Regels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk      1 Inleidende regels                                                                                      3

Artikel 1              Begrippen                                                                                                          3

Artikel 2              Wijze van meten                                                                                               9

 

Hoofdstuk 2   Bestemmingsregels                                                                                  11

Artikel 3              Groen                                                                                                              11

Artikel 4              Gemengd                                                                                                        13

Artikel 5              Waarde-Archeologie                                                                                       15

Hoofdstuk 3   Algemene regels                                                                                        16

Artikel 6              Anti-dubbeltelregel 16

Artikel 7              Algemene bouwregels                                                                                    16

Artikel 8              Algemene gebruiksregels                                                                               16

Artikel 9              Algemene aanduidingsregels                                                                          16

Artikel 10            Algemene afwijkingsregels                                                                             17

Artikel 11           Algemene wijzigingsregels                                                                             18

 

Hoofdstuk 4   Overgangs- en slotregels                                                                        19

Artikel 12            Overgangsrecht                                                                                              19

Artikel 13            Slotregel                                                                                                          19

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan Standaardregels Oosterhout van de gemeente Oosterhout.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.BPherz2zandoogje-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

aan huis verbonden beroep:

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen gebied, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.

 

aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

achtergevellijn:

de lijn waarin de achtergevel van een woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

achtergevelrooilijn:

de van de weg, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van een bouwvlak.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

 

 

beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

 

bestaand(e situatie):

-      ten aanzien van bebouwing:

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;

-      ten aanzien van gebruik:

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van bebouwing beneden peil of onder de kapconstructie.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

bruto vloeroppervlakte

het totaal van de oppervlakten van de vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.

 

 

 

cultuurhistorische waarden:

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in beplanting, het slotenpatroon of de architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden.

 

dakkapel:

een opbouw op een hellend dak waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden.

 

dienstverlening:

het verlenen van financiële, economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie.

 

escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

 

functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gestapelde bebouwing:

bebouwing bestaande uit één gebouw waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten bevinden.

 

gevel:

bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

 

gevelvlak:

het verticale vlak waarin de hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.

 

hogere grenswaarden:

een maximale waarde voor geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

 

kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico is bepaald, die in acht genomen moet worden.

 

langzaamverkeersverbinding:

verbindingsweg die uitsluitend bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.

maatschappelijke voorzieningen:

culturele, educatieve, (para)medische, sociale, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

 

omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo).

 

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder b, van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder c, jo. artikel 2.12, sub a, onder 1, van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het bouwen:

omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo.

 

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid1, onder g, van de wabo.

 

onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en dat niet als bouwlaag wordt aangemerkt.

 

overkapping:

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.

 

peil:

a    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte v

b    an de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

c    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

d    in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

e    indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil/of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.

 

 

raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

 

risicovolle inrichting:

een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

 

scheidingslijn:

lijn die de grens dan wel scheiding tussen verschillende aanduidingen vormt.

 

seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.

 

standplaats:

gronden bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden aangesloten.

 

stedenbouwkundig beeld:

het beeld dat wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de dakrichtingen van de bebouwing.

 

straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri’s, vuilnisbakken en verkeersborden.

 

straatprostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander door passanten te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze.

 

voorgevel

de gevel van een gebouw dat gericht is naar de weg.

 

voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van de woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

 

voorgevelrooilijn:

de naar de weg toegekeerde grens van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd.

 

 

 

waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.

 

weg:

een voor gemotoriseerd verkeer geschikt gemaakte strook grond.

 

woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

 


Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

afstanden:

van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

bebouwingspercentage:

een aangeduid of in deze regels aangegeven percentage dat bepaalt hoeveel procent van het bestemmingsvlak per bouwperceel, of een in de regels nader omschreven gedeelte daarvan mag worden bebouwd.

 

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

bovenkant spoorstaaf:

de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf.

 

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

diepte van een gebouw:

-      horizontale diepte:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;

-      verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer.

 

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

hoogte van een molen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen.

 

hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

 

 

 

 

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten.

 

Hoofdstuk 2   Bestemmingsregels

 

Artikel 3  Groen

 

3.1  Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a    groenvoorzieningen;

b    bermen en beplantingen;

c    voorzieningen voor langzaam verkeer;

d     sport- en speelvoorzieningen;

e    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

f      geluidwerende voorzieningen;

g    straatmeubilair;

h    kunstobjecten;

i      ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;

j      nutsvoorzieningen;

k    schuilgelegenheden;

l      vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen.

 

alsmede voor:

m   de instandhouding en bescherming van waterberging ter plaatse van de aanduiding "waterberging".

 

3.2   Bouwregels

 

3.2.1  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a.  Op of in deze gronden mogen schuilgelegenheden worden gebouwd met een oppervlakte van
     niet meer dan 10 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m;

b.  Voor het overige mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2  Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a    De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.

b    De bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet meer bedragen dan 15 m.

c    De bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m.

d    De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.

 

3.3  Gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van voorzieningen van

verkeer en verblijf (parkeren), met uitzondering van de in lid 1 toegestane voorzieningen voor

langzaam verkeer.

 

 

 

 

 

3.4  Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in

lid 3.3 voor het aanleggen van voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren), met dien verstande

dat:

a   het stedenbouwkundig beeld niet in onevenredige mate wordt geschaad;

b   de voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren) noodzakelijk zijn uit een oogpunt van verkeersveiligheid en bereikbaarheid;

c   de aanleg van de voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren) geen zodanige invloed op de aanwezige groenstructuur mag hebben, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;

d   er rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en – kwantiteit);

e   geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de omgeving en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

3.5  Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.5.1  Omgevingsvergunning

Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding "waterberging" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en / of werkzaamheden uit te voeren:

a  het wijzigen van de waterberging en van watergangen;

b  het aanbrengen van gesloten verhardingen;

c  het uitvoeren van afgravings- en ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal
     spitwerk,dieper dan 0,30 m;

d  het ophogen, egaliseren, bodemverlagen en / of afgraven van gronden.

 

3.5.2  Toelaatbaarheid

De in sub 3.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk voor de in lid 3.1 genoemde doeleinden en indien een deskundige heeft geadviseerd, dat door de werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de functie van de waterberging.

 

3.5.3  Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op:

a  werken en werkzaamheden, die het normaal onderhoud betreffen overeenkomstig de doeleinden  
     van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en / of voortvloeien uit het normale
     gebruik;

b   werken en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkreeg, in
    uitvoering zijn.

 


 

Artikel 4  Gemengd

 

4.1  Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a           maatschappelijke voorzieningen;

b           wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;

c           aan-huis-verbonden beroepen;

d           aan-huis-verbonden bedrijven;

e           tuinen, erven en verhardingen;

f            groenvoorzieningen;

g           water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

h           voorzieningen voor verkeer en verblijf.

 

4.2  Bouwregels

 

4.2.1  Algemeen

Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum

bebouwingspercentage (%)’ is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het

bouwvlak volledig worden bebouwd.

 

4.2.2  Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a        Gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

b        De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-

            en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;

c        De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-
en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;

d        Ter plaatse van de aanduiding ‘Wonen’ dient aan de volgende voorwaarden te worden
          voldaan:
          1. de op de verbeelding aangegeven woningtypologie dient te worden aangehouden:
              - gestapelde woningen, appartement ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ op de
                 verbeelding.
          2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak
              worden gebouwd;
          3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevellijn dan wel op een afstand van niet
              meer dan 3 m daarachter.

 

 

4.2.3   Aan- en uitbouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘Wonen’

Ter plaatse van de aanduiding ‘Wonen’ gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen de volgende bepalingen:

a         Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd
            worden;

b         Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de
           voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;

c        De goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen;

d        De goothoogte van een (vrijstaand) bijgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen;

 

 

e        De bouwhoogte van een (vrijstaand) bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien
          verstande dat:
          -    indien het bijgebouw gebouwd wordt in de zijdelingse perceelsgrens, de bouwhoogte in de
               perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3,50 m en van daaraf in gelijke mate met de
               afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 6 m, behoudens het
               hierna bepaalde;

          -    indien de betreffende bijgebouwen aan weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens
               aaneengesloten worden gebouwd, mag de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer
               bedragen dan 6 m;

f         De gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen het
          bouwperceel mag:
          1      voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 500 m² niet meer bedragen dan
                  100 m², met dien verstande dat maximaal 50 m² vrijstaand mag worden gebouwd;
          2      voor bouwpercelen met een oppervlakte van maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan
                  150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m² vrijstaand mag worden gebouwd;
          3      voor bouwpercelen groter dan 2.000 m² niet meer mag bedragen dan 200 m², met dien
                  verstande dat maximaal 150 m² vrijstaand mag worden gebouwd;
         De oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor zover gesitueerd binnen het
         bouwvlak wordt bij bovengenoemde maximale maten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
         niet meegeteld;

h       De gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde
         daarvan mogen voor maximaal 65% worden bebouwd.

 

4.2.4   Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden
          gebouwd;

b        De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m , met dien
          verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde
          gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;

c        De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 m;

d        De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
          dan 4 m.

4.3      Gebruiksregels

 

Binnen de bestemming ‘Gemengd’ is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

a      De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke
        vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 50 m²;

b      Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en
        geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;

c      De activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning.

 

 


Artikel 5         Waarde – Archeologie

 

5.1   Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.

 

5.2   Bouwregels

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestem-mingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

a ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het
     gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;

b   de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 100 m².

 

5.3   Ontheffing van de bouwregels

a Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2 ten
     behoeve van de andere daar voorkomende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van
     het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de
     aanwezige archeologische waarden.

b  Voor zover het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan leiden tot een

    verstoring van archeologisch materiaal, kunnen Burgemeester en wethouders ontheffing verlenen
    van het bepaalde in lid 5.2, indien aan de onthef-fing één van de volgende voorwaarden wordt
    verbonden:
    1  de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeolo-gische resten
         in de bodem kunnen worden behouden, of
    2  de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3  de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door een deskundige op
         het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en
         wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

c De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overge-legd, waarin
    de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het
    oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 


Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

a    Op plaatsen waar bestaande bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse gebouwen worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens en direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;

b    De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.

 

7.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 7.1.a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een gebouw mits:

1.  de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau gehandhaafd blijft;

2.  er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch oogpunt;

3.  er geen bezwaren zijn uit oogpunt van waterhuishouding.

 

 

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

 

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

a    gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;

b    een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;

c    gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;

d    gebruik van gronden als standplaats.

 

 

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

 

9.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied‘ mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd dient te blijven.

 

 

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

10.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

a    van de in de planregels gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10% van die afmetingen respectievelijk percentages;

b    van de planregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c    van de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3 m is toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing;

d    van de planregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes of daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, fietsenstallingen en abri’s worden gebouwd, met dien verstande dat:

     1  de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;

     2.  de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

e    van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:

     1.  ten behoeve van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling voor

          verkeer tot niet meer dan 35 m;

     2.  ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan 40 m;

     3.  ten behoeve van signalerings- en telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m;

     4.  ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer dan 35 m;

     5.  ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;

f      van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:

     1.  de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het
          betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;

     2.  de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte                  van het betreffende gebouw;

g    van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.

 

10.2 Voorwaarden afwijking

De omgevingsvergunning voor het afwijken, als bedoeld in lid 10.1 kan slechts worden verleend, indien:

a    de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

b    het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

 

 

 

 

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

 

11.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

a    Bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;

b    De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig geschaad;

c    Het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

a    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

     1.  gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

     2.  na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
          mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop
          het bouwwerk is teniet gegaan;

b    Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;

c    Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

a    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c    Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d    Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Vrachelen/Krooneiland, herziening 2 (schoollocatie ’t Zandoogje, Vlinderlaan 2).