Regels

 

 

 


Inhoudsopgave

 

1.       Inleidende regels  1

Artikel 1           Begrippen  1

Artikel 2           Wijze van meten  5

2.       Bestemmingsregels  6

2.1.    Bestemmingen  6

Artikel 3           Bos  6

Artikel 4           Groen  8

Artikel 5           Maatschappelijk  9

Artikel 6           Verkeer 12

Artikel 7           Verkeer - Entreegebied  13

Artikel 8           Verkeer - Parkeren  14

Artikel 9           Wonen  15

2.2.    Uit te werken bestemmingen  18

Artikel 10         Maatschappelijk - Uit te werken  18

Artikel 11         Woongebied - 1 - Uit te werken  20

Artikel 12         Woongebied - 2 - Uit te werken  22

2.3.    Dubbelbestemmingen  24

Artikel 13         Waarde - Archeologie  24

3.       Algemene regels  26

Artikel 14         Anti-dubbeltelregel 26

Artikel 15         Algemene gebruiksregels  27

Artikel 16         Algemene bouwregels  28

Artikel 17         Algemene ontheffingsregels  29

Artikel 18         Algemene wijzigingsregels  30

Artikel 19         Algemene procedureregels  31

4.       Overgangs- en slotregels  32

Artikel 20         Overgangsrecht 32

Artikel 21         Slotregel 33

 

 

 

 


1.   Inleidende regels

Artikel 1         Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1.      plan: het bestemmingsplan "Uden-Noord I" van de gemeente Uden;

1.2.      bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856.UdenNoordI met de bijbehorende regels;

1.3.      de plankaart: de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0856.UdenNoordI-BP01;

1.4.      aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5.      aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6.      afhankelijke woonruimte: een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7.      ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8.      bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9.      bedrijfsmatige activiteiten in een woning: het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.10.   beroepsmatige activiteiten in een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.11.   bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

1.12.   bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13.   bijgebouw: een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw;

1.14.   bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15.   bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door, op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende, vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.16.   bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

1.17.   bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18.   bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

1.19.   bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.;

1.20.   bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21.   brochure Bedrijven en Milieuzonering: de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, juli 2007);

1.22.   dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23.   detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24.   dienstverlening: het verlenen van zakelijke en maatschappelijke diensten, evenwel met uitzondering van milieuvergunningplichtige bedrijven en instellingen en een seksuele dienstverlening;

1.25.   dove gevel:

a.   een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
b.   een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.26.   gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27.   geluidgevoelige functies: bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.28.   hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn functie, constructie en/of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.29.   horeca: het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse verstrekt en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, maar met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.30.   kampeermiddel:

a.   een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b.   enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
c.   één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.31.   landschappelijke waarde: de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de waarneembare aspecten van de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.32.   leisure: openbare, permanente gebouwde of aangelegde voorzieningen ten behoeve van vrije tijdsbesteding, sport en recreatie waar overdag en 's avonds tegen betaling van een entreevergoeding de vrije tijd kan worden besteed, niet zijnde speelautomatenhallen en seksuele dienstverlening;

1.33.   logeerhuis: een voorziening waar de gezinsleden van een (ernstig) zieke patiënt tijdelijk kunnen wonen tijdens het verblijf van die patiënt in het ziekenhuis;

1.34.   maatschappelijke activiteiten: educatieve, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;

1.35.   maatschappelijke dienstverlening: het verlenen van diensten ten behoeve van maatschappelijke activiteiten;

1.36.   maatschappelijke voorzieningen: voorzieningen ten behoeve van educatieve, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke activiteiten en activiteiten ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze activiteiten;

1.37.   mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, en niet zelfstandig in zijn algemene dagelijkse levensbehoeften kan voorzien, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.38.   meergezinshuis: een gebouw, dat twee of meer boven (of nagenoeg boven) elkaar gelegen zelfstandige woningen omvat;

1.39.   natuurwaarde: de aan een gebied toegekende waarde, die bepaald wordt door het voorkomen van bodemkundige, hydrologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in samenhang;

1.40.   opslag: het bedrijfsmatig opslaan van goederen;

1.41.   overkapping: een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden;

1.42.   recreatie-activiteiten: verrichtingen van personen gericht op sport en ontspanning, zowel in gebouwde of anderszins aangelegde voorzieningen, als in de natuurlijke omgeving;

1.43.   recreatieve voorzieningen: gebouwde en ongebouwde voorzieningen voor recreatie-activiteiten, waaronder ondergeschikte detailhandels- en horecavoorzieningen worden begrepen;

1.44.   seksuele dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.45.   voorgevelrooilijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen

1.46.   voorkeursgrenswaarde: de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.47.   wellness: openbare, permanente, gebouwde of aangelegde voorzieningen gericht op een gezonde levensstijl door gezonde voeding, beweging, doelmatige ontspanning, meditatie- en ontspanningsoefeningen, stressmanagement, massage en/of lichaamsverzorging en met uitzondering van zelfstandige detailhandel;

1.48.   woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een woonwagen;

1.49.   woonwagen: een ongemotoriseerd voertuig dat voortdurend of nagenoeg voortdurend als woning wordt gebruikt of daartoe is bestemd, met dien verstande dat een woonwagen niet ophoudt dit te zijn, indien aan of bij de woonwagen voorzieningen worden getroffen ten gevolge waarvan deze niet langer kan worden voortbewogen;

1.50.   zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden, zoals administratie, informatie- en communicatietechnologie, marketing, reclame, advocaten, makelaars, advies- en ingenieursbureau en training;

1.51.   ziekenhuis: een instelling voor gezondheidszorg, waar gedurende dag en nacht aan personen met een specifieke fysieke ziekte één of meer vormen van medische specialistische hulp en de daarmee verband houdende verpleging en verzorging geboden worden;

1.52.   zorghotel: een voorziening waar gasten tijdelijk verblijven en de mogelijkheid hebben om 24 uur per dag een beroep te doen op zorg- en dienstverlening, waarbij de zorgverlening naar individuele behoefte wordt geboden door verpleegkundigen en/of verzorgenden die de gehele dag (24 uur) aanwezig zijn in het hotel en waarbij indien noodzakelijk op afroep een beroep kan worden gedaan op (para)medici;

1.53.   zorgwonen: een bijzondere vorm van wonen, waarbij de bewoner in een zelfstandige woonruimte woont, waarbij in de woning specifieke voorzieningen zijn getroffen om de hulp van een zorgverlener in te roepen en waarbij eventueel extra ruimte voor verzorging aanwezig is.

 

 

Artikel 2         Wijze van meten

2.1.      Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.   lengte, breedte en diepte van gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
c.   lengte, breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d.   de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.   de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.    de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g.   de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h.   onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
i.    peil:
1.   voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2.   in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
j.    brutovloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

 

2.2.      Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

2.3.      Lid 2.2 is niet van toepassing voor overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen ter plaatse van:

a.   de aanduiding 'gevellijn'
b.   de specifieke bouwaanduiding 'hoofdingang'.

 

 

 

2.   Bestemmingsregels

2.1.      Bestemmingen

 

Artikel 3         Bos

Bestemmingsomschrijving

3.1.      De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   ontwikkeling en instandhouding van bos, met de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuur- en landschappelijke waarden;
b.   paden;
c.   waterberging en waterinfiltratie.

 

Bouwregels

3.2.      Op de in lid 3.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd.

 

Aanlegvergunning

3.3.      Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a.   het vellen of rooien van houtgewas;
b.   het aanbrengen van verhardingen;
c.   het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
d.   het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
e.   het aanbrengen van bovengrondse en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

3.4.      De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3 zijn slechts toelaatbaar, indien:

a.   deze noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
b.   door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de bedoelde gronden, die het plan beoogt te beschermen:
1.   niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
2.   de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 


3.5.      Het in lid 3.3 opgenomen verbod geldt niet voor:

a.   werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b.   werken en werkzaamheden, welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.

 

3.6.      Bij het verlenen van een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.3 geldt de procedure als  bedoeld in artikel 3.18 van de Wet ruimtelijke ordening.

 

 

Artikel 4         Groen

Bestemmingsomschrijving

4.1.      De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   groen
b.   fiets- en wandelpaden;
c.   waterberging en waterinfiltratie.

 

Bouwregels

4.2.      Op de in lid 4.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gerealiseerd.

 

 

Artikel 5         Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

5.1.      De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   medische voorzieningen;
b.   educatieve voorzieningen;
c.   dienstverlening en detailhandel op het gebied van verzorging;\
d.   onderzoeks- en ontwikkelingsinstellingen en instituten in de gezondheidszorg;
e.   een zorghotel;
f.    een logeerhuis;
g.   leisure en wellness;
h.   activiteiten ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
i.    waterberging en waterinfiltratie;
j.    voorzieningen van openbaar nut;
k.   voorzieningen ten behoeve van de functie genoemd onder a tot en met g, zoals:
1.   tuinen;
2.   groen;
3.   verkeers- en parkeervoorzieningen;
4.   fietsenstallingen;
5.   ondergeschikte detailhandel, aan detailhandel verwante dienstverlening en horeca uitsluitend ten dienste en als onderdeel van deze activiteiten,
voor zover deze behoren tot de categorieën 1 en 2 van de brochure Bedrijven en milieuzonering en met uitzondering van Bevi-inrichtingen.

 

Bouwregels

5.2.      Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 5.3 tot en met 5.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

5.3.      Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
b.   ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient ,voor zover gronden niet de aanduiding 'gezondheidszorg' hebben, minimaal 70% van de bouwgrens te worden bebouwd.
c.   ter plaatse van de aanduiding 'gezondheidszorg' mogen op de begane grond uitsluitend een ziekenhuis en functies als bedoeld in lid 5.1, sub c worden gebouwd, met uitzondering van entrees ten behoeve van de overige toegelaten functies als bedoeld in lid 5.1;
d.   de minimale respectievelijk maximale bouwhoogte van gebouwen:
1.   in de 'gevellijn';
2.   die in de naar de Nistelrodeseweg gerichte gevel worden gebouwd;
3.   die in de bouwgrens aan de zijde van de bestemming "Uit te werken Woongebied 2" worden gebouwd,
mag niet minder respectievelijk meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' is aangegeven;
e.   voor de bouw van de naar de Nistelrodeseweg gerichte gevel geldt dat:
1.   ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen 'gevelwand noord', dient het gebouw in één rooilijn in of evenwijdig aan de naar de Nistelrodeseweg gerichte bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte in de rooilijn over de volledige lengte identiek is;
2.   ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen 'hoofdingang', dient het gebouw in één rooilijn in of evenwijdig aan de naar de Nistelrodeseweg gerichte bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte in de rooilijn over de volledige lengte identiek is;
3.   ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen 'gevelwand zuid', dient het gebouw in één rooilijn in of evenwijdig aan de naar de Nistelrodeseweg gerichte bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte in de rooilijn over de volledige lengte identiek is;
f.    halfverdiepte parkeervoorzieningen zijn toegestaan met dien verstande dat de totale diepte niet meer dan 4 meter onder peil mag bedragen;
g.   de hoofdingang van het ziekenhuis dient binnen de aanduidingsgrens van de specifieke bouwaanduiding 'hoofdingang' te worden gerealiseerd.

 

5.4.      Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt, dat de bouwhoogte van:

a.   erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b.   licht- en vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.

 

Nadere eisen

5.5.      Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en de geleding van de gevels, ten behoeve van:

a.   een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.   de verkeersveiligheid;
c.   de sociale veiligheid; en
d.   de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Specifieke gebruiksregels

5.6.      Ten behoeve van de functies in het plangebied dient minimaal het aantal parkeerplaatsen als bedoeld in afbeelding 1 te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

 

Afbeelding 1: Minimale parkeernormering.

Functie

Parkeernorm

Ziekenhuis/medische voorzieningen

1,7 parkeerplaatsen/bed

Dienstverlening

3 parkeerplaatsen / 100 m² b.v.o.

Onderwijs

1,0 parkeerplaats/leslokaal

Sport, wellness

1 parkeerplaats / 25 m² b.v.o.

Overige functies

3 parkeerplaatsen / 100 m² b.v.o.

 

5.7.      In afwijking van het bepaalde in lid 5.1 zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2 uitgesloten' geen (bedrijfs)activiteiten als bedoeld categorie 2 van de brochure Bedrijven en milieuzonering toegestaan.

 

5.8.      Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden of bebouwing ten behoeve van een helikopterplatform.

 

Ontheffing van gebruiksregels

5.9.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van de vestiging van Bevi-inrichtingen, met dien verstande dat de risicocontour van een Bevi-inrichting binnen het bestemmingsvlak ligt.

 

 

Artikel 6         Verkeer

Bestemmingsomschrijving

6.1.      De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   verkeer en verblijf;
b.   parkeervoorzieningen;
c.   groen;
d.   waterberging en waterinfiltratie;
e.   voorzieningen van openbaar nut;
f.    voorzieningen van beeldende kunst.

 

Bouwregels

6.2.      Ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 6.3 tot en met 6.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

6.3.      Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   de diepte van (half)verdiepte verkeersvoorzieningen, zoals tunnelbakken, niet meer dan 4 meter mag bedragen;
b.   de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
c.   de oppervlakte van gebouwen mag per gebouw maximaal 20 m² bedragen.

 

6.4.      Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte van:

a.   erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b.   licht- en vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.

 

 

Artikel 7         Verkeer - Entreegebied

Bestemmingsomschrijving

7.1.      De voor "Verkeer - Entreegebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   verkeer en verblijf;
b.   parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
c.   groen;
d.   een kiosk;
e.   waterberging en waterinfiltratie;
f.    voorzieningen van openbaar nut;
g.   voorzieningen van beeldende kunst.

 

Bouwregels

7.2.      Ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 7.3 tot en met 7.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

7.3.      Voor het bouwen van gebouwen op de in lid 7.1 omschreven gronden geldt dat:

a.   de bouwhoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
b.   de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 250 m² bedragen;
c.   de afstand tot de bestemming "Verkeer" niet minder dan 5 meter mag bedragen.

 

7.4.      Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde op de in lid 7.1 omschreven gronden geldt dat de bouwhoogte van:

a.   erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b.   licht- en vlaggenmasten en beeldende kunst ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.

 

Nadere eisen

7.5.      Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.   een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.   een goede woonsituatie;
c.   de verkeersveiligheid;
d.   de sociale veiligheid.

 

 

Artikel 8         Verkeer - Parkeren

Bestemmingsomschrijving

8.1.      De voor "Verkeer - Parkeren" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   parkeervoorzieningen;
b.   fietsenstallingen;
c.   groen;
d.   waterberging en waterinfiltratie;
e.   voorzieningen van openbaar nut.

 

Bouwregels

8.2.      Ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 8.3 tot en met 8.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

8.3.      Voor het bouwen van gebouwen op de in lid 8.1 omschreven gronden geldt dat:

a.   de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag bedragen;
b.   de oppervlakte van:
1.   fietsenstallingen in totaal niet meer dan 1.000 m² mag bedragen;
2.   overige gebouwen in totaal niet meer dan 50 m² mag bedragen.

 

8.4.      Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde op de in lid 8.1 omschreven gronden geldt dat de bouwhoogte van:

a.   erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
b.   licht- en vlaggenmasten ten hoogste 10 meter mag bedragen;
c.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste 3 meter mag bedragen.

 

Wijzigingsbevoegdheid

8.5.      Burgemeester en wethouders kunnen, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening:

a.   het plan wijzigen ten behoeve van het aangeven van nieuwe bouwvlakken voor parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak de gronden voor niet meer dan 40% ten behoeve van deze functie mogen worden bebouwd en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 8 meter mag bedragen;
b.   in combinatie met de wijzigingsbevoegdheid sub a, de bestemming te wijzigen ten behoeve van de volgende functies:
1.   medische voorzieningen;
2.   zakelijke dienstverlening;
3.   dienstverlening en detailhandel op het gebied van verzorging;
4.   onderzoeks- en ontwikkelingsinstellingen en instituten in de gezondheidszorg,
met dien verstande dat de gronden voor niet meer dan 10% ten behoeve van deze functie mogen worden bebouwd en de bouwhoogte van gebouwen niet meer dan 8 meter mag bedragen.

 

 

Artikel 9         Wonen

Bestemmingsomschrijving

9.1.      De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met beroepsmatige activiteiten, tuinen en erven.

 

Bouwregels

9.2.      Ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 9.3 tot en met 9.5 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

9.3.      Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.   het aantal woningen mag niet meer dan 5 bedragen;
b.   een hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak in de vorm van een vrijstaande woning worden gebouwd;
c.   de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 meter bedragen;
d.   de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 meter bedragen;
e.   de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer dan 900 m³ bedragen;
f.    de minimale afstand van een hoofdgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 3 meter te bedragen;
g.   de minimale afstand van een hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens dient tenminste 10 meter te bedragen;

 

9.4.      Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.   bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b.   de afstand tot de voorgevelrooilijn dient minimaal 1 meter te bedragen;
c.   de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 100 m² bedragen;
d.   de afstand tussen het hoofdgebouw en vrijstaande bijgebouwen dient minimaal 3 meter te bedragen;
e.   de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter bedragen.

 

9.5.      Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt:

a.   ten aanzien van het bouwen van overkappingen dat:
1.   de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer dan 3 respectievelijk 5 meter mag bedragen;
2.   de afstand tot de voorgevelrooilijn minimaal 5 meter dient te bedragen;
3.   de totale oppervlakte niet meer dan 25 m² mag bedragen;
b.   dat de bouwhoogte van:
1.   erfscheidingen voor de voorgevel ten hoogste 1 meter mag bedragen;
2.   overige erfscheidingen ten hoogste 2 meter mag bedragen;
3.   vlaggenmasten ten hoogste 10 meter mag bedragen;
4.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

a.   achter de voorgevelrooilijn ten hoogste 3 meter mag bedragen;

b.   voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 meter mag bedragen.

 

Nadere eisen

9.6.      Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, danwel vanuit het oogpunt van veiligheid en/of bereikbaarheid nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.   een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
b.   een goede woonsituatie;
c.   de verkeersveiligheid;
d.   de sociale veiligheid.

 

Specifieke gebruiksregels

9.7.      Minimaal 20% per bouwperceel dient als bos te worden ingeplant en instandgehouden.

 

9.8.      Bij woningen dienen per perceel minimaal twee parkeerplaatsen met een afmeting van tenminste 3 x 5 meter te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

 

9.9.      Gebruik van ruimten binnen de woning en daar bij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a.   maximaal 50 m² van het vloeroppervlak van – bij elkaar geteld – de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
b.   degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
c.   het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d.   er mag geen detailhandel plaatsvinden;
e.   de activiteit mag niet milieuvergunningplichtig/meldingplichtig zijn.

 

9.10.   Tot een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

a.   het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte;
b.   het gebruik van de in lid 9.7 gronden voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het kappen van bomen;
c.   het gebruik van de in lid 9.8 bedoelde parkeerplaats voor andere doeleinden, zoals dit onder meer blijkt uit het verwijderen van de verharding, dan wel het ontoegankelijk maken van de parkeerplaats.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

9.11.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 9.10 voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

a.   de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b.   er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c.   de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100 m² en sprake is van één functionele bouwlaag;
d.   de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat binnen een afstand van 20 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw staat. Afwijking is slechts mogelijk als er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van een aanwezig bijgebouw dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. In het geval sprake is van nieuwbouw dient het bijgebouw binnen een afstand van 10 meter van de achtergevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd,
met dien verstande dat burgemeester en wethouders ten behoeve een goede ruimtelijke inpassing (samenhangend bebouwingsbeeld, relatie hoofd- en bijgebouw, concentratie van bebouwing) nadere eisen kunnen stellen aan de situering van een bijgebouw ten behoeve van bijwonen.

 

 

2.2.      Uit te werken bestemmingen

 

Artikel 10      Maatschappelijk - Uit te werken

Bestemmingsomschrijving

10.1.   De voor "Maatschappelijk - Uit te werken" aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a.   maatschappelijke voorzieningen;
b.   kleinschalige (zakelijke) dienstverlening
c.   activiteiten ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
d.   wellness en leisure;
e.   groen;
f.    verkeer en verblijf
g.   parkeervoorzieningen;
h.   speelvoorzieningen;
i.    voorzieningen van openbaar nut
j.    waterberging en waterinfiltratie.

 

Uitwerkingsregels

10.2.   Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de aanduidingen en de volgende uitwerkingsregels:

a.   er mogen maximaal drie gebouwen ten behoeve van de doeleinden als bedoeld in lid 10.1, sub a tot en met d, met dien verstande dat:
1.   de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 3.000 m² b.v.o. bedraagt;
2.   de onderlinge afstand tussen de gebouwen minimaal 15 meter bedraagt;
3.   de bouwhoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen;
4.   er minimaal 3 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o. dienen te worden gerealiseerd, met dien verstande dat minimaal 50% van de parkeerplaatsen in gebouwde vorm gerealiseerd dient te worden;
b.   het oprichten van geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer niet meer bedraagt dan:
1.   de voorkeursgrenswaarde, dan wel;
2.   de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.

              Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd.

c.   minimaal 40% van het bestemmingsvlak dient als groen te worden ingericht en instandgehouden.

 

Bouwregels

10.3.   Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te bouwen.

 

Ontheffing van de bouwregels

10.4.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 10.3 indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een uitwerkingsplan.

 

 

Artikel 11      Woongebied - 1 - Uit te werken

Bestemmingsomschrijving

11.1.   De voor "Woongebied - 1 - Uit te werken" aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a.   wonen, al dan niet in combinatie met uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
b.   zorgwonen;
c.   maatschappelijke dienstverlening;
d.   zakelijke dienstverlening;
e.   leisure en wellness;
f.    groen;
g.   verkeer en verblijf;
h.   parkeervoorzieningen;
i.    speelvoorzieningen;
j.    waterhuishouding;
k.   waterberging en waterinfiltratie;
l.    voorzieningen van openbaar nut.

 

Uitwerkingsregels

11.2.   Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de aanduidingen en de volgende uitwerkingsregels:

a.   in totaal mogen maximaal 50 kavels worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
1.   de minimale kaveloppervlakte 500 m² bedraagt;
2.   er maximaal 25 kavels met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² mogen worden uitgegeven;
b.   ten behoeve van (zorg)wonen als bedoeld in lid 11.1, onder a en b mogen uitsluitend (half)vrijstaande woningen en gestapelde woningen worden gebouwd, met dien verstande dat er minimaal 2,0 parkeerplaatsen per woning dienen te worden gerealiseerd;
c.   ten behoeve van activiteiten als bedoeld in lid 11.1, onder c, d en e dienen minimaal 3 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o. dienen te worden gerealiseerd;
d.   de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat ten behoeve van stedenbouwkundige accenten op markante plekken de bouwhoogte niet meer dan 12 meter mag bedragen;
e.   maximaal 40% per bouwperceel mag worden bebouwd, met dien verstande dat:
1.   de oppervlakte per bouwperceel niet meer dan 250 m² mag bedragen;
2.   indien een bestaande woning wordt ingepast, de bestaande bebouwingsoppervlakte gehandhaafd mag blijven;
f.    minimaal 40% van het bouwperceel dient als groen te worden ingericht en instandgehouden, waarvan minimaal de helft de bestemming "Groen" of de bestemming "Bos" krijgt;
g.   de afstand van gebouwen tot aan de weg bedraagt minimaal 10 meter;
h.   het oprichten van woningen, of andere geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan indien de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer, niet meer bedraagt dan:
1.   de voorkeursgrenswaarde, dan wel;
2.   de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.

              Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd.

i.    de verkeersinfrastructuur wordt gekenmerkt door een gebiedseigen karakter, dat tot uitdrukking komt in:
1.   een wegbreedte van maximaal 5 meter in een openbaar profiel van minimaal 10 meter;
2.   een informele structuur gekenmerkt door lichte knikken, flauwe bochten en vorkachtige aansluitingen;
j.    ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' dient een weg aangelegd te worden in het verlengde van de bestemming "Verkeer";
k.   minimaal 30% van het bestemmingsvlak dient te worden ingericht als openbaar groen, met dien verstande dat:
1.   er naar gestreefd wordt bestaande bomen in te passen;
2.   ter plaatse van de aanduiding 'groen' een groenzone met een breedte van minimaal 10 meter wordt aangelegd;
3.   deze gronden de bestemming "Groen" of de bestemming "Bos" krijgen.

 

Bouwregels

11.3.   Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te bouwen

 

Ontheffing van de bouwregels

11.4.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 11.3 indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een uitwerkingsplan.

 

 

Artikel 12      Woongebied - 2 - Uit te werken

Bestemmingsomschrijving

12.1.   De voor "Woongebied - 2 - Uit te werken" aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:

a.   wonen, al dan niet in combinatie met uitoefening van beroepsmatige activiteiten`;
b.   zorgwonen;
c.   zakelijke dienstverlening;
d.   activiteiten ten behoeve van sport en sportieve recreatie;
e.   wellness en leisure;
f.    groen;
g.   verkeer en verblijf;
h.   parkeervoorzieningen;
i.    speelvoorzieningen;
j.    waterhuishouding;
k.   waterberging en waterinfiltratie.

 

Uitwerkingsregels

12.2.   Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub b van de Wet ruimtelijke ordening en met inachtneming van de aanduidingen en de volgende uitwerkingsregels:

a.   gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
b.   in totaal dienen minimaal 150 en maximaal 200 woningen te worden gerealiseerd;
c.   de minimale respectievelijk maximale bouwhoogte van gebouwen:
1.   in de 'gevellijn'
2.   die in de bouwgrens aan de zijde van de bestemming "Maatschappelijk" worden gebouwd,
mag niet minder respectievelijk meer bedragen dan die door de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte' is aangegeven;
d.   er mag maximaal 2.000 m² (footprint) ten behoeve van zelfstandige zakelijke dienstverlening als bedoeld in lid 12.1, sub c worden gerealiseerd;
e.   er dienen minimaal 2,0 parkeerplaatsen per woning en voor andere functies 3 parkeerplaatsen per 100 m² b.v.o. te worden gerealiseerd, met dien verstande dat de parkeerplaatsen uitsluitend (half)verdiept danwel op eigen terrein mogen worden aangelegd;
f.    het oprichten van de in lid 12.1, onder a. genoemde woningen, of andere geluidgevoelige bestemmingen, is slechts toegestaan indien:
1.    de geluidsbelasting van de gevel als gevolg van het verkeer, niet meer bedraagt dan:

a.   de voorkeursgrenswaarde, dan wel;

b.   de door burgemeester en wethouders vastgestelde hogere grenswaarde.

                   Deze bepaling blijft buiten werking indien een dove gevel wordt gerealiseerd;

2.   de bedrijfsvoering van het ziekenhuis niet wordt belemmerd;
g.   ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient minimaal 70% van de bouwgrens te worden bebouwd.

 

Bouwregels

12.3.   Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te bouwen.

 

Ontheffing van de bouwregels

12.4.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 12.3 indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een uitwerkingsplan.

 

 

2.3.      Dubbelbestemmingen

 

Artikel 13      Waarde - Archeologie

Bestemmingsomschrijving

13.1.   De voor "Waarde - archeologie" aangewezen gronden zijn bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

 

Bouwregels

13.2.   In afwijking van het in het plan ten aanzien van deze gronden bepaalde, zijn op en in deze gronden uitsluitend bouwwerken en voorzieningen toegestaan ten behoeve van instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

 

Ontheffing van de bouwregels

13.3.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 13.2 voor bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen, mits uit archeologisch onderzoek, zoals gesteld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie, blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

13.4.   In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de ontheffing de volgende verplichtingen worden verbonden:

a.   de verplichting tot het doen van opgravingen;
b.   de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

Aanlegvergunning

13.5.   In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden, is het verboden, zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op en in de in lid 13.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

a.   het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,4 meter onder peil, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
b.   het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c.   het ophogen en egaliseren van gronden;
d.   het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
e.   het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
f.    het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,5 meter onder peil.

 

13.6.   Aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien:

a.   door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en
b.   vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
1.   de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
2.   er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
3.   de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.

 

13.7.   Het in lid 13.5 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

a.   in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
b.   waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.

 

13.8.   Alvorens een aanlegvergunning te verlenen als bedoeld in lid 13.5, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

 

Wijziging

13.9.   Burgemeester en wethouders kunnen op grond van 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

a.   naar omvang wordt verkleind, danwel
b.   wordt verwijderd,
voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

 

 

 

3.   Algemene regels

Artikel 14      Anti-dubbeltelregel

14.1.   Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 15      Algemene gebruiksregels

15.1.   Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksuele dienstverlening.

 

 

Artikel 16      Algemene bouwregels

Ondergronds bouwen

16.1.   De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil, met dien verstande dat de bouwdiepte van liftschachten 7,5 meter mag bedragen.

 

Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

16.2.   De voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente Uden ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven buiten toepassing, overeenkomstig de mogelijkheid die in artikel 9, lid 2 van de Woningwet wordt geboden.

 

Voorkomen radarverstoring vliegbasis Volkel

16.3.   De bouwhoogte van bouwwerken mag ter voorkoming van radarverstoring van de vliegbasis Volkel maximaal 65 meter boven N.A.P. bedragen, met dien verstande dat indien elders in deze regels een lagere hoogte geldt, deze hoogte van toepassing is.

 

 

Artikel 17      Algemene ontheffingsregels

Meetverschillen

17.1.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan, voor zover dit, tengevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen van bouw- en bestemmingsgrenzen ten hoogste 5,00 meter mogen bedragen.

 

10%-regeling

17.2.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.

 

Antenne-installaties

17.3.   Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor het oprichten van een antenne-installatie, met dien verstande dat de ontheffing slechts mag worden verleend indien:

a.   de bouwhoogte van de antenne-installatie, gemeten vanaf het peil, niet meer bedraagt dan 40 meter;
b.   aangetoond wordt dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
c.   de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet wordt aangetast.

 

 

Artikel 18      Algemene wijzigingsregels

18.1.   Burgemeester en wethouders zijn op basis van artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd om de bestemming "Verkeer" tussen de bestemmingen "Maatschappelijk" en " Woongebied - 2 - Uit te werken" en het verlengde daarvan in de richting van de Rondweg met maximaal 50 meter evenwijdig aan de huidige bestemmingsgrens te verschuiven indien uit onderzoek blijkt dat voor de bestemming "Maatschappelijk" respectievelijk meer of minder gronden noodzakelijk zijn en met dien verstande dat:

a.   bij een vergroting respectievelijk verkleining van de bestemming " Woongebied - 2 - Uit te werken " naar rato van de toe- of afname van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, het aantal woningen wordt vermeerderd respectievelijk verminderd;
b.   de bestemmingen "Verkeer" en "Groen" in dezelfde richting mee verschuiven.

 

 

Artikel 19      Algemene procedureregels

Ontheffing

19.1.   Bij het toepassen van ontheffingen op grond van deze regels de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

Uitwerking en wijziging

19.2.   Op de voorbereiding van een besluit tot uitwerking/wijziging op grond van:

a.   Artikel 10, lid 10.2;
b.   Artikel 11, lid 11.2;
c.   Artikel 12, lid 12.2;
d.   Artikel 18,

is de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

 

 

4.   Overgangs- en slotregels

Artikel 20      Overgangsrecht

Overgangsrecht Bouwwerken

20.1.   Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

20.2.   Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

20.3.   Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

20.4.   Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5.   Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.6.   Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

20.7.   Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 21      Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het "Bestemmingsplan Uden-Noord I".