Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 11
Artikel 5 Waarde-Archeologie 15
Hoofdstuk
3 Algemene regels 16
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel 16
Artikel 7 Algemene bouwregels 16
Artikel 8 Algemene gebruiksregels 16
Artikel 9 Algemene
aanduidingsregels 16
Artikel 10 Algemene
afwijkingsregels 17
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels 18
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 19
plan:
het bestemmingsplan Standaardregels
Oosterhout van de gemeente Oosterhout.
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0826.BPherz2zandoogje-VA01
met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden
gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft.
aan huis verbonden beroep:
de uitoefening van een beroep of
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hieraan gelijk te stellen
gebied, dat in een woning en daarbij behorende gebouwen wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is, met uitsluiting van detailhandel.
aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig
uitoefenen van ambachtelijke of kunstzinnige bedrijvigheid, geheel of
overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een
woning en daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woning
in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
achtergevellijn:
de lijn waarin de achtergevel van
een woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
achtergevelrooilijn:
de van de weg, waarop het
belangrijkste gebouw op een bouwperceel is georiënteerd, afgekeerde grens van
een bouwvlak.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bedrijf:
een inrichting of instelling
gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen
van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het
Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico is
bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.
bestaand(e situatie):
-
ten
aanzien van bebouwing:
bebouwing, zoals aanwezig op het
tijdstip dat het plan in werking is getreden;
-
ten
aanzien van gebruik:
het gebruik van grond en
opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een
gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van bebouwing beneden peil of onder de kapconstructie.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is
toegelaten.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met
de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
bruto
vloeroppervlakte
het totaal van de oppervlakten van de vloeren van
alle bouwlagen van een gebouw.
cultuurhistorische waarden:
de kenmerken van het gebruik dat
de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt, zoals
dat onder meer tot uitdrukking komt in beplanting, het slotenpatroon of de
architectuur; onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de
archeologische waarden.
dakkapel:
een opbouw op een hellend dak
waarin een raamkozijn is opgenomen en die voorzien is van zijwanden.
dienstverlening:
het verlenen van financiële,
economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk
te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van prostitutie.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van
personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan
gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt.
gestapelde bebouwing:
bebouwing bestaande uit één
gebouw waarin zich boven en naast elkaar zelfstandige woningen en/of bijzondere
woonruimten bevinden.
gevel:
bouwkundige constructie die een
ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen
het dak.
gevelvlak:
het verticale vlak waarin de
hoofdvlakken van een gevel zich bevinden.
hogere grenswaarden:
een maximale waarde voor
geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een
concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het
Besluit geluidhinder.
kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het
Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico is
bepaald, die in acht genomen moet worden.
langzaamverkeersverbinding:
verbindingsweg die uitsluitend
bedoeld is voor fietsers en voetgangers en vergelijkbare verkeersdeelnemers.
maatschappelijke voorzieningen:
culturele, educatieve,
(para)medische, sociale, levensbeschouwelijke, religieuze,
onderwijsvoorzieningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening, alsmede ondergeschikte horeca in combinatie met en ten dienste
van deze voorzieningen.
omgevingsvergunning:
een vergunning voor het uitvoeren
van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo).
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden:
omgevingsvergunning voor het uitvoeren
van werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1, lid
1, onder b, van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het afwijken:
omgevingsvergunning voor het
gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van
de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1, lid
1, onder c, jo. artikel 2.12, sub a, onder 1, van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het bouwen:
omgevingsvergunning voor het
bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo.
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk:
omgevingsvergunning voor het
slopen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1, lid1, onder g, van de wabo.
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat
maximaal 1,50 m boven peil is gelegen en dat niet als bouwlaag wordt
aangemerkt.
overkapping:
een dakconstructie vrijstaand
zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van
belendende gebouwen.
peil:
a voor een bouwwerk op een perceel,
waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte v
b an de weg ter plaatse van die
hoofdtoegang;
c voor een bouwwerk op een perceel,
waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg of
de toekomstige weg ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
d in andere gevallen: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
e indien in of op het water wordt
gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil/of een ander plaatselijk aan te houden
waterpeil.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot
het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen.
raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor
of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het
publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen
betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor
ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een
grenswaarde/richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten.
scheidingslijn:
lijn die de grens dan wel
scheiding tussen verschillende aanduidingen vormt.
seksinrichting:
een voor het publiek
toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in
elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar.
standplaats:
gronden bestemd voor het plaatsen
van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van
de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeente kunnen worden
aangesloten.
stedenbouwkundig beeld:
het beeld dat wordt bepaald door
de situering, de bouwmassa's, de dakvormen en de dakrichtingen van de
bebouwing.
straatmeubilair:
objecten die in de openbare
ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen,
abri’s, vuilnisbakken en verkeersborden.
straatprostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot
het tegen betaling verrichten van seksuele diensten aan anderen, één en ander
door passanten te bewegen of uit te nodigen door handelingen, houding, woord,
gebaar of op andere wijze.
voorgevel
de gevel van een gebouw dat
gericht is naar de weg.
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van
de woning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
voorgevelrooilijn:
de naar de weg toegekeerde grens
van het bouwvlak, waarop het belangrijkste gebouw op een bouwperceel is
georiënteerd.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten
behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en
waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten etc.
weg:
een voor gemotoriseerd verkeer
geschikt gemaakte strook grond.
woning:
een gebouw of een gedeelte van
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Bij toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
afstanden:
van bouwwerken tot andere
bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze
afstanden het kleinst zijn.
bebouwingspercentage:
een aangeduid of in deze regels
aangegeven percentage dat bepaalt hoeveel procent van het bestemmingsvlak per
bouwperceel, of een in de regels nader omschreven gedeelte daarvan mag worden
bebouwd.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het
hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de
laagst gesitueerde spoorstaaf.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte
van het horizontale vlak.
diepte van een gebouw:
-
horizontale
diepte:
de lengte van een gebouw, gemeten
loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
-
verticale
diepte:
de diepte van een gebouw, gemeten
vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de
bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel.
hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan de
(wieken)as van de molen.
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de
(wieken)as van de windturbine.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de
begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
ondergeschikte bouwonderdelen:
Bij toepassing van het in dit
artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten,
pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen,
luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het
aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten.
De voor ‘Groen’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplantingen;
c voorzieningen voor langzaam
verkeer;
d sport-
en speelvoorzieningen;
e water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
f geluidwerende voorzieningen;
g straatmeubilair;
h kunstobjecten;
i
ontmoetingsplaatsen voor jongeren en/of ouderen;
j nutsvoorzieningen;
k schuilgelegenheden;
l
vlonders, steigers en (voetgangers)bruggen.
alsmede voor:
m de instandhouding en bescherming
van waterberging ter plaatse van de aanduiding "waterberging".
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a. Op of in deze gronden mogen schuilgelegenheden worden gebouwd met
een oppervlakte van
niet meer dan 10 m² en een
bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m;
b. Voor het overige mogen op of in deze gronden
geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a De bouwhoogte van geluidwerende
voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4 m.
b De bouwhoogte van palen, masten
en portalen voor geleidingen, beveiliging en regeling voor verkeer mag niet
meer bedragen dan 15 m.
c De bouwhoogte van kunstobjecten
mag niet meer bedragen dan 12 m.
d De bouwhoogte van andere
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
Onder strijdig
gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik ten behoeve van voorzieningen
van
verkeer en
verblijf (parkeren), met uitzondering van de in lid 1 toegestane voorzieningen
voor
langzaam
verkeer.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in
lid 3.3 voor het
aanleggen van voorzieningen voor verkeer en verblijf (parkeren), met dien
verstande
dat:
a het stedenbouwkundig beeld niet in
onevenredige mate wordt geschaad;
b de voorzieningen voor verkeer en verblijf
(parkeren) noodzakelijk zijn uit een oogpunt van verkeersveiligheid en
bereikbaarheid;
c de aanleg van de voorzieningen voor verkeer en
verblijf (parkeren) geen zodanige invloed op de aanwezige groenstructuur mag
hebben, dat deze groenstructuur daardoor onevenredige schade wordt toegebracht
en de gebruiksmogelijkheden ervan in overwegende mate worden beperkt;
d er rekening wordt gehouden met de gevolgen
voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en – kwantiteit);
e geen onevenredige schade wordt toegebracht aan
de omgeving en aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
bouwwerken.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden, zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning op of in de gronden ter plaatse van de
aanduiding "waterberging" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde,
en / of werkzaamheden uit te voeren:
a
het wijzigen van de waterberging
en van watergangen;
b
het aanbrengen van gesloten
verhardingen;
c
het uitvoeren van afgravings- en
ontgrondingswerkzaamheden anders dan normaal
spitwerk,dieper dan 0,30 m;
d
het ophogen, egaliseren,
bodemverlagen en / of afgraven van gronden.
De in sub 3.5.1
bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien noodzakelijk
voor de in lid 3.1 genoemde doeleinden en indien een deskundige heeft
geadviseerd, dat door de werkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt
van de functie van de waterberging.
Het bepaalde in
lid 3.5.1 is niet van toepassing op:
a werken
en werkzaamheden, die het normaal onderhoud betreffen overeenkomstig de
doeleinden
van deze gronden, dan wel van ondergeschikte
betekenis zijn en / of voortvloeien uit het normale
gebruik;
b werken
en werkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkreeg, in
uitvoering zijn.
Artikel 4 Gemengd
De voor ‘Gemengd’ aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
maatschappelijke voorzieningen;
b
wonen, ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
c
aan-huis-verbonden beroepen;
d
aan-huis-verbonden bedrijven;
e
tuinen, erven en verhardingen;
f
groenvoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
voorzieningen voor verkeer en verblijf.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Het bebouwingspercentage mag niet
meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
bebouwingspercentage (%)’ is
aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen, mag het
bouwvlak volledig worden bebouwd.
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen
gelden de volgende bepalingen:
a
Gebouwen
mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-
en
bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
c De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale goot-
en bouwhoogte (m)’ is aangegeven;
d Ter plaatse van de aanduiding ‘Wonen’ dient aan de volgende
voorwaarden te worden
voldaan:
1. de op de verbeelding
aangegeven woningtypologie dient te worden aangehouden:
- gestapelde woningen, appartement ter
plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ op de
verbeelding.
2. hoofdgebouwen mogen
uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak
worden gebouwd;
3. de voorgevel moet worden
gesitueerd in de voorgevellijn dan wel op een afstand van niet
meer dan 3 m daarachter.
4.2.3 Aan- en uitbouwen en
bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘Wonen’
Ter plaatse van de aanduiding
‘Wonen’ gelden voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen de volgende
bepalingen:
a
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel
binnen als buiten het bouwvlak gebouwd
worden;
b
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een
afstand van ten minste 3 m achter de
voorgevelrooilijn van het
hoofdgebouw te worden gebouwd;
c
De goothoogte van een aan- en
uitbouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
d De
goothoogte van een (vrijstaand) bijgebouw mag niet meer dan 3,50 m bedragen;
e
De bouwhoogte van een
(vrijstaand) bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien
verstande dat:
- indien het bijgebouw gebouwd wordt in de
zijdelingse perceelsgrens, de bouwhoogte in de
perceelsgrens niet meer
mag bedragen dan 3,50 m en van daaraf in gelijke mate met de
afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens toenemen tot niet meer dan 6 m, behoudens het
hierna bepaalde;
- indien de betreffende bijgebouwen aan
weerszijden van de zijdelingse perceelsgrens
aaneengesloten worden
gebouwd, mag de bouwhoogte op de perceelsgrens niet meer
bedragen dan 6 m;
f De
gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen binnen het
bouwperceel mag:
1 voor bouwpercelen met een oppervlakte van
maximaal 500 m² niet meer bedragen dan
100 m², met dien
verstande dat maximaal 50 m² vrijstaand mag worden gebouwd;
2 voor bouwpercelen met een oppervlakte van
maximaal 2.000 m² niet meer bedragen dan
150 m², met dien verstande dat maximaal 100 m²
vrijstaand mag worden gebouwd;
3 voor bouwpercelen groter dan 2.000 m² niet
meer mag bedragen dan 200 m², met dien
verstande dat maximaal
150 m² vrijstaand mag worden gebouwd;
De oppervlakte van aan- en
uitbouwen en bijgebouwen voor zover gesitueerd binnen het
bouwvlak wordt bij bovengenoemde
maximale maten van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
niet meegeteld;
h De gronden gelegen achter de
achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde
daarvan mogen voor maximaal 65%
worden bebouwd.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten
het bouwvlak worden
gebouwd;
b De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer
bedragen dan 2 m , met dien
verstande dat de bouwhoogte
voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde
gevel niet meer mag bedragen
dan 1 m;
c De bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer
bedragen dan 8 m;
d De
bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen
dan 4 m.
4.3 Gebruiksregels
Binnen de bestemming ‘Gemengd’ is
de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven
toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 30% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de woning
tot een maximum van 50 m²;
b Het gebruik mag geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en
geen onevenredige toename van de
parkeerbehoefte veroorzaken;
c De activiteit wordt uitgeoefend door een
bewoner van de woning.
Artikel 5 Waarde – Archeologie
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden
zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor
de bescherming van de (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de
andere daar voorkomende bestem-mingen geen gebouwen worden gebouwd, met
uitzondering van:
a ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij
de bestaande oppervlakte van het
gebouw in generlei opzicht wordt
vergroot;
b de bouw
van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 100 m².
5.3 Ontheffing
van de bouwregels
a Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing
verlenen van het bepaalde in lid 5.2 ten
behoeve van de andere daar
voorkomende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van
het gebouw, waarvoor ontheffing
wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de
aanwezige archeologische waarden.
b Voor
zover het oprichten van het gebouw, waarvoor ontheffing wordt gevraagd, kan
leiden tot een
verstoring
van archeologisch materiaal, kunnen Burgemeester en wethouders ontheffing
verlenen
van het bepaalde in lid 5.2, indien
aan de onthef-fing één van de volgende voorwaarden wordt
verbonden:
1
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor
archeolo-gische resten
in de bodem kunnen worden
behouden, of
2
de verplichting tot het doen van opgravingen, of
3
de verplichting de oprichting van het gebouw te laten begeleiden door
een deskundige op
het terrein van de
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door Burgemeester en
wethouders bij de vergunning te
stellen kwalificaties.
c De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de
aanvrager een rapport heeft overge-legd, waarin
de archeologische waarde van het
terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het
oordeel van Burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Grond die eenmaal in aanmerking
is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Voor ondergronds bouwen gelden de
volgende bepalingen:
a Op plaatsen waar bestaande
bovengrondse gebouwen zijn of nieuwe bovengrondse gebouwen worden gebouwd mag
eveneens ondergronds gebouwd worden; eveneens en direct aansluitend mogen in-
dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd;
b De verticale diepte mag bij
ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 4 m.
7.2 Afwijken van de
bouwregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder 7.1.a
voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder een
gebouw mits:
1. de oorspronkelijk functie op maaiveldniveau
gehandhaafd blijft;
2. er geen bezwaren zijn uit milieutechnisch
oogpunt;
3. er geen bezwaren zijn uit oogpunt van
waterhuishouding.
Artikel 8 Algemene
gebruiksregels
Onder strijdig gebruik wordt in
ieder geval verstaan:
a gebruik van gronden als stort-
en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig
gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
b een gebruik van gronden als
stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken
machines, voer- vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c gebruik van gronden, gebouwen,
bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of
escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
d gebruik van gronden als
standplaats.
Artikel 9 Algemene
aanduidingsregels
9.1 Milieuzone -
grondwaterbeschermingsgebied
Ter plaatse van de aanduiding
‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied‘ mogen bouwwerken worden gebouwd,
met dien verstande dat de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten
behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd dient te blijven.
Artikel 10 Algemene
afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
a van de in de planregels gegeven
maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten tot niet meer dan 10%
van die afmetingen respectievelijk percentages;
b van de planregels en toestaan dat
het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen in geringe mate
wordt aangepast indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe
aanleiding geeft;
c van de planregels en toestaan dat
bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding van maximaal 3 m is
toegestaan, mits deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het
terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of
bebouwing;
d van de planregels en toestaan dat
openbare nutsgebouwtjes of daarmee vergelijkbare gebouwen, zoals
transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes,
fietsenstallingen en abri’s worden gebouwd, met dien verstande dat:
1 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
2. de oppervlakte niet meer dan 50 m²;
e van de planregels ten aanzien van
de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en
toestaan dat de bouwhoogte van deze bouwwerken wordt vergroot:
1. ten behoeve van palen, masten en portalen
voor geleiding, beveiliging en regeling voor
verkeer tot niet meer dan 35 m;
2. ten behoeve van kunstwerken tot niet meer dan
40 m;
3. ten behoeve van signalerings- en
telecommunicatiemasten tot minder dan 40 m;
4. ten behoeve van kunstobjecten tot niet meer
dan 35 m;
5. ten behoeve van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
f
van de planregels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van
gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane
bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals lichtkappen en technische
ruimten, met dien verstande dat:
1. de maximale oppervlakte van de vergroting
niet meer mag bedragen dan 10% van het
betreffende
platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25
maal de maximaal toegestane bouwhoogte van
het betreffende gebouw;
g van de planregels ten aanzien van
de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een
overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte door zonnepanelen, met
dien verstande dat de overschrijding niet meer mag bedragen dan 2 m.
De omgevingsvergunning voor het
afwijken, als bedoeld in lid 10.1 kan slechts worden verleend, indien:
a de belangen van de eigenaren
en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden
geschaad;
b het straat- en bebouwingsbeeld en
de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 11 Algemene
wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen
het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de
plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van
de volgende voorwaarden:
a Bestemmingsgrenzen mogen met niet
meer dan 5 m worden verschoven;
b De belangen van de eigenaren
en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden worden niet onevenredig
geschaad;
c Het straat- en bebouwingsbeeld en
de verkeersveiligheidsbelangen worden niet onevenredig geschaad.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
a Een bouwwerk dat op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan
wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2.
na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop
het bouwwerk is teniet gegaan;
b Het bevoegd gezag kan eenmalig
ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%;
c Het bepaalde onder a is niet van
toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
a Het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
b Het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
c Indien het gebruik, bedoeld in
het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten;
d Het bepaalde onder a is niet van
toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald
als: Regels van het bestemmingsplan Vrachelen/Krooneiland, herziening 2
(schoollocatie ’t Zandoogje, Vlinderlaan 2).