Inhoudsopgave

 

 

Regels

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1

Inleidende regels

 

Artikel 1

Begrippen

 

Artikel 2

Wijze van meten

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2

Bestemmingsregels

 

Artikel 3

Groen

 

Artikel 4

Verkeer

 

Artikel 5

Wonen

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3

Algemene regels

 

Artikel 6

Anti-dubbeltelregel

 

Artikel 7

Algemene bouw- en gebruiksregels

 

Artikel 8

Algemene ontheffingsregels

 

Artikel 9

Algemene wijzigingsregels

 

Artikel 10

Algemene procedureregels

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4

Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11

Overgangsrecht

 

Artikel 12

Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 terug naar inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 1        INLEIDENDE REGELS

 

Artikel 1

 

Begrippen

 

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

1.1

Plan

Het bestemmingsplan “bebouwde kom St. Willebrord, Emmastraat - Irenestraat” van de gemeente Rucphen.

 

1.2

Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0001-DEF1 met de bijbehorende regels.

 

1.3

Kaart

De geometrisch bepaalde planobjecten al vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0840.2584K0001-DEF1

 

1.4

Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.5

Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.6

Aaneengebouwd

Blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.

 

1.7

Aan huis gebonden beroep

Een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.8

Aan- of uitbouw

Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig het gebruik van het hoofdgebouw.

 

1.9

Achtererf

Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het hoofdgebouw is gelegen.

 

1.10

Achtergevel van een gebouw

Achtergevel van een gebouw het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

 

1.11

Afgewerkt bouwterrein

De gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde omringende grond.

 

1.12

Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.13

Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.14

Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.15

Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.16

Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.17

Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.18

Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

 

1.19

Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.20

Bedrijfsmatig gebruik.

Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, waarbij geen sprake is van een zich als specifiek opgeleid persoon naar buiten presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

 

1.21

Beroepsmatig gebruik

Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw voor een zelfstandig en onder eigen naam uitoefenen van een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied door een daarvoor specifiek opgeleid persoon en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.

 

1.22

Bestaand

Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.23

Bijgebouw

Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

1.24

Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

1.25

Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.26

Caravan

Een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangegeven, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en die bestemd is op normale wijze en regelmatig op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

 

1.27

Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.28

Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, wasserettes, autorijschool en videotheek.

 

1.29

Vier-aaneen

Blokken van vier aaneengebouwde hoofdgebouwen.

 

1.30

Erf

Een deel van het bouwperceel ten dienste van het gebruik van de aanwezige gebouwen.

 

1.31

Erfafscheiding

De grens van het erf.

 

1.32

Escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

 

1.33

Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.34

Geschakeld

Hoofdgebouwen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen met elkaar zijn verbonden.

 

1.35

Gestapeld

Een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

 

1.36

Gevellijn

Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.

 

1.37

Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

 

1.38

Kap

Een constructie van één of meer dakvlakken.

 

1.39

Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde maatvoering geldt.

 

1.40

Mantelzorg

Alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

 

1.41

Nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.

 

1.42

Ondergeschikte nevenactiviteit

Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.

 

1.43

Overkapping

Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en van maximaal twee wanden.

 

1.44

Peil

  • voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein.

 

1.45

Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.46

Raamprostitutie

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

1.47

Seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.48

Stacaravan

Een onderkomen dat uitsluitend dient of kan dienen tot recreatief woon-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen over een korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, maar welke niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenwagen te worden voortbewogen.

 

1.49

Standplaats

Een kavel welke zich bevindt op een kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel, stacaravan of vakantiebungalow.

 

1.50

Twee-aaneen

Blokken van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen, die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

 

1.51

Verblijfsdoeleinden

Gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.

 

1.52

Voorerf

Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het hoofdgebouw is gelegen.

 

1.53

Voorgevel van een gebouw

Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

 

1.54

Vrijstaand

Een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

 

1.55

Weg

Als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.56

Wgh

De Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.57

Ww

De Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.58

Woning

Een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen.

 

1.59

Woonwagen

Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

 

1.60

Wro

De Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

 

1.61

Zijerf

Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen

 

1.62

Zijgevel van een gebouw

Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

 

 

  terug naar inhoudsopgave


 

Artikel 2

 

Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1

Afstanden:

Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten vanaf de zijgevel van een gebouw.

 

2.2

Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een ander terrein

Door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in deze regels anders is bepaald.

 

2.3

De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.4

De bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten, trappenhuizen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.5

De goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6

De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7

De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8

De breedte en diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

 

2.9

Het bewoonbaar vloeroppervlak:

Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

2.10

Het bedrijfsvloeroppervlak:

Binnenwerks op de vloer van de ruimten die ingevolge het plan worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsmatige activiteiten.

 

2.11

De dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.12

Ondergeschikte bouwdelen:

Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK

2.

BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel

3.

Groen

 

 

 

 

 

 

 

 

3.1

Bestemmingsomschrijving.

 

 

 

 

3.1.1

Bestemming

 

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

a.

langzaamverkeersroutes, park, plantsoen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, paden, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen;

 

b.

ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’: een speelvoorziening;

 

c.

extensief recreatief gebruik;

 

d.

andere tot de bestemming behorende voorzieningen.

 

 

 

 

3.1.2

Toelaatbare bebouwing

 

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

 

a.

gebouwen;

 

b.

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

c.

speelvoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’

 

 

 

 

 

 

 

3.2

Bouwregels.

 

 

 

3.2.1

Gebouwen

 

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.

de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²;

 

b.

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 meter.

 

 

 

3.2.2

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

 

a.

de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter.

 

 

 

 

 

 

3.3

Nadere eisen

 

 

 

Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging van een goede stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

 

 

 

 

 

3.4.

Ontheffing van de bouwregels.

 

 

 

 

 

 

3.4.1

Ontheffing

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: 

 

a.

lid 3.1. voor het oprichten van Jeugd Ontmoetingsplaatsen (JOP’s), mits:

 

 

-

de afstand tot woningen minimaal 25 m bedraagt;

 

 

-

het oppervlak van het te plaatsen onderkomen maximaal 25 m² bedraagt;

 

 

-

de hoogte van het te plaatsen onderkomen maximaal 3,00 m bedraagt.

 

 

 

 

3.4.2

Procedureregel

 

Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 10.2.

 

 

 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel

4.

Verkeer

 

 

 

 

 

4.1.

Bestemmingsomschrijving.

 

 

4.1.1

Bestemming

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut;

b.

overige tot de bestemming behorende voorzieningen.

 

 

 

 

4.1.2

Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden opgericht:

a.

gebouwen;

b.

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

4.2.

Bouwregels.

 

 

4.2.1

Gebouwen

Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

a.

de oppervlakte bedraagt maximaal 15 m²

b.

de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 meter.

 

4.2.2

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht net inachtneming van de volgende regels:

a.

de bouwhoogte bedraagt:

 

antennes

maximaal 5 meter;

 

openbare nutsvoorzieningen

maximaal 3,5 meter;

 

(licht)masten

maximaal 8 meter;

 

overige bouwwerken geen gebouwen zijnde

maximaal 2 meter.

 

 

4.3.

Nadere eisen.

 

 

Burgemeester en wethouders zijn ter verkrijging van een goede stedenbouwkundige kwaliteit bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken.

 

 

 

 

4.4.

Ontheffing van de bouwregels.

 

 

4.4.1

Ontheffing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in: 

a.

lid 4.2.2, sub a tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter.

b.

lid 4.1. voor het oprichten van Jeugd Ontmoetingsplaatsen (JOP’s), mits:

 

-

de afstand tot woningen minimaal 25 m bedraagt;

 

-

het oppervlak van het te plaatsen onderkomen maximaal 25 m² bedraagt;

 

-

de hoogte van het te plaatsen onderkomen maximaal 3,00 m bedraagt.

 

 

4.4.2

Procedureregel

Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 10.2.

 

 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel

5.

Wonen

 

 

 

 

 

5.1.

Bestemmingsomschrijving.

 

 

5.1.1

Bestemming

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.

de huisvesting van één huishouden;

b.

ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’: uitsluitend een tuin;

c.

wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

 

5.1.2

Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven

aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde bestemmingen worden opgericht:

a.

hoofdgebouwen;

b.

aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

c.

bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

 

5.2.

Bouwregels.

 

 

5.2.1

Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

a.

de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen en van het op de kaart aangegeven bebouwingspercentage daar waar een dergelijk percentage op de kaart is aangegeven;

b.

een hoofdgebouw mag een maximale inhoud van 450m³ hebben;

c.

het aantal te bouwen woningen mag per aanduidingsvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" is aangeduid;

d.

ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen aaneengesloten hoofdgebouwen, meer dan twee aaneen, worden opgericht;

e.

ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘gestapeld’ mogen gestapelde hoofdgebouwen worden opgericht;

f.

ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen maximaal twee-aaneengesloten hoofdgebouwen worden opgericht;

g.

ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduidingen ‘vrijstaand’ en ‘chalet’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden opgericht;

h.

ter plaatse van de bouwvlakken met de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - vier-aaneen’ mogen maximaal vier aaneengesloten hoofdgebouwen worden opgericht;

i.

de hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in de op de kaart aangegeven (verlengde van de) gevellijn, daar waar een dergelijke lijn op de kaart is aangegeven. Indien voor een bouwperceel twee gevellijnen zijn bepaald, dient zowel de voor- als de zijgevel hierin te worden gebouwd;

j.

de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal de op de kaart aangegeven maat;

k.

de afstand tussen de zijgevels van de hoofdbebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘chalet’ dient 5 meter te bedragen;

l.

voor een hoofdgebouw in de bouwwijze "vrijstaand" bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 2,5 m;

m.

voor een hoofdgebouw in de bouwwijze "twee, drie of vier-aaneen, ", die tevens eindwoning van het blok is, bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2,5 m aan de zijde waar het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw op het naastgelegen perceel is gebouwd;

n.

de dakhelling bedraagt bij toepassing van hellende dakvlakken minimaal 30° en maximaal 65°.

 

 

5.2.2

Aan –en uitbouwen en bijgebouwen

Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a.

aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden opgericht;

b

de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel bedraagt maximaal 50%;

c.

de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 60 m² met uitzondering van de percelen met de aanduiding ‘chalet’ waar deze oppervlakte maximaal 20m² mag bedragen;

d.

bij vrijstaande hoofdgebouwen slechts aan één zijgevel aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden opgericht;

e.

de breedte van een met de zijgevel van een hoofdgebouwen verbonden bijgebouw bedraagt op gronden met de aanduiding:

 

aaneengebouwd

maximaal 4 meter;

 

 

gestapeld

maximaal 4 meter;

 

 

twee-aaneen

maximaal 4 meter;

 

 

specifieke bouwaanduiding - vier-aaneen

maximaal 4 meter;

 

 

vrijstaand

maximaal 6 meter;

 

f.

de goot- en bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 respectievelijk 6 meter met uitzondering van de percelen met de aanduiding ‘chalet’ waar de bouwhoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen. Indien een dakhelling wordt toegepast bedraagt de helling minimaal 30° en maximaal 65°;

g.

de aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de gevellijn te worden opgericht;

h.

de diepte van een woning en een aangebouwd bijgebouw bedraagt, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, maximaal 15 meter. In afwijking hiervan is de diepte van een woning en een aangebouwd bijgebouw niet gemaximaliseerd, indien:

 

-

het bijgebouw wordt geplaatst tegen een bestaand vrijstaand bijgebouw, waardoor de bijgebouwen, aan- en uitbouwen worden verbonden met de achtergevel danwel zijgevel van het hoofdgebouw;

 

-

het bijgebouw past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;

 

-

door de bouw van het bijgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastliggende percelen niet onevenredig mogen worden geschaad of monumentale panden worden aangetast of monumentale panden worden aangetast;

 

-

de regels betreffende het maximale bebouwde oppervlak niet van toepassing is.

 

 

5.2.3

Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht met inachtneming van de volgende regels:

a.

bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ en ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’ worden opgericht;

b

de bouwhoogte achter (het verlengde van de) gevellijn bedraagt maximaal 2 meter;

c

de bouwhoogte voor (het verlengde van de) gevellijn bedraagt voor licht- en vlaggenmasten maximaal 2,5 meter en voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 1 meter.

 

 

 

 

5.3.

Nadere eisen.

 

 

5.3.1

Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen voor de situering en afmeting van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor zover noodzakelijk is, met inachtneming van de volgende regels:

a.

ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b

voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;

c

ter waarborging van de verkeersveiligheid.

 

 

 

 

5.4.

Ontheffing van de bouwregels.

 

 

5.4.1

Ontheffingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in:

a.

lid 5.2.1, sub i voor het oprichten van maximaal 50% van de voorgevel achter de op de kaart aangegeven (het verlengde van de) gevellijn;

b.

lid 5.2.1, sub m voor een kleinere afstand

 

 

5.4.2

Procedureregels

a.

Bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 10.2;

b.

de in lid 5.4.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

-

de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;

 

-

de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

5.5.

Specifieke gebruiksregel.

 

 

5.5.1

Uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning

De uitoefening van beroepsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

a.

het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Reclame uitingen dienen geminimaliseerd te worden;

b.

het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

c.

geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

d.

het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

e.

het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.

de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.

 

 

 

 

5.6.

Ontheffing van de gebruiksregels.

 

 

5.6.1

Uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met inachtneming van de volgende regels:

a.

het gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Reclame uitingen dienen geminimaliseerd te worden;

b.

het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning, aan- en uitbouwen en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 50 m² ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;

c.

geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;

d.

het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

e.

het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

f.

de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende beroep of bedrijf.

 

 

5.6.2

Mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.1 voor het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw, aan- of uitbouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

a.

het oppervlak bedraagt maximaal 70 m²;

b.

een bijgebouw ten behoeve van inwonende ouders is aan de woning verbonden en door zijn constructie, afmetingen en architectonische vormgeving ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

c.

indien bij het hoofdgebouw reeds één of meer bijgebouwen rechtmatig aanwezig zijn, bedraagt door de bouw van een aan- of uitbouw of bijgebouw voor mantelzorg het totale oppervlak aan bijgebouwen maximaal 120 m²;

d.

de diepte van het hoofdgebouw en een daaraan verbonden bijgebouw voor inwonende ouders, te meten vanaf (het verlengde van de) gevellijn, bedraagt maximaal 15 meter;

e.

in vrijstaande bijgebouwen mag niet permanent worden gewoond.

 

 

 

 

 

5.6.3

Procedureregels

a.

bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 10.2.

b.

de in lid 5.6.1 en lid 5.6.2 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

-

de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

5.7.

Wijzigingsbevoegdheid.

 

 

5.7.1

Wijziging aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduidingen te wijzigen, met dien verstande dat:

a.

dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;

b.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde niet onevenredig worden aangetast;

c.

de samenstelling van de woningvoorraad in de kern niet onevenredig wordt verstoord;

d.

de te realiseren woning(en) passen binnen het vigerende gemeentelijk woningbouwprogramma;

e.

er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;

f.

er geen milieuhygiënische of overige belemmeringen zijn.

 

 

5.7.2

Procedureregels

a.

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 10.1;

b.

bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoals bedoeld in lid 5.7.1 dient een milieudeskundige te worden geraadpleegd.

 

 

 terug naar inhoudsopgave

 


HOOFDSTUK 3  ALGEMENE REGELS

 

 

 

Artikel 6

Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 


 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel

7.

Algemene bouw- en gebruiksregels

 

 

 

 

 

 

 

7.1

Nadere eisen

 

 

7.1.1

Plaatsbepaling en dakhelling

 

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk 2, bij het verlenen van een bouwvergunning, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

 

a.

de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;

 

b.

de dakhelling en nokrichting van hellende dakvlakken van gebouwen;

 

c.

de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

 

 

7.1.2

Voorwaarden

 

De in lid 7.1.1 bedoelde nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

 

 

 

 

 

7.2

Verboden gebruik

 

 

 

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend:

 

a.

het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming;

 

b.

het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting,een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 8.

Algemene ontheffingsregels

 

 

 

 

8.1

Algemene ontheffingen.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor:

a.

het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%;

b.

het oprichten van antennes en masten met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.

c.

het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimale afstand door:

 

-

erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;

 

-

ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de hoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

d.

het bouwen van hoofdgebouwen buiten het bouwvlak.

 

 

 

 

8.2

Ontheffing woningtype.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd op de gronden die zijn aangeduid als ‘wro-zone - ontheffingsgebied’ ontheffing te verlenen van de regels in dit plan voor het toestaan van vrijstaande, twee, drie of vier aaneengebouwde woningen. Hiermee samenhangend wordt bij toepassing van deze ontheffing tevens ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 5 ten aanzien van:

-

het maximum aantal te bouwen woningen in het aanduidingsvlak;

-

de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de hoofdbebouwing tot een maximale hoogte van respectievelijk 8,5 en 11 meter;

-

de afstand tussen de zijgevels van de hoofdbebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘chalet’;

-

de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 60m²;

-

de maximale goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van respectievelijk 3,25 en 6 meter;

de overige regels binnen het bestemmingsplan blijven onverminderd van toepassing.

 

 

8.3

Procedureregels.

 

 

a.

bij het verlenen van ontheffing worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 10.2;

b.

de in lid 8.1 en 8.2 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

 

-

de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld;

 

-

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

 

  terug naar inhoudsopgave

Artikel 9.

Algemene wijzigingsregels

 

 

 

 

9.1

Wijzigingen.

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de regels in dit plan te wijzigen voor:

a.

het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter;

b.

geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

 

 

 

 

9.2

Procedureregels.

 

Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid worden de procedureregels in acht genomen zoals deze opgenomen zijn in lid 10.1.

 

 

 

 terug naar inhoudsopgave

Artikel 10.

Algemene procedureregels

 

 

 

 

10.1.

Procedure wijzigingsbevoegdheid.

 

 

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan is, met inachtneming van artikel 3.6 Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb van toepassing.

 

 

 

 

 

10.2.

Procedure ontheffingsbevoegdheid.

 

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de volgende regels in acht te worden genomen:

a.

het ontwerpbesluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter inzage en wordt tevens langs elektronische weg beschikbaar gesteld;

b.

burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid en tevens langs elektronische weg;

c.

de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;

d.

gedurende de onder lid 10.2, sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij het college zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit;

e.

indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;

f.

burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingebracht de beslissing daaromtrent mee.

 


 terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 4  OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

Artikel 11

Overgangsrecht

 

11.1

Overgangsrecht bouwwerken

 

 

11.1.1

Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

 

a.

gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

 

b.

na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

 

11.1.2

Ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in 11.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 11.1.1 met maximaal 10%.     

 

 

11.1.3

Uitzondering

Het bepaalde in 11.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

11.2

Overgangsrecht gebruik

 

 

11.2.1

Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwer-kingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

 

11.2.2

Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 11.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

 

11.2.3

Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 11.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

 

11.2.4

Uitzondering

Het bepaalde in 11.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


 terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 12

Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan bebouwde kom St. Willebrord, Emmastraat - Irenestraat van de gemeente Rucphen

 

  terug naar inhoudsopgave