De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuinen, erven en verhardingen;
b. parkeervoorzieningen;
c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d. andere tot de bestemming behorende voorzieningen.
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 11.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:
a. bijbehorende bouwwerken;
b. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
a. er mogen erkers, balkons of luifels ten behoeve van aangrenzende hoofdgebouwen worden gebouwd, mits:
- de horizontale diepte van de uitbreiding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
- de afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan 2,00 meter;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
- de oppervlakte van de erker niet meer bedraagt van 6,00 m².
Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:
a. de bouwhoogte bedraagt:
pergola’s/tuinmeubilair maximaal 2,50 meter;
speeltoestel maximaal 2,50 meter;
lichtmasten maximaal 2,50 meter;
vlaggenmasten, één per erf maximaal 6,00 meter;
erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,00 meter;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3,00 meter.