Inhoudsopgave

 

hoofdstuk 1     INLEIDENDE regels  3

Artikel 1                 Begrippen  3

Artikel 2                 Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2     Bestemmingsregels  7

Artikel 3                 Bedrijf 7

Artikel 4               Leiding

hoofdstuk 3     algemene regels  9

Artikel 4                 Anti-dubbeltelregel 9

Artikel 5                 Algemene bouwregels  9

Artikel 6                 Overige regels  9

hoofdstuk 4     overgangs-en slotregels  11

Artikel 7                 Overgangsrecht 11

Artikel 8                 Slotbepaling  11



hoofdstuk 1 INLEIDENDE regels

 

Artikel 1       Begrippen

 

In deze voorschriften wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Achterstraat 16 – 18 en 29, Cromvoirt’ van de gemeente Vught.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0865.crvBPAchterstraat-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen.     

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.

 

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

 

bestaand bouwwerk:

a     bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;

b     bij bouwwerken: bebouwing zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, en bouwwerken die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mogen worden gebouwd krachtens een daartoe verleende bouwvergunning.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de voorschriften een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

 

peil:

a     voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b     voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

 

perceelsgrens:

de grens van het bouwperceel.

 

voorziening:

een installatie/ machine, niet zijnde een bouwwerk en/of gebouw, die wordt gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten binnen de inrichting.

 

werk:

een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

 

 

Artikel 2       Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1       Algemeen

 

afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

 

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

 

bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de voorschriften nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

2.2       Ondergeschikte bouwdelen

 

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 



Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3       Bedrijf

 

3.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a     een cultuur- en civieltechnisch bedrijf en bijbehorende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van bedrijf – cultuur- en civieltechnisch bedrijf’;

b     een bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c     behoud, aanleg en ontwikkeling van erfbeplanting ter plaatse van de aanduiding ‘groen’;

d     (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

e     erven en bestaande groenvoorzieningen;

f       water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

3.2            Bouwregels

 

3.2.1        Algemeen

a     Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, tenzij anders bepaald.

b     Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.

c     De afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

3.2.2        Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:

a     De maximale goot- en bouwhoogte per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’, waarbij voor wat betreft de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte de bedrijfswoning buiten beschouwing wordt gelaten.

b     Het maximale bebouwingsoppervlak per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’ waarbij voor wat betreft de maximaal toegestane bebouwingsoppervlakte de bedrijfswoning buiten beschouwing wordt gelaten.

 

3.2.3        Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

a     De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 .

b     De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

c     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.

 

3.2.4        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

a     Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

b     In uitzondering op a zijn terreinafscheidingen buiten het bouwvlak, binnen het bestemmingsvlak, toegestaan.

c     De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Artikel 4       Leiding

 

4.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a     de aanleg en instandhouding van:

            1 een ondergrondse brandstofleiding ter plaatse van de aanduiding            ‘hartlijn leiding – brandstof’;

b     erven en groenvoorzieningen;

c     water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

4.2         Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond geen gebouwen worden gebouwd.

 

 

4.3         Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemming van deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     De veilige ligging avn de energievoorziening dient te zijn gewaarborgd.

b     Het bevoegd gezag dient schriftelijk advies te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

 

4.4         Omgevingsvergunning voor het aanleggen

 

4.4.1    Werken en werkzaamheden

Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het aanleggen de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a     het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 0,60 cm beneden maaiveld;

b     het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem.

 

4.4.2    Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a     het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

b     reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

 

4.4.3    Toelaatbaarheid

a     De in lid 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en watervoorziening zijn gewaarborgd.

b     Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit lid 4.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.

 


hoofdstuk 3  algemene regels

 

Artikel 5       Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 6       Algemene bouwregels

 

Het is verboden de bouwgrenzen in het plan te overschrijden, tenzij in de voorschriften van Hoofdstuk 2 anders is bepaald.

 

Artikel 7       Overige regels

 

Indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.



hoofdstuk 4  overgangs-en slotregels

 

 

Artikel 8       Overgangsrecht

 

8.1       Overgangsrecht bouwwerken

 

a     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1     gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2     na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b     Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c     Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

8.2       Overgangsrecht gebruik

 

a     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c     Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d     Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

Artikel 9       Slotbepaling

 

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan ‘Achterstraat 16 – 18 en 29, Cromvoirt’.

 

Vastgesteld: 30 juni 2011

Onherroepelijk: 22 september 2011