De voor ‘Bedrijf’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten)
onder:
1.
milieucategorieën 3 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met
categorie 3 (b≤3)’;
2.
milieucategorie 3, 4.1 en 4.2 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en
met categorie 4 (b≤4)’;
3.
milieucategorie 3, 4.1, 4.2, 5.1 en 5.2 ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijf tot en met categorie 5 (b≤5)’;
met uitzondering van:
-zelfstandige kantoren;
-detailhandelsbedrijven;
-leisure-, sport- en recreatiebedrijven;
-autodemontagebedrijven;
b
geluidzoneplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet
geluidhinder, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
bedrijf - geluidszoneplichtige inrichtingen (sb-g)’;
c
windturbines, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘windturbine
(wt)’;
d
laad- en loskaden, uitsluitend ter plaatse waar de bestemming ‘Bedrijf’
direct grenst aan de bestemming ‘Water’;
e
een reclamemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding – reclamemast [sba-rm]’;
f
opslag van materialen ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;
g
bedrijfswoningen, uitsluitend op gronden voorzien van de functieaanduiding
‘bedrijfswoning (bw)’;
h aan huis verbonden beroepen;
i
voorzieningen voor verkeer en verblijf;
j
tuinen
en erven;
k groenvoorzieningen;
l
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
m reclamevoorzieningen;
alsmede voor:
n een representatieve zone, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding – zone representatieve front [sba-zrf]’, waarbij behalve de in
3.1, onder de leden a. t/m m. vermelde functies, tevens de volgende functies
zijn toegelaten:
1. binnen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – zone representatieve
front 1 [sba-zrf1]’:
- één fitnesscentrum;
- één
kinderopvang;
- één
wegrestaurant;
2. binnen de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – zone
representatieve front 2 [sba-zrf2]’:
- garagebedrijven, al dan niet met showrooms
en werkplaatsen;
- één
tuincentrum;
- één
brandweerkazerne;
- handelsbedrijven
in automaterialen en banden;
Binnen
de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – zone representatieve front 3
[sba-zrf3]’ zijn geen afwijkende functies ten opzichte van de in 3.1 onder a.
t/m m. vermelde functies toegestaan.
Voor het bouwen van
bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding
‘maximale bouwhoogte (m)’ is aangegeven.
Voor bedrijfswoningen gelden de
volgende bepalingen:
a
Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het functieaanduidingsvlak
van de aanduiding ‘bedrijfswoning (bw)’.
b
Per functieaanduidingsvlak ‘bedrijfswoning (bw)’ is maximaal één
bedrijfswoning toegestaan, tenzij met een maatvoeringsaanduiding op de
verbeelding is aangegeven, dat meerdere bedrijfswoningen zijn toegestaan.
c
De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan
d
Voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt, dat de goot- en bouwhoogte niet
meer mag bedragen dan
e
Bij een bedrijfswoning behorende bouwwerken mogen binnen het functieaanduidingsvlak
of buiten het functieaanduidingsvlak maar wel direct grenzend aan dat vlak,
doch binnen het bouwvlak ‘Bedrijf’, ten dienste van de woonfunctie worden
gebouwd.
f
Voor de bouw van de onder e. bedoelde bouwwerken gelden de volgende
voorwaarden:
1.
het maximum oppervlakte mag
2.
de goothoogte respectievelijke bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
3.
de bouwwerken uitsluitend vanaf
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het
bouwvlak worden gebouwd.
b
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan
van het bedrijfsproces mogen, indien gesitueerd binnen het aangegeven bouwvlak,
niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhogte (m)’
is aangegeven.
c
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
2,5 m.
d
De bouwhoogte van windturbines, ter plaatse van de functieaanduiding
‘windturbine (wt)’ mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van silo’s, kranen, voorzieningen ten behoeve van een laad-
en loskade en daarmede gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag
niet meer bedragen dan
f
De bouwhoogte van reclamemasten, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
bouwaanduiding – reclamemast’ [sba-rm], mag niet meer bedragen dan
g
De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer dan bedragen dan
h
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer
bedragen dan
a
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaatsing en de architectonische
vormgeving van de gebouwen en aan de indeling en inrichting van de ruimte,
waaronder de opslag van goederen in de open lucht en de plaatsing van
groenvoorzieningen.
b
De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor de gronden
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - zone representatieve
front [sba-zrf]’ op de verbeelding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 3.2.2, onder d voor het toestaan van een hogere
goothoogte voor de niet-inpandige bedrijfswoning, mits:
1.
de maximaal toegestane bouwhoogte niet wordt overschreden;
2.
dit passend is binnen de stedenbouwkundige structuur van de omgeving en het
plaatselijk straatbeeld;
b
het bepaalde in lid 3.2.3 onder h voor het bouwen van reclamemasten en
andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming tot een
bouwhoogte van maximaal
a
Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep zijn de volgende
bepalingen van toepassing:
1.
de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de
gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van
2.
het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van
het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
3.
de activiteit moet worden uitgeoefend door een bewoner van de woning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a
het bepaalde in lid 3.1 sub a voor bedrijven die niet voorkomen op de Staat
van bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en invloed op de omgeving gelijk
te stellen zijn met bedrijven, die zijn genoemd in de Staat van
bedrijfsactiviteiten onder de categorieën zoals toegestaan op grond van het
bepaalde onder 3.1 sub a.
b
het bepaalde in lid 3.1 sub a voor bedrijven in één milieucategorie hoger
dan is toegestaan, mits deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving
gelijk te stellen zijn met de ter plaatse toegestane bedrijven, die zijn
genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten.
c
het bepaalde in lid 3.1, sub a behoeve van:
1.
het uitoefenen van detailhandel in volumineuze goederen;
2.
het uitoefenen van detailhandel in goederen, die een eerstegraads
verwantschap hebben c.q. in rechtstreeks verband staan met de hiervoor onder 1
bedoelde goederen, mits deze detailhandel als een ondergeschikt en
niet-zelfstandig onderdeel van de onder 1 omschreven bedrijfsvoering
plaatsvindt;
3.
het uitoefenen van detailhandel in ter plaatse vervaardigde, bewerkte en
herstelde goederen, als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de
bedrijfsvoering;
4.
het uitoefenen van detailhandel in één bouwmarkt, mits:
a. deze gesitueerd wordt binnen de
‘Specifieke bouwaanduiding – zone representatief front 2 [sba-zrf2]’;
b. de bereikbaarheid van deze
bouwmarkt zodanig is, dat daarmede de functie van het bedrijventerrein en de
bereikbaarheid van de daar gevestigde bedrijven niet wordt gefrustreerd;
c. aangetoond wordt, dat wordt
voldaan aan de risico-contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 en dat het groepsrisico als
aanvaardbaar moet worden beschouwd, een en ander in relatie tot de op het
bedrijventerrein toegelaten milieucategorieën van bedrijven.
De onder 1 t/m 4 bedoelde
afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien voldoende parkeergelegenheid
en een adequate afwikkeling van het verkeer is verzekerd.