De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het wonen;
b de uitoefening van beroepsmatige activiteiten;
c parkeervoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
b Ter plaatse van de aanduiding:
1 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
2 ‘aaneengebouwd’ zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan’
met dien verstande, dat per bouwperceel maximaal 1 woning is toegestaan;
c
Splitsing van een bouwperceel is uitsluitend
mogelijk wanneer de breedte van het bouwperceel na de splitsing minimaal
d Hoofdgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in tabel 1.
e In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 1 gelden de volgende bepalingen:
1 De voor- en zijgevellijn mogen uitsluitend worden overschreden door erkers, met dien verstande dat:
— de breedte van de erker aan de voorgevel niet meer mag bedragen dan 60% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
— de breedte van de erker aan de zijgevel niet meer mag bedragen dan 40% van de gevel van het hoofdgebouw waarin de erker geplaatst wordt;
—
de maximale diepte van een erker 25% van de
diepte van de voor-, respectievelijk zijtuin mag
bedragen met een maximum van 1,
—
de goothoogte van de erker mag niet meer
bedragen dan
— de afdekking van een erker aan de voorzijde van een hoofdgebouw mag worden doorgezet tot en met de entree in dezelfde gevel van het hoofdgebouw;
2
voor vrijstaande woningen op bouwpercelen met
een breedte van
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Bijgebouwen mogen worden gebouwd binnen het denkbeeldige bouwvlak, bepaald volgens Tabel 1, en buiten dat vlak met inachtneming van de volgende bepalingen.
b Bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in tabel 2.
c In aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde in tabel 2 gelden de volgende bepalingen:
1 Bijgebouwen, binnen het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a, worden niet meegerekend bij het toegestane oppervlak aan bijgebouwen buiten het denkbeeldige bouwvlak, als bedoeld onder a.
2
Op bouwpercelen met een breedte van
3
Op bouwpercelen met een breedte van meer dan
4
De afstand van een bijgebouw tot de voorgevellijn
moet minimaal
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 3.
a Voor het bouwen van overkappingen gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 4.
b De oppervlakte aan overkappingen wordt niet meegerekend bij de totale oppervlakte van bijgebouwen op een bouwperceel.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.1 onder c voor het splitsen van een
bouwperceel waarbij de minimale breedte van het bouwperceel
a de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
c de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
d de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
|
Vrijstaande
woning |
Halfvrijstaande
woning |
Geschakelde
woning |
Maatvoeringseisen :
|
|
|
|
maximale bouwdiepte |
|
|
|
maximale breedte |
|
|
- |
Situeringseisen: |
|
|
|
Voorgevel in of op een maximale afstand tot voorgevelrooilijn |
|
|
|
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bij
bouwpercelen met een breedte van |
|
|
|
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens bij
bouwpercelen met een breedte van |
|
- |
- |
minimale afstand tot achterste perceelsgrens |
|
|
|
Maatvoeringseisen
|
Eis |
Maximale oppervlakte aan bijgebouwen bouwpercelen tot en
met |
|
Maximale oppervlakte aan bijgebouwen bouwpercelen van meer
dan |
|
maximale goothoogte |
|
maximale bouwhoogte |
|
Situering |
Maximale bouwhoogte
erf- afscheidingen |
Maximale bouwhoogte
tuinmeubilair en speeltoestellen |
Maximale bouwhoogte
vlaggenmasten en antennes |
Maximale
bouwhoogte overige bouwwerken |
Tussenperceel: - voor de voorgevellijn - achter de voorgevellijn |
|
|
|
|
Hoekperceel: - voor de voorgevellijn - aan de zijde van
het zijerf dat direct grenst aan de openbare weg of
openbaar groen < > |
|
|
|
|
Situerings- en maatvoeringseisen |
Eis |
|
overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen het bouwvlak |
minimale afstand
tussen voorgevellijn en voorzijde overkapping |
|
maximale goothoogte |
|
maximale bouwhoogte |
|
maximale totale
oppervlakte |
|
a Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
1 het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
2 het gebruik voor seksuele dienstverlening;
3 het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
4 het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
5 het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
6 het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
b Het bepaalde onder a, sub 3 t/m 6 is niet van toepassing voor zover het betreft:
1 het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
2 het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
3 het plaatsen van ten hoogste één toercaravan of tent op het erf van een woning.
Voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten gelden de volgende bepalingen;
a
Deze activiteiten mogen plaats vinden op
maximaal 40% van het oppervlak van de woning en bijgebouwen tot maximaal
b Deze activiteiten mogen niet ondergronds plaatsvinden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten dan wel kapsalons in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:
a de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1 geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
2 het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
3 het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
4 het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
5 geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten dan wel de uitoefening van een kapsalon in of bij het hoofdgebouw;
6
maximaal 40% van het vloeroppervlak van het
hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige
activiteiten dan wel een kapsalon in gebruik mag zijn, zulks met een maximum
van
7 bedoeld gebruik niet ondergronds mag plaatsvinden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.5.1 onder 7, voor de uitoefening van beroepsmatige activiteiten in dat deel van het hoofd- of bijgebouw dat ondergronds is gelegen, met dien verstande dat:
a de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1 geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
2 het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
3 het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
4 het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
5 geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
6
maximaal 40% van het vloeroppervlak van het
hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige
activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een maximum van