De voor 'Wonen‘ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen;
b woongroepen voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten tot een maximum van 15 wooneenheden met de daarbij behorende voorzieningen;
c wonen in combinatie met kinderopvang in de vorm van gastouderschap tot een maximum van 6 kinderen;
d de uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
e ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ tevens voor bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
f ter plaatse van de aanduiding 'centrum', tevens voor detailhandel, dienstverlening, kantoren en maatschappelijke voorzieningen;
g ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’, tevens voor detailhandel;
h ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - loonconfectiebedrijf’, tevens voor een loonconfectiebedrijf;
i ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf’, tevens voor een taxibedrijf;
j ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - woningstoffeerderij’, tevens voor een woningstoffeerderij;
met daarbij behorende:
k tuinen en erven;
l in- en uitritten;
m (ondergrondse) parkeervoorzieningen en daarmee verband houdende voorzieningen;
n water, waterbergingen en watergangen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b aanvullende nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van aanvullende nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waarbij geldt dat het aantal toe te voegen woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven;
c ter plaatse van de aanduiding:
1 'vrijstaand' zijn vrijstaande woningen toegestaan;
2 'twee-aaneen' zijn halfvrijstaande en/of geschakelde woningen toegestaan;
3 'aaneengebouwd' zijn aaneengesloten woningen toegestaan;
d de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend worden georiënteerd op de ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ aangeduide gevellijn;
e ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
f hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:
Maatvoeringseisen |
Vrijstaande woning |
Halfvrijstaande woning |
Geschakelde woning |
Aaneengesloten woning |
maximale bouwdiepte |
|
|
|
|
maximale breedte |
|
|
- |
- |
minimale breedte bouwperceel bij nieuwbouw |
|
- |
- |
- |
|
|
|
|
|
Situeringseisen |
|
|
|
|
Voorgevel in of op een maximale afstand tot voorgevellijn |
|
|
|
|
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens |
|
|
|
- |
minimale afstand tot achterste perceelsgrens |
|
|
|
|
g In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde onder a en f mag de voor- en zijgevellijn uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
1 de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van het hoofdgebouw;
2 de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de zijgevel van het hoofdgebouw;
3
de maximale diepte van een erker 25% van de
diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag bedragen met een maximum van
4
de goothoogte van de erker mag niet meer
bedragen dan
5 de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw.
h
voor vrijstaande woningen op bouwpercelen met
een breedte van
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens de tabel onder lid 12.2.1 sub f, en buiten dat vlak met inachtneming van de volgende bepalingen;
b bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel;
Maatvoeringseisen |
Eis |
maximale oppervlakte aan bijgebouwen: |
|
maximale goothoogte |
|
maximale bouwhoogte |
|
c in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in de tabel onder b gelden de volgende bepalingen:
1 bijgebouwen, binnen het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a, worden niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijgebouwen buiten het denkbeeldige bouwvlak;
2
bij vrijstaande woningen dient aan één zijde van
de woning vanaf de zijdelingse perceelsgrens een niet met gebouwen bebouwde
strook aanwezig te zijn met een minimale breedte van
3
de afstand van een bijgebouw tot de
voorgevellijn moet minimaal
4 als op de verbeelding een bouwvlak voor een gevellijn is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dan mag binnen dat bouwvlak een bijgebouw worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. overkappingen), gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel:
|
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
Maximale bouwhoogte |
|
erf- |
tuinmeubilair en speeltoestellen |
vlaggenmasten en antennes |
overige |
Tussenperceel |
|
|
|
|
- voor de voorgevellijn : |
|
|
|
|
- achter de voorgevellijn: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Hoekperceel: |
|
|
|
|
- voor de voorgevellijn |
|
|
|
|
- aan de zijde van het zijerf dat direct grenst aan de openbare weg of openbaar groen: |
|
|
|
|
<
|
|
|
|
|
>
|
|
|
|
|
Overkappingen mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens de tabel onder lid 12.2.1 sub f, en buiten dat vlak met inachtneming van de volgende bepalingen;
Situerings- en
maatvoeringseisen |
Eis |
minimale afstand tussen voorgevellijn en voorzijde overkapping |
|
maximale goothoogte |
|
maximale bouwhoogte |
|
maximale totale oppervlakte |
|
De oppervlakte aan overkappingen wordt niet meegerekend bij de totale oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel.
a
Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ mag de
bruto vloeroppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten niet meer bedragen dan
b
Ter plaatse van de aanduiding ‘centrum’ mag de
bruto vloeroppervlakte aan detailhandel niet meer bedragen dan
c Ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ mag de bruto vloeroppervlakte aan detailhandel niet meer bedragen dan bestaand.
d Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – loonconfectiebedrijf’ mag de bruto vloeroppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het loonconfectiebedrijf niet meer bedragen dan bestaand.
e Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf’ mag de bruto vloeroppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van het taxibedrijf niet meer bedragen dan bestaand.
f Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – woningstoffeerderij’ mag de bruto vloeroppervlakte aan bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de woningstoffeerderij niet meer bedragen dan bestaand.
a Onder een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:
1 het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
2 het gebruik voor seksuele dienstverlening;
3 het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
4 het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
5 het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
6 het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
b Het bepaalde onder a, sub 3 t/m 6 is niet van toepassing voor zover het betreft:
1 het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
2 het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
3 het plaatsen van ten hoogste één toercaravan of tent op het erf van een woning.
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van beroepsmatige activiteiten aan huis toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
de omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning tot een
maximum van
b de activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden;
c het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
d detailhandel is niet toegestaan;
e de activiteiten dienen te worden uitgevoerd door een bewoner van de woning.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten dan wel kapsalons in het hoofd- of bijgebouw , met dien verstande dat:
a de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1 geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
2 het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
3 het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
4 het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
5 geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten dan wel de uitoefening van een kapsalon in of bij het hoofdgebouw;
6
maximaal 40% van het vloeroppervlak van het
hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige
activiteiten dan wel een kapsalon in gebruik mag zijn, zulks met een maximum
van
7 bedoeld gebruik niet ondergronds mag plaatsvinden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.3.3 onder b voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in dat deel van het hoofd- of bijgebouw dat ondergronds is gelegen, met dien verstande dat:
a de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1 geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, die onder artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
2 het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
3 het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
c het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
e
maximaal 40% van het vloeroppervlak van het
hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige
activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.3.2 sub a onder 1 voor het toestaan van een gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:
1 de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie, dan wel een daaraan gelijk te stellen advies, noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2 er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
3
de afhankelijke woonruimte geen grotere
oppervlakte heeft dan
4
de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in
een bijgebouw dat binnen een afstand van
b Het bevoegd gezag trekt een omgevingsvergunning in als de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:
a een of meer van de in lid 12.1 sub c t/m h genoemde aanduidingen van de verbeelding te verwijderen indien de betreffende gronden gedurende 2 jaar niet zijn gebruikt voor de betreffende activiteiten;
b de aanduiding specifieke vorm van bedrijf - loonconfectiebedrijf’, ‘specifieke vorm van bedrijf - taxibedrijf’, en/of ‘specifieke vorm van bedrijf - woningstoffeerderij’ te veranderen in de aanduiding ‘bedrijf’ mits:
1 de betreffende gronden gedurende 2 jaar niet zijn gebruikt voor de betreffende activiteiten;
2
de bruto vloeroppervlakte aan bedrijfsmatige
activiteiten niet meer bedraagt dan
3 uitsluitend bedrijven en bedrijfsactiviteiten die genoemd staan in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten worden toegestaan;
4 het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
5 er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.