hoofdstuk 4 overgangs-en slotregels
In deze
voorschriften wordt verstaan onder:
plan:
het bestemmingsplan ‘Achterstraat 16 – 18 en 29, Cromvoirt’
van de gemeente Vught.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als
vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0865.crvBPAchterstraat-OH01 met de bijbehorende regels en
bijlagen.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waar ingevolge de voorschriften regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken,
installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.
bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is,
gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming
met de bestemming.
bestaand
bouwwerk:
a
bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het moment van het van kracht
worden van het plan;
b
bij
bouwwerken: bebouwing zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging
van het ontwerp van het plan, en bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden
gebouwd krachtens een daartoe verleende
bouwvergunning.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de voorschriften een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de voorschriften bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen
en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de
fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
omgevingsvergunning
voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of
bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen
regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.
omgevingsvergunning
voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond
van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.
peil:
a
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de
hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b
voor
een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte
van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
perceelsgrens:
de grens van het bouwperceel.
voorziening:
een installatie/
machine, niet zijnde een bouwwerk en/of gebouw, die wordt gebruikt voor
bedrijfsmatige activiteiten binnen de inrichting.
werk:
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Algemeen
afstand
tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens
tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd
oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de
oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de
bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van
die bestemming.
bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
breedte,
diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken
en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het
boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers,
balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding niet meer dan
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een
cultuur- en civieltechnisch bedrijf en bijbehorende voorzieningen uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van bedrijf – cultuur- en
civieltechnisch bedrijf’;
b
een
bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning’;
c
behoud,
aanleg en ontwikkeling van erfbeplanting ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;
d
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
e
erven
en bestaande groenvoorzieningen;
f
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
a
Gebouwen
zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders bepaald.
b
Indien
tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze
bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
c
De
afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet
minder bedragen dan
3.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van
gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De maximale goot- en bouwhoogte per bouwvlak mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en
bouwhoogte’, waarbij voor wat betreft de maximaal toegestane goot- en
bouwhoogte de bedrijfswoning buiten beschouwing wordt gelaten.
b
Het maximale bebouwingsoppervlak per bouwvlak mag niet meer
bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’
waarbij voor wat betreft de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte de
bedrijfswoning buiten beschouwing wordt gelaten.
3.2.3
Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van
bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De
inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan
b
De
goothoogte mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan
3.2.4
Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan
binnen het bouwvlak.
b
In uitzondering op a zijn terreinafscheidingen buiten het
bouwvlak, binnen het bestemmingsvlak, toegestaan.
c
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen,
mede bestemd voor:
a
de
aanleg en instandhouding van:
1 een ondergrondse
brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – brandstof’;
b
erven
en groenvoorzieningen;
c
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2
Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels
is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van
deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond geen gebouwen
worden gebouwd.
4.3
Afwijking
van de bouwregels
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2
voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemming van deze gronden, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De veilige ligging avn de energievoorziening dient te zijn
gewaarborgd.
b
Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben
ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
4.4
Omgevingsvergunning
voor het aanleggen
4.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden op de
gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan
b
het
uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven
van voorwerpen in de bodem.
4.4.2 Uitzonderingen
Het in lid 4.4.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige
bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of
voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit
bestemmingsplan.
4.4.3 Toelaatbaarheid
a
De in
lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het
behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en
watervoorziening zijn gewaarborgd.
b
Alvorens
te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als
bedoeld in dit lid 4.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende
leidingbeheerder.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Het is verboden de bouwgrenzen in het plan te overschrijden, tenzij in de voorschriften van Hoofdstuk 2 anders is bepaald.
Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan ‘Achterstraat 16 – 18 en 29, Cromvoirt’.
Vastgesteld: 30
juni 2011
Onherroepelijk: 22 september 2011