Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Algemene ontheffingsregels
Bijlage:
Bedrijvenlijst
plan:
het bestemmingsplan De Rugt, Waspik van de gemeente Waalwijk.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
0867.bpderugtwaspik-vg01 met de bijbehorende regels en bijlage.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak
of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
aangebouwd bijgebouw:
een
met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw
dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging,
constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
aaneengebouwde
woningen:
woningen waarbij sprake is van
meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen, inclusief
de eindwoningen.
achtergevel:
gevel aan de achterzijde van
een gebouw, tegenover de voorgevel.
ambachtelijke bedrijvigheid:
het
bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen geheel of
overwegend door middel van handwerk.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijfsmatige activiteiten (bij bestemming Wonen):
-
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
-
uitoefening van ambachtelijke bedrijvigheid;
in of bij een woning
waarbij de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een
woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen
worden uitgeoefend.
bergbezinkvoorziening:
ondergrondse ruimte waarin tijdens zware regenval afvalwater tijdelijk wordt
opgeslagen.
beroepsmatige activiteiten (bij bestemming Wonen):
het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie,
kan worden uitgeoefend.
bestaand bouwwerk:
een bouwwerk dat op het
moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan:
-
bestaat of in uitvoering is;
-
mag worden gebouwd krachtens
een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag vóór dat tijdstip is ingediend.
bestemmingsgrens:
de
grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak
met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
gebouw dat door zijn ligging,
constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, onderscheid
wordt gemaakt in aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de
grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van
de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk
grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
bouwperceelgrens:
de
grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald
vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige
omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
dak:
iedere
bovenbeëindiging van een gebouw.
dakopbouw:
een
toevoeging aan het hoofdgebouw door het verhogen van de nok of bovenste dakrand
van het dak die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.
detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen
voor gebruik, verbruik of aanwending (anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsmatige activiteit), daaronder mede begrepen ambachtelijke
bedrijvigheid, voor zover dat in verband staat met en essentieel onderdeel is
van de verkoop van de goederen, zoals onderhoud, reparatie en installatie,
alsmede opslag van de te verkopen goederen.
dienstverlening:
-
het verlenen
van economisch-maatschappelijke diensten aan derden,
onder dienstverlenende bedrijven of dienstverlenende instellingen zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel
met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
-
de uitoefening
van administratieve werkzaamheden zoals kantoren en werkzaamheden die verband
houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen,
het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
erotisch getinte vermaakfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen
plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-etnografische aard,
waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of
gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting waarbij als
gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een
bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
gestapelde woningen:
woningen waarbij sprake is van
twee of meer woningen geheel of gedeeltelijk boven elkaar.
halfvrijstaande woningen:
-
woningen
waarbij sprake is van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
-
woningen
waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens valt
met uitzondering van aaneengebouwde woningen.
hoofdfunctie:
functie waarvoor het hele bouwperceel
als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat door zijn
ligging, constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op het
bouwperceel valt aan te merken.
maximale contour:
omtrek die (denkbeeldig)
ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen regels. Deze
omtrek mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en bijgebouwen.
ondergronds bouwen:
bouwen onder peil.
ondergrondse energievoorzieningen:
voorzieningen welke zorgen voor de energievoorziening van de bebouwing
binnen een bouwperceel zoals een bodemwarmtewisselaar.
open opslag:
het opslaan of opgeslagen
houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de
onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen.
overkapping met open constructie:
een
gebouw met maximaal twee wanden, die al dan niet tot de constructie zelf
behoren. In de zin van dit bestemmingsplan is dit begrip gelijk aan een gebouw.
peil:
voor een gebouw, gelegen op een afstand van maximaal
a de hoogte van de kruin
van de weg;
voor
andere gebouwen en ‘bouwwerken, geen gebouw zijnde’:
b de gemiddelde hoogte van
het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
indien
in, op of over het water wordt gebouwd:
c het Normaal Amsterdams
Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.
perceelsgrens:
grens van het
bouwperceel.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen
met een ander tegen vergoeding.
samengestelde kap:
een kapconstructie die bestaat uit een combinatie van een langs- en een dwarskap.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een
(raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar.
variabel bouwvlak:
bouwvlak
voor hoofdgebouwen en bijgebouwen dat (denkbeeldig) ontstaat door combinatie
van een aantal in dit plan te bepalen regels en in situering kan variëren binnen
de regels.
vrijstaand bijgebouw:
een van het hoofdgebouw
en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het
hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw.
voorgevel:
gevel aan de voorzijde
van een gebouw en indien aanwezig gerelateerd aan de ligging van de
voorgevelrooilijn(en).
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die langs de kant van het
bouwvlak wordt getrokken van de naar de openbare weg gekeerde grens van het
bouwvlak tot aan de bestemmingsgrenzen.
vrijstaande
woning:
woning
waarbij sprake is van een hoofdgebouw dat vrij van de zijdelingse
perceelsgrenzen staat.
woning:
een (gedeelte van een)
gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
wooneenheid:
zie
woning.
woonhuis:
een
gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
zijgevel:
gevel of
gemeenschappelijke scheidsmuur van een gebouw, niet zijnde voor- of
achtergevel.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de
bestemmingsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de bestemmingsgrens.
de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk
tot de (zijdelingse) perceelsgrens (perceelsscheiding van het bouwperceel).
de afstand
tussen gebouwen op hetzelfde bouwperceel:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse
gevelvlakken van de gebouwen.
breedte van
bouwpercelen:
tussen de zijdelingse perceelsscheidingen van het bouwperceel in de naar
de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens of perceelsgrens.
breedte/diepte/oppervlak van een bouwwerk:
1
behoudens de hierna genoemde gevallen onder 2 en 3: tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke
scheidsmuren), nederwaarts geprojecteerd
2
in geval van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse
gevelvlakken (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren)
3
in geval dat geen sprake is van buitenwerkse
gevelvlakken (en/of gemeenschappelijke scheidsmuren): de neerwaartse projectie
van het dak,
4
de totale oppervlakte van bouwwerken wordt bepaald door de som
van 1, 2 en 3. Voor zover ondergrondse gebouwen zijn gelegen binnen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van
gemeenschappelijke scheidsmuren) van een bovengronds gebouw, wordt de
oppervlakte van het ondergrondse gebouw niet meegeteld.
breedte van het variabel bouwvlak:
evenwijdig
aan de voorgevelrooilijn, waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen,
alsmede het verlengde daarvan, te meten vanaf de buitenzijde van de zijgevel.
bruto-vloeroppervlak van een gebouw:
gemeten (op alle
bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande
scheidingsconstructies of indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de
binnenruimte van een ander gebouw: tot het hart van de desbetreffende
scheidingsconstructies.
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
diepte van het variabel
bouwvlak:
loodrecht vanaf de voorgevelrooilijn, alsmede het verlengde daarvan.
de goothoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel.
de
goothoogte van een maximale contour:
vanaf de
horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak, zoals mogelijk binnen de
maximale contour, tot aan het peil.
de inhoud van een
bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de
gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
het bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde
oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor
zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de voorschriften nader aan
te duiden gedeelte van die bestemming.
de bouwhoogte van een
bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
de bouwhoogte van een
maximale contour:
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een bouwwerk, zoals mogelijk binnen de maximale contour,
met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
hoogte bouwlaag:
bovenkant vloer tot bovenkant vloer.
maximale contour:
omtrek die (denkbeeldig)
ontstaat door combinatie van een aantal in dit plan te bepalen regels. Deze omtrek
mag geheel of gedeeltelijk gebruikt worden voor hoofd- en bijgebouwen.
de nokhoogte van een
bouwwerk:
vanaf de
horizontale snijlijn van twee hellende dakvlakken tot aan het peil.
verticale diepte:
vanaf
onderkant vloer van het ondergronds bouwwerk tot aan het peil.
Bij de toepassing van het bepaalde in artikel 2
ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel-
en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
groenvoorzieningen;
b
voet- en rijwielpaden;
c
waterlopen en
waterpartijen;
met de aan lid a tot en met c ondergeschikte:
d
tuinen;
e
verhardingen;
f
parkeervoorzieningen;
met de bij lid a tot en met f behorende:
g
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
3.2
Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
3.2.3
Bestaande bouwwerken
Voor
zover bestaande bouwwerken afwijken van de regels in artikel 3.2.1 en 3.2.2
wordt de bestaande plaats en bestaande contour van de afwijking geacht te zijn
bestemd.
3.3 Nadere eisen
Het
college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan
bebouwing (plaats en afmeting), ten behoeve van:
a
het bevorderen
van de verkeersveiligheid;
b
het bevorderen
van de sociale veiligheid;
c
een
verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de
stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
3.4 Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in
ieder geval gerekend het gebruik van:
-
gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke
niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve
incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en
omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven
doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a
woonstraten en
pleinen;
b
voet- en rijwielpaden;
c
parkeervoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
waterlopen en
waterpartijen;
f
speelvoorzieningen;
met aan lid a tot en met f ondergeschikte:
g
tuinen
h
bergbezinkvoorzieningen;
met de bij lid a tot en met h behorende:
i
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden
gebouwd met uitzondering van ondergrondse bergbezinkvoorzieningen.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
4.2.3
Bestaande bouwwerken
Voor
zover bestaande bouwwerken afwijken van de planregels in artikel 4.2.1 en 4.2.2
wordt de bestaande plaats en bestaande contour van het afwijkende bouwwerk
geacht te zijn bestemd.
4.3 Nadere eisen
Het
college van Waalwijk kan nadere eisen stellen aan
bebouwing (plaats en afmeting), ten behoeve van:
a
het bevorderen
van de verkeersveiligheid;
b
het bevorderen
van de sociale veiligheid;
c
een
verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de
stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
4.4 Specifieke
gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig
met artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het
gebruik van:
-
gronden en bouwwerken ten behoeve van activiteiten en evenementen welke
niet binnen de bestemmingsomschrijving passen, behalve
incidentele en/of kortstondige activiteiten en evenementen die naar schaal en
omvang geen onevenredige afbreuk doen aan de bij de bestemmingen omschreven
doeleinden van het betreffende perceel en de omliggende gronden.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
hoofdgebouwen ten behoeve van woonhuizen al dan niet in combinatie met
de uitoefening van:
-
beroepsmatige activiteiten in het hoofdgebouw, op een maximum van
-
bedrijfsmatige activiteiten na het verlenen van ontheffing;
met de bij lid a horende:
b
aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;
c
tuinen en erven;
d
speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;
e
bouwwerken, geen gebouw zijnde.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd.
b
De volgende bebouwingstypologie of combinatie van bebouwingstypologieën
is van toepassing:
1
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen vrijstaande woningen
worden gebouwd.
2
Ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’
mogen halfvrijstaande woningen worden gebouwd.
3
Ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen aaneengebouwde
woningen worden gebouwd.
4
Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ mogen gestapelde woningen
worden gebouwd.
c
Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is
aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximaal aantal wooneenheden’.
d
Een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het ‘variabel bouwvlak’ en binnen
de maximale contour worden gebouwd.
e
Het ‘variabel bouwvlak’ wordt bepaald door de leden f tot en met j.
f
Het ‘variabel bouwvlak’ ligt binnen de aanduiding ‘bouwvlak’ en in de
voorgevelrooilijn(en).
g
De afstand van het ‘variabel bouwvlak’ tot de zijdelingse perceelsgrens
van het bouwperceel bedraagt:
1
voor vrijstaande woningen aan beide zijden niet minder dan
2
voor halfvrijstaande woningen aan één zijde niet minder dan
h
De diepte van het ‘variabel bouwvlak’ wordt gemeten vanaf de
voorgevelrooilijn welke is gelegen in de kant van het bouwvlak weke niet
overgaat in of (gedeeltelijk) grenst aan de aanduiding ‘bijgebouwen’ en
bedraagt:
1
voor vrijstaande en halfvrijstaande woningen
2
voor aaneengebouwde woningen
i
De breedte van het ‘variabel bouwvlak’ bedraagt
j
Indien een hoofdgebouw aanwezig is, dat niet in zijn geheel gesloopt
wordt, of voor een hoofdgebouw een bouwvergunning is verleend, geldt in
aanvulling op het bepaalde in lid i ook het volgende:
1
de breedte van het ‘variabel bouwvlak’ wordt gemeten vanaf één van de
zijgevels van het hoofdgebouw in de richting van het hoofdgebouw;
2
indien één van de zijgevels van het hoofdgebouw niet in de
voorgevelrooilijn is geplaatst, dient de breedte van het ‘variabel bouwvlak’ te
worden gemeten vanaf de zijgevel die wel in de voorgevelrooilijn is geplaatst;
3
indien beide zijgevels van het hoofdgebouw niet in de voorgevelrooilijn’
zijn geplaatst, dient de breedte van het ‘variabel bouwvlak’ te worden gemeten
vanaf de zijgevel die het dichtste achter de voorgevelrooilijn is geplaatst.
k
De maximale contour wordt bepaald door de leden l tot en met n.
l
Ter plaatse van het ‘variabel bouwvlak’ bedraagt de goothoogte van de
maximale contour de hoogte zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding
‘maximale goothoogte’.
m
Vanaf de goothoogte zoals in lid l bepaald, wordt het dakvlak van de
maximale contour bepaald door een hellingshoek van 45 graden tot aan de hoogte
zoals is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte’.
n
Indien een hoofdgebouw aanwezig is, dat niet in zijn geheel gesloopt
wordt, of voor een hoofdgebouw een bouwvergunning is verleend, geldt in
aanvulling op het bepaalde in lid l en m ook dat de richting van de maximale
contour bepaald wordt door de richting van het dakvlak van het gedeelte van het
hoofdgebouw dat in de voorgevelrooilijn is gelegen.
o
De voorgevel van het hoofdgebouw dient voor minimaal 75% te worden
opgericht in de voorgevelrooilijn(en).
p
In het verlengde van de zijgevel achter het hoofdgebouw dient een
minimale ruimte van
q
In afwijking van het bepaalde in lid d mag binnen het ‘variabel
bouwvlak’ de maximale contour worden overschreden voor een samengestelde kap
indien deze overgaat in de kap van een aangrenzend hoofdgebouw.
5.2.2
Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen
de aanduiding ‘bouwvlak’ en ter plaatse van de aanduiding ’bijgebouwen’.
b
De totale diepte van het hoofdgebouw met de
daaraan aangebouwde bijgebouwen, te meten vanaf de voorgevelrooilijn, mag
gezamenlijk maximaal
c
In het verlengde van de zijgevel achter het hoofdgebouw dient een
minimale ruimte van
d
Binnen het ‘variabel bouwvlak’ mogen bijgebouwen
worden gebouwd mits de maximale contour, zoals bedoeld in lid k en verder van
artikel 5.2.1, niet wordt overschreden.
e
Op het gedeelte van het bouwperceel buiten het
‘variabel bouwvlak’ mag de totale oppervlakte van gebouwen maximaal 50%
bedragen. Deze bepaling geldt niet voor gestapelde woningen en voor het bouwen
vóór de voorgevelrooilijn.
f
In aanvulling op (of onverminderd) het
bepaalde in de leden a, b, c, en e mogen buiten het ‘variabel bouwvlak’
bijgebouwen worden gebouwd mits:
1 voor (half) vrijstaande woningen en aaneengebouwde
woningen buiten het ‘variabel bouwvlak’, de totale oppervlakte van bijgebouwen
per bouwperceel maximaal
2 voor gestapelde woningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’, de
totale oppervlakte van bijgebouwen maximaal 20% van het bouwperceel is met een
maximum van
3 de afstand tot de voorgevelrooilijn minimaal
4 op hetzelfde bouwperceel de afstand minimaal
-
hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen;
-
aaneengebouwde en vrijstaande bijgebouwen;
-
vrijstaande bijgebouwen onderling.
5 buiten het ‘variabel bouwvlak’ bij vrijstaande woningen slechts aan één (verlengde
van een) zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen aanwezig zijn.
6 de goothoogte maximaal
7 de nokhoogte maximaal
8 in afwijking van het bepaalde in sub 6 de goothoogte van een overkapping
met een open constructie voor zover deze is gelegen op een afstand van minder
dan
9 de dakhelling van het aangebouwde bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de
dakhelling van het dakvlak van het hoofdgebouw waaraan wordt bijgebouwd en de
dakhelling van het vrijstaande bijgebouw ten hoogste gelijk is aan de flauwste
dakhelling van het hoofdgebouw.
g
In afwijking van het bepaalde in lid a mogen
aangebouwde bijgebouwen vóór de voorgevelrooilijnen worden gebouwd mits:
1 de diepte maximaal
2 de bouwhoogte maximaal
3 de totale breedte maximaal 3/5 deel bedraagt van het gedeelte van de
voorgevel dat in de voorgevelrooilijn valt, met een maximale breedte van
4 de totale oppervlakte van aangebouwde bijgebouwen maximaal
5.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
bepalingen:
a
Op de gronden, binnen de aanduidingen
‘bouwvlak’ en ‘bijgebouwen’, mag de bouwhoogte maximaal
b
Op de gronden, buiten de aanduidingen
‘bouwvlak’ en ‘bijgebouwen’, mag de bouwhoogte maximaal
5.2.4
Ondergronds bouwen
Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Ondergronds bouwen is alleen binnen de
aanduidingen ‘bouwvlak’ en ‘bijgebouwen’ toegestaan.
b
Onverminderd het bepaalde in lid a mag op plaatsen
waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van artikel 5.2.1 tot en met
5.2.3, ondergronds gebouwd worden, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen
bovengronds bouwwerk aanwezig is.
c
De verticale diepte van het ondergrondse
bouwwerk mag maximaal
d
In afwijking van lid a, b en c is ondergronds
bouwen op het gehele bouwperceel toegestaan ten behoeve van ondergrondse
energievoorzieningen met uitzondering van inrichtingen zoals bedoeld in artikel
2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer.
5.3
Nadere eisen
Het college van Waalwijk kan nadere eisen
stellen aan bebouwing (plaats en afmetingen) en parkeergelegenheid (aanleg en omvang),
ten behoeve van:
a
een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing
en ter waarborging van de stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
b
het voorkomen van onevenredige aantasting van
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, onder
andere met het oog op de bezonning en de privacy.
c
het bevorderen van de verkeersveiligheid,
sociale veiligheid en brandveiligheid.
5.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke
ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van:
a
het hoofdgebouw ten behoeve van beroepsmatige
activiteiten op meer dan
b
vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van wonen.
c
gronden en bijgebouwen ten behoeve van een
seksinrichting.
5.5 Ontheffing gebruiksregels
Het college van Waalwijk
is bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde 5.1 lid a onder 1 en 2 en
artikel 5.4 voor de uitoefening van:
-
beroepsmatige activiteiten op meer dan
-
beroepsmatige activiteiten in bijgebouw(en);
-
bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouw
en/of bijgebouw(en), niet zijnde een overkapping met een open constructie;
mits:
a
de woonfunctie in overwegende mate behouden
blijft.
b
bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag
doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent onder meer dat:
1 uitsluitend medewerking wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijven
en beroepen die genoemd zijn in bijlage 1 behorende bij deze regels of indien
zij niet voorkomen in bijlage 1, naar aard en invloed op de omgeving gelijk te
stellen zijn met bedrijven in bijlage 1, mits:
-
het geen geluidzoneringsplichtige
inrichting betreft;
-
het geen inrichtingen betreft zoals bedoeld in
artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer
(BEVI).
2
vast dient te staan dat het gebruik een
kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
3
het gebruik naar aard met het karakter van de
omgeving in overeenstemming moet zijn.
4
het gebruik de woonfunctie dient te
ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw
en/of de bijgebouwen uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is.
c
het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende
activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling
van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare
ruimten.
d
op het bij de woning behorende bouwperceel ten
minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd indien
(een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage niet meer als
zodanig in gebruik is of gebruikt gaat worden ten behoeve van de beroeps- of
bedrijfsmatige activiteit.
e
wordt voorzien in het parkeren op eigen
terrein.
f
het geen uitoefening van detailhandel betreft
met uitzondering van beperkte detailhandel als niet-zelfstandige en ondergeschikte
activiteit rechtstreeks voortvloeiend uit de beroeps- of bedrijfsmatige
activiteit.
g
per bouwperceel maximaal
5.6
Wijzigingsbevoegdheid
Het
college van burgemeester en wethouders is bevoegd, op de gronden ter plaatse
van de aanduiding ‘wro-zone-wijzigingsgebied’, het
bouwvlak zodanig aan te passen dat de voorgevelrooilijn
a
stedenbouwkundig verantwoord ingepast ter waarborging van de
stedenbouwkundige waarden van de omgeving.
b
een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden en bouwwerken, onder andere met het oog op de bezonning en de privacy
wordt voorkomen.
c
de verkeersveiligheid, sociale veiligheid en brandveiligheid in acht wordt genomen.
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels in Hoofdstuk 2 en
toestaan dat een bouwvlak, aanduidingsvlak en/of
bestemmingsvlak wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding
geeft.
8.1 Uitsluiting aanvullende werking
Bouwverordening
De
voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2
van de Woningwet buiten toepassing behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
a
de richtlijnen
voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b
de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c
de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d
het bouwen bij
hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en;
f
de ruimte
tussen bouwwerken.
9.1 Overgangsrecht
bouwwerken
a Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en
omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor
het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder
a met maximaal 10%.
c Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
9.2 Overgangsrecht
gebruik
a Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
b Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het
bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat
plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en
omvang wordt verkleind.
c Indien
het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Rugt, Waspik.
Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van
......................,
DE RAAD VAN WAALWIJK
de griffier, de
voorzitter,
G.H. Kocken drs.
A. M. P. Kleijngeld
Rosmalen, september 2009
Croonen Adviseurs b.v.