Artikel 4 Bedrijf

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zoals opgenomen in de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ editie 2009;

    2. bedrijven in de milieucategorie 3.2 zoals opgenomen in de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ editie 2009 ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijven categorie 3.2 (b=3.2)’;

    3. één bedrijfswoning per bouwvlak;

    4. bedrijfspercelen waarvan de oppervlakte niet minder mag bedragen dan 1000 m2 en niet meer mag bedragen dan 5.000 m².

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen (zie hiertoe mede lid 18.3), groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in het algemeen de volgende regels:

    1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

    2. Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.

    3. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.

 

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

    1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.

    2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven.

 

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

    1. Alleen niet-inpandige bedrijfswoningen mogen niet-inpandig worden herbouwd.

    2. De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 m.

    3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 4.2.2 onder a van toepassing is.

    4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m, met dien verstande dat bij inpandige bedrijfswoningen het bepaalde onder 4.2.2 onder b van toepassing is.

    5. De inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3.

 

4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

    1. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

    2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat:

  1. tot 1 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en,

  2. tot 2 m uit de perceelsgrens de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.

c. Bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van:

  1. erkers die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:

  1. carports die tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw en op de gronden gelegen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:

  1. luifels die op de gronden gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:

d. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd.

    2. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m.

    3. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m.

    4. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

    5. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m.

    6. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

 

4.2.6 Bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen gelden de volgende regels:

    1. Het aantal bouwwerken mag niet meer bedragen dan één per bedrijfvestiging.

    2. Het bouwwerk mag niet op het dak worden gebouwd.

    3. Het bouwwerk mag niet worden verlicht.

    4. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m.

    5. De oppervlakte van een los geplaatst bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m2.

    6. De oppervlakte van een bouwwerk aan de gevel mag niet meer bedragen dan 5 m2.

 

4.2.7 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

    1. Ondergronds bouwen mag uitsluitend plaatsvinden onder gebouwen.

    2. De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m onder peil.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

    1. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;

    2. geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

    3. inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

    4. buitenopslag aan een vanaf de openbare weg zichtbare zijde van het bedrijf.

 

4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwweken voor:

    1. risicovolle bedrijven zoals bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO) en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven;

    2. voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in de Wet geluidhinder;

    3. voor inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);

    4. voor buitenopslag aan een vanaf de openbare weg zichtbare zijde van het bedrijf.

 

 

4.4 Afwijking van de gebruiksregels

 

4.4.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder a voor het toestaan van een bedrijf in milieucategorie 3.1 zoals opgenomen in de VNG handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ editie 2009, mits:

    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

    2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;

    3. het milieuhygiënisch inpasbaar is in de omgeving;

    4. de afwijking voorzien wordt van een goede ruimtelijke onderbouwing