Artikel 16        Wonen

16.1       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    woondoeleinden;

b    woondoeleinden in woonwagens ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’;

c    aan-huis-verbonden beroepen als ondergeschikte functie bij woondoeleinden;

d    detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

e    bedrijfsmatige activiteiten, uitsluitend voor zover deze voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’;

f     een kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';

g    ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' tevens voor behoud en bescherming van een gemeentelijk monument;

h    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

16.2       Bouwregels

 

16.2.1   Algemeen

a      Voor het bouwen van woningen/woonwagens en bijbehorende aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, geldt dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel/de standplaats niet meer mag bedragen dan:

1    vrijstaande woningen:

-   voor een bouwperceel met een oppervlakte tot en met 500 m² 50%;

-   voor een bouwperceel met een oppervlakte groter dan 500 m² 250 m² vermeerderd met 10% van de oppervlakte van de gronden meer dan 500 m²;

2    twee-aaneen gebouwde woningen: 60%;

3    aaneengebouwde woningen: 70%;

4    woonwagens: 60% per standplaats.

 

16.2.2   Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      Ter plaatse van de aanduiding:

1    ‘vrijstaand’;

2    'twee-aaneen’;

3    'aaneengebouwd’;

4    'gestapeld';

dient het aangegeven bebouwingstype te worden aangehouden.

b      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak.

c       Het toevoegen van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van aanvullende nieuwbouw ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waarbij geldt dat het aantal toe te voegen woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

d      De voorgevel van een hoofdgebouw moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn, dan wel op een afstand van niet meer dan 3 m daar achter.

e      De breedte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m, met inachtneming van het bepaald onder i, en behoudens de uitzondering als omschreven f.

f        Een vrijstaande woning mag breder worden dan 10 m, mits voor iedere meter dat de onder e geregelde maximum breedte van 10 m wordt overschreden, de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan beide zijde met 0,5 m wordt vergroot ten opzichte van het bepaalde onder i.

g       De goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

h      De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’.

i        De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag ter plaatse van de aanduiding:

1    ‘vrijstaand’ aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m;

2    ‘twee-aaneen’ aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m;

3    ‘aaneengebouwd’ bij eindwoningen aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m.

j        Hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een hellend dak met een dakhelling van minimaal 40° en maximaal 60°.

 

16.2.3   Aanbouwen en bijgebouwen

Binnen de bestemming ‘Wonen’ mogen aanbouwen en bijgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a      Aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd.

b      Aanbouwen aan de achtergevel van een vrijstaande woning worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:

1    De aanbouwen mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.

2    De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

3    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

4    De afstand van een aanbouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.

c       Aanbouwen aan de achtergevel van een twee-aaneen gebouwde woning en een aaneengebouwde woning mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

1    De aanbouwen mogen uitsluitend in één bouwlaag worden gebouwd.

2    De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

3    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

4    De gezamenlijke diepte van het hoofdgebouw en de aanbouw mag niet meer bedragen dan 16 m.

5    De afstand van een aanbouw tot de achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 m bedragen.

d      Bijgebouwen bij woningen mogen worden gebouwd achter de achtergevellijn en naast het hoofdgebouw op een afstand van ten minste 3,5 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw met inachtneming van de volgende bepalingen:

1    Het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen op bouwpercelen:

-        kleiner dan 500 m² mag niet meer bedragen dan 50 m²;

-        van 500 m² tot en met 1.000 m² mag niet meer bedragen dan 60 m²;

-        groter dan 1.000 m² mag niet meer bedragen dan 75 m²;

-        ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ mag niet meer bedragen dan 150 m²;

-        ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’ mag niet meer bedragen dan 150 m²;

-        mag ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf’ worden vermeerderd met maximaal het oppervlak dat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwd oppervlak (m2)’.

2    De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

3    De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

4    Bij vrijstaande woningen mogen slechts aan één zijde naast het hoofdgebouw bijgebouwen worden gebouwd. Indien aan één zijde van het hoofdgebouw al een overkapping aanwezig is, mag uitsluitend aan deze zijde een bijgebouw naast de woning worden gerealiseerd.

5    Het bebouwingspercentage zoals bedoeld in 16.2.1 mag niet worden overschreden.

e      In afwijking van het bepaalde onder d mogen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende bijgebouwenregeling’ bijgebouwen ook voor de voorgevellijn worden gebouwd, waarbij het aanduidingsgebied volledig mag worden bebouwd, maar wel dient te worden meegerekend in de maximum oppervlakte aan bijgebouwen zoals geregeld sub d onder 1.

f        Bijgebouwen bij functies zoals genoemd in lid 16.1 onder c, d en e mogen worden gebouwd achter en naast het hoofdgebouw tot een afstand van ten minste 3,5 m uit de voorgevel van het hoofdgebouw met dien verstande dat het gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m².

g       In afwijking van het bepaalde onder a mogen ondergeschikte uitbouwen en luifels voor de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, welke aan de volgende kenmerken voldoen:

1    De bouwgrens wordt met niet meer dan 1 m naar de wegzijde overschreden.

2    De breedte van een uitbouw en/of luifel mag niet meer bedragen dan 40% van de gevel waarin de uitbouw en/of luifel wordt gebouwd, met een maximumbreedte van 2,5 m.

3    De bouwhoogte van een uitbouw en/of luifel mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw.

4    De afstand van de uitbouw en/of luifel tot de straat mag niet minder bedragen dan 2 m.

 

16.2.4   Woonwagenstandplaatsen

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenstandplaats’ gelden de volgende bepalingen:

a      Het aantal woonwagenstandplaatsen mag niet meer bedragen dan 6.

b      De oppervlakte aan bijgebouwen mag per standplaats niet meer bedragen dan 50 m2.

c       De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

d      De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

16.2.5   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

b      De bouwhoogte van constructies voor het leiden van bomen mag niet meer bedragen dan 5 m.

c       De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 m.

d      De bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ niet meer mag bedragen dan 2 m.

e      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.

f        Overkappingen zijn niet toegestaan voor de voorgevellijn.

 

16.2.6   Overkappingen

Overkappingen mogen worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:

a      De lijn evenwijdig aan en op een afstand van 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag in de richting van de weg niet worden overschreden.

b      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m².

c       De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

d      Overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw (terrasoverkapping) dienen gerealiseerd te worden binnen de toegestane bouwdiepte van het woningtype (inclusief aanbouwen) en met inachtneming van het geldende bebouwingspercentage, de minimale afstand tot de achterste perceelsgrens van 6 m en een bouwhoogte van maximaal 3 m.

e      Bij vrijstaande woningen mag slechts aan één zijde, naast het hoofdgebouw, een overkapping worden gebouwd. Indien aan één zijde al een bijgebouw aanwezig is, mag uitsluitend aan deze zijde een overkapping naast de woning worden gerealiseerd.


16.3       Nadere eisen

a      Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de afmetingen, de vormgeving en de dakvorm van hoofdgebouwen, aanbouwen en bijgebouwen en van bouwwerken, geen gebouw zijnde, alsmede aan de situering van in- en uitritten en het parkeren op het bouwperceel.

b      De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met inachtneming van de bouwregels:

1    indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en/of het stedenbouwkundig beeld, dan wel indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en/of architectonische inpassing in de bestaande bebouwing;

2    indien dit noodzakelijk is ter waarborging van de monumentale waarden van gemeentelijke monumenten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';

3    ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

16.4       Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      het bepaalde in lid 16.2.2 onder d om een situering van hoofdgebouwen op een grotere afstand achter de voorgevelrooilijn toe te staan, mits de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig wordt aangetast.

b      de maximale bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn zoals bepaald in lid 16.2.5 onder d om achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw, buiten de aanduiding ‘bijgebouwen’, een bouwhoogte van maximaal 2 m toe te staan in een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelgrens in het geval van hoeksituaties.

 

16.5       Specifieke gebruiksregels

a      Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

1    De activiteit mag uitsluitend plaatsvinden in het hoofdgebouw (inclusief aanbouwen) of een aangebouwd bijgebouw.

2    De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het begane grondoppervlak van het hoofdgebouw (exclusief aanbouwen), tot een maximum van 60 m².

3    Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoeften veroorzaken.

4    Detailhandel is niet toegestaan.

5    De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.

 

16.6       Wijzigingsbevoegdheid

 

16.6.1   Wro-zone - wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het oprichten van een woning door middel van het toevoegen van een bouwvlak en de aanduiding ‘bijgebouwen’ en met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a      Ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone – wijzigingsgebied 1’ is één vrijstaande woning toegestaan;

b      De diepte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 15 m voor vrijstaande woningen;

c       De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m voor vrijstaande woningen;

d      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m voor vrijstaande woningen;

e      Er wordt rekening gehouden met de stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden.

f        De ontwikkeling dient inpasbaar te zijn vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt.

g       Er dient te worden aangetoond dat geen archeologische belemmeringen aanwezig zijn, dan wel dat bescherming van de aanwezige archeologische waarden voldoende is gewaarborgd.

 

16.6.2   Aanduiding ‘detailhandel’

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van het vestigen van detailhandelsbedrijven door het toevoegen van de aanduiding ‘detailhandel’ met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a      Detailhandel mag uitsluitend in de bebouwing plaatsvinden.

b      Detailhandel mag uitsluitend op de begane grond plaatsvinden.

c       Het gebruik van bijgebouwen voor detailhandel mag uitsluitend plaatsvinden indien de bijgebouwen direct vanaf de weg zichtbaar en bereikbaar zijn.

d      Wijziging ten behoeve van het vestigen van een supermarkt is niet toegestaan