Naar Toelichting


Naar Bijlage bij de toelichting


INHOUDSOPGAVE REGELS BESTEMMINGSPLAN Kom Kaatsheuvel, herziening Julianastraat 19’


HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

Artikel 2 Wijze van meten

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijf

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Artikel 7 Algemene procedureregels

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 8 Overgangsrecht

Artikel 9 Slotregel



HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS


Artikel 1 Begrippen


1.1 Plan:

Het bestemmingsplan ‘Kom Kaatsheuvel, herziening Julianastraat 19’ van de gemeente Loon op Zand.


1.2 Bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0809.BPJulianastr192010-OH01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).


1.3 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels hiervoor regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.


1.4 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.


1.5 Aangebouwd bijgebouw:

Een aan een hoofdgebouw ontwikkeld/gerealiseerd bijgebouw, dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw, maar dat in bouwkundig opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.


1.6 Aan huis gebonden bedrijf:

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend.


1.7 Aan huis gebonden beroep:

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.


1.8 Appartement:

Een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.


1.9 Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.


1.10 Bebouwingspercentage:

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft de grootte van het deel dat maximaal mag worden bebouwd van een bouwperceel dan wel van een bestemmingsvlak indien daarin geen bouwperceel, bouwvlak of bouwzone voorkomt.


1.11 Bedrijfsgebouw:

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.


1.12 Bedrijfswoning:

Een woning in of bij een gebouwen of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk is.


1.13 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.


1.15 Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.


1.16 Bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.


1.17 Bouwperceel:

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.


1.18 Bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.


1.19 Bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.


1.20 Bouwwerk:

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.


1.21 Café:

Een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.


1.22 Detailhandel:

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel moet ook verstaan worden commerciële dienstverlening zoals kapperszaken, schoenmakers en vergelijkbare bedrijven.


1.23 Detailhandel in volumineuze goederen:

Detailhandel, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, het gaat hierbij uitsluitend om detailhandel in auto’s, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair, bouwmarkten en detailhandel in woninginrichting waaronder meubelen.


1.24 Dienstverlening:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder tevens belwinkel en internetcafé.


1.25 Discotheek/bar-dancing:

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen.


1.26 Erker:

Een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een “lichte” constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte omvang.


1.27 Extensieve recreatie:

Die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals fietsen en wandelen.


1.28 Garage:

Een stallingsruimte voor het stallen van een auto op het maaiveld (niet onder de grond).


1.29 Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.


1.30 Geluidsbelasting:

De geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg.


1.31 Geluidsgevoelige functies:

In een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt.


1.32 Geluidsgevoelige objecten:

Gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.


1.33 Geluidzoneringsplichtige inrichting:

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging, in een bestemmingsplan.


1.34 Gevellijn:

Aanduiding in het bouwvlak waarop de voorgevel van een gebouw gebouwd dient te worden.


1.35 Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en dat geen bijgebouw is.


1.36 Horecabedrijf:

Een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.


1.37 Hotel/pension:

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.


1.38 Lawaaisporten:

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting, watersport in de vorm van jetski’s en soortgelijke geluidsproducerende sporten.


1.39 Luifel:

Een overstekend deel van een dak of gootconstructie of een overkapping direct verbonden aan een gebouw waarbij het overstekende deel dieper is dan 0,50 meter.


1.40 Maatschappelijke voorzieningen:

Educatieve, sociaal-medische, levensbeschouwelijke, voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.


1.41 Markt:

Onder markt wordt verstaan ambulante warenmarkt.


1.42 Nutsvoorzieningen:

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.


1.43 Overkapping:

Een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;


1.44 Overstek:

Een overstekend deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel niet dieper mag zijn dan 0,50 meter.


1.45 Peil:

1. Voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

De hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;


2. In andere gevallen:

De gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.


1.46 Restaurant:

Een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.


1.47 Seksinrichting:

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin bedrijfsmatig handelingen plaatsvinden van erotische en/of pornografische aard. Hieronder worden tevens begrepen:

- Een seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

- Een sekstheater: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

- Een seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en liveshows van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

- Een sekswinkel: een ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van seksartikelen.


1.48 Voorgevellijn:

Een denkbeeldige lijn ter plaatsen van de voorgevel en het verlengde daarvan. Wanneer er op de plankaart een gevellijn is opgenomen kan deze worden aangemerkt als de voorgevellijn.


1.49 Voorkeursgrenswaarde:

De bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.


1.50 Vrijstaand bijgebouw:

Een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.


1.51 Weg:

Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.


1.52 Winkelondersteunende horeca:

Een horecabedrijf dat zowel is gericht op het verstrekken van etenswaren als dranken of een combinatie van beiden, zoals cafetaria’s, snackbars, automatieken en shoarmazaken.


1.53 Woning:

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden.


1.54 Woonhuis:

Een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.


1.55 Zaalaccommodatie:

Een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.


Artikel 2 Wijze van meten


Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:


2.1 Afstand tot de (achter / zijdelingse) perceelgrens:

Vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (achter / zijdelingse) perceelgrens.


2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.


2.3 Breedte van een bouwwerk:

Tussen de buitenzijde van beide zijgevels en/of harten van scheidingsmuren gezien vanaf de voorgevel of het verlengde daarvan.


2.4 Dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.


2.5 Diepte overstek of luifel:

De horizontale lijn gemeten vanaf de buitenzijde van de gevel tot het verste punt van het overstek of de luifel.


2.6 (Horizontale) diepte van een gebouw:

De buitenwaartse lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel, waarbij gemeten wordt met de buitenwerkse gevelvlakken.


2.7 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.


2.8 Hoogte van een windturbine:

Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.


2.9 Inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.


2.10 Inhoud van een gebouw:

Wordt gemeten tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van een gemeenschappelijke scheidsmuur en de buitenzijde van de daken, zulks met inbegrip van dakkapellen en erkers. Ondergrondse bebouwing, zoals kelders, (parkeer)garages en zwembaden, wordt voor de bepaling van de inhoud niet meegerekend.


2.11 Oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.



HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS


Artikel 3 Bedrijf


3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten als behorende bij de uitgave van de VNG Bedrijven en Milieuzonering 2009 en, voor zover aangeduid op de verbeelding, bedrijven tot en met categorie 3.2;

  2. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  3. opslag en uitstalling;

  4. nutsvoorzieningen;

  5. tuinen, erven en verhardingen;

  6. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming.


3.2 Bouwregels


3.2.1 Algemeen

Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.


3.2.2 Bouwvlak

Op de gronden die zijn aangeduid als bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  1. binnen het bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan. Bedrijfswoningen met daarbij behorende bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

  2. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;

  3. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ is aangegeven;

  4. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;

  5. de afstand van gebouwen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m;

  6. de voorgevel van een bedrijfswoning moet gebouwd worden in aanduiding gevellijn;

  7. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m3 bedragen;

  8. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de bouwhoogte van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 10 m;

  9. de dakhelling van gebouwen mag niet meer bedragen dan 60°;

  10. de goothoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 3 m;

  11. de bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3 m;

  12. de bouwhoogte van een bijgebouw bedraagt maximaal 4 m;

  13. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen binnen de aanduiding. bedrijfswoning bedraagt maximaal 75 m² per woning, mits het betreffende bouwperceel voor niet meer dan 50% is bebouwd;

  14. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij de afstand niet minder mag bedragen dan 1 meter.


3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden;

  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m;

  3. vlaggenmasten tot een maximale hoogte van 6 meter;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een overkapping mag niet meer bedragen dan 4 m.


3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in 3.1, teneinde bedrijven toe te staan die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, dan wel bedrijven welke één categorie zwaarder zijn dan de in de onderscheiden gebieden nieuw toe te laten bedrijven uit de bedrijvenlijst, en die daarmee qua milieubelasting vergelijkbaar zijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden plaats;

  2. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu;


3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  1. zelfstandige kantoren (niet behorende bij een bedrijf);

  2. detailhandelsactiviteiten behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde producten;

  3. handel en opslag van vuurwerk;

  4. de verkoop van motorbrandstoffen zonder lpg behoudens daar waar op de plankaart de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg’ aanwezig is;

  5. de verkoop van motorbrandstoffen met lpg behoudens daar waar op de plankaart de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’ aanwezig is;

  6. de vestiging van geluidzoneringsplichtige bedrijven.



HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS


Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:


  1. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;

  3. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;

  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  5. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.


Artikel 6 Algemene afwijkingsregels


6.1 Burgemeester en wethouders kunnen, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor/om:


  1. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering ten aanzien van dakhellingen, goothoogten, (nok)hoogten en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10% wanneer door het toepassen van de ontheffing een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met bestaande direct aansluitende bouwwerken;

  2. het in geringe mate, doch niet meer dan 5 m afwijken van een bestemmingsgrens, van het profiel van een straat, alsmede de vorm van bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

  3. Het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak en toestaan dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:

1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;

2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; mits:

de bouwgrens met niet meer dan 0,50 m overschrijdend;
3. balkons, mits:

a. de bouwgrens met niet meer dan 1,00 m overschrijdend;

b. de breedte niet meer dan tweederde van de voorgevelbreedte bedraagt;


6.2 De in lid 1 bedoelde omgevingsvergunning(en) mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.


6.3 Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan alleen worden verleend indien sprake is van een algemeen belang of wanneer sprake is van een verbetering van het straat- en bebouwingsbeeld.



Artikel 7 Algemene procedureregels


7.1 Procedure afwijking

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning om af te wijken van regels in dit plan nemen burgemeester en wethouders het bepaalde van de reguliere voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht in acht.



HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS


Artikel 8 Overgangsrecht


Artikel 8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan tengevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

  2. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 8.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld als onder a, te veranderen

  3. of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  4. indien het gebruik, bedoeld als onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  5. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan ‘Kom Kaatsheuvel, herziening Julianastraat 19’ van de gemeente Loon op Zand”



Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...


De voorzitter,


De griffier,

………… …………