In deze regels wordt verstaan onder:
1.1.
plan: het bestemmingsplan "Uden-Noord I" van de
gemeente Uden;
1.2.
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.0856.UdenNoordI met de bijbehorende regels;
1.3.
de plankaart: de analoge verbeelding van het GML-bestand
NL.IMRO.0856.UdenNoordI-BP01;
1.4.
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5.
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
1.6.
afhankelijke woonruimte: een bijgebouw dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.7.
ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.8.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde;
1.9.
bedrijfsmatige activiteiten in een woning: het bedrijfsmatig
verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid,
geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in
een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan
worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van
detailhandel;
1.10. beroepsmatige
activiteiten in een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte
omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie
kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening
van detailhandel;
1.11. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13. bijgebouw:
een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een
op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw;
1.14. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door, op gelijke of bij benadering
gelijke hoogte liggende, vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip
van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.16. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.17. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.;
1.20. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.21. brochure
Bedrijven en Milieuzonering: de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG,
juli 2007);
1.22. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen
kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24. dienstverlening:
het verlenen van zakelijke en maatschappelijke diensten, evenwel met
uitzondering van milieuvergunningplichtige bedrijven en instellingen en een
seksuele dienstverlening;
1.25. dove
gevel:
a. een
bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in
NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het
verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB
onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
b. een
bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig
zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.26. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27. geluidgevoelige
functies: bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de
Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.28. hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of
afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.29. horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter
plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van
een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.30. kampeermiddel:
a. een tent,
een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander
onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover
geen bouwwerk zijnde,
c. één en
ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of
ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.31. landschappelijke
waarde: de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de
waarneembare aspecten van de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en
beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);
1.32. leisure:
openbare, permanente gebouwde of aangelegde voorzieningen ten behoeve van
vrije tijdsbesteding, sport en recreatie waar overdag en 's avonds tegen
betaling van een entreevergoeding de vrije tijd kan worden besteed, niet zijnde
speelautomatenhallen en seksuele dienstverlening;
1.33. logeerhuis:
een voorziening waar de gezinsleden van een (ernstig) zieke patiënt tijdelijk
kunnen wonen tijdens het verblijf van die patiënt in het ziekenhuis;
1.34. maatschappelijke
activiteiten: educatieve, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke
activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede
ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;
1.35. maatschappelijke
dienstverlening: het verlenen van diensten ten behoeve van maatschappelijke
activiteiten;
1.36. maatschappelijke
voorzieningen: voorzieningen ten behoeve van educatieve, medische,
sociaal-culturele en levensbeschouwelijke activiteiten en activiteiten ten
behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en
horeca ten dienste van deze activiteiten;
1.37. mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, en niet zelfstandig in zijn algemene dagelijkse levensbehoeften
kan voorzien, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.38. meergezinshuis:
een gebouw, dat twee of meer boven (of nagenoeg boven) elkaar gelegen
zelfstandige woningen omvat;
1.39. natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen
van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk
als in samenhang;
1.40. opslag:
het bedrijfsmatig opslaan van goederen;
1.41. overkapping:
een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden;
1.42. recreatie-activiteiten:
verrichtingen van personen gericht op sport en ontspanning, zowel in
gebouwde of anderszins aangelegde voorzieningen, als in de natuurlijke omgeving;
1.43. recreatieve
voorzieningen: gebouwde en ongebouwde voorzieningen voor recreatie-activiteiten,
waaronder ondergeschikte detailhandels- en horecavoorzieningen worden begrepen;
1.44. seksuele
dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten
van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische
vertoningen;
1.45. voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan
de perceelsgrenzen
1.46. voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan
worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
1.47. wellness:
openbare, permanente, gebouwde of aangelegde voorzieningen gericht op een
gezonde levensstijl door gezonde voeding, beweging, doelmatige ontspanning, meditatie-
en ontspanningsoefeningen, stressmanagement, massage en/of lichaamsverzorging
en met uitzondering van zelfstandige detailhandel;
1.48. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden, niet zijnde een woonwagen;
1.49. woonwagen:
een ongemotoriseerd voertuig dat voortdurend of nagenoeg voortdurend als
woning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met dien verstande dat een
woonwagen niet ophoudt dit te zijn, indien aan of bij de woonwagen
voorzieningen worden getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden
voortbewogen;
1.50. zakelijke
dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals
administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame,
advocaten, makelaars, advies- en ingenieursbureau en training;
1.51. ziekenhuis:
een instelling voor gezondheidszorg, waar gedurende dag en nacht aan
personen met een specifieke fysieke ziekte één of meer vormen van medische
specialistische hulp en de daarmee verband houdende verpleging en verzorging
geboden worden;
1.52. zorghotel:
een voorziening waar gasten tijdelijk verblijven en de mogelijkheid hebben om
24 uur per dag een beroep te doen op zorg- en dienstverlening, waarbij de
zorgverlening naar individuele behoefte wordt geboden door verpleegkundigen
en/of verzorgenden die de gehele dag (24 uur) aanwezig zijn in het hotel en
waarbij indien noodzakelijk op afroep een beroep kan worden gedaan op (para)medici;
1.53. zorgwonen:
een bijzondere vorm van wonen, waarbij de bewoner in een zelfstandige
woonruimte woont, waarbij in de woning specifieke voorzieningen zijn getroffen
om de hulp van een zorgverlener in te roepen en waarbij eventueel extra ruimte
voor verzorging aanwezig is.
2.1.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. lengte,
breedte en diepte van gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren;
c. lengte,
breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: tussen de verst van
elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d. de
goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de
goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e. de
inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
f. de
bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van
een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g. de
oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau
van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h. onderlinge
afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van
bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het
kleinst zijn;
i. peil:
1. voor
gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de
kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
j. brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een
gebouw.
2.3.
Lid 2.2 is niet van toepassing voor overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen ter plaatse van:
a. de aanduiding
'gevellijn'
b. de specifieke
bouwaanduiding 'hoofdingang'.
Artikel 3
Bos
Bestemmingsomschrijving
a. ontwikkeling
en instandhouding van bos, met de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen
natuur- en landschappelijke waarden;
b. paden;
c. waterberging
en waterinfiltratie.
Bouwregels
3.2.
Op de in lid 3.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken,
geen gebouw zijnde worden gerealiseerd.
Aanlegvergunning
a. het vellen
of rooien van houtgewas;
b. het
aanbrengen van verhardingen;
c. het
verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
d. het
aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
e. het
aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen
en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
3.4.
De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3 zijn slechts
toelaatbaar, indien:
a. deze
noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun
bestemming;
b. door die
werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de bedoelde gronden,
die het plan beoogt te beschermen:
1. niet
onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
2. de
mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
3.5.
Het in lid 3.3 opgenomen verbod geldt niet voor:
a. werken en
werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die gronden
gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale
gebruik overeenkomstig de bestemming;
b. werken en
werkzaamheden, welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in
uitvoering waren.
3.6.
Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.3 geldt de procedure als bedoeld in artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 4
Groen
Bestemmingsomschrijving
a. groen
b. fiets- en
wandelpaden;
c. waterberging
en waterinfiltratie.
Bouwregels
4.2.
Op de in lid 4.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken,
geen gebouw zijnde worden gerealiseerd.
Artikel 5
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving
b. educatieve
voorzieningen;
d. onderzoeks-
en ontwikkelingsinstellingen en instituten in de gezondheidszorg;
f. een
logeerhuis;
h. activiteiten
ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
i. waterberging
en waterinfiltratie;
j. voorzieningen
van openbaar nut;
1. tuinen;
2. groen;
3. verkeers-
en parkeervoorzieningen;
4. fietsenstallingen;
voor zover deze behoren tot de
categorieën 1 en 2 van de brochure Bedrijven en milieuzonering en met
uitzondering van Bevi-inrichtingen.
Bouwregels
5.2.
Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 5.3 tot en met 5.4 genoemde regels, de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
b. ter
plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient ,voor zover gronden niet de
aanduiding 'gezondheidszorg' hebben, minimaal 70% van de bouwgrens te worden bebouwd.
c. ter
plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' mogen op de begane grond uitsluitend
een ziekenhuis en functies als bedoeld in lid 5.1, sub c worden gebouwd, met uitzondering van entrees ten behoeve van de overige toegelaten functies als bedoeld
in lid 5.1;
1. in de
'gevellijn';
2. die in de
naar de Nistelrodeseweg gerichte gevel worden gebouwd;
3. die in de
bouwgrens aan de zijde van de bestemming "Uit te werken Woongebied 2"
worden gebouwd,
mag niet minder respectievelijk
meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' is aangegeven;
1. ter
plaatse van de specifieke bouwaanduidingen 'gevelwand noord', dient het gebouw in
één rooilijn in of evenwijdig aan de naar de Nistelrodeseweg gerichte bouwgrens
te worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte in de rooilijn over de
volledige lengte identiek is;
3. ter
plaatse van de specifieke bouwaanduidingen 'gevelwand zuid', dient het gebouw
in één rooilijn in of evenwijdig aan de naar de Nistelrodeseweg gerichte
bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte in de rooilijn
over de volledige lengte identiek is;
f. halfverdiepte
parkeervoorzieningen zijn toegestaan met dien verstande dat de totale diepte
niet meer dan 4 meter onder peil mag bedragen;
g. de
hoofdingang van het ziekenhuis dient binnen de aanduidingsgrens van de specifieke
bouwaanduiding 'hoofdingang' te worden gerealiseerd.
a. erfscheidingen
ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b. licht- en
vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.
Nadere eisen
5.5.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of
bereikbaarheid, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de
bebouwing en de geleding van de gevels, ten behoeve van:
a. een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. de
verkeersveiligheid;
c. de sociale
veiligheid; en
d. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Specifieke gebruiksregels
5.6.
Ten behoeve van de functies in het plangebied dient minimaal het aantal
parkeerplaatsen als bedoeld in afbeelding 1 te worden gerealiseerd en in stand
gehouden.
Afbeelding 1: Minimale parkeernormering.
Functie
|
Parkeernorm
|
Ziekenhuis/medische voorzieningen
|
1,7 parkeerplaatsen/bed
|
Dienstverlening
|
3 parkeerplaatsen / 100 m² b.v.o.
|
Onderwijs
|
1,0
parkeerplaats/leslokaal
|
Sport, wellness
|
1 parkeerplaats / 25 m² b.v.o.
|
Overige functies
|
3 parkeerplaatsen / 100 m² b.v.o.
|
5.7.
In afwijking van het bepaalde in lid 5.1 zijn ter plaatse van de
aanduiding 'bedrijf van categorie 2 uitgesloten' geen (bedrijfs)activiteiten
als bedoeld categorie 2 van de brochure Bedrijven en milieuzonering toegestaan.
5.8.
Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet
ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of
bebouwing ten behoeve van een helikopterplatform.
Ontheffing van gebruiksregels
5.9.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in
artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van de vestiging van
Bevi-inrichtingen, met dien verstande dat de risicocontour van een Bevi-inrichting
binnen het bestemmingsvlak ligt.
Artikel 6
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
a. verkeer en
verblijf;
b. parkeervoorzieningen;
c. groen;
d. waterberging
en waterinfiltratie;
e. voorzieningen
van openbaar nut;
f. voorzieningen
van beeldende kunst.
Bouwregels
6.2.
Ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 6.3 tot en met 6.4 genoemde regels, de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
a. de diepte
van (half)verdiepte verkeersvoorzieningen, zoals tunnelbakken, niet meer dan 4 meter mag bedragen;
b. de
bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
c. de
oppervlakte van gebouwen mag per gebouw maximaal 20 m² bedragen.
a. erfscheidingen
ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b. licht- en
vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.
Artikel 7
Verkeer - Entreegebied
Bestemmingsomschrijving
a. verkeer en
verblijf;
b. parkeervoorzieningen
en fietsenstallingen;
c. groen;
d. een kiosk;
e. waterberging
en waterinfiltratie;
f. voorzieningen
van openbaar nut;
g. voorzieningen
van beeldende kunst.
Bouwregels
7.2.
Ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 7.3 tot en met 7.4 genoemde regels, de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
a. de
bouwhoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
b. de gezamenlijke
oppervlakte mag niet meer dan 250 m² bedragen;
c. de afstand
tot de bestemming "Verkeer" niet minder dan 5 meter mag bedragen.
a. erfscheidingen
ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b. licht- en
vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.
Nadere eisen
7.5.
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede
stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en
reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve
van:
a. een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede
woonsituatie;
c. de
verkeersveiligheid;
d. de sociale
veiligheid.
Artikel 8
Verkeer - Parkeren
Bestemmingsomschrijving
a. parkeervoorzieningen;
b. fietsenstallingen;
c. groen;
d. waterberging
en waterinfiltratie;
e. voorzieningen
van openbaar nut.
Bouwregels
8.2.
Ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde doeleinden mogen, met
inachtneming van de in lid 8.3 tot en met 8.4 genoemde regels, de daarbij
behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden
gerealiseerd.
a. de
bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
b. de
oppervlakte van:
1. fietsenstallingen
in totaal niet meer dan 1.000 m² mag bedragen;
2. overige
gebouwen in totaal niet meer dan 50 m² mag bedragen.
a. erfscheidingen
ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b. licht- en
vlaggenmasten ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.
Wijzigingsbevoegdheid
8.5.
Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van het bepaalde in artikel 3.6,
lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening:
b. in
combinatie met de wijzigingsbevoegdheid sub a, de bestemming te wijzigen ten behoeve
van de volgende functies:
1. medische
voorzieningen;
2. zakelijke
dienstverlening;
3. dienstverlening
en detailhandel op het gebied van verzorging;
4. onderzoeks-
en ontwikkelingsinstellingen en instituten in de gezondheidszorg,
met dien verstande dat de
gronden voor niet meer dan 10% ten behoeve van deze functie mogen worden
bebouwd en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 8 meter mag bedragen.
Artikel 9
Wonen
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
9.2.
Ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming
van de in lid 9.3 tot en met 9.5 genoemde regels, de daarbij behorende
gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.
b. een
hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak in de vorm van een vrijstaande woning
worden gebouwd;
c. de
goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
d. de
bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen;
e. de inhoud
van een hoofdgebouw mag niet meer dan 900 m³ bedragen;
f. de
minimale afstand van een hoofdgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens dient
tenminste 3 meter te bedragen;
g. de
minimale afstand van een hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens dient tenminste
10 meter te bedragen;
9.4.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. de afstand
tot de voorgevelrooilijn dient minimaal 1 meter te bedragen;
c. de gezamenlijke
oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen;
d. de afstand
tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen dient minimaal 3 meter te bedragen;
e. de
goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen.
a. ten
aanzien van het bouwen van overkappingen dat:
1. de
goothoogte en bouwhoogte mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter mag bedragen;
2. de afstand
tot de voorgevelrooilijn minimaal 5 meter dient te bedragen;
3. de totale oppervlakte
niet meer dan 25 m² mag bedragen;
b. dat de
bouwhoogte van:
1. erfscheidingen
voor de voorgevel ten hoogste 1 meter mag bedragen;
2. overige
erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
3. vlaggenmasten
ten hoogste 10 meter mag bedragen;
4. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a. achter
de voorgevelrooilijn ten hoogste 3 meter mag bedragen;
b. voor
de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter mag bedragen.
Nadere eisen
a. een
samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b. een goede
woonsituatie;
c. de
verkeersveiligheid;
d. de sociale
veiligheid.
Specifieke gebruiksregels
9.9.
Gebruik van ruimten binnen de woning en daar bij behorende bijgebouwen
ten behoeve van de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning,
wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voorzover dit gebruik
ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
a. maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen mag worden
gebruikt voor uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
b. degene die
de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c. het niet
betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een
nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot
een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d. er mag
geen detailhandel plaatsvinden;
e. de
activiteit mag niet milieuvergunningplichtig/meldingplichtig zijn.
a. het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke
woonruimte;
b. het
gebruik van de in lid 9.7 gronden voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt
uit het kappen van bomen;
c. het
gebruik van de in lid 9.8 bedoelde parkeerplaats voor andere doeleinden, zoals
dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het
ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.
Ontheffing van de gebruiksregels
9.11. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde
in lid 9.10 voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als
afhankelijke woonruimte, mits:
a. de
bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie
noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b. er geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder
die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c. de
afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;
d. de
afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat binnen
een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw staat.
Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het
hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende
verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het
geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd,
met dien verstande dat burgemeester
en wethouders ten behoeve een goede ruimtelijke inpassing (samenhangend
bebouwingsbeeld, relatie hoofd- en bijgebouw, concentratie van bebouwing)
nadere eisen kunnen stellen aan de situering van een bijgebouw ten behoeve van bijwonen.
Artikel 10 Maatschappelijk
- Uit te werken
Bestemmingsomschrijving
b. kleinschalige
(zakelijke) dienstverlening
c. activiteiten
ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
e. groen;
f. verkeer
en verblijf
g. parkeervoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. voorzieningen
van openbaar nut
j. waterberging
en waterinfiltratie.
Uitwerkingsregels
a. er mogen
maximaal drie gebouwen ten behoeve van de doeleinden als bedoeld in lid 10.1, sub a tot en met d, met dien verstande dat:
1. de
gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 3.000 m² b.v.o. bedraagt;
2. de
onderlinge afstand tussen de gebouwen minimaal 15 meter bedraagt;
3. de
bouwhoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen;
4. er
minimaal 3 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o. dienen te worden gerealiseerd, met dien verstande dat minimaal 50% van de parkeerplaatsen in gebouwde vorm
gerealiseerd dient te worden;
b. het
oprichten van geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting
van de gevel als gevolg van het verkeer niet meer bedraagt dan:
1. de
voorkeursgrenswaarde, dan wel;
2. de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.
Deze bepaling blijft buiten werking indien een
dove gevel wordt gerealiseerd.
c. minimaal 40%
van het bestemmingsvlak dient als groen te worden ingericht en instandgehouden.
Bouwregels
Ontheffing van de bouwregels
10.4. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde
in lid 10.3 indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een
uitwerkingsplan.
Artikel 11 Woongebied
- 1 - Uit te werken
Bestemmingsomschrijving
f. groen;
g. verkeer en
verblijf;
h. parkeervoorzieningen;
i. speelvoorzieningen;
j. waterhuishouding;
k. waterberging
en waterinfiltratie;
l. voorzieningen
van openbaar nut.
Uitwerkingsregels
a. in totaal mogen
maximaal 50 kavels worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
1. de
minimale kaveloppervlakte 500 m² bedraagt;
2. er
maximaal 25 kavels met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² mogen worden uitgegeven;
b. ten
behoeve van (zorg)wonen als bedoeld in lid 11.1, onder a en b mogen uitsluitend
(half)vrijstaande woningen en gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande
dat er minimaal 2,0 parkeerplaatsen per woning dienen te worden gerealiseerd;
c. ten
behoeve van activiteiten als bedoeld in lid 11.1, onder c, d en e dienen minimaal 3 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o. dienen te worden gerealiseerd;
d. de
bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van stedenbouwkundige accenten op markante
plekken de bouwhoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen;
e. maximaal
40% per bouwperceel mag worden bebouwd, met dien verstande dat:
1. de
oppervlakte per bouwperceel niet meer dan 250 m² mag bedragen;
2. indien een
bestaande woning wordt ingepast, de bestaande bebouwingsoppervlakte gehandhaafd
mag blijven;
f. minimaal
40% van het bouwperceel dient als groen te worden ingericht en instandgehouden,
waarvan minimaal de helft de bestemming "Groen" of de bestemming
"Bos" krijgt;
g. de afstand
van gebouwen tot aan de weg bedraagt minimaal 10 meter;
h. het
oprichten van woningen, of andere geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan
indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer, niet meer
bedraagt dan:
1. de
voorkeursgrenswaarde, dan wel;
2. de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.
Deze bepaling blijft buiten werking indien een
dove gevel wordt gerealiseerd.
i. de verkeersinfrastructuur
wordt gekenmerkt door een gebiedseigen karakter, dat tot uitdrukking komt in:
1. een
wegbreedte van maximaal 5 meter in een openbaar profiel van minimaal 10 meter;
2. een
informele structuur gekenmerkt door lichte knikken, flauwe bochten en vorkachtige
aansluitingen;
j. ter
plaatse van de aanduiding 'verkeer' dient een weg aangelegd te worden in het verlengde
van de bestemming "Verkeer";
k. minimaal 30%
van het bestemmingsvlak dient te worden ingericht als openbaar groen, met dien
verstande dat:
1. er naar
gestreefd wordt bestaande bomen in te passen;
3. deze
gronden de bestemming "Groen" of de bestemming "Bos"
krijgen.
Bouwregels
Ontheffing van de bouwregels
11.4. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde
in lid 11.3 indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een
uitwerkingsplan.
Artikel 12 Woongebied
- 2 - Uit te werken
Bestemmingsomschrijving
a. wonen, al
dan niet in combinatie met uitoefening van beroepsmatige activiteiten`;
b. zorgwonen;
d. activiteiten
ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
e. wellness
en leisure;
f. groen;
g. verkeer en
verblijf;
h. parkeervoorzieningen;
i. speelvoorzieningen;
j. waterhuishouding;
k. waterberging
en waterinfiltratie.
Uitwerkingsregels
a. gebouwen
mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
b. in totaal dienen
minimaal 150 en maximaal 200 woningen te worden gerealiseerd;
c. de
minimale respectievelijk maximale bouwhoogte van gebouwen:
1. in de
'gevellijn'
2. die in de
bouwgrens aan de zijde van de bestemming "Maatschappelijk" worden
gebouwd,
mag niet minder respectievelijk
meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' is aangegeven;
d. er mag
maximaal 2.000 m² (footprint) ten behoeve van zelfstandige zakelijke dienstverlening
als bedoeld in lid 12.1, sub c worden gerealiseerd;
e. er dienen
minimaal 2,0 parkeerplaatsen per woning en voor andere functies 3 parkeerplaatsen
per 100 m² b.v.o. te worden gerealiseerd, met dien verstande dat de
parkeerplaatsen uitsluitend (half)verdiept danwel op eigen terrein mogen worden
aangelegd;
f. het
oprichten van de in lid 12.1, onder a. genoemde woningen, of andere geluidgevoelige
bestemmingen, is slechts toegestaan indien:
1. de
geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer, niet meer bedraagt
dan:
a. de
voorkeursgrenswaarde, dan wel;
b. de
door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.
Deze bepaling blijft buiten werking
indien een dove gevel wordt gerealiseerd;
2. de
bedrijfsvoering van het ziekenhuis niet wordt belemmerd;
g. ter
plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient minimaal 70% van de bouwgrens te
worden bebouwd.
Bouwregels
Ontheffing van de bouwregels
12.4. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde
in lid 12.3 indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een
uitwerkingsplan.
Artikel 13
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
Bouwregels
Ontheffing van de bouwregels
13.4. In het
belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de ontheffing de volgende
verplichtingen worden verbonden:
a. de
verplichting tot het doen van opgravingen;
b. de
verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden
door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die
voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen
kwalificaties.
Aanlegvergunning
b. het
aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c. het
ophogen en egaliseren van gronden;
d. het
verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
e. het
uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in
de bodem.
f. het
slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt
dieper dan 0,5 meter onder peil.
13.6. Aanlegvergunning
kan slechts worden verleend indien:
a. door die
werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect
te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende
gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden
voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden
verkleind, en
b. vooraf
door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm
voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische
waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
1. de
archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
2. er geen
archeologische waarden aanwezig zijn; of
3. de
archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
13.7.
Het in lid 13.5 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van
werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
a. in het
kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht
door een ter zake deskundige;
b. waarmee is
of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
13.8. Alvorens
een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 13.5, winnen burgemeester
en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
Wijziging
a. naar
omvang wordt verkleind, danwel
b. wordt
verwijderd,
voor zover de geconstateerde
aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na
beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
14.1. Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ondergronds bouwen
16.1. De
bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil, met dien verstande dat de bouwdiepte van liftschachten 7,5 meter mag bedragen.
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
16.2.
De voorschriften van de
Bouwverordening van de gemeente Uden ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de
mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.
Voorkomen radarverstoring
vliegbasis Volkel
16.3. De
bouwhoogte van bouwwerken mag ter voorkoming van radarverstoring van de vliegbasis
Volkel maximaal 65 meter boven N.A.P. bedragen, met dien verstande dat indien
elders in deze regels een lagere hoogte geldt, deze hoogte van toepassing is.
Meetverschillen
17.1. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van
het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of
onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met
dien verstande dat de genoemde afwijkingen van bouw- en bestemmingsgrenzen ten
hoogste 5,00 meter mogen bedragen.
10%-regeling
17.2. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van
het plan voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen
en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
Antenne-installaties
17.3. Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1,
sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van
het plan voor het oprichten van een antenne-installatie, met dien verstande dat
de ontheffing slechts mag worden verleend indien:
a. de
bouwhoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, niet meer
bedraagt dan 40 meter;
b. aangetoond
wordt dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt
kan worden van reeds bestaande antennedragers;
c. de
stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van
de antenne-installatie mag niet wordt aangetast.
18.1. Burgemeester
en wethouders zijn op basis van artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke
ordening bevoegd om de bestemming "Verkeer" tussen de bestemmingen
"Maatschappelijk" en " Woongebied - 2 - Uit te werken" en
het verlengde daarvan in de richting van de Rondweg met maximaal 50 meter evenwijdig aan de huidige bestemmingsgrens te verschuiven indien uit onderzoek blijkt dat voor de bestemming "Maatschappelijk" respectievelijk meer of minder gronden noodzakelijk zijn en met dien verstande
dat:
a. bij een
vergroting respectievelijk verkleining van de bestemming " Woongebied - 2
- Uit te werken " naar rato van de toe- of afname van de oppervlakte van
het bestemmingsvlak, het aantal woningen wordt vermeerderd respectievelijk
verminderd;
b. de bestemmingen
"Verkeer" en "Groen" in dezelfde richting mee verschuiven.
Ontheffing
19.1. Bij het
toepassen van ontheffingen op grond van deze regels de procedure van Afdeling
3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare
voorbereidingsprocedure).
Uitwerking en wijziging
a. Artikel 10, lid 10.2;
b. Artikel 11, lid 11.2;
c. Artikel 12, lid 12.2;
d. Artikel 18,
is de procedure van Afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
Overgangsrecht Bouwwerken
20.1. Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
20.2. Eenmalig
kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
20.3. Het
eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
20.4. Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
20.6. Indien
het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
20.7. Het
vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als regels van het "Bestemmingsplan
Uden-Noord I".