Regels

 

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

 

 

Artikel 1. Begrippen

 

Het bestemmingsplan

 

Plan

Het bestemmingsplan ‘Broekkant 4 en 5’ van de gemeente Someren.

 

Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand

NL.IMRO. 0847.BP02012007-VS01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

Verbeelding

De kaart waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied

zijn gelegen, zijn aangegeven.

 

Overige begrippen

 

Aanbouw

Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

 

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels,regels worden gesteld voor het gebruik en/ of het bebouwen van de desbetreffende gronden.

 

Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

 

 

Aan huis verbonden bedrijf

Het door een van de bewoners als ondergeschikte functie aan huis uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening, die door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs)woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend. Hieronder wordt ook verstaan het uitoefenen van een bedrijf waarbij de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak elders op locatie plaatsvinden terwijl

aan huis de organisatorische activiteiten en activiteiten zoals opslag van materialen en stalling van voertuigen plaatsvinden.

 

Aan huis verbonden beroep

Het door een van de bewoners als ondergeschikte functie uitoefenen van een beroep of het

beroepsmatig verrichten van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met uitzondering van detailhandel of erotische dienstverlening dat door zijn beperkte omvang en beperkte ruimtelijke uitstraling met behoud van de woonfunctie in een (bedrijfs) woning met de daarbij behorende bijgebouwen kan worden uitgeoefend.

 

Aardkundige waarden

Waarden die samenhangen met de geologische, geomorfologische en/of bodemkundige kenmerken en ontstaanswijze van een gebied, zoals bodemopbouw en –samenstelling, hoogteverschillen en de daarmee samenhangende waterhuishouding.

 

Afhankelijke woonruimte

Een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest.

 

Agrarisch gebruik/doeleinden

Het al dan niet bedrijfsmatig gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.

 

Agrarische waarden

De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en / of bedrijfsexploitatie.

 

Arbeidsmigrant

Persoon die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel arbeid en inkomen te verwerven.

 

Archeologisch monument

Terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

 

Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende

archeologische relicten (resten uit het verleden).

 

Archeologische deskundige

Een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de kwalificaties van senior-archeoloog die gesteld zijn in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

 

Archeologische verwachting

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van

archeologische relicten.

 

Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

 

Architectonische waarden

De waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst,

bouwstijl of bouwvorm.

 

Attentiegebied EHS
Een samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Bebouwingsconcentratie / Kernrand

Een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

 

Bebouwingslint

Een lijnvormige verzameling gebouwen langs een weg in het buitengebied, enkelzijdig of dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van kleinschalige buitengebied- en niet- buitengebiedfuncties.

 

Bebouwingspercentage

Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak aangeeft dat mag worden bebouwd.

 

Bed and breakfast

Het bij wijze van nevenactiviteit verstrekken van logies en ontbijt, door het beschikbaar stellen van slaap en sanitaire ruimten, - aan een steeds wisselend publiek dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft. Onder bed and breakfast worden niet verstaan overnachtingen, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/ of arbeid.

 

Bedrijf

Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden uitgeoefend.

 

Bedrijfsgebouw

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer

bedrijfsactiviteiten. Kassen, bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken worden niet als

bedrijfsgebouw aangemerkt.

 

 

 

 

Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.

 

Beeldbepalend pand

Een pand dat door zijn uiterlijke verschijningsvorm, historische bouwkunst en ligging kenmerkend is voor de omgeving.

 

Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

 

Beeldkwaliteitplan

Het beeldkwaliteitplan Buitengebied 2011 waarin geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten zijn opgenomen en op 29 juni 2011 door de raad is vastgesteld.

 

Besluit omgevingsrecht

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wabo.

 

Bestaande bebouwing

Bebouwing, zoals die bestaat, of rechtens mag bestaan, op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

 

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

Bevoegd gezag

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wabo.

 

Bewoning

Het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofd woonverblijf wordt beschikt.

 

Bijbehorend bouwwerk/Bijgebouw

Een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat bouwkundig of architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

Bodemingreep (diepte, oppervlakte)

Werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief. De diepte van een bodemingreep wordt gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse. De oppervlakte van een bodemingreep is het gebied waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief. Hiervoor geldt een onderzoeksplicht als er sprake is van een bodemverstoring met en diepte van meer dan 40 cm1 over een oppervlak van meer dan 250 m2.

 

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

Bouwen ondergronds

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgesteld peil.

 

Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

 

Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback.

 

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegelaten.

 

Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

 

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

Camping

Een kampeerterrein met recreatie als hoofdactiviteit waarop alle kampeermiddelen in principe zijn toegestaan, inclusief kampeermiddelen met een permanent karakter zoals stacaravans en chalets.

 

Carport

Een overdekte open ruimte, waarvan de begrenzingen worden gevormd door bestaande gebouwen of door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw.

 

 

 

 

 

Cultuurhistorische waarden

Waarden die samenhangen met de nalatenschap van de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, en die hij heeft achtergelaten in het huidige landschap. Hierbij gaat het om archeologisch, historisch- landschappelijk, historisch- geografisch en/of historisch- bouwkundig waardevolle zaken, zoals archeologische elementen, beplanting, reliëf (bij voorbeeld bolle akkers) verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.

 

Dagrecreatie

Het verblijf voor recreatieve doeleinden zonder dat daar een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.

 

Dagrecreatief medegebruik

Extensieve vormen van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, paardrijden of kanoën die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is.

 

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop/huur aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop/ verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen/huren voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

Differentiatievlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten in de vorm van ( permanente) teeltondersteunende voorzieningen.

 

Ecologische verbindingszone (evz)

Een als zodanig in een bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

 

Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is gericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze de inrichting niet verbieden.

 

 

Erfbeplanting

Visueel afschermende, maskerende en/of landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand) beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.

 

Erfinrichtingsplan

Een inrichtingstekening waarbij de inrichting van een erf wordt weergegeven en waarbij wordt aangesloten op het beeldkwaliteitsplan.

 

Erotische dienstverlening

Elke vorm van erotische dienstverlening met een bedrijfsmatig karakter zoals erotische massage, escortservice, parenclub, prostitutie, seksbioscoop, seksclub, sekstheater en dergelijke.

 

Escortbedrijf

Het bedrijfsmatig aanbieden van prostitutie die wordt uitgeoefend op een andere plaats dan die waar het escortbedrijf wordt uitgeoefend.

 

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met

wanden omsloten ruimte vormt.

 

Gebruiken

Gebruiken, doen of laten gebruiken.`

 

Groene erfinrichting

Groenelement, bestaande uit beplanting en / of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide, dat gelegen is binnen een bestemmingsvlak.

 

Groenvoorzieningen

Allerlei vormen van beplanting en groen, die niet zijn aan te merken als agrarische bodemexploitatie maar die een functie vervullen in de aankleding van het landschap.

 

 

 

Groepsaccommodatie ( kamphuis)

Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor het bedrijfsmatig verschaffen van recreatief nachtverblijf in groepsverband in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen, keuken en verblijfruimten.

 

Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

Horeca(bedrijf)

Het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse en/ of het

bedrijfsmatig verstrekken van logies.

 

Huisvesting tijdelijke werknemers

Het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voor zover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering.

 

Hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het oppervlaktewater

Het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen aanbrengen/aanwezig zijn van voorzieningen ten behoeve van een afdoende piekberging voor het hemelwaterwater.

 

Hydrologisch neutraal ontwikkelen met betrekking tot het grondwater

Het in combinatie met bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente (teelt)ondersteunende voorzieningen zodanig loskoppelen van (een deel van) de hemelwateropvang zodat het hemelwater in voldoende mate via infiltratievoorzieningen op eigen terrein passief in de bodem geïnfiltreerd wordt.

 

Hydrologisch neutraal ontwikkelen, toetsinstrumentarium

Het door de waterschappen De Dommel en Aa en Maas gezamenlijk ontwikkeld

toetsinstrumentarium voor het bepalen van de benodigde infiltratie en berging voor het

hydrologisch neutraal ontwikkelen.

 

Infiltratie

Het indringen van water in de bodem.

 

Infiltratievoorziening

Een open voorziening, zonder bodemverhardingen en gelegen boven de gemiddeld hoogste

grondwaterstand, waarmee tijdelijk opgevangen (schoon) hemelwater kan indringen in c.q. passief kan infiltreren in de bodem.

 

Kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander ( gewezen) voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig is, een en ander voor zo ver deze onderkomens of voertuig geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

 

Kampeerterrein

Een terrein of een plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd

om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

 

Kamperen

Het hebben van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel.

 

Kamphuis (groepsaccommodatie)

Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor het bedrijfsmatig verschaffen van recreatief nachtverblijf in groepsverband in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen, keuken en verblijfruimten.

 

Kas of hoge tunnel

Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak of dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden; schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (met een hoogte van meer dan 1,5 m1) worden daaronder ook verstaan.

 

Kennel

Een bedrijf dat is gericht op het fokken, het verzorgen en het africhten van honden.

 

 

Landschapselement

Een streekeigen natuur- of landschapsobject dat een waardevolle landschappelijke,

natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarde heeft, zoals een houtwal.

 

Landschappelijke waarden

Het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische, archeologische en visueel- ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

 

Maaiveld

De gemiddelde hoogte van de bovenkant van het terrein.

 

Mantelzorg

Het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan één of meer leden van een huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

 

Minicamping

Een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, agrarisch verwant bedrijf, recreatiebedrijf of bij een burgerwoning.

 

Nederlandse grootte-eenheid (NGE)

Een economische maatstaf, die periodiek wordt herzien door het Landbouw Economisch Instituut (Lei) en met behulp waarvan de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven worden vastgesteld.

 

Niet- agrarisch bedrijf

Een bedrijf, niet zijnde een agrarisch of agrarisch verwant bedrijf, dat gericht is op de productie, het bewerken en/ of het verwerken van goederen en/ of het leveren van niet- agrarische diensten.

 

Noodwoning

Een woning die in het bestemmingsplan Buitengebied 1998 was aangeduid als ‘woning vallende onder het overgangsrecht’.

 

 

Omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

 

Ondergeschikt bouwdeel

Bouwdeel van beperkte afmetingen, dat buiten de gevel of het dakvlak van een bouwwerk uitsteekt en niet gericht is op vergroting van het oppervlak zoals dakgoten, dakoverstekken, regenafvoerpijpen, rookgasafvoeren, schoorstenen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen en ventilatiekanalen.

 

Ondergeschikte functie

Een activiteit van een zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft.

 

Ondergronds bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelik oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil.

 

Onderkomen

Voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto’s, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht t.b.v. een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

Ondersteunende detailhandel

Detailhandel die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die ruimtelijk opzicht hieraan

ondergeschikt is. Het ondersteunend karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke

omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.

 

Ondersteunende functie

Functie die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunde karakter dient van beperkte functioneren en omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard en omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft.

 

Ondersteunende horeca

Horeca die ten dienste staat van de hoofdfunctie en die in ruimtelijk opzicht hieraan ondergeschikt is. Het ondersteunend karakter dient van beperkte functionele en ruimtelijke omvang te zijn zodat de hoofdfunctie qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend of nagenoeg geheel als zodanig herkenbaar blijft met dien verstande dat dit niet meer dan 30% van de gezamelijke opervlakte van debebouwing bedraagt.

 

Paardenbak

Een voorziening in de open lucht bestaande uit een hekwerk en een paardrijbodem voor het berijden, africhten en laten lopen van paarden.

 

Peil

1. Voor bouwwerken en gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst, de

hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van deze toegang.

 

2. In andere gevallen de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte

maaiveld.

 

Permanente bewoning

Bewoning door een persoon, gezin of andere groep van personen van een gebouw, dan wel een gedeelte daarvan als hoofdverblijf.

 

Piekberging ( hemelwater)

Een gebouwde of aangelegde voorziening voor de tijdelijke opvang/buffering van overtollig hemelwater afkomstig van bebouwing en/of verhardingen;

Prostitutie

Het zich tegen vergoeding aan anderen beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen.

 

Recreatiebedrijf

Een bedrijf dat overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie in de vorm van een kamphuis of groepsaccommodatie, vakantiehuisjes, een kampeerterrein en/of kleinschalig kamperen, daaronder begrepen ondersteunende horeca en ondersteunende detailhandel.

 

 

Routegebonden horeca

Een kleinschalige horecavoorziening, niet zijnde een café of restaurant, waar vanuit de bestaande bebouwing consumpties worden verstrekt aan passanten, zoals een theehuis.

 

Stacaravan

Een wagen (niet uitklapbaar) gebouwd, ingericht en bestemd om te kamperen, welke volgens de bepalingen van de wegenverkeerswetgeving niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen en die bedoeld is voor gebruik op een vaste standplaats.

 

Teeltondersteunende voorzieningen:

Ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf of -bedrijfstak, boom- of vaste plantenteeltbedrijf of - bedrijfstak en die gebruikt worden om de teeltomstandigheden c.q. bedrijfsvoering te optimaliseren.

Hierbij kunnen de volgende vormen/typen worden onderscheiden:

 

1. (Teelt)ondersteunende kas

Een (teelt)ondersteunende voorziening in de vorm van een (permanente) kas.

 

2. Hoge tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, in de regel hoger dan 1,5 m1, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 6 maanden, weer worden verwijderd.

Hieronder worden in ieder geval verstaan: menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten.

 

3. Lage tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen

Teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m1, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 6 maanden, weer worden verwijderd.

 

Hieronder worden in ieder geval verstaan:

  1. Lage tunnels, van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen, insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies of vraatnetten;

  2. Overige (teelt)ondersteunende voorzieningen of boomteelthekken ;

  3. Een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van niet meer dan 1,5 m1, op boomteeltpercelen waarmee dieren van die percelen geweerd kunnen worden.

 

Terras

Een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de horeca waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en/of verstrekt.

 

VAB-vestiging

Vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling waarbij gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwvlak waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 100 m2 toestaat.

 

Verblijfsrecreatie

Een activiteit die overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van recreatie met een overnachting ter plaatse.

 

Verhard oppervlak

De oppervlakte van het geheel van bouwwerken, verhardingen en hoge of lage permanente

teelondersteunende voorzieningen op de bij één bedrijf of andere functionele eenheid behorende gronden die gelegen kunnen zijn binnen meerdere bestemmingen.

 

Verordening Ruimte

De Verordening ruimte Noord-Brabant 2012.

 

Voorgevelrooilijn

Lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:

 

Water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, vijvers, kanalen en beken alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen en inlaten.

 

Wonen

Het verblijven van een huishouden in een hoofdverblijf.

 

Woning/ wooneenheid

Eén complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, waaronder tevens begrepen gezinsvervangende woonvormen.

 

Woonboerderij

Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten.

Artikel 2. Wijze van meten c.q. berekenen

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 Algemeen

De bepalingen in deze planregels over plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goten, kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, schoorstenen en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen.

 

2.2 Meetregels

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

Afstand tot een perceelsgrens

De kortste afstand van het verticale vlak in een perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.

 

Bebouwingspercentage

Het door bouwwerken bebouwde oppervlak, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voor zo ver dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

 

Breedte van een bestemmingsvlak

Tussen de twee zijdelingse grenzen van het bestemmingsvlak, gemeten in de bestemmingsgrens op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen.

 

Breedte van een bouwperceel

Tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of (rooi)lijn op de minimum afstand die bebouwing tot de weg in acht moet nemen.

 

Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

 

 

 

Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

Inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

Lengte c.q. breedte van een bouwwerk

Horizontaal tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

 

Oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik inclusief tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

  2. behoud, herstel en /of ontwikkeling van de aanwezige landschapswaarden in het algemeen en verder specifiek voor de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch waardevol’;

  3. groenvoorzieningen;

  4. infiltratie;

  5. water en huishoudkundige voorzieningen;

  6. extensief recreatief medegebruik;

  7. nutsvoorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

  1. Op of in de ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’ bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de in artikel 3.1 genoemde bestemming.

  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen terreinafscheidingen zijnde, mag maximaal 2,5 m1 bedragen.

  3. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1 m1 bedragen.

  4. Niet toegestaan zijn overkappingen, permanente teeltondersteunende voorzieningen, mest- en voerplaten, (sleuf-)silo’s, mestopslagsilo’s en vergelijkbare voorzieningen.

  5. Tijdelijke teelondersteunende voorzieningen dienen aansluitend aan de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ opgericht te worden en zijn maximaal 4 m1 hoog.

  6. Niet toegestaan zijn tijdelijke teelondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘other - atttentiegebied EHS’.

 

 

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Terreinafscheidingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van artikel 3.2.1 met betrekking tot de bouwhoogte van terreinafscheidingen tot maximaal 2,5 m1. Hierbij gelden tenminste de volgende randvoorwaarden:

  1. de terreinafscheiding is noodzakelijk ten dienst van de in artikel 3.1 genoemde bestemming;

  2. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de terreinafscheiding passend is in het landschap;

  3. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de de bepalingen uit artikel 8.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en doel of op een wijze, direct in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of:

  1. het aanleggen van mest- of waterbassins van folie;

  2. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;

  3. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing;

  4. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel, detailhandel of bedrijf;

  5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- en verblijfsrecreatie;

  6. het gebruik van opstallen voor bewoning;

  7. het beplanten van gronden met opgaande agrarische gewassen;

  8. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

1. voor zover groter dan 1.250 m2 als het veepaden op huiskavels betreft;

2. voor zover groter dan 200 m2 als het overige verhardingen betreft;

  1. het gebruik van gronden voor kuilvoeropslag en/of sleufsilo’s’

  2. het gebruik van gronden voor permanente teelondersteunende voorzieningen.

 

 

 

3.4.2 Landschappelijke inpassing

  1. De landschappelijke inpassing van de woningen en de recreatieve voorzieningen moet worden aangelegd en in stand worden gehouden voordat de betreffende voorziening in gebruik wordt genomen;

  2. de landschappelijke inpassing wordt aangelegd conform het inrichtingsplan en dient ook in stand te worden gehouden;

  3. onder 'inrichtingsplan' wordt in deze regels verstaan "Inrichtingsplan Broekkant 4 en 5" 5 februari 2013 opgesteld.

 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Minicamping

Het bevoegd bezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.4, ten behoeve van het toestaan van een minicamping. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  1. het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak waar een minicamping al is toegestaan dan wel in combinatie met onderhavige afwijking via een omgevingsvergunning wordt toegestaan;

  2. ter plaatse van de minicamping zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan. Stacaravans, voor zover niet permanent geplaatst, zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, ‘Bedrijf’ of ‘wonen’;

  3. parkeer- en ondersteunende voorzieningen, zoals op sanitair gebied, zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, ‘Bedrijf’ of ‘wonen’;

  4. de afstand tot de weg dient ten minste 20 m1 te zijn;

  5. de afstand tot de woningen van derden dient ten minste 50 m1 te zijn;

  6. de afstand tot de perceelsgrens dient ten minste 5 m1 te zijn;

  7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van een andere belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;

  8. de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd en aangetoond met een erfinrichtingsplan;

  9. de landschappelijke inpassing van de mini-camping moet worden aangelegd en in stand worden gehouden voordat de betreffende mini-camping in gebruik
    wordt genomen.

 

 

 

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde , of van werkzaamheden

 

3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  1. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

  2. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,50 m1, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;

  3. het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels

  4. het verwijderen van landschapselementen;

  5. het verwijderen van onverharde wegen of paden;

  6. het beplanten van gronden met opgaande agrarische gewassen;

  7. het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt ( alleen voor zo ver aangeduid met cultuurhistorisch/ archeologisch waardevol);

  8. het aanleggen en of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen:

1. voor zover groter dan 1.250 m2 als het veepaden op huiskavels betreft;

2. voor zover groter dan 200 m2 als het overige verhardingen betreft.

 

3.6.2 Uitzondering

Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:

  1. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

  2. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

 

3.6.3 Toelaatbaarheid

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de bestemming zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van desbetreffende gronden en voor zover de mogelijkheden voor herstel niet (onevenredig) worden verkleind zoals omschreven in de (dubbel)bestemming met eventuele aanduiding, en het beeldkwaliteitplan.

 

 

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.7.1 Wijziging in de bestemming Wonen (vormverandering en vergroting van bestemmingsvlak)

De bestemming ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’ kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Wonen’ in verband met een uitbreiding en/of de vormverandering van een bestemmingsvlak Wonen. In combinatie hiermee kan de bestemming Wonen worden gewijzigd in de bestemming Agrarisch. Hierbij geldt als randvoorwaarde dat de wijziging nodig is om een ontwikkeling die plaatsvindt binnen de bouwregels van deze bestemming m.b.t. maatvoering en afstanden, te kunnen realiseren.

 

3.7.2 Wijziging ten behoeve van minicamping

De bestemming ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’ kan gewijzigd worden in de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’, ‘Bedrijf’, ‘Horeca’ of ‘Wonen’ ten behoeve van de uitbreiding van een bestemmingsvlak om de uitbreiding van een minicamping mogelijk te maken. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  1. Het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak waar kleinschalig kamperen al is toegestaan dan wel in combinatie met de onderhavige wijziging via een omgevingsvergunning wordt toegestaan.

  2. De camping mag jaarrond worden gebruikt.

  3. Er zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan, waaronder maximaal vijf stacaravans.

  4. De afstand tot woningen van derden dient tenminste 50m¹ te zijn.

  5. De afstand tot de weg dient 20m¹ te zijn.

  6. De afstand tot de perceelsgrens dient 5m¹ te zijn.

 

3.7.3 Wijziging in bestemming Groen, Natuur of Water (ontwikkeling landschapselementen of nieuwe natuur)

De bestemming ‘Agrarisch met waarden- Landschapswaarden’ kan gewijzigd worden wijzigen in de bestemming ‘Groen’, ‘Natuur’ of ‘Water’ of een combinatie van deze ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe natuur- en/of landschapselementen. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. Er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan andere belangen, zoals agrarische belangen;

  2. Er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijke (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;

  3. De ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd.

 

 

 

Artikel 4. Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. wonen;

    2. aan huis verbonden beroepen conform de bepalingen in artikel 4.4.2;

    3. (on)verharde paden, wegen;

    4. parkeervoorzieningen;

    5. tuinen, erven en terreinen;

    6. water en waterhuishoudkunidige voorzieningen ten behoeve van waterberging en - infiltratie;

    7. groenvoorzieningen en groene erfinrichting.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

  1. Op of in de in 4.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienst van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven doeleinden.

  2. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan.

  3. Bij herbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als er sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend.

  4. De ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

  5. De dakhelling dient tussen de 20 en 60 graden te zijn.

 

4.2.2 Hoofdbebouwing

  1. De woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m3. De inhoud van een kelder wordt niet meegeteld.

  2. Indien de inhoud van een bestaande woning op het tijfstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of op basis van een eerder verleende vergunning al meer bedraagt, geldt dat de woning tot maximaal de bestaande inhoud mag worden teruggebouwd.

  3. Bij herbouw mag de woning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande fundering en als sprake is van uitbreiding daar direct op aansluitend.

  4. De maximaal toegestane goothoogte is 6 m1.

  5. De maximaal toegestane bouwhoogte is 10 m1.

  6. De afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 15 m1.

  7. De afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

  1. De gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per woning is maximaal 11 m2.

  2. De maximaal toegestane goothoogte is 3 m1.

  3. De maximaal toegestane bouwhoogte is 5,5 m1.

  4. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m1 achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd.

  5. De afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1.

  6. De afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

    2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.

    3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.

    4. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

    5. Reclame-uitingen bij een beroep aan huis en een bedrijf aan huis mogen uitsluitend aan de gevel worden geplaatst tot een oppervlakte van 0,2 m².

    6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

  1. Per woning mag één carport worden gebouwd met de volgende maatvoering:

1. oppervlakte niet meer dan 20 m2;

2. bouwhoogte niet meer dan 3 m1;

3. de carport dient op een afstand van ten minste 1 m1 achter de voorgevelrooilijn van de woning te worden gebouwd;

4. afstand tot de bestemmingsgrens is ten minste 5 m1;

5. de afstand tot de as van de weg is ten minste 15 m1.

  1. De maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd erafscheidingen is 2,5 m1.

  2. De bouwhoogte van erfafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m1 zijn en voor het overige maximaal 2 m1.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Inhoud woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a., ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane inhoud (750 m3)van een woning tot maximaal 850 m3. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  1. per 50 m3 uitbreiding dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in het buitengebied van Someren te worden gesloopt;

  2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;

  3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;

  4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

  5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;

  6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

 

4.3.2 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder a., ten behoeve van het toestaan van een uitbreiding van de maximaal toegestane oppervlakte (100 m2) aan bijbehorende bouwwerken tot maximaal 200 m2. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  1. per 25 m2 uitbreiding dient telkens minimaal 100 m2 aan legaal opgerichte of krachtens overgangsrecht toegelaten bebouwing op het perceel zelf of elders in het buitengebied van Someren te worden gesloopt;

  2. de locatie waar bebouwing wordt gesloopt kan slechts één keer worden ingezet voor de toepassing van deze regeling;

  3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;

  4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

  5. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;

  6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

 

4.3.3 Herbouw woning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2.1, ten behoeve van het herbouw van de woning op een andere plaats binnen het bestemmingsvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  1. de nieuwe locatie ligt niet minder dan 5 m1 van de bestemmingsgrens en niet minder dan 15 m1 uit de as van de weg waaraan wordt gebouwd;

  2. de woning wordt gebouwd ter vervanging van de bestaande woning;

  3. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;

  4. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

  5. met de nieuwe situering is sprake van een milieukundig en ruimtelijke kwaliteitsverbetering;

  6. de sloop van overtollige bebouwing is duurzaam verzekerd;

  7. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

 

4.3.4 Afstand tot de bestemmingsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.2., ten behoeve van de bouw van bouwwerken op een kortere afstand dan 5 m1 tot de bestemmingsgrens. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  1. de ontwikkelingsmogelijkheden van (niet-)agrarische bedrijven in de nabijheid van de woning mogen niet worden belemmerd;

  2. de stedenbouwkundige en cultuurhistorische kenmerken van de woning in zijn omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;

  3. er is sprake van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering;

  4. de groene erfinrichting, landschappelijke inpassing is anderszins duurzaam geborgd;

  5. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

 

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in srijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het in gebruik nemen of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een doel of op een wijze, die in strijd is met de in dit plan daaraan gegeven bestemming en/of;

  1. het gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;

  2. het gebruiken van gronden en gebouwen voor bedrijfsactiviteiten, uitgezonderd;

    1. aan huis verbonden beroepen;

    2. ter plaatse van de aanduidingaanduiding ‘Specifieke vorm van wonen- Wonen plus’;

  3. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor erotische dienstverlening;

  4. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van opslag, stort of lozing

  5. het gebruik van gronden en/of opstallen voor doeleinden van handel of detailhandel of bedrijf;

  6. het gebruik van gronden en/of opstallen voor dag- en verblijfsrecreatie, tenzij expliciet toegestaan in de planregels.

 

4.4.2 Aan huis verbonden beroep

De uitoefening van aan huis verbonden beroepen is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  1. de omvang van de beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 160 m2;

  2. de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners’;

  3. de beroepsactiviteit mag zowel in het hoofdgebouw als in een bijbehorend bouwwerk worden uitgeoefend;

  4. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

  5. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;

  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;

  7. detailhandel is niet toegestaan;

  8. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamsaanduiding.

 

4.4.3 Landschappelijke inpassing

  1. De landschappelijke inpassing van de recreatieve voorzieningen moet worden aangelegd en in stand worden gehouden voordat de betreffende voorziening in gebruik wordt genomen;

  2. de landschappelijke inpassing wordt aangelegd conform het inrichtingsplan en dient ook in stand te worden gehouden;

  3. onder 'inrichtingsplan' wordt in deze regels verstaan "Inrichtingsplan Broekkant 4 en 5" 5 februari 2013 opgesteld

 

 

4.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

4.5.1 Afhankelijke woonruimte - mantelzorg

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijking ten behoeve van het gebruik van een bijbehorende bouwwerk behorende bij een bedrijfswoning of woning c.q. een deel van een bedrijfsgebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte om te voorzien in een tijdelijke behoefte. Hierbij gelden ten minste de volgende voorwaarden:

  1. aangetoond wordt dat inwoning in de (bedrijfs)woning ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort en bewoning als afhankelijke woonruimte van een bijgebouw en/ of het deel van het bedrijfsgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die va omliggende (agrarische) bedrijven en woningen en rekening wordt gehouden met de aanwezige milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);

  3. de afhankelijke woonruimte wordt binnen de maatvoeringen voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning c.q. bedrijfsgebouwen volgens de geldende bestemming ingepast, met een maximale oppervlakte van 75 m2;

  4. de afhankelijke woonruimte wordt bij voorkeur gerealiseerd in een bestaand aangebouwd bijgebouw, of als dat niet mogelijk is in een bestaand vrijstaand bijgebouw of bedrijfsgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van de (bedrijf)woning; in het geval er sprake is van een daartoe nieuw te bouwen bijgebouw mag de afstand tot de achtergevel van de (bedrijfs)woning niet meer bedragen dan 10 meter.

 

4.5.2 Minicamping

Het bevoegd bezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4, ten behoeve van het toestaan van een minicamping. Hierbij gelden ten minste de volgende randvoorwaarden:

  1. het betreft uitsluitend recreatief medegebruik voor kleinschalig kamperen op gronden die direct aansluiten aan een bestemmingsvlak waar een minicamping al is toegestaan dan wel in combinatie met onderhavige afwijking via een omgevingsvergunning wordt toegestaan;

  2. ter plaatse van de minicamping zijn maximaal 25 kampeermiddelen toegestaan. Stacaravans, voor zover niet permanent geplaatst, zijn uitsluitend toegestaan binnen de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ of ‘Bedrijf’;

  3. parkeer- en ondersteunende voorzieningen, zoals op sanitair gebied, zijn gelegen binnen de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ of ‘Bedrijf’;

  4. de afstand tot de weg dient ten minste 20 m1 te zijn;

  5. de afstand tot de woningen van derden dient ten minste 50 m1 te zijn;

  6. de afstand tot de perceelsgrens dient ten minste 5 m1 te zijn;

  7. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van een andere belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;

  8. de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing wordt gewaarborgd en aangetoond met een erfinrichtingsplan;

  9. de landschappelijke inpassing van de mini-camping moet worden aangelegd en in stand worden gehouden voordat de betreffende mini-camping in gebruik
    wordt genomen.

 

4.5.3 Bed and breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.2., ten behoeve van het als ondergeschikte functie toestaan van bed and breakfast in bestaande (of vergunbare) bebouwing. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’;

  2. de capaciteit is maximaal 10 personen (eenpersoonsbedden);

  3. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;

  4. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;

  5. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van andere belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

  6. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

 

4.5.4 Theehuis - uitspanning (routegebonden horeca)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.2. ten behoeve van het als ondergeschikte functie vanuit de bestaande (of de vergunbare) bebouwing verstrekken van dranken en/of spijzen voor gebruik ter plaatse. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. de ontwikkeling is niet gelegen binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone –

  2. landbouwontwikkelingsgebied’;

  3. de activiteit mag uitsluitend plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;

  4. de oppervlakte van het theehuis/uitspanning bedraagt maximaal 200 m2 inclusief terras;

  5. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;

  6. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;

  7. de afstand tot de weg is ten minste 20 m1;

 

4.5.5 Verhuur van fietsen - rijtuigen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.2. ten behoeve van het als ondergeschikte functie verhuren van fietsen, rijtuigen e.d. vanuit de bestaande (of de vergunbare) bebouwing. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. parkeren vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;

  2. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;

  3. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

 

 

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor 'Wonen plus'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf in milieucategorieën 1 of 2. Hierbij moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden.

  1. de bedrijfsactiviteiten moet plaatsvinden binnen de maximaal toegestane oppervlakte bebouwing;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van andere belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven.

  3. parkeren, laden en lossen vindt plaats binnen het bestemmingsvlak;

  4. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en deze worden in stand gehouden;

  5. reclameaanduidingen dienen beperkt te blijven tot een bescheiden naamaanduiding;

  6. buitenopslag is niet toegestaan;

  7. er is geen sprake van planologische en/of milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en omvang van het wijzigingsplan is door middel van noodzakelijk (milieu) onderzoek aangetoond dat het plan uitvoerbaar is;

  8. de ruimtelijke kwaliteit wordt gewaarborgd conform de bepalingen uit artikel 8.

 

 

 

Artikel 5. Waarde – Archeologie

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

5.1.1 Algemeen

De voor ‘Waarde – Archeologie’ (WR–A) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.

 

5.1.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen welke een betrekking heeft op de gronden, die zijn aangewezen voor ‘Waarde- Archeologie - 4 ’ dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Onder het vaststellen van de archeologische waarde van een terrein wordt ook verstaan het overleggen van gegevens in de vorm van verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens, waaruit kan worden opgemaakt dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die kunnen worden verstoord door de voorgenomen bouwwerkzaamheden.

 

5.2.2 Toepassingscriteria

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 5.2.1 genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;

  2. dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden zijn veiliggesteld;

  3. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.

 

5.2.3 Voorschriften voor vergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 5.2.2 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan een omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties

  4. indien sub c van toepassing is, een regeling omtrent de gevolgen bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

 

5.2.4 Uitzonderingen

Het bepaalde in 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

  2. een bouwwerk met een bodemingreep met een diepte van minder dan 40 cm en een verstoringsoppervlakte kleiner dan:

    1. 100 m2 ter plaatse van categorie 2 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

    2. 25- m2 ter plaatse van categorie 3 of categorie 4 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

    3. 2.500 m2 ter plaatse van categorie 5 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

  3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst met een verstoringsoppervlakte groter dan:

1. 100 m2 ter plaatse van categorie 2 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

    1. 25 m2 ter plaatse van categorie 3 of categorie 4 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

    2. 2.500 m2 ter plaatse van categorie 5 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

  1. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 m mag bedragen.

 

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden om op of in de voor ‘Waarde- Archeologie ’ aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;

  2. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en het rooien van diepwortelende beplanting waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het ophogen en egaliseren van gronden;

  4. het verlagen van het waterpeil;

  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;

  6. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers, zwembaden en andere wateren;

  7. het omzetten van gras- of akkerland in teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend worden boomteelt en graszodenteelt;

  8. het afplaggen van heide- of natuurgebieden ten behoeve van natuurontwikkeling;

  9. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedragen;

  10. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;

  11. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter-, of rijwielpaden of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen.

 

5.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.3.1 is niet van toepassing op:

  1. normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis

  3. werken of werkzaamheden in het kader van het normale bodemgebruik;

  4. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvering zijn of krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;

  5. werken of werkzaamheden die worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 5.2 van toepassing is;

  6. werken of werkzaamheden die maximaal 40 cm1 diep reiken te opzichte van het maaiveld;

  7. werken of werkzaamheden die een oppervlakte beslaan van ten hoogste:

1. 100 m2 ter plaatse van categorie 2 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

2. 25 m2 ter plaatse van categorie 3 of categorie 4 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

3. 2.500 m2 ter plaatse van categorie 5 zoals aangeduid op de gemeentelijke archeologisch beleidskaart zoals opgenomen in bijlage 3;

  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;

  2. ten dienste van archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

 

5.3.3 Onderzoeksplicht

De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden welke betrekking heeft op de gronden, die zijn aangewezen voor ‘Waarde-Archeologie’ dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Onder het vaststellen van de archeologische waarde van een terrein wordt ook verstaan het overleggen van gegevens in de vorm van verleende vergunningen en/of andere feitelijke gegevens , waaruit kan worden opgemaakt dat de bodem ter plaatse dermate is geroerd dat het alleszins aannemelijk is dat er geen sprake meer is van archeologische waarden die kunnen worden verstoord door de voorgenomen bouwwerkzaamheden.

 

5.3.4 Toepassingscriteria

Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden uitsluitend indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 5.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad. In dit geval worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die tijdens de uitvoering van de werkzaamheden mogelijk worden gedaan;

  2. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften. Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden.

 

5.3.5 Voorschriften aan vergunning

In de situatie als bedoeld in artikel 5.3.4 kunnen burgemeester en wethouders de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verbinden;

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;

  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

 

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ‘Waarde- Archeologie’ verwijderen. Hierbij gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;

  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

 

 

 

Hoofdstuk 3. Algemene regels

 

 

Artikel 6. Algemene afwijkingsregels

 

 

6.1 Evenementen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het gebruik ten behoeve van het houden van een evenement in het buitengebied, zoals de agrarische dagen, met dien verstande dat:

  1. het evenement maximaal één keer per jaar wordt georganiseerd;

  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die va omliggende (agrarische) bedrijven en woningen en rekening wordt gehouden met de aanwezige milieuhygiënische aspecten (geur, geluid, veiligheid);

  3. er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;

  4. onder andere zijn toegestaan tenten, paviljoens en kramen.

 

 

6.2 10% - regeling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijking van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat:

  1. De noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, bouwkundige of architectonische inpassing aanwezig is;

  2. De afwijking alleen mag worden toegepast indien elders in deze regels geen andere regels voor afwijking zijn opgenomen voor afwijking van deze maten.

 

 

6.3 Kleine bouwwerken van openbaar nut

Het bevoegd gezag kan met inachtneming van het bepaalde in de dubbelbestemmingen en (gebieds)aanduidingen, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels voor het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden, zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, pinautomaten, afval-glascontainers, kapellen, wegkruisen en dergelijke, met dien verstande van:

a. De oppervlakte is maximaal 20 m2;

b. De goothoogte is maximaal 3,00 m1;

c. De bouwhoogte is maximaal 4,5 m1;

d. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde is maximaal 15 m1.

 

6.4 Overschrijding bouwgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor overschrijding van de bouwgrens met dien verstande dat:

  1. De noodzaak vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en/of perceelsinrichting aanwezig is;

  2. Er geen onevenredige verkeerskundige belemmeringen plaatsvinden;

  3. De overschrijding niet mag leiden tot een vermindering van de gebruiksmogelijkheden van gronden voor piekberging en infiltratie;

  4. De wegbeheerder en het waterschap worden gehoord.

 

6.5 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de voorgeschreven afstand tot de bestemmingsgrens, in het geval de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteit anderszins duurzaam geborgd is en belangen van derden niet onevenredig geschaad worden.

 

 

 

Artikel 7. Algemene aanduidingsregels

 

 

7.1 Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ zijn gelegen binnen het extensiveringsgebied.

 

 

7.2 Vrijwaringszone - radar

Binnen de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone- radar’ is het niet toegestaan om enig bouwwerk te bouwen of houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen tot boven 45 m1 boven NAP.

 

7.3 Other - attentiegebied EHS

  1. Behoudens het bepaalde in lid 2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aanduiding 'other - attentiegebied EHS' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

    1. het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;

    2. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;

    3. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;

    4. het buiten een agrarisch bouwblok aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.

  2. Dat bij het toepassen van werkzaamheden zoals vervat in lid 1, het betrokken waterschapsbestuur wordt gehoord.

  3. Het in lid 1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;

 

Artikel 8. Overige regels

 

8.1 Hydrologisch neutraal ontwikkelen

  1. Alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.

  2. Regenwater dient bij voorkeur op eigen terrein te worden opgevangen en verwerkt.

  3. Bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen vindt in alle gevallen een toets plaats aan de eis dat er sprake moet zijn van hydrologisch neutraal ontwikkelen conform het Toetsinstrumentarium Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen van de betrokken waterschappen.

  4. Het bevoegd gezag wint het advies van het betrokken waterschap.

 

 

8.2 Waarborgen ruimtelijke kwaliteit

 

8.2.1 Algemeen

Een ruimtelijke ontwikkeling draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving en in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:

  1. Alle bouwplannen en ontwikkelingen dient te worden getoetst en te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied;

  2. alle gronden binnen het plangebied zijn mede bestemd voor landschapsopbouw in de vorm van een groene erfinrichting en voor het behoud, herstel en/of versterking van de waterhuishoudkundige waarden.

  3. nieuwe ontwikkelingen zijn alleen toegestaan als zij niet leiden tot een onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische en aardkundige waarden.

  4. bij het toepassen van de flexibiliteitbepalingen (afwijken en wijzigen) vindt in alle gevallen een toets plaats aan het beeldkwaliteitplan. Een nieuwe ontwikkeling moet voldoen aan de uitgangspunten hiervan.

  5. verder moet er zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing die in redelijke verhouding staat tot de aard en omvang van de desbetreffende ontwikkeling, een en ander conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan.

  6. het “Inrichtingsplan Broekkant 4 en 5 ” dient als uitgangspunt te worden, zie bijlage 2

  7. er is sprake van een kwaliteitsverbetering overeenkomstig artikel 2.2 van de Verordening ruimte.

 

8.2.2 Principe zorgvuldig ruimtegebruik

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, als bedoeld in 8.2.1 houdt in ieder geval in dat:

  1. in geval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van bestaande bebouwing;

  2. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden;

  3. uitbreiding van het toegestane ruimtebeslag dient aansluitend aan de bestaande bebouwing plaats te vinden in et kader van concentratie van bebouwing en zuinig ruimtegebruik.

 

 

8.3 Waarborgen belangen van derden en andere waarden

Het toepassen van de flexibiliteitsbepalingen ( afwijken en wijzigen) is slechts toegestaan, indien is aangetoond dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van andere waarden en van andere belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven.

 

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 9. Overgangsrecht

 

Er zijn situaties dat bestaande bebouwing of gebruik niet in overeenstemming is met de bestemming die in dit plan is toegekend. In paragraaf 3.2. van het Besluit ruimtelijke ordening is in verband hiermee een standaardregeling voor het zogeheten overgangsrecht opgenomen die in alle bestemmingsplannen moet worden overgenomen. De peildatum die bepalend is voor de vraag of er sprake is van strijd met het bestemmingsplan is de datum van in werking treden van het plan. Dit geldt zowel voor het bouwen als voor het gebruik.

 

Bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, mogen worden gehandhaafd en mogen gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd. Bouwrechten, die ontleend kunnen worden aan een reeds verleende bouwvergunning mogen worden geëffectueerd, ook als het bouwwerk niet in overeenstemming is met dit bestemmingsplan.

 

Als er sprake is geweest van een calamiteit zoals brand of stormschade, is algehele nieuwbouw toegestaan mits de bouwvergunning tijdig wordt aangevraagd.

 

Gebruik dat op de peildatum bestaat en dat strijdig is met het bestemmingsplan mag in bepaalde gevallen worden voortgezet. Namelijk wanneer het op grond van het vorige bestemmingsplan al was toegestaan. Maar als iemand na het van kracht worden van dat bestemmingsplan is overgeschakeld naar gebruik in strijd met de bestemming geldt het overgangsrecht niet.

 

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als daar bedoeld met maximaal 10%.

  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

9.2 Overgangsrecht gebruik

    1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

    2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

    3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

    4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 10. Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels bestemmingsplan ‘Broekkant 4 en 5'