KOMPLAN 2004 (voorschriften)
PARAGRAAF
I. Inleidende bepalingen van algemene aard
PARAGRAAF II.
Bestemmingsbepalingen
Artikel 4. Bedrijf
– nutsdoeleinden B-N
Artikel 6. Cultuur en ontspanning C-O
Artikel 12. Verkeer - verblijf V-V
PARAGRAAF III.
Dubbelbestemming
Artikel 14. Archeologisch waardevol gebied
PARAGRAAF IV. Algemene
bepalingen
Artikel 16. Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 17. Uitsluiting aanvullende werking
Bouwverordening
Artikel 18. Algemene gebruiksbepaling
Artikel 19. Algemene wijzigingsbevoegdheid
Artikel 21. Sloopregeling beeldbepalende panden en
gemeentelijke monumenten
Artikel 22. Aanlegvergunning beeldbepalende hagen
en beeldbepalende muren
Artikel 23. Advies Monumentencommissie
PARAGRAAF V. Overgangs-
en slotbepalingen
Artikel 25. Overgangsbepalingen
PARAGRAAF I. Inleidende bepalingen van algemene aard
het Bestemmingsplan Centrum Oirschot van de gemeente
Oirschot;
de plankaart van het Bestemmingsplan Centrum Oirschot,
bestaande uit plankaart 1, tekeningnummer 028300000301-.s01, en plankaart 2,
tekeningnummer 028301x-23;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan
een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat onderscheiden kan
worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw;
de in bijlage 1 (Bedrijvenlijst ontleend
aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid in de
categorieën A en B, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid,
die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend;
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend;
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waarin, uit het oogpunt van
mantelzorg, één of meer personen zijn ondergebracht;
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de
aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning
en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed
vertegenwoordigd;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
een in de voorschriften dan wel op de plankaart opgenomen
getal dat het percentage van een bouw- of bestemmingsvlak aangeeft dat ten
hoogste mag worden bebouwd;
een activiteit waarbij het verstrekken van logies en
ontbijt plaatsvindt in de woning of in een bij de woning horend bijgebouw, en
ondergeschikt is aan de woonfunctie;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen daaronder niet begrepen;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens
huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk
is;
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten
wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal
het gebied als bedoeld in het register van beschermde
dorpsgezichten, aangewezen bij beschikking van de Minister van Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk Werk en de Minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening no. 139.680, d.d. 3 oktober 1967;
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen
voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;
t.a.v. bebouwing:
bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de
ter-inzage-legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik:
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het
tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt
van een bestemmingsvlak;
een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde
bestemming;
inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het
Besluit externe veiligheid inrichtingen;
bij een (hoofd)functie behorende
voorzieningen, die daaraan ondergeschikt zijn, zoals toiletruimte en garderobe;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw,
dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
veranderen of vernieuwen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt
van een bouwvlak;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op
gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder;
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand
hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan-
en uitbouwen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan
een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een op de plankaart aangegeven vlak,
waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal
of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de gezamenlijke vloeroppervlakte van ruimten aangewend
voor de uitoefening van een bedrijf / instelling, zoals magazijnen, bergingen,
kantoren en voor publiek toegankelijke ruimten;
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot de
vergroting van het woongenot van het gebouw en dat minimaal aan twee zijden
open is, met uitzondering van een carport welke wordt gebouwd tegen een gebouw
op het belendende perceel;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde,
gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de
loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals
dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de
verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q.
bouwwerk;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen
de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, niet
zijnde motorbrandstoffen, aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan
uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden,
waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met
uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten
aan derden;
de bouwlaag op de begane grond;
voorzieningen ten behoeve van de educatie van mensen,
zoals onder andere scholen, onderwijsinstellingen en peuterspeelzalen;
al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op
het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid,
religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen;
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of
gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
woningen waarvan de hoofdgebouwen d.m.v. bijgebouwen met
elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de
zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
bebouwing welke wordt gekenmerkt door aaneengebouwde
hoofdgebouwen;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen
de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan
wederverkopers, instellingen dan wel aan personen in een aanwending in een
ander bedrijf;
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag
worden gebruikt;
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie,
bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming
als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet
gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te
onderscheiden in:
- categorie 1:
café, eetcafé, café-restaurant, restaurant;
- categorie 2:
brasserie, bistro, lunchroom, konditorei;
- categorie 3:
cafetaria, snackbar, afhaalrestaurant , fastfood;
- categorie 4:
hotel, motel;
- categorie 5: zalencentrum,
partycentrum;
- categorie 6:
discotheek, bar-dancing;
kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie
zoals een bank, postkantoor, reisbureau en uitzendbureau;
kantoor zonder baliefunctie:
een kantoor zonder publieksaantrekkende hoofdfunctie
zoals een administratiekantoor;
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het
uitoefenen van een beroep, dat is gericht op het verlenen van diensten op
medisch, paramedisch, therapeutisch, administratief, architectonisch,
kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard en qua belevingswaarde voor de
omgeving gelijk te stellen gebied;
|
|
|
|
de vorm van de dakconstructie, waarbij de volgende
kapvormen worden weergegeven door onderstaande plaatjes:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de
woning;
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en
levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en
sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening,
alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze
voorzieningen;
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op
het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
de Monumentencommissie ingesteld bij raadsbesluit van 28
november 1972, zoals dat besluit luidt op het moment van de terinzagelegging
van het ontwerp van dit plan;
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten)
ruimte ten behoeve van de horeca en detailhandel;
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een
vloer waarvan de bovenkant minder dan
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de
functie een andere dan horeca is, maar waar men ten behoeve van de hoofdfunctie
een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en
etenswaren;
bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen
buiten het zomerseizoen in een kalenderjaar gedurende meer dan 70 nachten,
terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
detailhandel in goederen die ter plaatse worden
vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie
ondergeschikt is aan de productiefunctie;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich
vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats,
zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele
diensten aan anderen (prostitutie);
het ondernemen van activiteiten voor diens plezier;
een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van
verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft;
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin
bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen
worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
(raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met
elkaar;
het door de omvang, de vorm en de situering van de
bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de
begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde
ruimte(n);
prostitutie van beperkte omvang in een woning en daarbij
behorende gebouwen, waarbij de woonfunctie wordt behouden;
de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning
of ander hoofdgebouw, voorzover gelegen buiten het op de plankaart aangewezen
bouwvlak;
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het
hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
Wet van 22 juni 1950, houdende vaststelling van regelen
voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten,
zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit
plan;
wet van 5 juli 1962, Stb. 286, houdende vaststelling van
nieuwe voorschriften omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het
moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting
van één of meer personen;
wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de
Woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het
ontwerp van dit plan;
een gebouw, dat
meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen
woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid
beschouwd kan worden;
de periode van 1 mei tot 1 oktober;
een gebouw dat bestaat uit meerdere wooneenheden, al dan
niet zelfstandig, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen, zorgvoorzieningen
en verpleegvoorzieningen zijn toegestaan.
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse
grens van het bouwperceel;
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige
bouwwerken tezamen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten
van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de diepte van een aan- of uitbouw wordt loodrecht vanaf
de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd,
gemeten;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn,
het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
- indien in het
water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te
houden waterpeil).
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden
ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-
c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
PARAGRAAF II. Bestemmingsbepalingen
De op de plankaart voor bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven in
categorie A en B van de als bijlage toegevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten;
b. ondersteunende
kantoorfuncties, tot maximaal 30 % van de bruto-vloeroppervlakte;
c. gebouwen ten
behoeve van een bierbrouwerij, binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding
“bierbrouwerij” op de kaart;
d. gebouwen ten
behoeve van een bouwbedrijf, binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding
“bouwbedrijf” op de kaart;
e. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“rijksmonument” aangeduide gebouwen;
f. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
g. tuinen, erven en
terreinen;
h. parkeervoorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. wegen, straten
en paden;
k. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Een (bedrijfs)woning is niet toegestaan.
Voor het bouwen van de in lid 3.1. genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven
maximale goothoogte bedragen;
c. de bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart in het bouwvlak aangegeven
maximale bouwhoogte bedragen;
d. de bestaande
kapvorm en dakhelling van op de kaart aangegeven monumenten mag niet worden
gewijzigd
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf-
en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het
bepaalde in 3.2.1. onder e voorzover het betrokken bouwplan geen onevenredige
afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de aanwezige
historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders
advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen
onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de
aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het
beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
Ten aanzien van het gebruik gelden de gebruiksvoorschriften zoals
opgenomen in Artikel
18.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 3.1 sub a. voor het toestaan van bedrijven die niet zijn
opgenomen in de als bijlage toegevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten danwel
opgenomen zijn in een hogere milieucategorie en deze bedrijven naar aard en
milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking,
ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane
bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. een onevenredige
toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden
en bouwwerken plaats.
De op de
plankaart voor bedrijf - nutsdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten
behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve
van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
met daaraan
ondergeschikt:
b. ontsluitingswegen;
met de
daarbijbehorende:
c. terreinen;
d. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
e. nutsvoorzieningen.
Voor het bouwen
van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de hoogte van
een gebouw mag niet meer dan
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:
- de hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Ten aanzien van
het gebruik gelden de gebruiksvoorschriften zoals opgenomen in Artikel
18.
De op de plankaart voor centrum
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. detailhandel,
uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat:
- uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “supermarkt-
- uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “supermarkt-
- bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zijn ook in de kelder en op
de verdieping toegestaan tot een maximale oppervlakte van 30 m²;
2. horecavoorzieningen,
uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend op een bouwperceel met de
aanduiding “horeca categorie (nummer(s) horecacategorie)” op de kaart, in de
daar aangegeven categorie(ën);
-
bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zijn ook in de
kelder en op de verdieping toegestaan tot een maximale oppervlakte van
3. ondersteunende
horeca, tot maximaal 25 % van de netto-vloeroppervlakte met een maximum van
4. dienstverlenende
voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- bijbehorende
ondergeschikte voorzieningen zijn ook in de kelder en op de verdieping
toegestaan tot een maximale oppervlakte van
5. bedrijven,
uitsluitend op de begane grond;
6. kantoren zonder
baliefunctie;
- uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “kantoor” op de kaart zijn kantoren zonder
baliefunctie zowel op de begane grond als op de verdieping toegestaan;
- uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “kantoor op verdieping” op de kaart zijn kantoren
zonder baliefunctie uitsluitend op de verdieping toegestaan;
7. kantoren met baliefunctie,
uitsluitend op de begane grond;
8. kinderopvang in
de zin van kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang, uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding “kinderopvang” op de kaart;
9. galerieën en
tentoonstellingsruimten;
10. maatschappelijke
functies;
11. ter plaatse van
de aanduiding “lift” op de kaart voor een gebouw ten behoeve van een lift;
c. aan- en
uitbouwen en bijgebouwen ten dienste van de onder a. en b. genoemde gebouwen;
d. uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart tevens voor een beneden
maaiveld gelegen parkeergarage, met de bijbehorende voorzieningen, zoals
hellingbanen;
e. uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “mortuarium” op de kaart voor een mortuarium;
f. ter plaatse van
de aanduiding “cultuur en ontspanning” op de kaart: tevens voor cultuur en
ontspanning in de vorm van een museum;
g. ter plaatse van de aanduiding “atelier op de
verdieping toegestaan” is een atelier op de verdieping toegestaan met een
oppervlakte van ten hoogste
h. het behoud,
beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide
“beeldbepalende muur”;
i. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide
gebouwen;
j. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met daaraan
ondergeschikt:
k. terrassen aan de
voorzijde van de horecavoorziening;
m. wegen en paden;
n. groenvoorzieningen;
o. parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
p. tuinen, erven en
terreinen;
q. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Detailhandel is uitsluitend toegestaan
onder de volgende voorwaarden:
a. de
netto-vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan
b. per
detailhandelsvestiging mag ten hoogste één pand in gebruik zijn, in die zin dat
meerdere aaneengesloten panden niet in gebruik mogen zijn bij slechts één
detailhandelsvestiging.
Horecavoorzieningen
zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. bij
horecabedrijven in categorie 1 is kleinschalige zaalverhuur toegestaan,
ondergeschikt aan de horecafunctie;
b. bij
horecabedrijven in categorie 5 is uitsluitend aan de zaalverhuur gerelateerde
horeca toegestaan;
c. in afwijking van
het bepaalde in 5.1. sub b onder 2 zijn bij horecabedrijven in categorie 4
horecavoorzieningen tevens op de verdieping toegestaan;
d. in afwijking van
het bepaalde in 5.1. sub b onder 2 zijn ter plaatse van de aanduiding “horeca in kelder”
horecavoorzieningen tevens in de kelder toegestaan;
e. in afwijking van
het bepaalde in 5.1. sub b onder 2 zijn ter plaatse van de aanduiding “horeca op de
verdieping” horecavoorzieningen op de verdieping toegestaan tot een maximale
bruto-oppervlakte van
f. de
netto-vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan
Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan
onder de volgende voorwaarden:
a. een bedrijf is
uitsluitend toegestaan indien het een bedrijf in combinatie met detailhandel
betreft;
b. uitsluitend de
volgende bedrijven zijn toegestaan:
1. bedrijven, die
zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën A en B, met dien verstande dat
Bevi-inrichtingen en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
2. op het
bouwperceel met de aanduiding ”installatiebedrijf” op de kaart: tevens een
installatiebedrijf in combinatie met detailhandel.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten
behoeve van de in lid 5.1 onder a en b genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
c. de bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
e. ten aanzien van
de kapvorm en dakhelling geldt het volgende:
-
de bestaande kapvorm en dakhelling van op de kaart
aangegeven beeldbepalende panden mag niet worden gewijzigd;
-
hoofdgebouwen binnen het beschermd dorpsgezicht, die op
de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen
uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden),
mansardedak of schilddak;
-
hoofdgebouwen binnen het historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied, die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of
beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan
niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
-
de dakhelling van gebouwen die op de kaart niet zijn
aangeduid als monument of beeldbepalend pand mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer dan 65°, met dien verstande dat
de voorgeschreven dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde
oppervlakte van het hoofdgebouw. Deze bepaling
geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot- en bouwhoogte in één
bouwvlak gelijk zijn aan elkaar;
f.
ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” op de
kaart, dient een ruimte met een hoogte tot minimaal
g.
ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart
is een parkeergarage in maximaal één bouwlaag onder peil toegestaan;
h.
ter plaatse van de aanduiding “lift” op de kaart een
gebouw ten behoeve van een lift is toegestaan met een bouwhoogte van maximaal
Voor
het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports gelden de volgende
bepalingen:
a.
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een
afstand van minimaal
b.
de diepte van aan- en uitbouwen en aangebouwde
bijgebouwen buiten het bouwvlak, mag niet meer bedragen dan
c.
in afwijking van het bepaalde in sub b is over de hele
breedte van een halfvrijstaand hoofdgebouw een uitbreiding aan de achtergevel
toegestaan, mits:
-
het bouwvlak met maximaal
-
de uitbreiding geen onevenredige
aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met
zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden niet
onevenredig worden beperkt;
d.
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
e.
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
f.
de bebouwde oppervlakte van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en carports, voorzover gelegen buiten het “bouwvlak”, mag:
-
op bouwpercelen tot
-
op bouwpercelen van 700 tot
-
op bouwpercelen van 800 tot
-
op bouwpercelen van 900 tot
-
op bouwpercelen van 1.000 tot
-
op bouwpercelen van 1.100 tot
-
op bouwpercelen van 1.200 tot
-
op bouwpercelen vanaf
g.
aan-, uit- en bijgebouwen gesitueerd binnen het bouwvlak voor
hoofdgebouwen tellen niet mee bij de bepaling van de toegestane oppervlakte aan
bijgebouwen op het perceel;
h.
het bebouwingspercentage van de gronden buiten het
bouwvlak mag maximaal 50% bedragen;
i.
in afwijking van het bepaalde onder a. tot en met h. geldt voor een gebouw dat is aangewezen als een
rijksmonument of gemeentelijk monument,
het volgende:
-
de bestaande oppervlakte mag niet
worden vergroot;
-
de bestaande dakhelling mag niet
worden vergroot of verkleind;
j.
carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden
opgericht, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, en deze voldoen
aan de volgende kenmerken:
1.
gebouwd op het zijerf, in of achter (het verlengde van)
de voorgevel van het hoofdgebouw;
2.
de carport dient aan één zijde aan de woning te worden
gebouwd;
3.
de carport dient aan minimaal 2 zijden open te zijn, met
dien verstande dat de carport aan een derde zijde aan een carport of zijgevel
van een gebouw op het belendende perceel mag worden gebouwd;
4.
de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag
bedraagt, met een maximum van
5.
de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag
bedraagt, met een maximum van
6.
de oppervlakte maximaal
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere
eisen stellen aan:
a. de plaats;
b. de afmetingen;
en/ of
c. de kapvorm en/
of de dakhelling;
van de bebouwing, een en ander ter
voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden
van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied en de op de kaart aangeduide rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten
en beeldbepalende panden.
a. de vrijstelling
kan niet worden verleend voor de voorgevel van een hoofdgebouw binnen het op de
kaart aangegeven “beschermd dorpsgezicht” en het op de kaart aangegeven
“historisch stedenbouwkundig waardevol gebied”, en beeldbepalende panden;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
a. de vrijstelling
mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en
van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het
historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
monumenten en beeldbepalende panden;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Alvorens vrijstelling te verlenen,
winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Monumentencommissie omtrent
de vraag of het bouwplan geen onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot
behoud of versterking van de aanwezige historisch-ruimtelijke en
cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht en historisch
stedenbouwkundig waardevol gebied.
“Horecagebied
a. het totaal aantal
horecabedrijven in “horecagebied
b. in “horecagebied
“Horecagebied
c. het totaal
aantal horecabedrijven in “horecagebied
d. in “horecagebied
“Horecagebied
e. het totaal
aantal horecabedrijven in “horecagebied
f. in “horecagebied
Algemeen
g. de
netto-vloeroppervlakte van een horecabedrijf in categorie 1 of 2 mag maximaal
h. de
netto-vloeroppervlakte van een horecabedrijf in categorie 3 mag maximaal
De vrijstelling wordt niet verleend als
de toevoeging van een nieuw horecabedrijf leidt tot:
i. een aantasting
van de aantrekkelijke mix van woon- en niet-woonfuncties in het plangebied, dat
wil zeggen: de ontwikkeling moet bijdragen aan het behoud van de woonfunctie in
het centrumgebied en meer specifiek op de bovenverdieping;
j. een onevenredige
toename van de parkeerbehoefte. Dit moet blijken uit een
parkeerbehoefteonderzoek;
k. een onevenredige
aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
monumenten en beeldbepalende panden; hierover wordt advies ingewonnen bij de
Monumentencommissie.
“Horecagebied
a. Het totaal
aantal horecabedrijven in “horecagebied
b. in “horecagebied
“Horecagebied
c. het totaal
aantal horecabedrijven in “horecagebied
d. in “horecagebied
“Horecagebied
e. het totaal
aantal horecabedrijven in “horecagebied
f. in “horecagebied
Algemeen
g. de
netto-vloeroppervlakte van een horecabedrijf in categorie 1 of 2 mag maximaal
h. de
netto-vloeroppervlakte van een horecabedrijf in categorie 3 mag maximaal
De vrijstelling wordt niet verleend als
de toevoeging van een nieuw horecabedrijf leidt tot:
i. een aantasting
van de aantrekkelijke mix van woon- en niet-woonfuncties in het plangebied, dat
wil zeggen: de ontwikkeling moet bijdragen aan het behoud van de woonfunctie in
het centrumgebied en meer specifiek op de bovenverdieping;
j. een onevenredige
toename van de parkeerbehoefte. Dit moet blijken uit een
parkeerbehoefteonderzoek;
k. een onevenredige
aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
monumenten en beeldbepalende panden; hierover wordt advies ingewonnen bij de
Monumentencommissie.
a. er vindt geen
aantasting plaats van de aantrekkelijke mix van woon- en niet-woonfuncties in
het plangebied, dat wil zeggen: de ontwikkeling moet bijdragen aan het behoud
van de woonfunctie in het centrumgebied en meer specifiek op de
bovenverdieping;
b. de vrijstelling
mag niet leiden tot een onevenredige toename van de parkeerbehoefte. Dit moet
blijken uit een parkeerbehoefteonderzoek;
c. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de
kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende panden; hiervoor wint het college
advies in bij de Monumentencommissie.
a. er mag geen
sprake zijn van onevenredige overlast voor omliggende woningen;
b. de oppervlakte
van het terras mag niet meer bedragen dan
De op de plankaart voor cultuur en ontspanning aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a. het
bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en
ontspanning;
b. gebouwen ten
behoeve van voorzieningen gericht op spel, vermaak en ontspanning;
d. het behoud,
beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide
“beeldbepalende muur”;
e. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“rijksmonument” aangeduide gebouwen;
f. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
g. wegen en paden;
h. parkeervoorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. speelvoorzieningen;
k. water;
l. tuinen, erven en
terreinen;
m. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte van
een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
c. de bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen:
a. de hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a. de plaats;
b. de afmetingen;
en/ of
c. de kapvorm en/
of de dakhelling;
van de bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige
aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het
bepaalde in 6.2.1. onder e. voorzover het betrokken bouwplan geen onevenredige
afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de aanwezige
historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders
advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen
onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de
aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het beschermd
dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
Ten aanzien van het gebruik gelden de gebruiksvoorschriften zoals
opgenomen in Artikel
18.
De op de plankaart voor detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
1. detailhandel,
uitsluitend op de begane grond; supermarkten zijn niet toegestaan;
2. in afwijking van
het bepaalde onder a.1. is ter plaatse van de aanduiding “supermarkt-
3. dienstverlenende
bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
4. een
schildersbedrijf in combinatie met detailhandel, uitsluitend op de begane grond
en binnen de gronden met de aanduiding “schildersbedrijf” op de kaart;
5. ateliers en
tentoonstellingsruimten;
6. ondersteunende
horeca, tot maximaal 25 % van de netto-vloeroppervlakte met een maximum van
7. bijbehorende
ondergeschikte voorzieningen zijn ook in de kelder en op de verdieping
toegestaan tot een maximale oppervlakte van
c. aan- en
uitbouwen en bijgebouwen ten dienste van de onder a. en b. genoemde gebouwen;
d. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“gemeentelijk monument” en “beeldbepalend pand” aangeduide gebouwen;
e. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
f. wegen en paden;
g. groenvoorzieningen;
h. parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
i. tuinen, erven en
terreinen;
j. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van de in lid 7.1 onder a en b genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
c. de bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
e. ten aanzien van
de kapvorm en dakhelling geldt het volgende:
- de bestaande
kapvorm en dakhelling van op de kaart aangegeven beeldbepalende panden mag niet
worden gewijzigd;
- hoofdgebouwen
binnen het beschermd dorpsgezicht, die op de kaart niet zijn aangeduid als
monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een
zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
- hoofdgebouwen
binnen het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied, die op de kaart niet
zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden
afgedekt met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of
schilddak;
- de dakhelling
van gebouwen die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend
pand mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer
dan 65°, met dien verstande dat de voorgeschreven
dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het
hoofdgebouw. Deze bepaling geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot-
en bouwhoogte in één bouwvlak gelijk zijn aan elkaar;
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports gelden
de volgende bepalingen:
a. aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal
b. de diepte van
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten het bouwvlak, mag niet meer
bedragen dan
c. in afwijking van
het bepaalde in sub b is over de hele breedte van een halfvrijstaand
hoofdgebouw een uitbreiding aan de achtergevel toegestaan, mits:
-
het bouwvlak met maximaal
-
de uitbreiding geen onevenredige
aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met
zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden iet
onevenredig worden beperkt;
d. de goothoogte
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
e. de bouwhoogte
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f. de bebouwde oppervlakte
van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, en carports, voorzover gelegen buiten het
“bouwvlak”, mag:
- op bouwpercelen
tot
- op bouwpercelen
van 700 tot
- op bouwpercelen
van 800 tot
- op bouwpercelen
van 900 tot
- op bouwpercelen
van 1.000 tot
- op bouwpercelen
van 1.100 tot
- op bouwpercelen
van 1.200 tot
- op bouwpercelen
vanaf
g. aan-, uit- en
bijgebouwen gesitueerd binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen tellen niet mee
bij de bepaling van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel;
h. het
bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag maximaal 50%
bedragen;
i. in afwijking van
het bepaalde onder a. tot en met h. geldt voor een gebouw dat is aangewezen als een
rijksmonument of gemeentelijk monument,
het volgende:
-
de bestaande oppervlakte mag niet
worden vergroot;
-
de bestaande dakhelling mag niet
worden vergroot of verkleind;
j. carports mogen
binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht, mits de verkeersveiligheid niet
in het geding komt, en deze voldoen aan de volgende kenmerken:
-
gebouwd op het zijerf, in of achter (het verlengde van)
de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
de carport dient aan één zijde aan de woning te worden
gebouwd;
-
de carport dient aan minimaal 2 zijden open te zijn, met
dien verstande dat de carport aan een derde zijde aan een carport of zijgevel
van een gebouw op het belendende perceel mag worden gebouwd;
-
de goothoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag
bedraagt, met een maximum van
-
de bouwhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag
bedraagt, met een maximum van
-
de oppervlakte maximaal
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen:
a. de hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a. de plaats;
b. de afmetingen;
en/ of
c. de kapvorm en/
of de dakhelling;
van de bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige
aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
a. de vrijstelling
kan niet worden verleend voor de voorgevel van een hoofdgebouw binnen het op de
kaart aangegeven “beschermd dorpsgezicht” en het op de kaart aangegeven
“historisch stedenbouwkundig waardevol gebied”, en beeldbepalende panden;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
a. de vrijstelling
mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en
van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het
historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
monumenten en beeldbepalende panden;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders
advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen
onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de
aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het
beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
Ten aanzien van het gebruik gelden de gebruiksvoorschriften zoals
opgenomen in Artikel
18.
De op de plankaart voor groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en
beplanting;
c. voet- en
fietspaden;
d. speelvoorzieningen;
e. nutsvoorzieningen;
f. bergbezinkbassins;
g. waterhuishoudkundige
voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
h. verhardingen;
met de daarbijbehorende:
i. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de
volgende bepaling:
a. de hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het
bepaalde in 8.2.2. onder a. teneinde speelvoorzieningen met een grotere hoogte
toe te staan, mits:
a. een grotere
hoogte noodzakelijk is voor het functioneren van de sport- spel- of
speelvoorziening;
b. de hoogte niet
meer bedraagt dan
c. het woon- en
leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
d. de vrijstelling
mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische
waarden van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied en de op de kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende
panden.
De op de plankaart voor horecadoeleinden aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. gebouwen ten
behoeve van
horecavoorzieningen, uitsluitend op de begane grond, en uitsluitend in de op de
kaart aangeduide categorie(ën), met dien verstande dat bij horecabedrijven in
categorie 4 horecavoorzieningen tevens op de verdieping zijn toegestaan; bijbehorende
ondergeschikte voorzieningen zijn ook in de kelder en op de verdieping
toegestaan;
c. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“rijksmonument” of “gemeentelijk monument” aangeduide gebouwen;
d. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met daaraan ondergeschikt:
e. wegen en paden;
f. groenvoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
h. tuinen, erven en
terreinen;
i. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Horecavoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan onder de volgende
voorwaarden:
a. bij
horecabedrijven in categorie 1 is kleinschalige zaalverhuur toegestaan,
ondergeschikt aan de horecafunctie;
b. bij
horecabedrijven in categorie 5 is uitsluitend aan de zaalverhuur gerelateerde
horeca toegestaan;
c. de
netto-vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
c. de bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
e. ten aanzien van de
kapvorm en dakhelling geldt het volgende:
- de bestaande
kapvorm en dakhelling van op de kaart aangegeven beeldbepalende panden mag niet
worden gewijzigd;
- gebouwen binnen
het beschermd dorpsgezicht, die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of
beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan
niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
- gebouwen binnen
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied, die op de kaart niet zijn
aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt
met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
- de dakhelling
van gebouwen die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend
pand mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer
dan 65°, met dien verstande dat de voorgeschreven
dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het
gebouw.
Deze bepaling geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot- en
bouwhoogte in één bouwvlak gelijk zijn aan elkaar;
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen:
a. de hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a. de plaats;
b. de afmetingen;
en/ of
c. de kapvorm en/
of de dakhelling;
van de bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige
aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
a. de vrijstelling
kan niet worden verleend voor de voorgevel van een gebouw binnen het op de
kaart aangegeven “beschermd dorpsgezicht” en het op de kaart aangegeven
“historisch stedenbouwkundig waardevol gebied”;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
a. de vrijstelling
mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en
van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het
historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
monumenten en beeldbepalende panden;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders
advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen
onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de
aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het
beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
Ten aanzien van het gebruik gelden de gebruiksvoorschriften zoals
opgenomen in Artikel
18.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen ten behoeve
van het toestaan van een terras aan de achterzijde van het hoofdgebouw op een
bouwperceel met de aanduiding “horecacategorie
a. er mag geen
sprake zijn van onevenredige overlast voor omliggende woningen;
b. de oppervlakte
van het terras mag niet meer bedragen dan
De op de plankaart voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
1. maatschappelijke
voorzieningen;
2. een
woonzorgcomplex, uitsluitend binnen een bouwvlak met de aanduiding
“woonzorgcomplex” op de kaart; binnen het betreffende bouwvlak zijn maximaal
het op de kaart aangeduide “maximum aantal wooneenheden” toegestaan;
3. binnen een
bouwvlak met de aanduiding “gestapelde woningen” op de kaart, zijn
zorgappartementen toegestaan; binnen het betreffende bouwvlak zijn maximaal het
op de kaart aangeduide maximum aantal wooneenheden toegestaan;
4. horecavoorzieningen,
uitsluitend in de vorm van:
- ondersteunende
horeca, tot maximaal 25 % van de netto-vloeroppervlakte met een maximum van
5. centrumfuncties,
uitsluitend in de vorm van:
- detailhandel;
- maximaal 1
horecavoorziening uit horecacategorie 1, met een maximale
netto-vloeroppervlakte van
- dienstverlenende voorzieningen;
- bedrijven in
combinatie met detailhandel en
- kantoren met
baliefunctie;
uitsluitend
binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding “centrumfuncties” op de kaart, tot
een maximum van 25% van de totale netto-vloeroppervlakte binnen het
bestemmingsvlak;
b. uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart tevens voor een beneden
maaiveld gelegen parkeergarage, met de bijbehorende voorzieningen, zoals
hellingbanen;
c. het behoud,
beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide
“beeldbepalende muur”;
d. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“rijksmonument” aangeduide gebouwen;
e. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de binnen het
beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied
voorkomende cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
f. wegen en paden;
g. parkeervoorzieningen;
h. nutsvoorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. speelvoorzieningen;
k. water;
l. tuinen, erven en
terreinen;
m. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. een gebouw mag
uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de goothoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
c. de bouwhoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
e. ten aanzien van
de kapvorm en dakhelling geldt het volgende:
- gebouwen binnen
het beschermd dorpsgezicht, die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of
beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een zadeldak (al dan
niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
- gebouwen binnen
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied, die op de kaart niet zijn
aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt
met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
- de dakhelling
van gebouwen die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend
pand mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer
dan 65°, met dien verstande dat de voorgeschreven
dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het
gebouw.
Deze bepaling geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot- en
bouwhoogte in één bouwvlak gelijk zijn aan elkaar;
Ter plaatse van de aanduiding “overkapping” op de kaart, is een
overkapping toegestaan met een hoogte van maximaal
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen:
a. de hoogte van
erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a. de plaats;
b. de afmetingen;
en/ of
c. de kapvorm en/
of de dakhelling;
van de bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige
aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
a. de vrijstelling
kan niet worden verleend voor de voorgevel van een gebouw binnen het op de
kaart aangegeven “beschermd dorpsgezicht” en het op de kaart aangegeven
“historisch stedenbouwkundig waardevol gebied”;
b. er vindt geen onevenredige
aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
a. de vrijstelling
mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en
van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het
historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
monumenten en beeldbepalende panden;
b. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
a. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van:
1. het straat- en
bebouwingsbeeld;
2. de woonsituatie;
3. de
verkeersveiligheid;
4. de sociale
veiligheid;
5. de
milieusituatie;
6. de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders
advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen
onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de
aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het
beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
Ten aanzien van het gebruik gelden de gebruiksvoorschriften zoals
opgenomen in Artikel
18.
De op de plankaart voor tuin aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. tuinen behorende
bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b. aan- en of
uitbouwen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, met
uitzondering van hoofdgebouwen die zijn gelegen binnen het op de kaart
aangeduide “beschermd dorpsgezicht” of “historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied”;
d. uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “begraafplaats” op de kaart voor een begraafplaats,
met de bijbehorende voorzieningen;
e. het behoud,
beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide
“beeldbepalende haag” en “beeldbepalende muur”;
f. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden.
Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen geldt dat:
a. de diepte niet
meer mag bedragen dan
b. deze gebouwd
mogen worden aan maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het
hoofdgebouw.
Voor het bouwen van de in 11.1 onder c bedoelde loopbrug, geldt dat deze mag worden
overdekt, uit maximaal één bouwlaag mag bestaan, en dat onder de loopbrug een
ruimte tot minimaal
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en
geen carports zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag vóór (het verlengde van) de voorgevel van
het hoofdgebouw op het bouwperceel niet meer bedragen dan
b. de bouwhoogte
van erf- en terreinafscheidingen mag achter (het verlengde van) de voorgevel
van het hoofdgebouw op het bouwperceel niet meer bedragen dan
c. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Ten aanzien van het gebruik gelden de
gebruiksvoorschriften zoals opgenomen in Artikel
18.
De op de plankaart voor verkeer - verblijf aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a. wegen met
maximaal 2 rijstroken;
b. voet- en
rijwielpaden;
c. parkeervoorzieningen;
d. groenvoorzieningen;
e. waterhuishoudkundige
voorzieningen;
f. speelvoorzieningen;
g. nutsvoorzieningen;
h. straatmeubilair;
i. tuinen;
j. uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart tevens voor een beneden
maaiveld gelegen parkeergarage, met de bijbehorende voorzieningen, zoals
hellingbanen;
k. binnen de
gronden met de aanduiding “parkeren/ parkeervoorzieningen” op de kaart:
uitsluitend voor parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en bijbehorende
voorzieningen;
l. een loopbrug ten
behoeve van de verbinding van woongebouwen, uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding “loopbrug” op de kaart;
m. ter plaatse van
de aanduiding “schoorsteen” op de kaart voor de handhaving van de bestaande
schoorsteen;
n. tevens voor
luifels ter plaatse van de aanduiding “luifel” op de kaart, alsmede langs de
straten De Loop, De Beitel en De Guts tot
o. terrassen ten
behoeve van aangrenzende horecavoorzieningen;
p. evenementen,
uitsluitend op de Markt, en uitsluitend via vrijstelling als bedoeld in 12.3.3.;
q. het behoud,
beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide
“beeldbepalende haag” en “beeldbepalende muur”;
r. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
s. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Op of in deze gronden
mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:
a. ter plaatse van
de aanduiding “loopbrug” op de kaart een overdekte loopbrug is toegestaan, die
uit maximaal één bouwlaag mag bestaan, en waaronder een ruimte tot minimaal
b. ter plaatse van
de aanduiding “parkeergarage” op de kaart een parkeergarage in maximaal één
bouwlaag onder peil is toegestaan.
Voor het bouwen
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
b. in afwijking van
het bepaalde onder a, mag de hoogte van de schoorsteen ter plaatse van de
aanduiding “schoorsteen” op de kaart, niet meer bedragen dan de bestaande
hoogte;
c. in afwijking van
het bepaalde onder a, mag de hoogte van een luifel ter plaatse van de
aanduiding “luifel” op de kaart maximaal
- het gebruik van
gronden voor evenementen.
a. per kalenderjaar
mogen maximaal 25 evenementen worden gehouden;
b. per maand mogen
niet meer dan 2 evenementen worden gehouden;
c. tussen twee
evenementen dient minimaal één weekend zonder evenement te zitten.
De op de plankaart voor wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woonhuizen al dan
niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b. het aantal
woningen binnen de bestemming mag niet meer bedragen dan het aantal, ten tijde
van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, aanwezige woningen, met
dien verstande dat voorzover binnen een bouwvlak op de kaart een “maximum
aantal wooneenheden” is aangeduid, voor het betreffende bouwvlak het op de
kaart aangeduide aantal als maximum geldt;
c. aan- en
uitbouwen en bijgebouwen;
d. gebruik van een
(deel van een) bijgebouw voor een kantoor en/of praktijkruimte, uitsluitend
binnen de gronden met de aanduiding “kantoor/ praktijkruimte” op de kaart;
e. ter plaatse van
de aanduiding “ontspanning en vermaak” op de kaart: tevens voor ontspanning en
vermaak in de vorm van een museum, voorzover deze functie ondergeschikt blijft
aan de woonfunctie;
f. uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “slagerij” op de kaart voor een slagerij;
detailhandel is niet toegestaan;
g. ter plaatse van
de aanduiding “atelier / goud- en zilversmederij” op de kaart: een atelier /
goud- en zilversmederij;
h. uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding “parkeergarage” op de kaart tevens voor een beneden
maaiveld gelegen parkeergarage, met de bijbehorende voorzieningen, zoals
hellingbanen;
i. ter plaatse van
de aanduiding “onderdoorgang” op de kaart, tevens voor een doorgang onder
bebouwing ten behoeve van verkeer;
j. ter plaatse van
de aanduiding “garageboxen” op de kaart, uitsluitend voor garageboxen met de
bijbehorende voorzieningen, zoals de voorgelegen inrijruimte;
k. ter plaatse van de
aanduiding “bed and breakfast” op de kaart: tevens een bed and
breakfastaccommodatie;
l. het behoud,
beheer en herstel van de beeldbepalende waarde van de op de kaart aangeduide
“beeldbepalende haag” en “beeldbepalende muur”;
m. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide
gebouwen;
n. het behoud,
beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op de kaart als
“rijksmonument”, “gemeentelijk monument” of “beeldbepalend pand” aangeduide
gebouwen;
o. binnen het op de
kaart aangegeven beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig
waardevol gebied: tevens voor de instandhouding, bescherming en herstel van de
binnen het beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied voorkomende cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
p. tuinen en erven;
q. bouwwerken, geen
gebouwen zijnde.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. als hoofdgebouw
mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. een hoofdgebouw
mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
c. de goothoogte
van een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
d. de bouwhoogte van
een gebouw mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven hoogte bedragen;
f. ten aanzien van
de kapvorm en dakhelling geldt het volgende:
1. de bestaande
kapvorm en dakhelling van op de kaart aangegeven beeldbepalende panden mag niet
worden gewijzigd;
2. hoofdgebouwen
binnen het beschermd dorpsgezicht, die op de kaart niet zijn aangeduid als
monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden afgedekt met een
zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of schilddak;
3. hoofdgebouwen
binnen het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied, die op de kaart niet
zijn aangeduid als monument of beeldbepalend pand, mogen uitsluitend worden
afgedekt met een zadeldak (al dan niet met wolfseinden), mansardedak of
schilddak;
4. de dakhelling
van gebouwen die op de kaart niet zijn aangeduid als monument of beeldbepalend
pand mag niet minder bedragen dan 25° en niet meer
dan 65°, met dien verstande dat de voorgeschreven
dakhelling niet van toepassing is op 40% van de bebouwde oppervlakte van het
hoofdgebouw. Deze bepaling geldt niet voorzover de op de kaart aangegeven goot-
en bouwhoogte in één bouwvlak gelijk zijn aan elkaar;
g. ter plaatse van
de aanduiding “onderdoorgang” op de kaart, dient een ruimte met een hoogte tot
minimaal
h. ter plaatse van
de aanduiding “parkeergarage” op de kaart is een parkeergarage in maximaal één
bouwlaag onder peil toegestaan;
j. binnen een
bouwvlak is uitsluitend het woningtype toegestaan, dat voor het betreffende
bouwvlak is aangeduid op de kaart. Het betreft de volgende woningtypen met
bijbehorende aanduidingen, waarbij de volgende afstand van hoofdgebouwen en
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens
in acht genomen dient te worden:
Vrijstaande woningen (vrw)
Het hoofdgebouw is niet gebouwd aan een op een belendend bouwperceel
gelegen gebouw.
De afstand van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde
bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden
minimaal
Het plaatsen van het hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde
bijgebouwen aan één zijde in of binnen
Vrijstaande/geschakelde
woningen (vgw)
Het hoofdgebouw
is niet gebouwd aan een op een belendend bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient
aan beide zijden minimaal
De afstand van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de
zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde minimaal
Het plaatsen van het hoofdgebouw aan één zijde in of binnen
Halfvrijstaande
woningen (hv)
Het hoofdgebouw maakt deel uit van een blok van twee direct
aaneengebouwde hoofdgebouwen.
Aan één zijde
dient het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd.
Aan de andere zijde dient de afstand van het hoofdgebouw tot de
zijdelingse perceelsgrens minimaal
Gesloten
bebouwing (gbb)
Het hoofdgebouw maakt deel uit van een blok van meer dan twee
aaneengebouwde hoofdgebouwen. De afstand van een woning aan het eind van een
blok aaneengebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één
zijde minimaal
|
Gestapelde
woningen (sw)
Het hoofdgebouw bestaat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven
elkaar gelegen woningen (appartementen en maisonnettes) en kan qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid worden beschouwd.
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports gelden
de volgende bepalingen:
a. aan- en
uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal
b. de diepte van
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten het bouwvlak, mag niet meer
bedragen dan
c. in afwijking van
het bepaalde in sub b is over de hele breedte van een halfvrijstaand
hoofdgebouw een uitbreiding aan de achtergevel toegestaan, mits:
-
het bouwvlak met maximaal
-
de uitbreiding geen onevenredige
aantasting van het woon- en leefklimaat van de aangrenzende bouwpercelen met
zich meebrengt. Dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden niet
onevenredig worden beperkt;
d. de goothoogte
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
e. de bouwhoogte
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan
f. de bebouwde
oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, en overkappingen, voorzover
gelegen buiten het “bouwvlak”, mag:
- op bouwpercelen
tot
- op bouwpercelen
van 700 tot
- op bouwpercelen
van 800 tot
- op bouwpercelen
van 900 tot
- op bouwpercelen
van 1.000 tot
- op bouwpercelen
van 1.100 tot
- op bouwpercelen
van 1.200 tot
- op bouwpercelen
vanaf
g. aan-, uit- en bijgebouwen
gesitueerd binnen het bouwvlak voor hoofdgebouwen tellen niet mee bij de
bepaling van de toegestane oppervlakte aan bijgebouwen op het perceel;
h. het
bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak mag maximaal 50%
bedragen;
i. in afwijking van
het bepaalde onder a. tot en met h. geldt voor een gebouw dat is aangewezen als een
rijksmonument of gemeentelijk monument,
het volgende:
-
de bestaande oppervlakte mag niet
worden vergroot;
-
de bestaande dakhelling mag niet
worden vergroot of verkleind;
j. in afwijking van
het bepaalde onder a t/m h mogen ter plaatse van de aanduiding “meer
erfbebouwing toegestaan” aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een gezamenlijke
oppervlakte van ten hoogste
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen ten
behoeve van bed and breakfastaccommodatie ter plaatse van de aanduiding “bed
and breakfast” maximaal
-
de goot- en
bouwhoogte van de bijgebouwen maximaal 4 respectievelijk
k. carports mogen
binnen en buiten het bouwvlak worden opgericht, mits de verkeersveiligheid niet
in het geding komt, en deze voldoen aan de volgende kenmerken:
1. gebouwd op het
zijerf, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
2. de carport dient
aan één zijde aan de woning te worden gebouwd;
3. de carport dient
aan minimaal 2 zijden open te zijn, met dien verstande dat de carport aan een
derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende
perceel mag worden gebouwd;
4. de goothoogte
maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt, met een maximum van
5. de bouwhoogte
maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag bedraagt, met een maximum van
6. de oppervlakte
maximaal
Ter plaatse van de gronden met de aanduiding “garageboxen” op de
kaart zijn uitsluitend garageboxen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen
zijnde toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a. de goot- en
bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer dan
b. de bebouwde
oppervlakte per garagebox mag niet meer dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf-
en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b. de hoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a. de plaats;
b. de afmetingen;
en/ of
c. de kapvorm en/
of de dakhelling;
van bebouwing, een en ander ter voorkoming van een onevenredige
aantasting van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht,
het historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.
a. het een aan- of
uitbouw of aangebouwd bijgebouw aan een halfvrijstaand hoofdgebouw betreft;
b. de dakhelling
van het bijgebouw gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
c. de goot-
respectievelijk bouwhoogte van het bijgebouw tenminste
d. vanwege de
architectonische samenhang tussen hoofdgebouw en aan- of uitbouw of bijgebouw,
een grotere bouwhoogte respectievelijk goothoogte wenselijk is;
e. de
stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast;
f. de vrijstelling
niet leidt tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden
van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied en de op de kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende panden;
a. de vrijstelling
mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van het bebouwingspatroon en
van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht, het
historisch stedenbouwkundig waardevol gebied en de op de kaart aangeduide
monumenten en beeldbepalende panden.
Alvorens vrijstelling te verlenen, winnen burgemeester en wethouders
advies in bij de Monumentencommissie omtrent de vraag of het bouwplan geen
onevenredige afbreuk doet aan en mede strekt tot behoud of versterking van de
aanwezige historisch-ruimtelijke en cultuurhistorische waarden van het
beschermd dorpsgezicht en historisch stedenbouwkundig waardevol gebied.
- het gebruik van
bijgebouwen voor bewoning;
- het gebruik van gronden
en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen om binnen de
bestemming Wonen ter plaatse van de aanduiding "vrijstellingsbevoegdheid
detailhandel" detailhandel, dienstverlening, ateliers en
tentoonstellingsruimten toe te staan, met inachtneming van de volgende
bepalingen:
a. het netto
vloeroppervlak mag maximaal
b. de activiteiten
mogen uitsluitend plaatsvinden in bestaande hoofdgebouwen;
c. de activiteit
mag niet milieuvergunningplichtige zijn;
d. er moet voldaan
zijn aan de geldende milieuregelgeving;
e. het bouwplan
moet stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn;
f. als gevolg van
de wijziging mogen cultuurhistorische waarden niet verloren gaan; bij wijziging
dient een regeling te worden opgenomen , die garandeert dat de uiterlijke
verschijningsvorm van monumenten, bepaald door het oppervlak, goothoogte en
architectuur als zodanig gehandhaafd blijft;
g. als gevolg van
de wijziging mag in de omgeving geen parkeer- of verkeersoverlast ontstaan;
h. wijziging is
niet toegestaan ten behoeve van de vestiging van nieuwe grootwinkelbedrijven.
PARAGRAAF III. Dubbelbestemming
De binnen het plangebied voorkomende gronden zijn tevens bestemd voor
doeleinden ter bescherming en veiligstellen van de archeologische waarden. Deze
bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende
bestemmingen.
Op de in 14.1. bedoelde gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd
ingevolge de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, met uitzondering
van:
a. ver-/ nieuwbouw
van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw,
gelegen op minder dan
b. de bouw van aan-
en uitbouwen en bijgebouwen of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met
maximaal
c. gebouwen die
ingevolge een wijzigingsplan op basis van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld
in Artikel
19 zijn toegestaan;
d. een bouwwerk dat
zonder graafwerkzaamheden dieper dan
a. de aanvrager van
de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde
van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in
voldoende mate is vastgesteld, en
b. de betrokken
archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a. bedoeld, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen,
door aan de vrijstelling voorschriften te verbinden, gericht op:
- het treffen van
maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van
opgravingen;
- begeleiding van
de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
PARAGRAAF IV. Algemene bepalingen
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de
beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen
van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid
2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a. de richtlijnen
voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b. de
bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c. de
bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d. het bouwen bij
hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e. de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en
f. de ruimte tussen
bouwwerken.
a. maximaal
b. degene die de
activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de
bewoner van de woning te zijn;
c. de
parkeerbehoefte moet passen binnen de woonomgeving;
d. de activiteit
dient qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in een
woonomgeving;
e. de activiteit
mag niet milieuvergunningplichtig zijn;
f. er mag geen
detailhandel of groothandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte
verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis
verbonden activiteit.
a. het betreft een
(vrijstaand) bijgebouw behorende bij een woning binnen een bestemming
waarbinnen een permanente (bedrijfs)woning is toegestaan;
b. een dergelijke
bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit
een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
c. er vindt geen
onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder
die van omwonenden en bedrijven;
d. de afhankelijke
woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale
bebouwde oppervlakte van
e. het bijgebouw
vormt een onlosmakelijk geheel met de woning van waaruit de mantelzorg wordt
verleend.
Burgemeester en wethouders verlenen de vrijstelling zowel op naam van
de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat
binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw
als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke
melding wordt gemaakt bij burgemeester
en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na
beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van
mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning.
a. de verhuur
bestaat uit maximaal 3 kamers;
b. maximaal
c. degene die de
activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren dient tevens de
bewoner van de woning te zijn;
d. de activiteiten
dienen qua aard, milieubelasting, uitstraling en intensiteit te passen in de
woonomgeving;
e. de activiteiten
mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en
geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten aanzien van
de plaats van de bestemmingsgrens, voor zover de afwijking van geringe aard is
en ten aanzien van ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de
praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing
aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet
onevenredig worden geschaad.
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening bevoegd de bestemming van de gronden binnen dit plan te
wijzigen in “cultuur en ontspanning” ten behoeve van de nieuwvestiging van een
museum. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. binnen de
bestemming is een (gebouw ten behoeve van een) museum of daaraan verwante
instelling toegestaan, met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven,
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en paden, alsmede bouwwerken, geen
gebouwen zijnde; tevens is ondersteunende horeca toegestaan, zoals een
coffeecorner/ restauratie;
b. nieuwvestiging
van een museum is uitsluitend toegestaan op gronden gelegen aan de Nieuwstraat,
Markt, Rijkesluisstraat, Gasthuisstraat en het binnen deze vier straten
liggende gebied, aan de Koestraat of het Standaardplein;
c. het woon- en
leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast; dit betekent
in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet
onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning,
uitzicht en dergelijke;
d. in de omgeving
dient voldoende parkeergelegenheid aanwezig te zijn ten behoeve van het museum;
e. de voorschriften
van de bestemming cultuur en ontspanning (Artikel
6) zijn van overeenkomstige toepassing;
f. de wijziging mag
niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden
van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied en de op de kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende panden;
Burgemeester en wethouders zijn ingevolge artikel 11 van de Wet op de
Ruimtelijke Ordening bevoegd de bestemming van de gronden binnen het op de
kaart aangegeven gebied wijzigingsbevoegdheid 1 te wijzigen in “wonen”, “tuin”
en “verkeer - verblijf”. Hierbij dient te worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a. binnen de
bestemming zijn woningen toegestaan met de bijbehorende voorzieningen zoals
tuinen, erven, groenvoorzieningen, straten, parkeervoorzieningen en paden;
b. het woon- en
leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast; dit betekent
in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet
onevenredig mogen worden beperkt, zoals op het gebied van privacy, bezonning,
uitzicht en dergelijke;
c. er mogen
maximaal 4 vrijstaande woningen worden
gerealiseerd;
d. voor de woningen
dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden;
e. de goothoogte
mag maximaal
f. op de
wijzigingskaart dienen binnen de bestemming “wonen” bouwvlakken te worden
aangegeven;
g. de voorschriften
van de bestemmingen wonen (Artikel
13), tuin (Artikel
11) en verkeer - verblijf (Artikel 12) zijn van overeenkomstige toepassing;
h. uit een
onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor
de nieuwe functie;
i. uit
milieuhygiënisch oogpunt mogen geen bezwaren bestaan;
j. door middel van
een flora- en faunaonderzoek dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan
de natuurbeschermingswetgeving;
k. door middel van
een onderzoek naar de waterstaatkundige consequenties dient te worden
aangetoond dat het waterbelang voldoende is meegewogen. Dit onderzoek dient in
overeenstemming met het waterschap tot stand te komen;
l. de wijziging mag
niet leiden tot een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarden
van het beschermd dorpsgezicht, het historisch stedenbouwkundig waardevol
gebied en de op de kaart aangeduide monumenten en beeldbepalende panden;
m. voldaan dient te
worden aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder.
Als burgemeester en wethouders een vrijstelling als bedoeld in deze
voorschriften willen verlenen, dienen in ieder geval de volgende
procedureregels in acht te worden genomen:
a. het
ontwerp-besluit tot het verlenen van vrijstelling ligt, volgens afdeling 3.4
van de Algemene wet bestuursrecht, gedurende zes weken bij de Centrale balie
van het gemeentehuis voor iedereen ter inzage;
b. burgemeester en
wethouders maken de terinzagelegging van tevoren bekend in één of meer dag-,
nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en op de
gemeentelijke website;
c. belanghebbenden
kunnen tijdens de terinzagelegging hun zienswijzen tegen het ontwerp-besluit
schriftelijk indienen bij burgemeester;
d. burgemeester en
wethouders delen aan de indieners van de zienswijze mee hoe zij hebben beslist
over de zienswijze.
Als burgemeester en wethouders gebruik maken van een
wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in deze voorschriften dienen de volgende
procedureregels in acht te worden genomen:
a. het
ontwerp-besluit ligt, volgens afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht,
gedurende zes weken bij de Centrale balie van het gemeentehuis voor iedereen
ter inzage;
b. burgemeester en
wethouders maken de terinzagelegging van tevoren bekend in één of meer dag-,
nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en op de
gemeentelijke website;
c. belanghebbenden
kunnen tijdens de terinzagelegging hun zienswijzen tegen het ontwerp-besluit
schriftelijk indienen bij burgemeester;
d. als het plan
voor goedkeuring aan gedeputeerde staten wordt aangeboden, delen burgemeester
en wethouders tegelijkertijd aan de indieners van de zienswijze mee hoe zij
hebben beslist over de zienswijze;
e. tegen het
goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten kan een belanghebbende beroep
instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
a. de bouwwerken,
die op de kaart zijn aangeduid als “beeldbepalend pand” en die zijn gelegen
buiten het op de kaart aangegeven “beschermd dorpsgezicht”, alsmede
b. gebouwen, die
zijn gelegen binnen een bouwvlak binnen het op de kaart aangegeven “historisch
stedenbouwkundig waardevol gebied”, voorzover gelegen buiten het op de kaart
aangegeven “beschermd dorpsgezicht”,
geheel of
gedeeltelijk te slopen.
a. bouwwerken
waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan
aanlegvergunning is verleend;
b. werken en
werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen;
c. werken en
werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht
worden van dit plan;
d. het slopen ter
uitvoering van een bouwplan, waarvoor bouwvergunning is verleend.
a. het rooien van
een op de kaart aangeduide “beeldbepalende haag”;
b. het afbreken van
een op de kaart aangeduide “beeldbepalende muur”.
a. waarvoor ten
tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is
verleend;
b. die het normale
onderhoud betreffen;
c. die reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a. voor de werken/
werkzaamheden als bedoeld in 22.1. onder a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
beeldbepalende waarde van de beeldbepalende haag;
b. voor de werken/
werkzaamheden als bedoeld in 22.1. onder b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de
beeldbepalende waarde van de beeldbepalende muur.
a. het verlenen van
een bouwvergunning voor een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, binnen het
plangebied;
b. het verlenen van
vrijstelling van voorschriften van dit plan;
c. het uitoefenen
van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening ingevolge dit plan;
d. het stellen van
nadere eisen;
e. het verlenen van
een aanlegvergunning;
f. het verlenen van
een sloopvergunning voor een bouwwerk binnen het beschermd dorpsgezicht, als
bedoeld in artikel 37 van de Monumentenwet;
wordt door hen advies gevraagd aan de
Monumentencommissie alvorens een beslissing te nemen.
PARAGRAAF V. Overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bepaalde in de leden:
- 5.6.1.;
- 8.4.1.;
- 12.3.1.;
- 13.5.1.;
- 18.1.;
- 21.1.;
is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op
de economische delicten.
Bouwwerken, welke op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van
dit plan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met
inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei
opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de
aard en omvang niet worden vergroot:
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het
tenietgaan.
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het
bepaalde in lid 25.1., dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet
mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van
de inhoud van de in lid 25.1. toegelaten bouwwerken met niet meer dan 10%.
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang
en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik
overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt
vergroot.
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel:
Voorschriften
deel uitmakende van
het
bestemmingsplan Centrum Oirschot
van de gemeente
Oirschot
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
...........................................................
De voorzitter, De
griffier,
................................ ................................