Bestemmingsplan

“Berkhaag 26 Sprang-capelle

 

 

 

 

Inleidende regels

Artikel 1       :         Begripsbepalingen         

Artikel 2       :         Wijze van meten                       

 

Bestemmingsregels

Artikel 3       :         Bedrijf                                              

 

Algemene regels

Artikel 4       :         Anti-dubbeltelbepaling                       

Artikel 5       :         Algemene gebruiksregels                   

 

Overgangs- en slotregels

Artikel 6       :         Overgangsregels                               

Artikel 7       :         Strafbepaling                                    

Artikel 8       :         Slotbepaling                                     

 

 

 


HOOFDSTUK 1

 

BEGRIPSBEPALINGEN

 

Artikel 1                Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

Het plan

het bestemmingsplan “Berkhaag 26 Sprang-Capelle” van de gemeente Waalwijk

 

Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0867bpscberkhaag26.Va01 met de bijbehorende regels en bijlagen

 

a.1     aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

a.2     aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

a.3     achtergevel

gevel aan de achterzijde van een gebouw, tegenover de voorgevel.

 

b.1     bebouwing

-         één of meer gebouwen en/of;

-         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

b.2     bebouwingspercentage

een op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel, bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

b.3     bestaand bouwwerk

een bouwwerk dat op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:

-         bestaat of in uitvoering is;

-         mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.

 

b.4     bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

b.5     bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

b.6     bijgebouw

gebouw dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, onderscheid wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.

 

b.7     bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of

veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

b.8     bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

b.9     bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een

zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

b.10   bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

 

b.11   bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

b.12   bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

d.1     detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is van de verkoop van de goederen, zoals bijvoorbeeld onderhoud, reparatie en installatie, alsmede opslag van de te verkopen goederen.

 

g.1     gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

h.1     hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn ligging, constructie en/of afmetingen als

belangrijkste bouwwerk op het bouwperceel valt aan te merken.

 

o.1     ondergronds bouwen

bouwen onder peil;

 

o.2     open opslag

het opslaan of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen;

 

o.3     overkapping met een open constructie

een gebouw met maximaal twee wanden, die al dan niet tot de constructie zelf behoren; in de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw.

 

p.1     peil

a        voor een gebouw, gelegen op een afstand van maximaal 4 meter uit de wegkant:

          -         de hoogte van de kruin van de weg;

b        voor andere gebouwen en ‘bouwwerken, geen gebouw zijnde’:

-        de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;

c        indien in, op of over het water wordt gebouwd:

-         het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

 

p.2     perceelsgrens

de grens van het bouwperceel.

 

v.1     voorgevel

gevel aan de voorzijde van een gebouw en indien aanwezig gerelateerd aan de ligging van de ‘voorgevelrooilijn(en).

 

v.2     voorgevelrooilijn

de op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

 

v.3     vrijstaand bijgebouw

een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;


 

Artikel 2                Wijze van meten c.q. berekenen

 

a.       afstand tot de bestemmingsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens;

 

b.      afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

 

c.       afstand tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

 

d.      breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens;

 

e.       dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

f.        goothoogte van:

een bouwwerk

-         vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

maximale contour

-         vanaf de horizontale snijlijn van het gevelvlak tot aan het peil.

 

g.      (bouw)hoogte van:

een bouwwerk

-         vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

maximale contour

-         vanaf het peil tot het hoogste punt van een bouwwerk, waaronder in ieder geval schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

h.      nokhoogte van een bouwwerk

vanaf de horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil.

 

i.        hoogte bouwlaag

bovenkant vloer tot bovenkant vloer.

 

j.        inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

k.       bruto-vloeroppervlak van een gebouw

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructies.

 

l.        breedte/diepte/oppervlakte van een bouwwerk

1.       behoudens de hierna genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd 1 boven peil;

2.      in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) 0,5 onder peil;

3.       in geval dat geen sprake is van buitenwerkse gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie van het dak,  1m¹ boven peil;

4.      de totale oppervlakte van bouwwerken wordt bepaald door

de som van 1, 2 en 3. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt de oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld.

 

m.      diepte variabel bouwvlak

          loodrecht vanaf de ‘voorgevelrooilijn’, alsmede het verlengde

daarvan.

 

n.       breedte variabel bouwvlak

evenwijdig aan de ‘voorgevelrooilijn’, waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan, te meten vanaf de buitenzijde van de zijgevel.

 

o.       verticale diepte

vanaf onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.

        

Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2 ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m1 bedraagt. Dakopbouwen en erkers worden als niet

ondergeschikt aangemerkt.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2

 

BESTEMMINGSBEPALINGEN

 

Artikel 3      Bedrijf

 

3.1     Bestemmingsomschrijving

 

De voor bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.           het uitoefenen van industriële, ambachtelijke, transport-, distributie- en groothandelsbedrijven, niet zijnde zelfbedieningsgroothandel, voor zover deze bedrijven voorkomen in de milieucategorieën 2 tot en met 3.1, zoals vermeld in de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten, alsmede een uitvaartcentrum;

b.          opslag en uitstalling;

c.           nutsvoorzieningen;

d.          tuinen, erven en verhardingen;

e.           parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

3.2     Bouwregels

 

3.2.1                       Algemeen

 

a.           het bebouwingspercentage, berekend over het bouwperceel, bedraagt ten hoogste 70%, tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan afwijkend is; indien het bebouwingspercentage meer bedraagt dan 70% geldt het feitelijke bebouwingspercentage als maximum;

b.          er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

 

3.2.2                       Bouwvlak

 

Op de gronden die zijn aangeduid als bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

a.       binnen het bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan;

b.      de gebouwen mogen onder- en bovengronds gebouwd worden;

c.       de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;

d.      de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;

e.       de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse en achterste grenzen van het bouwperceel dient minimaal 3 m te bedragen, tenzij de situatie tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan afwijkend is; indien de afstand minder dan 3m bedraagt geldt de feitelijke afstand als minimum;;

f.        de oppervlakte van een bouwperceel mag ten hoogste 5000m² bedragen, tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan afwijkend is; indien de oppervlakte meer dan 5000m² bedraagt, geldt de feitelijke oppervlakte als maximum;

g.      de bebouwing moet zodanig op het bouwperceel worden geplaatst dat voldoende parkeerruimte, laad- en losruimte en manoeuvreerruimte aanwezig is;

h.       de bedrijfsbebouwing mag niet dichter dan 5 meter uit de grens met gronden, waarop woonbebouwing is toegelaten, worden gebouwd, tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan afwijkend is; indien de afstand minder dan 5 meter bedraagt, geldt de feitelijke afstand als minimum;

i.         de goothoogte van voorzieningen van openbaar nut mag maximaal 3m¹ bedragen;

j.         de afstand van de bedrijfsgebouwen tot de weg dient minimaal 5 meter te bedragen, tenzij de situatie ten tijde van de tervisielegging van dit bestemmingsplan afwijkend is; indien de afstand minder dan 5 meter bedraagt, geldt de feitelijke afstand als minimum.

 

3.2.3             Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 6m¹ bedragen, met uitzondering van:

a.           terreinafscheidingen waarvan de hoogte maximaal 2m¹ mag bedragen;

b.          reclamemasten en verlichtingsarmaturen waarvan de hoogte maximaal 7m¹ mag bedragen;

c.           silo’s, kranen en bedrijfsinstallaties waarvan de hoogte maximaal 9m¹ mag bedragen;

d.          de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, genoemd onder b en c, mogen niet worden opgericht op de gronden, die grenzen aan de gronden waarop woonbebouwing is toegelaten.

 

3.3     Afwijking van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders zijn af te wijken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijven toe te staan die niet zijn opgenomen in de bedrijvenlijst, maar die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, danwel bedrijven welke één categorie zwaarder zijn dan de in de onderscheiden gebieden nieuw toe te laten bedrijven uit de bedrijvenlijst, en die daarmee qua milieubelasting vergelijkbaar zijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a.           er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats;

b.          er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu.

 

3.4        Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1            Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.           de uitoefening van een andere tak van handel dan volgens het bepaalde in lid 1 is toegestaan;

b.          zelfstandig kantoor;

c.           bewoning van de gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen;

d.          detailhandelsactiviteiten behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten;

e.           handel in en opslag van vuurwerk;

f.            iedere vorm van open opslag op bedrijfspercelen die grenzen aan gronden met woonbebouwing;

g.          een seksinrichting;

h.           de vestiging van geluidzoneringsplichtige bedrijven.

 

 


HOOFDSTUK 3              

 

 

Algemene regels

 

 

Artikel 4      Anti-dubbelbepaling

 

Grond en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die eenmaal in aanmerking is/zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5      Algemene gebruiksregels

 

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

 


HOOFDSTUK 4              

 

 

Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 6      Overgangsbepaling

 

              

6.1     Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken

     

Bouwwerken, welke op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.       na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.

 

         

          6.2     Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik

     

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan naar de aard en omvang niet wordt vergroot.

 

       

          6.3     Uitzonderingen op het overgangsrecht

        

6.3.1            Uitzondering ten aanzien van bouwwerken

 

Lid 6.1 van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

6.3.2            Uitzondering ten aanzien van gebruik

 

Lid 6.1 van dit artikel is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

         

          6.4     Afwijkingsbepaling

 

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.1 van dit artikel dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot, en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in lid 6.1 toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.

 

 

Artikel 7      Strafbepaling

 

Overtreding van het bepaalde in wordt aangemerkt als

strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a, onder 2e van de Wet op de Economische Delicten.

 

 

Artikel 8      Slotbepaling

 

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:

 

“Regels van het bestemmingsplan Berkhaag 26 Sprang-Capelle