour, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
hoogte bouwlaag:
bovenkant vloer tot
bovenkant vloer.
maximale contour:
omtrek die
(denkbeeldig) ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen
regels. Deze omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en
bijgebouwen.
verticale diepte:
vanaf onderkant
vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.
Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen
worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
Artikel 3 Wonen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a.
hoofdgebouwen ten behoeve van woonhuizen al
dan niet in combinatie met de uitoefening van:
·
beroepsmatige activiteiten in het
hoofdgebouw, op een maximum van
·
bedrijfsmatige activiteiten na het verlenen
van afwijking;
met de bij lid
a horende:
b.
aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;
c.
tuinen en erven;
d.
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding –
dove gevel” mag uitsluitend een woning worden gebouwd indien de derde bouwlaag aan
de westzijde met een dove gevel wordt uitgevoerd.
3.2.2. Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a.
Als hoofdgebouwen mogen uitsluitend
woonhuizen worden gebouwd.
b.
De volgende bebouwingstypologie is van
toepassing:
1.
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand'
mogen vrijstaande woningen worden gebouwd.
c.
Het aantal wooneenheden mag niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is
aangegeven.
d.
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het
‘variabel bouwvlak’ en binnen de maximale contour worden gebouwd.
e.
Het ‘variabel bouwvlak’ wordt bepaald door
de leden f tot en met j.
f.
Het ‘variabel bouwvlak’ ligt achter de
aanduiding 'gevellijn'.
g.
De afstand van het ‘variabel bouwvlak’ tot
de zijdelingse perceelsgrens van het bouwperceel bedraagt:
1.
voor vrijstaande woningen aan beide zijden
niet minder dan
h.
De diepte van het ‘variabel bouwvlak’ wordt
gemeten vanaf de aanduiding 'gevellijn' en bedraagt:
1.
voor vrijstaande woningen
Of zoveel minder
als vanwege de diepte van een bouwperceel en/of de ligging van de aanduiding
'gevellijn' mogelijk is.
i.
De breedte van het ‘variabel bouwvlak’
bedraagt
j.
Indien een hoofdgebouw aanwezig is, of
daarvoor een omgevingsvergunning is verleend, geldt in aanvulling op het
bepaalde in lid i ook het volgende:
k.
De breedte van het 'variabel bouwvlak'
wordt gemeten vanaf één van de zijgevels van het hoofdgebouw in de richting van
het hoofdgebouw.
a.
Indien één van de zijgevels van het
hoofdgebouw niet in de aanduiding 'gevellijn' is geplaatst, dient de breedte
van het 'variabel bouwvlak' te worden gemeten vanaf de zijgevel die wel in de
aanduiding 'gevellijn' is geplaatst.
b.
Indien beide zijgevels van het hoofdgebouw
niet in de aanduiding 'gevellijn' zijn geplaatst, dient de breedte van het
'variabel bouwvlak' te worden gemeten vanaf de zijgevel die het dichtste achter
de aanduiding 'gevellijn' is geplaatst.
c.
De maximale contour wordt bepaald door de
leden l tot en met n.
l.
Ter plaatse van de breedtelijnen of
dieptelijnen van het ‘variabel bouwvlak’ bedraagt de goothoogte van de
‘maximale contour’ de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en
bouwhoogte (m)' aangegeven goothoogte.
m.
Vanaf de goothoogte zoals in lid l bepaald,
wordt het dakvlak van de maximale contour bepaald door een hellingshoek van 45 graden
tot aan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'
aangegeven bouwhoogte.
n.
Indien een hoofdgebouw aanwezig is, of
daarvoor een omgevingsvergunning is verleend, geldt in aanvulling op het
bepaalde in lid l en m ook het volgende:
o.
de richting van de ‘maximale contour’ wordt
bepaald door de richting van het dakvlak van het gedeelte van het hoofdgebouw
dat in de aanduiding 'gevellijn' is gelegen;
p.
De voorgevel van het hoofdgebouw dient voor
minimaal 75% te worden opgericht in de aanduiding 'gevellijn'.
q.
In het verlengde van de zijgevels achter
het hoofdgebouw dient een minimale ruimte van
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de
volgende bepalingen:
a.
Bijgebouwen dienen achter de aanduiding
'gevellijn' te worden geplaatst.
b.
De totale diepte van het hoofdgebouw met de
daaraan aangebouwde bijgebouwen, te meten vanaf de aanduiding 'gevellijn', mag
gezamenlijk maximaal
c.
In het verlengde van de zijgevels achter
het hoofdgebouw moet per bouwperceel een minimale ruimte van
d.
Binnen het ‘variabel bouwvlak’ zoals
bedoeld in lid e van artikel 3.2.1 mogen bijgebouwen gebouwd worden mits de
‘maximale contour’ niet wordt overschreden zoals bedoeld in lid k van artikel
3.2.1
e.
Op het gedeelte van het bouwperceel buiten
het ‘variabel bouwvlak’ mag de totale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen
maximaal 50% bedragen.
f.
In aanvulling op het bepaalde in de leden a
t/m c en e,mogen buiten het ‘variabel bouwvlak’
bijgebouwen worden gebouwd mits:
1.
voor vrijstaande woningen, buiten het
‘variabel bouwvlak’ en tevens achter (het verlengde van) de aanduiding
'gevellijn' de totale oppervlakte van bijgebouwen per bouwperceel maximaal
2.
de afstand tot de aanduiding 'gevellijn'
minimaal 3 m¹ is met dien verstande dat een
overkapping met een open constructie tot in de gevellijn mag worden gebouwd;
3.
op hetzelfde bouwperceel de afstand
minimaal 1 m¹ bedraagt tussen:
·
hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
·
aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;
·
vrijstaande bijgebouwen onderling;
4.
buiten het ‘variabel bouwvlak’ bij
vrijstaande woningen slechts aan één (verlengde van een) zijgevel van het
hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen aanwezig zijn;
5.
de goothoogte maximaal 3,1 m¹ bedraagt of ingeval van een aangebouwd bijgebouw waarbij
de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw hoger is dan 3,1 m¹, maximaal 0,25 m¹ boven de
hoogte van die eerste bouwlaag maar in geen geval hoger dan 4 m¹;
6.
de bouwhoogte maximaal 5 m¹ bedraagt;
7.
in afwijking van het bepaalde in sub 5 de
goothoogte van een overkapping met een open constructie voor zover deze is
gelegen op een afstand van minder dan 3 m¹ achter de
gevellijn maximaal
8.
de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw
ten hoogste gelijk is aan de dakhelling van het
dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt bijgebouwd en de dakhelling van het
vrijstaande bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de flauwste dakhelling van het
hoofdgebouw;
g.
In afwijking van het bepaalde in lid a mogen
aangebouwde bijgebouwen vóór de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd mits:
1.
de diepte maximaal
2.
de bouwhoogte maximaal 0,
3.
de totale breedte maximaal 3/5 deel
bedraagt van het gedeelte van de voorgevel dat in de gevellijn valt, met een
maximale breedte van
4.
de totale oppervlakte van de aangebouwde
bijgebouwen maximaal
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde gelden
de volgende
bepalingen:
a.
Op de gronden gelegen achter de aanduiding
'gevellijn' mag de bouwhoogte maximaal
b.
Op de gronden gelegen voor de aanduiding
'gevellijn' mag de bouwhoogte maximaal
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende
bepalingen:
a.
Ondergronds bouwen is achter de aanduiding
'gevellijn' toegestaan.
b.
Onverminderd het bepaalde in lid a mag op
plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van artikel 3.2.1 tot en
met 3.2.3 mag ondergronds gebouwd worden, ook als boven het ondergrondse
bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is.
c.
De verticale diepte van het ondergrondse
bouwwerk mag maximaal
d.
In afwijking van lid a, b en c is
ondergronds bouwen op het gehele bouwperceel toegestaan ten behoeve van
ondergrondse energievoorzieningen met uitzondering van inrichtingen zoals
bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
milieubeheer.
Het college van Waalwijk
kan nadere eisen stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en
parkeergelegenheid (aanleg en omvang) ten behoeve van:
a.
een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing
en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
b.
het voorkomen van onevenredige aantasting
van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder
andere met het oog op de bezonning en de privacy.
c.
het bevorderen van de verkeersveiligheid,
sociale veiligheid en brandveiligheid.
Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10
van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
a.
het hoofdgebouw ten behoeve van
beroepsmatige activiteiten op meer dan
b.
vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van
wonen;
c.
gronden en bijgebouwen ten behoeve van een
seksinrichting.
3.5 Afwijking van de gebruiksregels
Het college van Waalwijk
is bevoegd af te wijken van het bepaalde 5.1 lid a onder 1 en 2 en artikel 5.4
voor de uitoefening van:
·
beroepsmatige activiteiten op meer dan
·
beroepsmatige activiteiten in bijgebouw(en);
·
bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouw
en/of bijgebouw(en), niet zijnde een overkapping met een open constructie;
mits:
a.
de woonfunctie in overwegende mate behouden
blijft.
b.
bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk
mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer
dat:
1.
uitsluitend medewerking wordt verleend voor
het uitoefenen van bedrijven en beroepen die genoemd zijn in bijlage 1
behorende bij deze regels of indien zij niet voorkomen in bijlage 1, naar aard
en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven in bijlage 1,
mits:
·
het geen geluidzoneringsplichtige
inrichting betreft;
·
het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld
in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
milieubeheer (BEVI).
2.
vast dient te staan dat het gebruik een
kleinschalig karakter heeft en zal behouden;
3.
het gebruik naar aard met het karakter van
de omgeving in overeenstemming moet zijn;
4.
het gebruik de woonfunctie dient te
ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw
en/of de bijgebouwen uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
c.
het niet betreft zodanig
verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige
beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een
onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten.
d.
op het bij de woning behorende bouwperceel ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig
wordt aangelegd indien (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende
garage niet meer als zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden ten behoeve
van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.
e.
wordt voorzien in het parkeren op eigen
terrein.
f.
het geen uitoefening van detailhandel
betreft met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en
ondergeschikte activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of
bedrijfsmatige activiteit.
g.
per bouwperceel maximaal
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken
van de regels in Hoofdstuk 2 en toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlak
en/of bestemmingsvlak wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe
aanleiding geeft.
6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten
aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig
het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing behoudens
ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a.
de richtlijnen voor het verlenen van
vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b.
de bereikbaarheid van gebouwen voor
wegverkeer;
c.
de bereikbaarheid van gebouwen voor
gehandicapten;
d.
het bouwen bij hoogspanningsleidingen en
ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e.
de parkeergelegenheid en laad- en
losmogelijkheden, en;
f.
de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
a.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot,
1.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is teniet gegaan.
b.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
afwijking verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing
op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b.
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten
veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c.
Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde
onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode
langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te
hervatten of te laten hervatten.
d.
Het bepaalde onder a is niet van toepassing
op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Wim Sonneveldstraat’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 3 maart 2011
de voorzitter, de griffier,
drs. A.M.P. Kleijngeld G.H. Kocken