|
||
Regels |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1 |
|
|
Artikel 1 |
|
|
Artikel 2 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 2 |
|
|
Artikel 3 |
|
|
Artikel 4 |
|
|
Artikel 5 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 3 |
|
|
Artikel 6 |
|
|
Artikel 7 |
|
|
Artikel 8 |
|
|
Artikel 9 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 4 |
|
|
Artikel 10 |
|
|
Artikel 11 |
|
|
|
|
|
HOOFDSTUK 1
INLEIDENDE REGELS
|
||
Artikel 1
|
||
|
|
|
In deze regels wordt verstaan onder: |
||
|
|
|
1.1 |
Plan |
|
Het bestemmingsplan “Kaaistraat” van de gemeente
Rucphen.
|
||
1.2 |
Bestemmingsplan |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.0840.258400002-DEF1
met de bijbehorende regels.
|
||
1.3 |
Verbeelding |
|
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat
in het GML-bestand NL.IMRO.
0840.258400002-DEF1
|
||
1.4 |
Aanduiding |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
|
||
1.5 |
Aanduidingsgrens |
|
De grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft.
|
||
1.6 |
Aaneengebouwd |
|
Blokken van meer dan twee aaneengebouwde
hoofdgebouwen.
|
||
1.7 |
Aan huis gebonden beroep |
|
Een beroep dat in een woning door de bewoner
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
|
||
1.8 |
Aan- of uitbouw |
|
Een uit de gevel springend, in architectonisch
opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw
dat door de indeling en inrichting is bestemd
hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig
het gebruik van het hoofdgebouw.
|
||
1.9 |
Achtererf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van
het hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.10 |
Achtergevel van een gebouw |
|
Achtergevel van een gebouw het meest
achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.
|
||
1.11 |
Afgewerkt bouwterrein |
|
De gemiddelde hoogte van de gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde omringende
grond.
|
||
1.12 |
Bebouwing |
|
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
|
||
1.13 |
Bestemmingsgrens |
|
De grens van een bestemmingsvlak.
|
||
1.14 |
Bestemmingsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming.
|
||
1.15 |
Bouwen |
|
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
|
||
1.16 |
Bouwgrens |
|
De grens van een bouwvlak.
|
||
1.17 |
Bouwperceel |
|
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
|
||
1.18 |
Bouwperceelgrens |
|
Een grens van een bouwperceel.
|
||
1.19 |
Bouwvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde zijn toegelaten.
|
||
1.20 |
Bedrijfsmatig gebruik. |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor het verrichten van werkzaamheden van
dienstverlenende en/of ambachtelijke aard met
als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te
betrekken, waarbij geen sprake is van een zich
als specifiek opgeleid persoon naar buiten
presenterende beroepsbeoefenaar en waarvan de
omvang in activiteiten zodanig is dat deze, met
behoud van de woonfunctie, kunnen worden
uitgeoefend.
|
||
1.21 |
Beroepsmatig gebruik |
|
Het gebruik van (een gedeelte van) een gebouw
voor een zelfstandig en onder eigen naam
uitoefenen van een dienstverlenend beroep op
administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied door een daarvoor specifiek opgeleid
persoon en waarvan de omvang in activiteiten
zodanig is dat deze, met behoud van de
woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.
|
||
1.22 |
Bestaand |
|
Ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.23 |
Bijgebouw |
|
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan
vrijstaand gebouw en door zijn ligging, functie,
constructie of afmetingen ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw.
|
||
1.24 |
Bouwlaag |
|
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks
met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder.
|
||
1.25 |
Bouwwerk |
|
Elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond verbonden
is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond.
|
||
1.26 |
Caravan |
|
Een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig,
onder welke benaming ook aangegeven, die
uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen
tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer
personen en die bestemd is op normale wijze en
regelmatig op de verkeerswegen als een
aanhangsel van een personenauto te worden
voortbewogen.
|
||
1.27 |
Detailhandel |
|
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen, verhuren en/of leveren van goederen
aan diegenen die deze goederen kopen of huren
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit.
|
||
1.28 |
Dienstverlening |
|
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals
reisbureaus, wasserettes, autorijschool en
videotheek.
|
||
1.29 |
Vier-aaneen |
|
Blokken van vier aaneengebouwde hoofdgebouwen.
|
||
1.30 |
Erf |
|
Een deel van het bouwperceel ten dienste van het
gebruik van de aanwezige gebouwen.
|
||
1.31 |
Erfafscheiding |
|
De grens van het erf.
|
||
1.32 |
Escortbedrijf |
|
De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon
die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op
een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van
een seksinrichting) wordt uitgeoefend.
|
||
1.33 |
Gebouw |
|
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
|
||
1.34 |
Geschakeld |
|
Hoofdgebouwen waarvan de hoofdgebouwen door
middel van bijgebouwen en/of aan- en uitbouwen
met elkaar zijn verbonden.
|
||
1.35 |
Gestapeld |
|
Een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn
ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel
beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per
woning een zelfstandige toegankelijkheid
gewaarborgd is.
|
||
1.36 |
Gevellijn |
|
Denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn
die strak langs de gevel van een gebouw loopt
tot aan de bouwperceelsgrenzen.
|
||
1.37 |
Hoofdgebouw |
|
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
constructie, afmetingen, ligging of functie dan
wel gelet op de bestemming als belangrijkste
gebouw valt aan te merken.
|
||
1.38 |
Kap |
|
Een constructie van één of meer dakvlakken.
|
||
1.39 |
Maatvoeringsvlak |
|
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangegeven, waar een bepaalde
maatvoering geldt.
|
||
1.40 |
Mantelzorg |
|
Alle vormen van langdurige zorg die niet in het
kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden
aan een hulpbehoevende door personen uit diens
directe omgeving, waarbij de zorgverlening
rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie
en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor
elkaar overstijgt.
|
||
1.41 |
Nutsvoorziening |
|
Voorziening ten behoeve van het openbare nut,
zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes,
duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.
|
||
1.42 |
Ondergeschikte nevenactiviteit |
|
Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat
deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de
hoofdfunctie kunnen worden uitgeoefend.
|
||
1.43 |
Omgevingsvergunning |
|
Een vergunning voor het uitvoeren van een
project dat invloed heeft op de fysieke
leefomgeving, op grond van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
|
||
1.44 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
|
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een
werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op
grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.
|
||
1.45 |
Omgevingsvergunning voor het afwijken |
|
Omgevingsvergunning voor het gebruiken van
gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met
toepassing van de in dit plan opgenomen regels
inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1
onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van
de Wabo.
|
||
1.46 |
Omgevingsvergunning voor het bouwen |
|
omgevingsvergunning voor het bouwen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a
van de Wabo.
|
||
1.47 |
Omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk |
|
omgevingsvergunning voor het slopen van een
bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder g
van de Wabo.
|
||
1.48 |
Overkapping |
|
Een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een
gesloten dak en van maximaal twee wanden.
|
||
1.49 |
Peil |
|
|
||
1.50 |
Prostitutie |
|
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
|
||
1.51 |
Raamprostitutie |
|
Een seksinrichting met één of meer ramen van
waarachter de prostitué/prostituee tracht de
aandacht van passanten op zich te vestigen met
als doel het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele handelingen met een
ander tegen vergoeding.
|
||
1.52 |
Seksinrichting |
|
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een
erotisch-massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar.
|
||
1.53 |
Stacaravan |
|
Een onderkomen dat uitsluitend dient of kan
dienen tot recreatief woon-, dag- of
nachtverblijf van een of meer personen en dat
door de aanwezigheid van een chassis,
assenstelsel en wielen over een korte afstand
naar een vaste standplaats kan worden verreden,
maar welke niet bestemd is om regelmatig en op
normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel
van een personenwagen te worden voortbewogen.
|
||
1.54 |
Standplaats |
|
Een kavel welke zich bevindt op een
kampeerterrein, bestemd voor het plaatsen van
een kampeermiddel, stacaravan of
vakantiebungalow.
|
||
1.55 |
Twee-aaneen |
|
Blokken van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen,
die door middel van één gemeenschappelijke wand
met elkaar zijn verbonden.
|
||
1.56 |
Verblijfsdoeleinden |
|
Gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf
van personen in het openbaar gebied en die
tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers
en voetgangers.
|
||
1.57 |
Voorerf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het
hoofdgebouw is gelegen.
|
||
1.58 |
Voorgevel van een gebouw |
|
Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een
hoofdgebouw.
|
||
1.59 |
Vrijstaand |
|
Een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met
een ander gebouw.
|
||
1.60 |
Weg |
|
Als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de
Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten
tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.61 |
Wgh |
|
De Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde
van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.62 |
Ww |
|
De Woningwet, zoals die luidde ten tijde van de
inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.63 |
Woning |
|
Een gebouw, dat dient voor de huisvesting van
personen.
|
||
1.64 |
Woonwagen |
|
Een voor bewoning bestemd gebouw dat is
geplaatst op een standplaats en dat in zijn
geheel of in delen kan worden verplaatst.
|
||
1.65 |
Wro |
|
De Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde
ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
|
||
1.66 |
Zijerf |
|
Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het
hoofdgebouw is gelegen
|
||
1.67 |
Zijgevel van een gebouw |
|
Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een
voorgevel of een achtergevel is.
|
||
|
||
Artikel 2
|
||
Bij de toepassing van deze regels wordt als
volgt gemeten:
|
||
2.1 |
Afstanden: |
|
Van gebouwen onderling, alsmede afstanden van
gebouwen tot de bouwperceelsgrens worden gemeten
vanaf de zijgevel van een gebouw.
|
||
2.2 |
Bebouwde oppervlakte van een bouwperceel of een
ander terrein: |
|
Door de oppervlakten van alle op een terrein
gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op
te tellen, tenzij in deze regels anders is
bepaald.
|
||
2.3 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.4 |
De bouwhoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
liftschachten, trappenhuizen en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
|
||
2.5 |
De goothoogte van een bouwwerk: |
|
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot
c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij
gelijk te stellen constructiedeel.
|
||
2.6 |
De inhoud van een bouwwerk: |
|
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van
de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen.
|
||
2.7 |
De oppervlakte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
|
||
2.8 |
De breedte en diepte van een bouwwerk: |
|
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot
het hart van de scheidingsmuren,
met dien verstande, dat wanneer de betreffende
gevelvlakken niet evenwijdig
lopen of verspringen, het gemiddelde wordt
genomen van de kleinste en de
grootste maat.
|
||
2.9 |
Het bewoonbaar vloeroppervlak: |
|
Binnen de afgewerkte omtrekwanden (in
voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder
aftrek van de in de ruimte inspringende
onderdelen van het gebouw
als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar
zonder aftrek van plinten
en vast meubilair als aanrechten en
verwarmingslinten. Vloeroppervlak waarboven
minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt
hierbij buiten beschouwing gelaten.
|
||
2.10 |
Het bedrijfsvloeroppervlak: |
|
Binnenwerks op de vloer van de ruimten die
ingevolge het plan worden of kunnen
worden gebruikt voor bedrijfsmatige
activiteiten.
|
||
2.11 |
De dakhelling: |
|
Langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak.
|
||
2.12 |
Ondergeschikte bouwdelen: |
|
Bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels,
erkers, portalen, balkons en overstekende daken,
worden bij de toepassing van het bepaalde ten
aanzien van het
bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter
bedraagt. |
||
HOOFDSTUK |
2. |
|
||||||||
|
|
|
|
|||||||
Artikel |
3. |
|
||||||||
|
|
|||||||||
|
|
|||||||||
3.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||||||||
|
|
|||||||||
3.1.1 |
Bestemming |
|||||||||
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor: |
||||||||||
a. |
bosgebied; |
|||||||||
b. |
extensieve recreatie; |
|||||||||
c. |
andere tot de bestemming behorende
voorzieningen. |
|||||||||
|
|
|||||||||
|
|
|||||||||
3.2 |
Specifieke bouwregels |
|||||||||
|
||||||||||
Het is verboden op de gronden te bouwen. |
||||||||||
|
||||||||||
|
|
|||||||||
3.3 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
|||||||||
|
|
|||||||||
3.3.1 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
|||||||||
Het is verboden om zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag
(omgevingsvergunning) de navolgende werken en/of
werkzaamheden uit te voeren: |
||||||||||
a. |
het aanbrengen van hoogopgaand en/of
diepwortelende beplanting, waaronder
bijvoorbeeld houtgewas; |
|||||||||
b. |
het rooien van houtgewas; |
|||||||||
c. |
het blijvend omzetten van grasland; |
|||||||||
d. |
het wijzigen van het maaiveldniveau door
ontgronding of ophoging; |
|||||||||
e. |
het verrichten van grondroeractiviteiten,
bijvoorbeeld aanbrengen van rioleringen, kabels,
leidingen en drainage, anders dan normaal spit-
en ploegwerk; |
|||||||||
f. |
diepploegen vanaf 0,5 meter; |
|||||||||
g. |
het aanbrengen van gesloten verhardingen; |
|||||||||
h. |
het aanleggen van waterlopen of het vergraven,
verruimen of dempen van bestaande waterlopen; |
|||||||||
i. |
het plaatsen van onroerende objecten zoals
lichtmasten, wegwijzers en ander
straatmeubilair; |
|||||||||
j. |
aanbrengen van kleine voorzieningen ten behoeve
van extensieve recreatie. |
|||||||||
|
|
|||||||||
3.3.2 |
Uitzonderingsregel |
|||||||||
Het in 3.3.1 vervatte verbod geldt niet voor
werken en/of werkzaamheden die: |
||||||||||
a. |
behoren tot normaal onderhoud en beheer ten
dienste van de bestemming; |
|||||||||
b. |
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de
inwerkingtreding van het plan; |
|||||||||
c. |
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning. |
|||||||||
|
|
|||||||||
3.3.3 |
Voorwaarden |
|||||||||
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid
3.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voor
zover dit niet strijdig is met de belangen van
de bestemming. |
||||||||||
|
|
|||||||||
3.3.4 |
Advies |
|||||||||
Alvorens te beslissen op de omgevingsvergunning,
wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de
beheerder omtrent de vraag of door de
voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen
in verband met de bestemming niet onevenredig
worden geschaad en welke voorwaarden dienen te
worden gesteld ter voorkoming van eventuele
schade. |
||||||||||
|
||||||||||
|
||||||||||
Artikel |
4. |
|
||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
4.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||||||
|
|
|||||||
4.1.1 |
Bestemming |
|||||||
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor: |
||||||||
a. |
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele,
levensbeschouwelijke voorzieningen alsmede
voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening; |
|||||||
b. |
ter plaatse van de aanduiding ‘gezondheidszorg’:
een zorginstelling; |
|||||||
c. |
wegen, paden, pleinen, parkeervoorzieningen,
groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten
dienste van de bestemming. |
|||||||
|
|
|||||||
4.1.2 |
Toelaatbare bebouwing |
|||||||
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de
op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend
ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde
bestemmingen worden opgericht: |
||||||||
a. |
gebouwen; |
|||||||
b. |
bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
4.2 |
Bouwregels |
|||||||
|
||||||||
4.2.1 |
Gebouwen |
|||||||
Gebouwen mogen worden opgericht met inachtneming
van de volgende regels: |
||||||||
a. |
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de
kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht, met
inachtneming van de op de kaart aangegeven
aanduidingen en van het op de kaart aangegeven
bebouwingspercentage; |
|||||||
b. |
de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de op
de kaart aangegeven maat; |
|||||||
|
||||||||
4.2.2 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|||||||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden
opgericht met inachtneming van de volgende
regels: |
||||||||
a. |
de bouwhoogte binnen een bouwvlak bedraagt
maximaal 4 meter; |
|||||||
b. |
de bouwhoogte buiten een bouwvlak bedraagt
maximaal 2,5 meter. |
|||||||
|
|
|||||||
|
||||||||
4.3 |
Nadere eisen |
|||||||
|
||||||||
Burgemeester en wethouders kunnen ter
verkrijging van een goede stedenbouwkundige
kwaliteit nadere eisen stellen aan de situering
en afmetingen van bouwwerken. |
||||||||
|
|
|||||||
4.4. |
Afwijken van de bouwregels |
|||||||
|
|
|
|
|||||
4.4.1 |
Afwijken |
|||||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 4.2.1 onder b voor het toestaan van een
grotere bouwhoogte. |
||||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
4.5. |
Specifieke gebruiksregels |
|||||||
|
|
|
|
|||||
Strijdig gebruik |
|
|
|
|||||
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval
verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te
laten gebruiken: |
||||||||
a. |
als opslagplaats voor bagger en grondspecie; |
|||||||
b. |
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet
voor gebruik geschikte werktuigen en machines of
onderdelen daarvan, oude en nieuwe
(bouw)materialen, afval, puin, grind of
brandstoffen; |
|||||||
c. |
als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats
voor kampeer- en verblijfsmiddelen. |
|||||||
d. |
ten behoeve van het uitoefenen van detailhandel,
anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit
bij ter plaatse uitgeoefende
bedrijfsactiviteiten. |
|||||||
Artikel |
5. |
|
||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
5.1 |
Bestemmingsomschrijving |
|||||||
|
|
|||||||
5.1.1 |
Bestemming |
|||||||
De voor ‘Waterstaat – Waterbergingsgebied’
aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere
daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd
voor: |
||||||||
a. |
de waterkering en de waterbeheersing; |
|||||||
b. |
onderhoudstroken van waterlopen en waterwegen; |
|||||||
c. |
overige tot de waterstaatkundige functie
behorende voorzieningen. |
|||||||
met inachtneming van het volgende: |
||||||||
|
in geval van strijdigheid van regels gaan de
regels van dit artikel voor de regels die
ingevolge andere artikelen op de desbetreffende
gronden van toepassing zijn. |
|||||||
|
|
|||||||
5.1.2 |
Toelaatbare bebouwing |
|||||||
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de
op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend
ten dienste van de in lid 5.1.1 genoemde
bestemmingen worden opgericht: |
||||||||
a. |
bouwwerken geen gebouwen zijnde. |
|||||||
|
|
|||||||
|
|
|||||||
5.2 |
Bouwregels |
|||||||
|
||||||||
5.2.1 |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
|||||||
Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden
opgericht met inachtneming van de volgende
regels: |
||||||||
a. |
de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter; |
|||||||
b. |
ten behoeve van de andere voor deze gronden
geldende bestemmingen mag, met inachtneming van
de voor de betrokken bestemming geldende regels,
slechts worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bouwwerken geen
gebouwen zijnde,waarbij de oppervlakte, voor
zover gelegen op of onder peil, niet wordt
uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering. |
|||||||
|
|
|||||||
5.3 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
|||||||
|
|
|||||||
5.3.1 |
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
|||||||
Het is verboden om zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag
(omgevingsvergunning) de navolgende werken en/of
werkzaamheden uit te voeren: |
||||||||
a. |
het aanbrengen van hoogopgaand en/of
diepwortelende beplanting, waaronder
bijvoorbeeld houtgewas; |
|||||||
b. |
het wijzigen van het maaiveldniveau door
ontgronding of ophoging; |
|||||||
c. |
het verrichten van grondroeractiviteiten,
bijvoorbeeld aanbrengen van rioleringen, kabels,
leidingen en drainage, anders dan normaal spit-
en ploegwerk; |
|||||||
d. |
diepploegen vanaf 0,5 meter; |
|||||||
e. |
het aanbrengen van gesloten verhardingen; |
|||||||
f. |
het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
|||||||
g. |
het permanent opslaan van goederen waaronder ook
begrepen het opslaan van afvalstoffen; |
|||||||
h. |
het aanleggen van waterlopen of het vergraven,
verruimen of dempen van bestaande waterlopen; |
|||||||
i. |
het plaatsen van onroerende objecten zoals
lichtmasten, wegwijzers en ander
straatmeubilair. |
|||||||
|
|
|||||||
5.3.2 |
Uitzonderingsregel |
|||||||
Het in 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor
werken en/of werkzaamheden die: |
||||||||
a. |
behoren tot normaal onderhoud en beheer ten
dienste van de bestemming; |
|||||||
b. |
reeds in uitvoering zijn ten tijde van de
inwerkingtreding van het plan; |
|||||||
c. |
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds
verleende vergunning. |
|||||||
|
|
|||||||
5.3.3 |
Voorwaarden |
|||||||
Werken en/of werkzaamheden als bedoeld in lid
5.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien hierdoor,
dan wel door de te verwachten gevolgen, de
waterstaatkundige functie niet of slechts in
geringe mate wordt aangetast.. |
||||||||
|
|
|||||||
5.3.4 |
Advies |
|||||||
Alvorens te beslissen omtrent een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden,
wordt advies ingewonnen bij een waterstaat
deskundige omtrent de vraag of door de
voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen
in verband met de waterstaatkundige functie niet
onevenredig worden geschaad. |
||||||||
|
||||||||
|
|
|
|
Artikel 6 |
|
|
|
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen
bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden
gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing. |
|
|
|
Artikel |
7. |
||||
|
|
||||
|
|
||||
7.1 |
Nadere eisen |
||||
|
|||||
7.1.1 |
Plaatsbepaling en dakhelling |
||||
Burgemeester en wethouders kunnen, met
inachtneming van de regels vervat in hoofdstuk
2, bij het verlenen van een omgevingsvergunning,
nadere eisen te stellen ten aanzien van: |
|||||
a. |
de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en
bijgebouwen ten opzichte van de
bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar; |
||||
b. |
de dakhelling en nokrichting van hellende
dakvlakken van gebouwen; |
||||
c. |
de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen
gebouwen zijnde. |
||||
|
|||||
7.1.2 |
Voorwaarden |
||||
De in lid 7.1.1 bedoelde nadere eisen mogen
slechts worden gesteld met het doel te voorkomen
dat de belangen van derden worden geschaad of
afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het
plan en met het oog op de bereikbaarheid van
gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en
gronden in verband met calamiteiten. |
|||||
|
|||||
7.2 |
Strijdig gebruik |
||||
|
|||||
Tot het strijdig gebruik als bedoeld wordt in
ieder geval gerekend: |
|||||
a. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde op een wijze of tot een doel strijdig met
de in dit plan aan de grond gegeven bestemming; |
||||
b. |
het gebruiken, te doen of laten gebruiken van
gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde ten behoeve van de exploitatie van een
seksinrichting,een escortbedrijf en raam- en
straatprostitutie. |
||||
|
|||||
Artikel 8. |
||||
|
|
|||
8.1 |
Afwijkingen |
|||
|
||||
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van
de
regels in dit plan voor: |
||||
a. |
het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met maximaal 10%; |
|||
b. |
het oprichten van antennes en masten met een
bouwhoogte van maximaal 15 meter. |
|||
|
|
|||
De in lid 8.1. sub a genoemde
omgevingsvergunning voor het afwijken kan
slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van: |
||||
|
- |
de samenhang in straat- en bebouwingsbeeld; |
||
|
- |
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden en bouwwerken. |
||
Artikel
9. |
|||
|
|
||
|
|
||
9.1 |
Wijzigingsbevoegdheid |
||
|
|||
Burgemeester en wethouders kunnen de regels in dit plan wijzigen voor: |
|||
a. |
het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een hoogte van maximaal 3,5 meter; |
||
b. |
geringe afwijkingen, die in het belang zijn van
een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde
plaatsing van bouwwerken geen gebouwen zijnde of
die noodzakelijk zijn in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. Hierbij
zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met
maximaal 3 meter toelaatbaar. |
||
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
|
|||
Artikel 10 |
|||
|
|||
10.1 |
Overgangsrecht bouwwerken |
||
|
|
||
10.1.1 |
Algemeen |
||
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor
het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot: |
|||
|
a. |
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
|
|
b. |
na het tenietgaan tengevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd, veranderd, mits de
aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan
binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is tenietgegaan. |
|
|
|
||
10.1.2 |
Afwijking |
||
Het bevoegd gezag kan eenmalig een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in 10.1.1 voor het vergroten
van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
10.1.1 met maximaal 10%. |
|||
|
|
||
10.1.3 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
|
|
||
10.2 |
Overgangsrecht gebruik |
||
|
|
||
10.2.1 |
Algemeen |
||
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet. |
|||
|
|
||
10.2.2 |
Strijdig gebruik |
||
Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te
veranderen of te laten veranderen in een ander
met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind. |
|||
|
|
||
10.2.3 |
Onderbroken gebruik |
||
Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna
te hervatten of te laten hervatten. |
|||
|
|
||
10.2.4 |
Uitzondering |
||
Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
|||
Artikel 11 |
|
|
|
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels
van het bestemmingsplan Kaaistraat van de
gemeente Rucphen. |