Artikel 4 Agrarisch
- Paardenhouderij
Artikel 5 Agrarisch met
waarden – Landschapswaarden
Artikel 6 Agrarisch met waarden
– Natuur- en landschapswaarden
Artikel 13 Recreatie
- Dagrecreatie
Artikel 14 Recreatie
– Kampeerterrein 1 (Droomgaard)
Artikel
15 Recreatie – Kampeerterrein 2
(Het Genieten)
Artikel 16 Recreatie – Kampeerterrein 3 (Duinlust)
Artikel 17 Recreatie – Kampeerterrein 4 (Bernehoeve)
Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 22 Verkeer
- Onverhard
Artikel 27 Waarde
- Archeologie 1
Artikel 28 Waarde
- Archeologie 2
Artikel 29
Waterstaat – Attentiegebied EHS
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene
bouwregels
Artikel 32 Algemene
gebruiksregels
Artikel 33 Algemene
aanduidingregels
Artikel 34 Algemene
afwijkingsregels
Artikel 35 Algemene
wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 overgangs- en slotregels
Bijlage:
Staat van bedrijfsactiviteiten
plan:
het
bestemmingsplan ‘Buitengebied
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0809.BPBuitengebied2011-VG02 met de bijbehorende regels en bijlage.
AAB:
Adviescommissie Agrarische
Bouwaanvragen, voor advies inzake volwaardigheid, continuïteit en
noodzakelijkheid.
aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft goothoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
aaneengebouwde bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden in de perceelsgrens zijn gebouwd, met dien verstande dat de eindwoning slechts aan één zijde in de zijdelingse perceelsgrens hoeft te worden gebouwd.
aangebouwd
bijgebouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd bijgebouw,
dat een functionele eenheid vormt met het hoofdgebouw, maar dat in bouwkundig
opzicht (afmetingen) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
aan huis gebonden bedrijf:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten gericht op consumentenverzorging c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
aan huis gebonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend.
aardkundige waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
afhankelijke
woonruimte:
een bijgebouw bij een (bedrijfs)woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met deze (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren.
agrarisch
bedrijf, grondgebonden:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die
geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
agrarisch
bedrijf glastuinbouwbedrijf:
agrarisch
bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen
plaatsvindt.
agrarisch
bedrijf, intensieve veehouderij:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of
in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van
dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-,
geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede
naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van
grondgebonden melkrundveehouderij.
agrarisch
bedrijf, overig niet-grondgebonden:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die
geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.
agrarisch technisch
hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is
op het verlenen van diensten waarbij gemechaniseerd loonwerk ten behoeve van
land-, tuin-, bos-, of natuurbouw wordt verricht of waarbij gebruik gemaakt
wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van
andere land-, tuin-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van
mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch technische hulpbedrijven zijn:
grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven,
loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen),
veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven.
agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is
op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven
waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren
of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met
uitzondering van mestbewerking. Voorbeelden van agrarisch verwante bedrijven zijn:
dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, paardenhouderijen,
hondenkennels, hoveniersbedrijven, instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs.
archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
archeologische verwachtingswaarden:
verwachte aanwezige waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroeger menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
archeologisch
onderzoek:
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
attentiegebied ehs:
gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bed en breakfast:
het aanbieden van
recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt binnen bestaande
woongebouwen gericht op kortdurend verblijf. Het maximale aantal gasten dat
gelijktijdig gebruik mag maken van een Bed and Breakfast in de gemeente Loon op
Zand is gesteld op vijf en het wonen moet in overwegende mate gehandhaafd
blijven.
bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.
bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een gebouw of bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een bedrijf, een dienstverlenend bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief (binnen)opslag, rust- en rookruimten, administratieruimten en dergelijke.
bedrijfsmatig:
in uitoefening van een bedrijf.
bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
bestaande situatie:
de bebouwing en het gebruik, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan wel gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wet gegeven voorschriften.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
een zelfde bestemming.
bijbehorende voorzieningen:
voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering op gronden (o.a. weg- en waterbouwkundige voorzieningen) en/of bouwvlakken (o.a. opslag en energievoorziening).
bijgebouw:
een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
boerderij of
boerderijgebouw:
één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden, zoals bijvoorbeeld een langgevelboerderij of een kortgevelboerderij.
boerderijsplitsing:
het opdelen, binnen de bestaande (hoofd)bouwmassa, van een boerderij(gebouw) in niet meer dan 2 woningen of een in de regels aangegeven ander maximum aantal woningen.
boog- en tunnelkassen:
al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of sierteelt.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
bouwmassa:
een complex van aaneen gebouwde bouwwerken.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceel grens:
de grens van een bouwperceel.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
café:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;
cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
dagrecreatie:
verblijf buiten de woning voor recreatieve
doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.
dagrecreatieve
voorziening:
voorziening ten behoeve van dagrecreatie.
dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
duurzame locatie
intensieve veehouderij:
bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt (ammoniak, stank en dergelijke) als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en dergelijke) verantwoord is om het ter plaatse uit te breiden.
ecologische hoofdstructuur:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.
ecologische verbindingszone (evz):
in dit plan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.
ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.
erfbeplanting:
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
extensief recreatief medegebruik:
een vorm van recreatief medegebruik die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden zoals wandelen, fietsen e.d., al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen substantieel beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gemeenschappelijke voorzieningen:
voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals een ontvangstkantoor/receptie, kampeerwinkel, ruimtes voor vermaak, sport- en speelvoorzieningen, sanitaire voorzieningen, een zwembad, of horeca.
groenblauwe mantel:
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water.
groepsaccommodatie:
(voormalig) agrarisch bedrijf, waarvan de gebouwen en/of gronden geheel of gedeeltelijk zijn ingericht om daarin respectievelijk daarop gelegenheid te geven tot recreatief nachtverblijf.
groepsrisico:
cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
herbouw:
reconstructie, wederopbouw, opnieuw bouwen.
hergebruik:
gebruik van een bestaande agrarische bouwlocatie (bouwvlak) ofwel een bestaande niet-agrarische bouwlocatie (niet-agrarisch bedrijf of wonen) voor de nieuwvestiging of verplaatsing van een bedrijf.
hervestiging van een agrarisch bedrijf:
het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bouwvlak naar het andere agrarisch bouwvlak, waar de agrarische activiteiten zijn gestaakt.
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt.
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn
ligging, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken en dat geen bijgebouw is.
hotel/pension:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
horeca:
bedrijfsmatig verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, bedrijfsmatig bieden van hotelaccommodatie, bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, één en ander al dan niet in combinatie met elkaar.
houtteelt:
de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de melding- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.
hulpgebouw:
een gebouw, dat zowel qua afmeting als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het (agrarisch) hoofdgebruik. Het gaat hier onder meer om dierenverblijven, schuilgelegenheden, melkschuren, etc.
hydrologisch neutraal:
geen negatief effect hebbend op de hydrologische situatie, d.w.z. dat grondwaterstanden gelijk blijven en de afvoer van hemelwater uit het plangebied neemt niet toe ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Afstromend hemelwater van nieuwe verharding of afgekoppeld hemelwater wordt in de bodem geïnfiltreerd en/of via een bergingsvoorziening vertraagd afgevoerd naar een watervoerende sloot.
hydrologische waarde:
gronden met een bijzondere betekenis voor het watersysteem van het plansysteem i.v.m. beekherstel, verdrogingsbestrijding, waterberging en/of waterkering.
kampeermiddel:
a een tent, een tentwagen, een kampeerauto of
een caravan;
b enig ander onderkomen of enig ander voertuig
of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
bedoelt voor recreatief nachtverblijf.
karakteristiek:
herkenbaar, markant, wegen schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van belang.
kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk
bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de
productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder
mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
kleinschalig
kamperen:
kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.
kleinschalig logeren:
kleinschalige
recreatieve activiteiten in de vorm van logies (en ontbijt) tot een in de
regels aangegeven maximum aantal verblijfseenheden,
zoals logeren bij de boer.
kleinschalige verblijfsrecreatie:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies (en
ontbijt) tot een in de regels aangegeven maximum aantal verblijfseenheden met een eigen voorziening van
beperkte aard om buiten de eigen woning te kunnen overnachten, zoals een
vakantieappartement.
kuilplaat:
een verharding danwel bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder opstaande randen, voor het opslaan van veevoeder.
(beperkt) kwetsbare
objecten:
een (beperkt) kwetsbaar object, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
landschapselementen:
ecologische en/of
landschappelijke waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen en
moerasjes, in de regel kleiner dan
lawaaisporten:
het in
wedstrijdverband, voorafgaand aan wedstrijden of voor recreatieve doeleinden
gebruiken van bromfietsen en/of gemotoriseerde voertuigen,waarbij motorisch of
mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai
wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de autosport, motorsport
(inclusief 4x4-terreinrijden), (model)vliegsport, karting, watersport in de
vorm van Jetski’s en soortgelijke geluidsproducerende sporten.
landschappelijke waarden en kenmerken:
gebruikswaarde,
belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke,
ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
maatschappelijke voorziening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorziening.
manege:
een bedrijf
dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het
beoefenen van de paardensport en al dan niet mogelijkheden biedt voor het
verblijf en de verzorging van paarden.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
monument:
alle tenminste 50 jaar geleden vervaardigde zaken, welke van algemeen
belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun
cultuurhistorische waarde (art.1 Monumentenwet 1988), met inbegrip van de
aangewezen gemeentelijke of rijksmonumenten.
natuurwaarden:
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
natuurontwikkelingsgebied:
landbouwgronden, die bijzonder geschikt zijn voor het ontwikkelen van nieuwe natuur waardoor ruimtelijke ingrepen die natuurontwikkeling kunnen frustreren moeten worden voorkomen.
nevenfunctie:
onder nevenfuncties, naast de hoofdfunctie,
worden verstaan:
a
recreatieve functies;
b
agrarisch verwante functies;
c
agrarisch technische functies;
d
statische binnenopslag;
e verbrede landbouw.
Nederlandse Grootte
Eenheid (NGE):
Nederlandse Grootte Eenheid (NGE), een standaard eenheid voor de bepaling van de omvang van een agrarisch bedrijf zoals die gehanteerd word door het Landbouw Economisch Instituut (LEI).
netto glas:
aantal m² kasoppervlakte.
niet-agrarische functies:
onder niet-agrarische functies, worden
verstaan:
- (statische) opslag;
- recreatie;
- een bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;
- zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen, met ondergeschikte horeca;
nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf:
projectie van een al dan niet gekoppeld agrarisch bouwvlak op een locatie die volgens dit bestemmingsplan niet is voorzien van een bouwvlak.
nutsvoorzieningen:
een voorziening
ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en
elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut,
waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations,
gemalen, telefooncellen en zendmasten.
omschakeling van of naar een agrarisch
bedrijf:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm dan wel het overstappen van een niet-agrarisch gebruik naar een agrarische bedrijfsvorm.
ondergeschikte
horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw of sportvoorziening.
ondergeschikte nevenactiviteit:
een activiteit met een zodanige beperkte omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm als hoofdfunctie herkenbaar blijft.
overkapping:
een dakconstructie in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
overstek:
een overstekend
deel van een dak of gootconstructie, waarbij het overstekende deel niet dieper
mag zijn dan
peil:
1. voor gebouwen waarvan de
hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
de hoogte van die weg ter
plaatse van die hoofdtoegang.
2. in andere gevallen:
de gemiddelde hoogte van het
aansluitende afgewerkte maaiveld.
paardenbak:
een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden.
paardenhouderij:
een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen, en verhandelen van paarden, en het produceren van agrarische producten als melk en vlees. Voorbeelden: paarden fokken of opfokken, hengstenhouderij, paardenmelkerij, training- en sportstallen, handelsstallen, stalhouderijen, spermawinstations en paardenpensions;
partycentrum:
een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit
het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen,
alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en
waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is.
perceelsindeling:
de omvang, vorm en situering van percelen.
perceelsgrens:
de grens van
een perceel.
permanent verblijf:
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte op een wijze, die ingevolge de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, noopt tot inschrijving van de bewoner(s) in het bevolkingsregister van de gemeente waarin dat gebouw is gelegen, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het gebruik van het gebouw of ander onderkomen als verblijf waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten, met dien verstande dat van permanent verblijf voorts wordt geacht sprake te zijn wanneer buiten het zomerseizoen (dat loopt van 1 mei tot 1 oktober) in een kalenderjaar ter plaatse door betrokkene meer dan 70 maal nachtverblijf wordt gehouden en door betrokkene niet aannemelijk is of kan worden gemaakt, dat elders over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt.
plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
productiegebonden detailhandel:
qua oppervlakte beperkte detailhandel van streekproducten en/of eigen goederen/producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
prostitutie, raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen.
prostitutie, straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken.
reconstructiewetzone:
landbouwontwikkelingsgebied: zone
binnen de integrale zonering waar ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve
veehouderij zijn.
verwevingsgebied: ruimtelijk
begrensd gedeelte van een reconstructiegebied, gericht op verweving van
landbouw, wonen en natuur. Hervestiging of uitbreiding van intensieve
veehouderij is mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het
gebied zich daar niet tegen verzetten.
extensiveringsgebied: ruimtelijk
begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat natuur of overig,
waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve
veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal
worden gemaakt.
recreatief medegebruik:
een recreatief
gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming
waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
recreatief verblijf:
het gebruik van een gebouw of ander onderkomen als woonruimte ten behoeve van niet permanent verblijf.
recreatieve
voorziening:
voorzieningen bedoeld voor recreatief gebruik.
recreatiewoning:
woning ten behoeve van recreatief verblijf.
recreatieverblijf:
een gebouw of onderkomen, zoals een chalet of stacaravan, bestemd voor recreatieve doeleinden ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijf elders heeft, veelal gedurende het zomerseizoen of weekenden.
reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één halve volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen.
restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken
risicovolle
inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
ruimtelijke
eenheid:
complex van bij elkaar behorende bouwwerken.
ruimtelijke kwaliteit:
kwaliteit
van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde.
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
sleufsilo:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met opstaande randen voor het opslaan van veevoeder.
sociale en educatieve voorzieningen:
een kleinschalige al dan niet gekoppeld aan een agrarisch bedrijf welke is gericht op het (in groepsverband) informeren over landbouw, landschap, natuur en recreatie.
sportvoorziening:
faciliteit, bijvoorbeeld een sportveld, sporthal of soortgelijke accommodatie, waar lichamelijke activiteiten kunnen worden beoefend.
stacaravans:
zie recreatieverblijf
een afgescheiden, gemarkeerde of anderszins aangegeven plaats op een kampeerterrein voor het tijdelijk plaatsen of geplaatst houden van een mobiel kampeermiddel, waarbij een bijzettentje niet als afzonderlijk kampeermiddel wordt aangemerkt.
statische (binnen)opslag:
(binnen)opslag van
goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor
handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch
bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans,
campers en dergelijke.
teeltondersteunende
voorzieningen:
ondersteunende voorziening die een onderdeel is
van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij.
(teelt)ondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch
bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of
een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen
onder geconditioneerde klimaatomstandigheden.
teeltondersteunende
voorzieningen, permanent:
teeltondersteunende
voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas. Hieronder worden verstaan
schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>
teeltondersteunende voorzieningen,
tijdelijk:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, voor aaneengesloten periode van maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.
teeltondersteunende voorzieningen, overig
een permanente
(teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met
afrastering, met een hoogte van niet meer dan
twee-aaneen gebouwde bebouwing:
bebouwing van halfvrijstaande hoofdgebouwen.
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm), ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
verblijfseenheden:
verblijfsruimte bedoeld voor recreatief nachtverblijf zoals logies en ontbijt of gastenkamers.
verblijfsrecreatie:
het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen. Hieronder worden onder andere verstaan een camping, groepsaccommodatie, etcetera.
verbrede landbouw:
activiteiten bij
een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die
ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agro-toerisme, agrarisch
natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde
producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.
verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.
voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de
voorgevel (i.c. de meest gezichtsbepalende gevel) van het hoofdgebouw wordt
getrokken tot aan de zijdelingse bestemmingsgrenzen.
volwaardig agrarisch bedrijf:
bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
volwaardig(heid van een) bedrijf:
een bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen zowel bedrijfseconomisch als milieuhygiënisch.
vormverandering van een bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
vrijstaande
bebouwing:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide
zijden niet zijn gebouwd in de perceelsgrens.
vrijstaand
bijgebouw:
een van de woning
(en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten
dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, berging, hobbyruimte en dat
zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan
het hoofdgebouw.
waterhuishoudkundige
voorzieningen:
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige
belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken
ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
waterwingebied:
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten
behoeve van de openbare drinkwatervoorziening door onttrekking van grondwater.
weg:
alle voor het openbaar verkeer openstaande
wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot
die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
werk:
een werkzaamheid of constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
windmolen:
bouwwerk bedoeld voor het opwekken van elektriciteit door middel van wind(energie).
wonen:
het gebruik van een complex van ruimten voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor
de zelfstandige huisvesting van één huishouden.
woonboerderij:
een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige) bedrijfsruimten, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn (bijvoorbeeld langgevelboerderij of kortgevelboerderij).
woonunit:
een geprefabriceerd, demontabel en/of relatief eenvoudig te verwijderen gebouw, bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht (met de basisvoorzieningen) ten dienste van een niet permanent (woon)verblijf;
zaalaccommodatie:
een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
zoekgebied voor
behoud en herstel van watersystemen:
gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig zijn om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren te behalen.
zorgboerderij:
de opvang van mensen met een
zorgvraag hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een
agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij
het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie
of therapie.
zorgvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in combinatie met de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstand tot de weg:
de afstand tot de bebouwing en de as van de weg.
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
breedte, diepte c.q. lengte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren.
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de bouwhoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot en met de as van de molen.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
inhoud van een gebouw:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een
agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met
bijbehorende voorzieningen;
b
grondgebonden
agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1
‘intensieve
kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;
2
‘intensieve
veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
3
‘glastuinbouw’
tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
waarbij niet meer dan één agrarisch
bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
c
één
bedrijfswoning waarbij geldt dat:
1
ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen
zijn toegestaan;
2
ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal
bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
d
aan
huis gebonden beroepen;
e
productiegebonden
detailhandel;
f
tevens een caravanstalling uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘caravanstalling’;
g
tevens dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de
aanduiding ‘dagrecreatie’;
h
tevens een autoraparatiebedrijf uitsluitend ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – autoreparatiebedrijf’;
i
tevens bestaande voorzieningen voor huisvesting
seizoensarbeiders uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’;
j
tevens een kleinschalige groothandel in agrarische producten
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –
kleinschalige groothandel in agrarische producten’;
k
tevens kleinschalig kamperen uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’;
l
tevens kleinschalig logeren uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalig logeren’;
m
tevens
productiegebonden detailhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van agrarisch – verkoopruimte’;
n
tevens een zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘zorgboerderij’;
o
tevens een (zoekgebied voor een) ecologische
verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’;
p
(onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
q
water, waterhuishoudkundige voorzieningen en
nutsvoorzieningen;
r
groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen;
s
behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de
aanduiding ‘karakteristiek’;
t
extensief recreatief medegebruik.
3.2.1 Algemeen
a
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet
meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de
aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één
bouwvlak.
b
Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het
bouwvlak, tenzij anders bepaald.
c Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
1
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt
gebouwd niet minder bedraagt dan
2
De afstand van gebouwen tot de grens van het
bouwvlak niet minder bedraagt dan
d Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
b
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
c
Kassen
worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’, waarbij
geldt dat:
1
De
oppervlakte niet meer bedraagt dan
2
De
goothoogte niet meer bedraagt dan
3
De
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
d
In
afwijking van het bepaalde onder c, mogen teeltondersteunende kassen worden
gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:
1
De
oppervlakte niet meer bedraagt dan
2
De
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
3
De
afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt
dan
e
De
gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve
veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per
bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
oppervlakte (m²)’ is aangegeven.
f
Het
plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van
seizoensarbeiders is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –
huisvesting seizoensarbeiders’.
3.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De
inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
c
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
d
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
3.2.4 Bijgebouwen en
overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen en overkappingen worden op een
afstand van ten minste
b
De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
c
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid c en d
mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
3.2.5 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de
volgende voorwaarden:
a Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd.
b Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:
1
De
afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de
wieken vermeerderd met
2
De
bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan
c
De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van
bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
e
De
bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan
f
De
bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan
g
De
bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan
h
De
bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan
i
De
bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt
niet meer dan
j
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
3.2.6 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de
volgende voorwaarden:
a
De
bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer
dan
b
De
bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer dan
c
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
3.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijken van het bepaalde in:
a
lid
3.2.1 voor bouwen van paardenbakken buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen-
1
De paardenbak
wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak van ‘Wonen –
2
De
oppervlakte bedraagt niet meer dan
3
De bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan
4
Er worden
geen lichtmasten opgericht.
5
De belangen
van derden worden niet onevenredig geschaad.
b
lid
3.2.1 onder c sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
c
lid
3.2.1 onder c sub 2 voor het bouwen binnen
d
lid
3.2.2 onder c voor het bouwen van hogere kassen met een goothoogte van maximaal
e
lid
3.2.2 onder d voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere
oppervlakte tot maximaal
3.3.2 Bouwwerken
ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Stacaravans
en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan
worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.
b
De
caravans en/of woonunits worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier
huisvesting daar ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein,
noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c
De
stacaravans en/of woonunits worden binnen het bestaande bouwvlak geplaatst.
d
Per
bouwvlak zijn maximaal 5
stacaravans/woonunits toegestaan.
e
De
oppervlakte per stacaravan/woonunit bedraagt maximaal
f
De
bouwhoogte van een stacaravan/woonunit bedraagt maximaal
g
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
h
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Bestaande nevenfuncties en vormen van
verbrede landbouw
Binnen de bestemming ‘Agrarisch’ zijn
toegestaan:
a
De
totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte aan productiegebonden detailhandel
per bouwvlak bedraagt niet meer dan
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ een caravanstalling van maximaal
c
Ter
plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’ een
dagrecreatieve voorziening met horeca van maximaal
d
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
– huisvesting seizoensarbeiders’ bestaande voorzieningen voor huisvesting van
seizoensarbeiders.
e
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
– kleinschalige groothandel in agrarische producten’ een kleinschalige
groothandel in agrarische producten van maximaal
f
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
- kleinschalig kamperen’ kleinschalig
kamperen met maximaal 15 standplaatsen.
g
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
– kleinschalig logeren en kamperen’ kleinschalig logeren met een oppervlakte
van maximaal
h
Ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch –
autoreparatiebedrijf’ een autoreparatiebedrijf van maximaal
i
Ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’ een
zorgboerderij.
3.4.2 Aan huis gebonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Agrarisch’
is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan,
waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De
omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een
maximum van
b
Het
gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer
en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
c
De activiteit
is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.
d
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e
Er
vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte,
ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden
beroepsactiviteiten.
3.4.3 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen
Het gebruik van de gronden voor tijdelijke en overige
teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn is
toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
b
De
oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer
dan
c
De
oppervlakte aan overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer
dan
3.4.4 Huisvesting seizoensarbeiders
Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a
Huisvesting
in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan
worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.
b
Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend
worden gebruikt voor de
huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, gelet op de
bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is vanwege een tijdelijk
grote arbeidsbehoefte.
c
Per bouwvlak mag maximaal
d Huisvesting mag maximaal 6 maanden duren.
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
f Permanente bewoning is niet toegestaan.
3.4.5 Intensieve veehouderij
Het is verboden meer dan één bouwlaag van
een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en
scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen
worden.
3.4.6 Hervestiging van en omschakeling naar
intensieve geiten- en schapenhouderij
Hervestiging van en omschakeling naar een
intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.
3.5.1 Nevenfuncties
en verbrede landbouw
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Het agrarisch bouwvlak wordt ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouwniet uitgebreid.
c Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.
d De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1
Agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische
verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
2
Zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en
educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
3
Dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum
gezamenlijke oppervlakte van
4
Statische
binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
5
Kleinschalig
logeren, waarbij de totale
omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden tot een maximum van
6
In
afwijking van het voorgaande bedraagt de oppervlakte ten behoeve van
groepsaccommodaties niet meer dan
7
Kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet
meer bedraagt dan 15 kampeermiddelen alsmede maximaal
8
Productiegebonden detailhandel en/of
detailhandel in streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van
e Binnen de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn statische binnenopslag, kleinschalig logeren, groepsaccommodaties en kleinschalig kamperen niet toegestaan.
f
Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de
nevenfuncties en vormen van verbrede
landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte
niet meer bedraagt dan
g
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties en/of vormen van verbrede
landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
h
In
afwijking van het bepaalde onder g, bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
i Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.
j De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg;
k De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
l De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.
m Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
n Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.
3.6.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit
te voeren of te laten uitvoeren in (het zoekgebied voor) een ecologische
verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’: het aanleggen en/of verharden van
wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
3.6.2 Uitzonderingen
De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c
binnen
het bouwvlak plaats vinden indien deze gelegen zijn ter plaatse van de aanduiding
‘ecologische verbindingszone’.
3.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Vormverandering
bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan
moet worden aan de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding
‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.
b
De
totale oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot.
c
De
vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
d
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
e
Vooraf
is advies ingewonnen bij de AAB.
f
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’ wordt niet belemmerd of aangetast.
g
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.2 Vergroting
bouwvlak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve
veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is vergroting
niet toegestaan.
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en
‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die op
20 maart 2010 een omvang hebben van
c
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ en
‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is voor bouwvlakken die
kleiner zijn dan
1
ten
minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke
inpassing;
2
aanwezig
zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die
noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
3
zuinig
ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of,
al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare
ruimte;
4
de
beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft
ammoniak, geur, fijn stof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk
oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie,
aanvaardbaar is.
d
Voor
een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet toegestaan.
e
Naast
de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
1
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
2
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
3
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
4
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
5
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
6
De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor
wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
7
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
8
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.3 Vergroting
bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden
agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor grondgebonden
agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve
veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Voor
grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub d,
dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van
b
Voor
glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast
de voorwaarden zoals genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is
toegestaan tot een maximum van
c
Voor
overige niet grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding
‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden zoals genoemd onder d, dat
vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van
d
Naast
de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de
volgende algemene voorwaarden:
1
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
2
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
3
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
4
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
5
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
6
De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor
wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
7
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van
(het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de
aanduiding ‘ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
8
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.4 Permanente
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Het
is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende
voorzieningen te realiseren.
b
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
c
De
totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
f
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
g
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
h
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.5 Sleufsilo’s en kuilvoerplaten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten.
Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van
agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ worden toegevoegd, waarbij moet
worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Het
is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak
te realiseren.
b
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
c
Ten
behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot
met een maximum van
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
f
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
g
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van
(het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de
aanduiding ‘ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
h
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve
mogelijkheden van het plangebied.
3.7.6 Wijzigen ten behoeve van
het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of ‘glastuinbouw’,
‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente
teeltondersteunende voorziening’ en het verkleinen van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met
bijbehorende aanduiding / maximum oppervlakte’ en/of ‘glastuinbouw’ en/of ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke
vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden
verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter
plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering.
3.7.7 Bouwen
1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen door het verwijderen van de
aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e
bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
b
De
bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder
bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te
exploiteren is.
c
De
bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
d
De
woning voldoet aan de Wet geluidhinder.
e
Er
wordt vooraf advies ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het
agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
f
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.8 Wijzigen ten behoeve van
wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen -
a
Wijziging is
uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b
Het agrarisch
bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet
langer mogelijk is.
c
Deze
wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
d
Het
bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen -
e
De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
waarbij geldt dat ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een
maximum van
f
Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale
gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
g
De
woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
h
De
woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-
en leefklimaat.
i
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.9 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische
functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Wijziging
is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
c
Deze
wijziging is niet toegestaan op agrarische bouwvlakken ter plaatse van de
aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
d
Het
bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt
niet meer dan
e
In
afwijking van het bepaalde onder d, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak
ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf,
dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan
f
Overtollige
bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van
de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
g
De
volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
1
Statische
(binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- de opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;
-
de
oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag,
bedraagt maximaal
- opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
2
Recreatieve
voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
-
de oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve
voorziening, bedraagt maximaal
-
ondergeschikte horeca is toegestaan tot een
maximum oppervlakte van
3
Agrarisch
technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende
voorwaarden gelden:
-
de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid
bedraagt maximaal
- alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan;
- buitenopslag is niet toegestaan.
4
Zorgvoorzieningen,
waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor zorgvoorzieningen maximaal
h
Bij cumulatie van meerdere niet – agrarische
functies bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
i
Buitenopslag en opslag in kassen is niet
toegestaan.
j
Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening
met baliefunctie is niet toegestaan.
k
De niet-agrarische functie heeft geen
onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
l
De vestiging levert geen onevenredige beperking
op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
m
De niet – agrarische functies zijn
milieuhygiënisch inpasbaar.
n
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
o
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
p
Ter
plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor
bebouwingsconcentraties Loon op Zand
zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009
q
De
wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering
van de aanwezige of potentiële
kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van
extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.7.10 Wijziging
ten behoeve van paardenhouderij
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming
‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een
paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Deze wijziging is niet toegestaan op bouwvlakken
ter plaatse van de aanduiding
‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’.
b
De
oppervlakte aan bouwvlak per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie wordt door
sloop van overtollige bebouwing teruggebracht tot maximaal
c
De
paardenhouderij heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende
werking tot gevolg.
d
Buitenopslag,
detailhandel en horeca zijn niet toegestaan.
e
De
vestiging van de paardenhouderij is aanvaardbaar uit oogpunt van een
milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
f
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
g
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van
(het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de
aanduiding ‘ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a paardenhouderijen met bijbehorende voorzieningen;
b tevens een caravanstalling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;
c tevens een hondenpension uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hondenpension’;
d
tevens kleinschalig kamperen uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’;
e
tevens een kleinschalige logeervoorziening uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – kleinschalig logeren’;
f één bedrijfswoning waarbij geldt dat:
1 ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
2 ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is
aangegeven;
g aan huis gebonden beroepen;
h (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
i
water, waterhuishoudkundige voorzieningen en
nutsvoorzieningen;
j
groenvoorzieningen in de vorm van (erf)beplantingen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van
niet meer dan één paardenhouderij toegestaan, indien tussen bestemmingsvlakken
de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt
als één bestemmingsvlak.
b
Het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd,
met dien verstande dat:
1
de afstand tot de as van de weg waaraan wordt
gebouwd niet minder bedraagt dan
2
de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens
niet minder bedraagt dan
4.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
b
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De inhoud van de bedrijfswoning inclusief
aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
c
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
d
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
4.2.4 Bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen en overkappingen worden op een
afstand van ten minste
b
De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
c
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid c en d
mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
4.2.5 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd.
b Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:
1
De
afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de
wieken vermeerderd met
2
De
bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan
c
De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van
bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
e
De
bouwhoogte van lichtmasten bedraagt niet meer dan
f
De
bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan
g
De
bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan
h
De
bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan
i
De
bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan
j
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in:
a
lid
4.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
b
lid
4.2.1 onder c voor het bouwen binnen
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Bestaande nevenactiviteiten en vormen van
verbrede landbouw
Binnen de bestemming ‘Agrarisch -
Paardenhouderij’ zijn toegestaan:
a
Ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’
een caravanstalling van maximaal
b Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – hondenpension’ bedraagt de oppervlakte niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.
c Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kamperen’ kleinschalig kamperen met maximaal 15 standplaatsen.
d
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van agrarisch – kleinschalig logeren’ een kleinschalige logeervoorziening van
maximaal
4.4.2 Aan huis gebonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Agrarisch -
Paardenhouderij’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de
bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De
omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een
maximum van
b
Het
gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer
en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
c
De
activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.
d
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e
Er
vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte,
ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden
beroepsactiviteiten.
4.5.1 Nevenfuncties
en verbrede landbouw
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 4.1 voor het
toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het bestemmings-vlak
bij paardenhouderijen, waarbij moet
worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De paardenhouderij functie blijft op het bestemmingsvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.
c De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw zijn toegestaan:
1
Agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische
verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
2
Zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en
educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
3
Dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum
gezamenlijke oppervlakte van
4
Statische
binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
5
Kleinschalig
logeren, waarbij de totale
omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden tot een maximum van
6
In
afwijking van het voorgaande bedraagt de oppervlakte ten behoeve van
groepsaccommodaties niet meer dan
7
Kleinschalig
kamperen, waarbij de totale omvang niet meer bedraagt dan 15 kampeermiddelen
alsmede maximaal
8
Productiegebonden detailhandel en/of
detailhandel in streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van
d Binnen de aanduiding ‘Reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ zijn statische binnenopslag, kleinschalig logeren, groepsaccommodaties en kleinschalig kamperen niet toegestaan.
e
Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de
nevenfuncties en vormen van verbrede
landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte
niet meer bedraagt dan
f
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties en vormen van verbrede
landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
g
In afwijking van het bepaalde onder e, bedraagt
de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de
aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
h Buiten opslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.
i De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig aangetast.
j De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
k De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
l De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.
m Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
n Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Bouwen
1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen door het verwijderen van de
aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e
bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardige paardenhouderij.
b
De
bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder
bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te
exploiteren is.
c
De
bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
d
De
woning voldoet aan de Wet geluidhinder.
e
Er
wordt vooraf advies ingewonnen bij de AAB inzake de volwaardigheid van het
bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
f
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.6.2 Wijzigen ten behoeve van wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming ‘Wonen -
a Het paardenhouderijbedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
b
Deze
wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -
Landbouwontwikkelingsgebied’.
c
Het
bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende
tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met
wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’,
‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur-
en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd
overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
d
De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
waarbij geldt dat, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een
maximum van
e
Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale
gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
f
De
woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
g
De
woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-
en leefklimaat.
h
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
i
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
4.6.5 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische
functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het paardenhouderijbedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
b
Deze
wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone
- landbouwontwikkelingsgebied’.
c
Het bestemmingsvlak
wordt verkleind en de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak bedraagt niet
meer dan
d
In
afwijking van het bepaalde onder c, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak
ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf,
dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan
e
Overtollige
bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van
de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
f
De
volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
1
Statische
(binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- de opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;
-
de
oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag,
bedraagt maximaal
- opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
2
Recreatieve
voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
-
de oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve
voorziening, bedraagt maximaal
-
ondergeschikte horeca is toegestaan tot een
maximum oppervlakte van
3
Agrarisch
technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende
voorwaarden gelden:
-
de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid
bedraagt maximaal
- alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan;
- buitenopslag is niet toegestaan.
4
Zorgvoorzieningen,
waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor
zorgvoorzieningen maximaal
5
Maneges,
waarbij de volgende voorwaarden gelden:
-
Deze wijziging is niet mogelijk op locaties
gelegen binnen ‘Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden
-
Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een
maximum oppervlakte van
-
De manege vervult een recreatieve functie die
past binnen de recreatieve visie van het Reconstructieplan Meierij en het
gemeentelijke beleid voor recreatie en er is tevens sprake van een verrijking
van het toeristisch recreatieve product.
g
Bij
cumulatie van meerdere niet – agrarische functies bedraagt de totale
oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
h
Buitenopslag
en opslag in kassen is niet toegestaan.
i
Detailhandel
en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.
j
De
niet-agrarische functie heeft geen onevenredige publieks- en/of
verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
k
De
vestiging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
l
De niet
– agrarische functies zijn milieuhygiënisch inpasbaar.
m
Er is
sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
n
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
o
Ter plaatse van
de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie
voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand
zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.
p
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten van bodem, water,
natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve
mogelijkheden van het plangebied.
De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
een
agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met
bijbehorende voorzieningen;
b
grondgebonden
agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1
‘intensieve
kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;
2
‘intensieve
veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
3
‘glastuinbouw’
tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
waarbij niet meer dan één agrarisch
bedrijf aanwezig is per bouwvlak;
c
één
bedrijfswoning waarbij geldt dat:
1
ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen
zijn toegestaan;
2
ter
plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal
bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
d
aan
huis gebonden beroepen;
e
productiegebonden
detailhandel;
f
tevens
een caravanstalling uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;
g
tevens
een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
h
tevens
een groothandel in diervoeder ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van agrarisch met waarden – groothandel in diervoeder’;
i
tevens
bestaande voorzieningen voor huisvesting
seizoensarbeiders uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van agrarisch – huisvesting seizoensarbeiders’;
j
tevens
een agrarisch hulpgebouw uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch met waarden – hulpgebouw’;
k
tevens
kleinschalig kamperen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm agrarisch met
waarden – kleinschalig kamperen’;
l
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
m
water,
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
n
groenvoorzieningen
in de vorm van (erf)beplantingen;
o
behoud
van monumentale / beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
p
een (zoekgebied voor een) ecologische
verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’;
q
een zoekgebied voor behoud en herstel van
watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel
van watersystemen’;
r
behoud,
herstel en ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het
bijzonder voor:
1
aardkundig
waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´
2
cultuurhistorische
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
3
het
watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de
onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;
s
extensief
recreatief medegebruik.
5.2.1 Algemeen
a
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet
meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de
aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één
bouwvlak.
b
Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het
bouwvlak, tenzij anders bepaald.
c Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
1
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt
gebouwd niet minder bedraagt dan
2
De afstand van gebouwen tot de grens van het
bouwvlak niet minder bedraagt dan
d Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.
5.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende
voorwaarden:
a
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
b
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
c
Kassen
worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’,
waarbij geldt dat:
1
De
oppervlakte niet meer bedraagt dan
2
De
goothoogte niet meer bedraagt dan
3
De
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
d
In
afwijking van het bepaalde onder c, mogen teeltondersteunende kassen worden gebouwd
binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:
1
Teeltondersteunende
kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.
2
De
oppervlakte niet meer bedraagt dan
3
De
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
4
De
afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt
dan
e
De
gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve
veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per
bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum
oppervlakte (m²)’ is aangegeven.
f
Het
plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders
is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting
seizoensarbeiders’.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De
inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
c
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
d
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
5.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen en overkappingen worden op een
afstand van ten minste
b
De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer
dan
c
De goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid c en d
mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
5.2.5 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de
volgende voorwaarden:
a Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd.
b Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:
1
De
afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de
wieken vermeerderd met
2
De
bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan
c De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan 6m.
d
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
e
De
bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan
f
De
bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan
g
De
bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan
h
De
bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan
i
De
bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt
niet meer dan
j
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
5.2.6 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de
volgende voorwaarden:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b
Buiten
het bouwvlak mogen enkel overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde
teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
5.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in:
a
lid
5.2.1 voor bouwen van paardenbakken buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak van
‘Wonen –
1
De
paardenbak wordt gesitueerd direct grenzend aan het bouwvlak of bestemmingsvlak
van ‘Wonen –
2
De
oppervlakte bedraagt niet meer dan
3
De bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt niet meer dan
4
Er worden
geen lichtmasten opgericht.
5
De belangen
van derden worden niet onevenredig geschaad.
6
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden worden niet
onevenredig aangetast.
b
lid
5.2.1 onder c sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
c
lid
5.2.1 onder c sub 2 voor het bouwen binnen
d
lid
5.2.2 onder c voor het bouwen van hogere kassen met een goothoogte tot maximaal
e
lid
5.2.2 onder d voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere
oppervlakte tot maximaal
f
lid
5.2.5 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
2
De
oppervlakte bedraagt niet meer dan
3
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
g
lid
5.2.5 onder e voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
2
De
oppervlakte bedraagt niet meer dan
3
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
5.3.2 Bouwwerken
ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in
lid 5.2.1 voor het plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de
huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a
Stacaravans
en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan
worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.
b
De
caravans en/of woonunits worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier
huisvesting daar ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein,
noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c
De
caravans en/of woonunits worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.
d
Per
bouwvlak zijn maximaal 5 caravans/woonunits toegestaan.
e
De
oppervlakte per caravan/woonunit bedraagt maximaal
f
De
bouwhoogte van een caravan/woonunit bedraagt maximaal
g
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
h
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Bestaande nevenfuncties en vormen van
verbrede landbouw
Binnen de bestemming ‘Agrarisch
met waarden - Landschapswaarden’ zijn toegestaan:
a
De
totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte aan productiegebonden detailhandel
per bouwvlak bedraagt niet meer dan
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’ een caravanstalling van maximaal
c
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
met waarden – huisvesting seizoensarbeiders’ bestaande voorzieningen voor
huisvesting van seizoensarbeiders.
d
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
met waarden - kleinschalig kamperen’
kleinschalig kamperen met maximaal 15 standplaatsen.
5.4.2 Aan huis gebonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Agrarisch
met waarden - Landschapswaarden’ is de uitoefening van aan huis gebonden
beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van
toepassing zijn:
a
De
omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een
maximum van
b
Het
gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer
en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
c
De
activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.
d
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e
Er
vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte,
ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden
beroepsactiviteiten.
5.4.3 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik
van de gronden ten behoeve van tijdelijke en overige teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn.
5.4.4 Huisvesting seizoensarbeiders
Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a
Huisvesting
in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan
worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.
b
Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend
worden gebruikt voor de
huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, gelet op de
bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is vanwege een tijdelijk
grote arbeidsbehoefte.
c
Per bouwvlak mag maximaal
d Huisvesting mag maximaal 6 maanden duren.
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
f Permanente bewoning is niet toegestaan.
5.4.5 Intensieve veehouderij
Het is verboden meer dan één bouwlaag van
een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en
scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen
worden.
5.4.6 Hervestiging van en omschakeling naar intensieve
geiten- en schapenhouderij
Hervestiging van en omschakeling naar een
intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.
5.5.1 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in
lid 5.4 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
b
De
oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer
dan
c
De
oppervlakte aan overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer
dan
d
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
5.5.2 Nevenfuncties
en verbrede landbouw
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 5.1 voor het
toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het
bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Het agrarisch bouwvlak wordt ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw niet uitgebreid.
c Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.
d De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1
Agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische
verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
2
zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en
educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
3
dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum
gezamenlijke oppervlakte van
4
statische
binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
5
kleinschalig
logeren, waarbij de totale
omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden en tot een maximum van
6
in
afwijking van het voorgaande, bedraagt de oppervlakte ten behoeve van
groepsaccommodaties niet meer dan
7
kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet
meer bedraagt dan 15 kampeermiddelen alsmede maximaal
8
productiegebonden detailhandel en/of detailhandel in
streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van
e
Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de
nevenfuncties en vormen van verbrede
landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte
niet meer bedraagt dan
f
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties en/of vormen van verbrede
landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
g
In
afwijking van het bepaalde onder f bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
h Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.
i De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
j De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
k De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.
l De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
m Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
n Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.
5.6.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':
1
Het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
Het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
Het
aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit)
van waterlopen, sloten en greppels.
4
Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg
van drainage of door bemaling en/of bronnering.
5
Het
verwijderen van onverharde wegen of paden.
6
Het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
b
Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden -
cultuurhistorische waardevol gebied':
1
Het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
Het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
Het
aanleggen of verdiepen van (van oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) waterlopen, sloten en greppels.
4
Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en
landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie.
5
Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en
landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie.
6
Het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten
en steilranden.
7
Het
verwijderen van onverharde wegen of paden.
8
Het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
c
in
(het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding
‘ecologische verbindingszone’:
1
het aanleggen en/of verharden van wegen of
paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
d
in
een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de
aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’:
1
het aanleggen en/of verharden van wegen of
paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
2 het ophogen van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’.
5.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 5.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken
en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c binnen het bouwvlak plaatsvinden.
5.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 5.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
5.7.1 Vormverandering
bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan
moet worden aan de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding
‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.
b
De
totale oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot.
c
De
vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
d
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
e
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
f
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
g
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische
verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ en/of
in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de
aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of
aangetast.
h
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.2 Vergroting
bouwvlak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve
veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is
vergroting niet toegestaan.
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor
bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van
c
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor
bouwvlakken die kleiner zijn dan
1
ten
minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke
inpassing;
2
aanwezig
zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die
noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
3
zuinig
ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of,
al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare
ruimte;
4
de
beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft
ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk
oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie,
aanvaardbaar is.
d
Voor
een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet
toegestaan.
e
Naast
de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
1
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
2
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
3
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
4
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
5
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
6
De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor
wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
7
De
in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
8
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van
watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel
van watersystemen’, wordt
niet belemmerd of aangetast.
9
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.3 Vergroting
bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden
agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor grondgebonden
agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve
veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Voor
grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub
e, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van
b
Voor
glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast
de voorwaarden zoals genoemd onder e, dat vergroting van het bouwvlak is
toegestaan tot een maximum van
c
Naast
de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de
volgende algemene voorwaarden:
1
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
2
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
3
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
4
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
5
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
6
De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor
wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
7
De
in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
8
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van
watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel
van watersystemen’, wordt
niet belemmerd of aangetast.
9
In
afwijking van het bepaalde in sub 4 van lid c, wordt, indien de wijziging
plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’
ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de
onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken
door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor
landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied
van dit bestemmingsplan.
10
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.4 Permanente
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Het
is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende
voorzieningen te realiseren.
b
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
c
De
totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
f
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
g
De
in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
h
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van
watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel
van watersystemen’, wordt
niet belemmerd of aangetast.
i
Indien
de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe
mantel’ ligt, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en
ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke
waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan
te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in
het plangebied van dit bestemmingsplan.
j
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.5 Sleufsilo’s en kuilvoerplaten
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de
realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten. Hiervoor mag het bouwvlak worden
vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –
sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a
Het
is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak
te realiseren.
b
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
c
Ten
behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot
met een maximum van
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
f
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
g
De
in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
h
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van
watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel
van watersystemen’, wordt
niet belemmerd of aangetast.
i
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
j
Indien
de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe
mantel’ ligt, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en
ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke
waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan
te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in
het plangebied van dit bestemmingsplan.
5.7.6 Wijzigen ten behoeve van
het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of
‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch –
permanente teeltondersteunende voorziening’ en het verkleinen van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met
bijbehorende aanduiding / maximum oppervlakte’ en/of ‘glastuinbouw’ en/of ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke
vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’
worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt
verkleind, indien de betreffende
bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar
grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
5.7.7 Bouwen
1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen door het verwijderen van de
aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e
bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
b
De
bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder
bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te
exploiteren is.
c
De
bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
d
De
woning voldoet aan de Wet geluidhinder.
e
Er
wordt vooraf advies ingewonnen van de AAB inzake de volwaardigheid van het
agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
f
De
wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering
van de aanwezige of potentiële
kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van
extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.8 Wijzigen ten behoeve van
wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' voor zover het de voormalige agrarische
bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a
Wijziging is
uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b
Het agrarisch
bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet
langer mogelijk is.
c
Het
bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen -
d
De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
waarbij geldt dat, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een
maximum van
e
Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale
gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
f
De
woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
g
De
woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-
en leefklimaat.
h
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
i
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
5.7.9 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische
functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Wijziging
is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
c
Het
bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt
niet meer dan
d
In afwijking
van het bepaalde onder c, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten
behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf,
dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan
e
Overtollige
bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van
de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
f
De
volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
1
Statische
(binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- De opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;
-
de
oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag, bedraagt
maximaal
- Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
2
recreatieve
voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
-
De oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve
voorziening, bedraagt maximaal
-
Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een
maximum oppervlakte van
3
agrarisch
technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende
voorwaarden gelden:
-
De oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid bedraagt
maximaal
- Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan.
- Buitenopslag is niet toegestaan;
4
Zorgvoorzieningen,
waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor zorgvoorzieningen maximaal
g
Bij
cumulatie van meerdere niet – agrarische functies bedraagt de totale
oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
h
Buitenopslag
en opslag in kassen is niet toegestaan.
i
Detailhandel
en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.
j
De
niet-agrarische functie heeft geen onevenredige publieks- en/of
verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
k
De
vestiging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
l
De niet
– agrarische functies zijn milieuhygiënisch inpasbaar.
m
De in
de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
n
Er is
sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
o
In
afwijking van het bepaalde in lid n, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op
een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ ligt, een positieve
bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende
ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten
minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor
landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied
van dit bestemmingsplan.
p
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen
ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’,
wordt niet belemmerd of aangetast.
q
Ter plaatse van
de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie
voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand
zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart
2009.
r
De
wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering
van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap
en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het
plangebied.
5.7.10 Wijziging
ten behoeve van paardenhouderij
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming
‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een
paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De oppervlakte aan bouwvlak per vrijgekomen
agrarische bedrijfslocatie wordt door sloop van overtollige bebouwing
teruggebracht tot
b
De paardenhouderij heeft geen onevenredige
publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
c
Buitenopslag, detailhandel en horeca zijn niet
toegestaan.
d
De
vestiging van de paardenhouderij is aanvaardbaar uit oogpunt van een
milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
e
De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden
worden niet onevenredig aangetast.
f
De verwezenlijking, het behoud en het beheer van
(het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de
aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en
herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud
en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.
g
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
h
In afwijking van het bepaalde in lid g, wordt,
indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding
‘groenblauwe mantel’ ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming
en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en
landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte
van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de
locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.
De voor ‘Agrarisch
met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
een
agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met
bijbehorende voorzieningen;
b grondgebonden agrarische bedrijven
met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1
‘intensieve
kwekerij’ tevens intensieve kwekerijen zijn toegestaan;
2
‘intensieve
veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
3
‘glastuinbouw’
tevens glastuinbouwbedrijven zijn toegestaan;
waarbij niet meer dan één agrarisch
bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;
c één bedrijfswoning waarbij geldt
dat:
1
ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen
zijn toegestaan;
2
ter
plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal
bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
d aan huis gebonden beroepen;
e productiegebonden detailhandel;
f tevens kleinschalig kamperen ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden –
kleinschalig kamperen’;
g (onverharde) paden, wegen en
parkeervoorzieningen;
h water, waterhuishoudkundige
voorzieningen en nutsvoorzieningen;
i
groenvoorzieningen
in de vorm van (erf)beplantingen;
j
behoud
van monumentale / beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
k behoud, herstel en ontwikkeling van
de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
1
aardkundig
waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – aardkundig waardevol gebied´
2
cultuurhistorische
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
l behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
1
kwetsbare
soort(en) ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – kwetsbare soort(en)´;
2
natuurontwikkelingsgebieden
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied´;
3
struweelvogels
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
struweelvogels´;
4
het
watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de
onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;
m extensief recreatief medegebruik.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
a
Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet
meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de
aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één
bouwvlak.
b
Bebouwing is uitsluitend toegestaan binnen het
bouwvlak, tenzij anders bepaald.
c Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
1
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt
gebouwd niet minder bedraagt dan
2
De afstand van gebouwen tot de grens van het
bouwvlak niet minder bedraagt dan
d Voor een intensieve geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2012 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.
6.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende
voorwaarden:
a
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
b
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
c
Kassen
worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’,
waarbij geldt dat:
1
De
oppervlakte niet meer bedraagt dan
2
De
goothoogte niet meer bedraagt dan
3
De
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
d
In
afwijking van het bepaalde onder c, mogen teeltondersteunende kassen worden
gebouwd binnen bouwvlakken, waarbij geldt dat:
1
Teeltondersteunende
kassen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’.
2
De
oppervlakte niet meer bedraagt dan
3
De
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
4
De
afstand tot (bedrijfs)woningen op naastgelegen percelen niet minder bedraagt
dan
e
De
gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen ten behoeve van een intensieve veehouderij
ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ mag ter plaatse van de
aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ per bouwvlak niet meer
bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte (m²)’ is
aangegeven.
f
Het
plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders
is niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – huisvesting
seizoensarbeiders’.
6.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De
inhoud van de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
c
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
d
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
6.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen en overkappingen worden op een
afstand van ten minste
b
De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer
dan
c
De goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid c en d
mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
6.2.5 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde binnen het bouwvlak
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak gelden de volgende
voorwaarden:
a Er wordt maximaal één mestvergistingsinstallatie gebouwd.
b Er wordt maximaal één kleine windmolen gebouwd, waarbij geldt dat:
1
De
afstand tot de bestemmingsgrens niet minder bedraagt dan de straal van de
wieken vermeerderd met
2
De
bouwhoogte van een kleine windmolen niet meer bedraagt dan
c
De bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van
bedrijfsbebouwing bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
e
De
bouwhoogte van torensilo’s bedraagt niet meer dan
f
De
bouwhoogte van een mestvergistinginstallatie bedraagt niet meer dan
g
De
bouwhoogte van mestsilo’s bedraagt niet meer dan
h
De
bouwhoogte van sleufsilo’s bedraagt niet meer dan
i
De
bouwhoogte van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt
niet meer dan
j
De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
6.2.6 Bouwwerken, geen
gebouwen zijnde buiten het bouwvlak
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de
volgende voorwaarden:
a
De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b
Buiten
het bouwvlak mogen enkel overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, niet zijnde
teeltondersteunende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
6.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in:
a
lid
6.2.1 onder c sub 1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
b
lid
6.2.1 onder c sub 2 voor het bouwen binnen
c
lid 6.2.2 onder c voor het bouwen van hogere
kassen met een goothoogte van maximaal
d
lid 6.2.2
onder d voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een grotere
oppervlakte tot maximaal
e
lid 6.2.5
voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet
worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De
bouw niet is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´, ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – natuurontwikkelingsgebied´ en ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – struweelvogels´;
2
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
3
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
4
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
f
lid 6.2.5
voor het bouwen van overige teeltondersteunende voorzieningen,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
De
bouw niet is toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´, ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – natuurontwikkelingsgebied´ en ´specifieke vorm van agrarisch met
waarden – struweelvogels´;
2
De
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
3
De
oppervlakte mag niet meer bedragen dan
4
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden
aangetast.
6.3.2 Bouwwerken
ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor het
plaatsen van stacaravans en woonunits ten behoeve van de huisvesting van
seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a
Stacaravans
en/of woonunits zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden
in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.
b
De
caravans en/of woonunits worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier
huisvesting daar ter plaatse, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein,
noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
c
De
caravans en/of woonunits worden geplaatst binnen het bestaande bouwvlak.
d
Per
bouwvlak zijn maximaal 5 caravans/woonunits toegestaan.
e
De
oppervlakte per caravan/woonunit bedraagt maximaal
f
De
bouwhoogte van een caravan/woonunit bedraagt maximaal
g
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
h
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Bestaande nevenfuncties en vormen van
verbrede landbouw
Binnen de bestemming ‘Agrarisch’
zijn toegestaan:
a
De
totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte aan productiegebonden detailhandel
per bouwvlak bedraagt niet meer dan
b
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch
- kleinschalig kamperen’ kleinschalig
kamperen met maximaal 15 standplaatsen.
6.4.2 Aan huis gebonden beroepen
Binnen de bestemming ‘Agrarisch
met waarden – Landschaps- en Natuurwaarden’ is de uitoefening van aan huis gebonden
beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van
toepassing zijn:
a
De
omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een
maximum van
b
Het
gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer
en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
c
De
activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.
d
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e
Er
vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte,
ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden
beroepsactiviteiten.
6.4.3 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen
Onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden ten
behoeve van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen voor zover
deze geen bouwwerken zijn.
6.4.4 Huisvesting seizoensarbeiders
Het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a
Huisvesting
in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan
worden in reguliere woningen of de eigen bedrijfswoning.
b
Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend
worden gebruikt voor de
huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse, gelet op de
bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is vanwege een tijdelijk
grote arbeidsbehoefte.
c
Per bouwvlak mag maximaal
d Huisvesting mag maximaal 6 maanden duren.
e Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
f Permanente bewoning is niet toegestaan.
6.4.5 Intensieve veehouderij
Het is verboden meer dan één bouwlaag van
een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en
scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen
worden.
6.4.6 Hervestiging van en omschakeling naar
intensieve geiten- en schapenhouderij
Hervestiging van en omschakeling naar een
intensieve geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2012 niet toegestaan.
6.5.1 Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan een
omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.4 voor het
gebruik van de gronden voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan
aan de volgende voorwaarden:
a De tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de aanduidingen ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´, ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´ en ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;
b
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
c
De
oppervlakte aan tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer
dan
d
De
oppervlakte aan overige teeltondersteunende voorzieningen bedraagt niet meer
dan
e De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
6.5.2 Nevenfuncties
en verbrede landbouw
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning
verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het toestaan van nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De agrarische functie blijft op het bouwvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
b Het agrarisch bouwvlak wordt ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw niet uitgebreid.
c Ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.
d De volgende nevenfuncties en vormen van verbrede landbouw bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1
Agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarische
verwante bedrijven tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
2
zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en
educatieve voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
3
dagrecreatieve voorzieningen tot een maximum
gezamenlijke oppervlakte van
4
statische
binnenopslag tot een maximum gezamenlijke oppervlakte van
5
kleinschalig
logeren, waarbij de totale
omvang niet meer bedraagt dan 5 verblijfseenheden en tot een maximum van
6
in
afwijking van het
voorgaande bedraagt de oppervlakte ten behoeve van groepsaccommodaties niet
meer dan
7
kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang
niet meer bedraagt dan 15 kampeermiddelen alsmede maximaal
8
Productiegebonden detailhandel en/of
detailhandel in streekeigen producten tot een gezamenlijke vloeroppervlakte van
e
Ondergeschikte horeca is toegestaan bij de
nevenfuncties en vormen van verbrede
landbouw zoals genoemd in sub d onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte
niet meer bedraagt dan
f
Bij cumulatie van meerdere vormen van
nevenfuncties en/of vormen van verbrede
landbouw bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
g
In
afwijking van het bepaalde onder f, bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische opslag ter plaatse van de aanduiding
‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
h Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw is niet toegestaan.
i De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg;
j De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
k De nevenfunctie en/of vormen van verbrede landbouw zijn milieuhygiënisch inpasbaar.
l De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
m Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
n Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.
6.6.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden - aardkundig waardevol gebied':
1
Het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
Het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
Het
aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit)
van waterlopen, sloten en greppels.
4
Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg
van drainage of door bemaling en/of bronnering.
5
Het
verwijderen van onverharde wegen of paden.
6
Het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen..
b
Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden -
cultuurhistorische waardevol gebied':
1
Het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
Het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
Het
aanleggen of verdiepen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit
van) waterlopen, sloten en greppels.
4
Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en
landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie.
5
Het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en
landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie.
6
Het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten
en steilranden.
7
Het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
c
Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soort(en)':
1
Het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
Het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
Het
aanleggen of verdiepen van (van oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.
4
Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg
van drainage of door bemaling en/of bronnering.
5
Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en
landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie.
6
Het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
7
Het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
8
Het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
ander bodemcultuur.
9
Het verwijderen
van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten,
steilranden.
10
Het
verwijderen van onverharde wegen of paden.
11
Het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden.
d
Ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van agrarisch met waarden - natuurontwikkelingsgebied’:
1
Het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
Het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
Het aanleggen of verdiepen van (van
oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van waterlopen, sloten en greppels.
4
Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg
van drainage of door bemaling en/of bronnering.
5
Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen
en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
6
Het
verwijderen van onverharde wegen of paden.
7
Het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
e
Ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke
vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':
1
Het aanleggen
of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van
waterlopen, sloten en greppels.
2 Het verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
3
Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en
landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie.
4
Het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilranden.
5
Het
verwijderen van onverharde wegen of paden.
6
Het
verwijderen, aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of
het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
6.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken
en werkzaamheden welke:
a
Het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden
uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c
binnen
het bouwvlak plaatsvinden.
6.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
6.7.1 Vormverandering
bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan
moet worden aan de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ ter plaatse van de aanduiding
‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’.
b
De
totale oppervlakte van het bouwvlak wordt niet vergroot.
c
De
vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
d
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
e
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
f
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast..
g
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
h
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
6.7.2 Vergroting
bouwvlak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak van een intensieve
veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is
vergroting niet toegestaan.
b
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor
bouwvlakken die op 20 maart 2010 een omvang hebben van
c
Ter
plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - verwevingsgebied’ is voor
bouwvlakken die kleiner zijn dan
1
ten
minste 10% van het bouwvlak wordt aangewend voor een goede landschappelijke
inpassing;
2
aanwezig
zijn aantoonbare ruimtelijk-economische belangen voor de lange termijn die
noodzaken tot uitbreiding ter plaatse;
3
zuinig
ruimtegebruik wordt toegepast door aan te sluiten bij bestaande bebouwing of,
al dan niet door herschikking, optimaal gebruik te maken van de beschikbare
ruimte;
4
de
beoogde ontwikkeling zowel vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft
ammoniak, geur, fijnstof en gezondheid voor mensen, als vanuit ruimtelijk
oogpunt, in bijzonder wat betreft natuur, landschap en cultuurhistorie,
aanvaardbaar is.
d
Voor
een intensieve geiten- of schapenhouderij is tot 1 juni 2012 vergroting niet
toegestaan.
e
Naast
de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
1 De vergroting is noodzakelijk voor
een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel
bedrijf.
2 De vergroting vindt plaats
aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
3 Er is geen sprake van
milieuhygiënische belemmeringen.
4 Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
5 Vooraf wordt advies ingewonnen bij
de AAB.
6 De
vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de
waterbeheerder.
7 De in de bestemmingsomschrijving
aangeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
8 De verwezenlijking, het behoud en
het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter
plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’, wordt niet belemmerd
of aangetast.
9 De wijziging gaat gepaard met een
aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water,
natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve
mogelijkheden van het plangebied.
6.7.3 Vergroting
bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden
agrarische bedrijven
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak voor grondgebonden
agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve
veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Voor
grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd in sub
c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van
b
Voor
glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding ´glastuinbouw´ geldt, naast
de voorwaarden zoals genoemd onder c, dat vergroting van het bouwvlak is
toegestaan tot een maximum van
c
Naast
de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de
volgende algemene voorwaarden:
1
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
2
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
3
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
4
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
5
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
6
De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor
wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
7
De
in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
8
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
9
In
afwijking van het bepaalde in sub 4, lid c wordt, indien de wijziging
plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’
ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de
onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken
door ten minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor
landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied
van dit bestemmingsplan.
10
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
6.7.4 Permanente
teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen. Hiervoor mag het bouwvlak worden vergroot en de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorzieningen’ worden toegevoegd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Permanente
teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan ter plaatse van de
aanduidingen ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten´,
´specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied´ en ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´.
b
Het
is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende
voorzieningen te realiseren.
c
De
vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
d
De
totale oppervlakte van het bouwvlak bedraagt niet meer dan
e
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
f
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
g
Vooraf
wordt advies ingewonnen bij de AAB.
h
De
in de bestemmingsomschrijving aangeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
i
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’, wordt niet belemmerd of aangetast.
j
Indien
de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe
mantel’ ligt, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en
ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke
waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan
te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in
het plangebied van dit bestemmingsplan.
k
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
6.7.5 Wijzigen ten behoeve van
het verwijderen van de aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ en/of
‘glastuinbouw’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch –
permanente teeltondersteunende voorziening’ en het verkleinen van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduidingen ‘intensieve veehouderij’ met
bijbehorende aanduiding / maximum oppervlakte’ en/of ‘glastuinbouw’ en/of ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke
vorm van agrarisch met waarden – permanente teeltondersteunende voorziening’
worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, indien de betreffende bedrijfsvoering ter
plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische
bedrijfsvoering.
6.7.6 Bouwen
1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen door het verwijderen van de
aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een 1e
bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
wijziging wordt alleen verleend bij een volwaardig agrarisch bedrijf.
b
De
bedrijfswoning is noodzakelijk, wat betekent dat het bedrijf zonder
bedrijfswoning ter plaatse op langere termijn redelijkerwijs niet te
exploiteren is.
c
De
bedrijfswoning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
d
De
woning voldoet aan de Wet geluidhinder.
e
Er
wordt vooraf advies ingewonnen bij de AAB inzake de volwaardigheid van het
agrarische bedrijf en de noodzaak van de bedrijfswoning.
f
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
6.7.7 Wijzigen ten behoeve van wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' voor zover het de voormalige agrarische
bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a
Wijziging is
uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
b
Het agrarisch
bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet
langer mogelijk is.
c
Het
bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen -
d
De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
waarbij geldt dat, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een
maximum van
e
Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale
gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
f
De
woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-
en leefklimaat.
g
De
woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
h
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
i
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
6.7.8 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische
functies
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet langer mogelijk.
b
Wijziging
is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
c
Het
bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedraagt
niet meer dan
d
In afwijking
van het bepaalde onder c, bedraagt de omvang van het bestemmingsvlak ten
behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf,
dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer dan
e
Overtollige
bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van
de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
f
De
volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
1
Statische
(binnen)opslag, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- De opslag beperkt zich tot statische (binnen)opslag in bestaande gebouwen;
-
de
oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de statische opslag,
bedraagt maximaal
- Opslag ten behoeve van een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf is niet toegestaan.
2
Recreatieve
voorzieningen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
-
De oppervlakte van bebouwing, die wordt gebruikt voor de recreatieve
voorziening, bedraagt maximaal
-
Ondergeschikte horeca is toegestaan tot een
maximum oppervlakte van
3
Agrarisch
technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf, waarbij de volgende
voorwaarden gelden:
-
De oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor de bedrijvigheid
bedraagt maximaal
- Alleen bedrijven, die voorkomen in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage zijn toegestaan.
- Buitenopslag is niet toegestaan;
4
Zorgvoorzieningen,
waarbij geldt dat de oppervlakte van bebouwing die wordt gebruikt voor
zorgvoorzieningen maximaal
g
Bij
cumulatie van meerdere niet – agrarische functies bedraagt de totale
oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal
h
Buitenopslag
en opslag in kassen is niet toegestaan.
i
Detailhandel
en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.
j
De
niet-agrarische functie heeft geen onevenredige publieks- en/of
verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
k
De
vestiging levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
l
De niet
– agrarische functies zijn milieuhygiënisch inpasbaar.
m
De in
de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
n
Er is
sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
o
In
afwijking van het bepaalde in lid n, wordt, indien de wijziging plaatsvindt op
een locatie welke binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ ligt, een positieve
bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende
ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten
minste 10% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor
landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied
van dit bestemmingsplan.
p
Ter plaatse van
de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie
voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand
zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart
2009.
q
De
wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering
van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap
en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het
plangebied.
6.7.10 Wijziging
ten behoeve van paardenhouderij
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming
‘Agrarisch – Paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een
paardenhouderij, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De oppervlakte aan bouwvlak per vrijgekomen
agrarische bedrijfslocatie wordt door sloop van overtollige bebouwing
teruggebracht tot
b
De paardenhouderij heeft geen onevenredige
publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg.
c
Buitenopslag, detailhandel en horeca zijn niet
toegestaan.
d
De
vestiging van de paardenhouderij is aanvaardbaar uit oogpunt van een
milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
e
De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden
worden niet onevenredig aangetast.
f
Er
is sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing
op basis van een erfbeplantingsplan.
g
In afwijking van het bepaalde in lid f, wordt,
indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke binnen de aanduiding
‘groenblauwe mantel’ ligt, een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming
en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en
landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte
van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de
locatie dan wel elders in het plangebied van dit bestemmingsplan.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a agrarisch-technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven in de vorm van:
1 een agrarische loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;
2 een hovenier ter plaatse van de aanduiding ‘hovenier’;
3 een cultuurtechnisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – cultuurtechnisch bedrijf’;
b niet-agrarische bedrijven in de vorm van:
1 een caravanstalling ter plaatse van de aanduiding ‘caravanstalling’;
2 een kantoor ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;
3 een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;
4 een gronddepot ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;
5 een aanhangwagenbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aanhangwagenbedrijf;
6 een aannemersbedrijf ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - aannemer’;
7 een autogarage ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – autogarage’;
8 een autorecyclebedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - autorecyclebedrijf’;
9 een autosloperij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- autosloperij’;
10 een autorecyclingbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – autorecyclingbedrijf’;
11 een constructiewerkplaats ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – constructiewerkplaats’;
12 een handel in auto- en motorfietsen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf- handel in auto- en motorfietsen’;
13 een metselbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – metselbedrijf’;
14 een openhaardhouthandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – openhaardhouthandel’;
15 een opslag en werkplaats voor ambachtelijk houten vloeren’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – opslag en werkplaats ambachtelijk houten vloeren’;
16 een papierhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – papierhandel’;
17 een papier- en metaalhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – papier- en metaalhandel’;
18 een reparatie-inrichting en takelbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – reparatie-inrichting en takelbedrijf;
19 een schoenhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – schoenhandel’;
20 een steenhandel ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – steenhandel’;
21 een terrazzo- en verwerkingsbedrijf’ ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – terrazzo en verwerking’;
22 een timmerbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – timmerbedrijf’;
23 een transportbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – transportbedrijf’;
24 een waterleidingstation ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – waterleidingstation’;
25 een werkplaats voor paardenrijtuigen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – werkplaats paardenrijtuigen’;
26 tuincentra ter plaatse van de aanduiding ‘tuincentrum’;
27 een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’;
28 een waterzuiveringsinstallaties ter plaatse van de aanduiding ‘waterzuiveringsinstallatie’;
29 zend- en ontvanginstallaties ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en ontvanginstallatie;
c
tevens
een agrarische nevenactiviteit uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van bedrijf – agrarische nevenactiviteit’;
d
één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij
geldt dat ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
e aan huis gebonden beroepen;
f (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
h groenvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
a
Per
bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan,
indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden
deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak. Gebouwen en
overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders
bepaald.
b
De afstand
tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan
c
De afstand
van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
7.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
c
Het bebouwde
oppervlakte aan bedrijfbebouwing bedraagt niet meer dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.
7.2.3 Bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De inhoud van de bedrijfswoning inclusief
aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
c
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
d
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
7.2.4 Bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het
bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen
en overkappingen worden op een afstand van ten minste
b
De
gezamenlijke
oppervlakte bedraagt niet meer dan
c
De
goothoogte bedraagt niet
meer dan
d
De
bouwhoogte bedraagt
niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid c en d
mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
7.2.5 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt
niet meer dan
b
De bouwhoogte en oppervlakte van de luifel bij het verkooppunt motorbrandstoffen
inclusief lpg ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen met
lpg’ bedraagt niet meer dan
c
De bouwhoogte van de zend- en
ontvangstinstallatie bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘zend – ontvangstinstallatie’
niet meer dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in:
a
lid 7.2.1 onder b voor het bouwen van gebouwen
op een afstand minder dan
b
lid 7.2.1 onder c voor het bouwen binnen
7.3.2 Vergroting oppervlakte
bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in
lid 7.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij moet
worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van het bedrijf.
b
De
vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.
c
Agrarisch
technische hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven zoals genoemd in lid 7.1
onder a mogen uitbreiden met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde
oppervlakte.
d
Niet-agrarische
bedrijven zoals genoemd in lid 7.1 onder b mogen uitbreiden met maximaal 15%
van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aan huis gebonden
bedrijf
Binnen de bestemming ‘Bedrijf’ is
de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan,
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een
maximum van
b
Het gebruik
heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt
geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
c
De
activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.
d
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e
Er
vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte,
ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden
beroepsactiviteiten.
7.4.2 Overige gebruiksregels
a
Risicovolle
inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn
niet toegestaan, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding
‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’.
b
De
oppervlakte aan agrarische
nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf –
agrarische nevenactiviteit’ mag niet meer bedragen dan
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
7.5.1 Andere bedrijfsactiviteiten
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen voor het vestigen van een ander soort bedrijf dan op basis van de
bestemmingsomschrijving is toegestaan, waarbij moet worden voldaan aan de
volgende voorwaarden:
a
De
oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt niet vergroot.
b Het nieuw te vestigen bedrijf levert naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving op, waarbij geldt dat deze past in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage.
c Risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zijn niet toegestaan.
d Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, zijn niet toegestaan.
e
Het nieuw te
vestigen bedrijf levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering
en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
f
Het nieuw te
vestigen bedrijf heeft geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende
werking dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
g
Er vindt geen
uitbreiding van bestaande detailhandel of nieuwvestiging van detailhandel
plaats.
7.5.2 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij voldaan
moet worden aan de volgende voorwaarden:
a
De
oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt niet vergroot.
b
De
vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van een reëel bedrijf.
c
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
7.5.3 Wijzigen ten behoeve van wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning
betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - Landbouwontwikkelingsgebied’
b
Het bestemmingsvlak
wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende tuinen, erven
en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging van
de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met
waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden’,
‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde
aangrenzende bestemmingen.
c
De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt
waarbij geldt dat, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een
maximum van
d
Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale
gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
e
De
woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
f
De
woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-
en leefklimaat.
g
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
h
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
behoud,
herstel en/of ontwikkeling van het bos/bosschages en de bijbehorende
bosgroeiplaats;
b
behoud,
herstel en/of ontwikkeling van de houtteelt/houtproductie;
c
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de
landschappelijke waarden;
d
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische
en natuurwaarden;
e
een parkeervoorziening ter plaatse van de
aanduiding ‘parkeerterrein’;
f
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
extensief
recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen
zijnde worden gebouwd voor extensief recreatief medegebruik, met uitzondering
van speelvoorzieningen, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in
lid 8.2 voor het bouwen van een
brand- of uitkijktoren, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De bouwhoogte bedraagt niet meer
dan
b De oppervlakte bedraagt niet meer n
dan
c Het aantal en de situering van de
brand- en/of uitkijktorens doet geen onevenredige afbreuk aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de ecologische waarden, natuurwaarden en
landschappelijke waarden.
Binnen deze bestemmingen is het gebruik van de gronden ten behoeve
van motorcross en lawaaisporten niet toegestaan.
8.5.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
b
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
c
het aanleggen
of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit) van
waterlopen, sloten en greppels;
d
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of
bronnering;
e
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
f
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
g
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
ander bodemcultuur.
h
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilranden.
i
het
verwijderen van onverharde wegen of paden;
j
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen.
8.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken
en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn.
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden
uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 8.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b behoud van verharde en onverharde paden en
wegen;
c parkeervoorzieningen;
d water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e extensief recreatief medegebruik.
Op deze gronden
mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd waarvan de
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
horecavoorzieningen
in de vorm van:
1
een café
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – café’.
2
een hotel
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – hotel’.
3
een partycentrum
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca –
partycentrum’.
4
een restaurant
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca –
restaurant’.
b
één
bedrijfswoning per bestemmingsvlak, waarbij geldt dat ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
c
tevens
recreatiebungalows uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘verblijfsrecreatie’;
d
aan
huis gebonden beroepen;
e
terras,
tuinen, erven en terreinen;
f
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g
water,
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
h
groenvoorzieningen;
i
behoud
van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
10.2.1 Algemeen
a
Per
bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één horecabedrijf toegestaan.
b
Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend
toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.
c
De afstand
tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan
d
De afstand
van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
c
Het bebouwde
oppervlakte aan bedrijfbebouwing bedraagt niet meer dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum
oppervlakte’.
10.2.3 Bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De inhoud van de bedrijfswoning inclusief
aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
c
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
d
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
10.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen
Voor het
bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen
bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen en overkappingen worden op een
afstand van ten minste
b
De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer
dan
c
De goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid c en d
mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
10.2.5 Recreatieverblijven
Voor het
bouwen van recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding
‘verblijfsrecreatie’ gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte
van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan
b
De
oppervlakte per recreatieverblijf bedraagt niet meer dan
10.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt
niet meer dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in:
a
lid
10.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
b
lid
10.2.1 onder d voor het bouwen binnen
c
lid 10.2.6
onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een
maximum van 15m.
10.3.2 Vergroting
oppervlakte bedrijfsbebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in
lid 10.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van het bedrijf.
b
De
vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.
c
De
vergroting bedraagt maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
d
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan;
e
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Aan huis gebonden
beroepen
Binnen de bestemming ‘Horeca’ is
de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan,
waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De
omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een maximum
van
b
Het
gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer
en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c
De
activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.
d
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e
Er
vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte,
ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden
beroepsactiviteiten.
10.4.2 Recreatieverblijven
Ten aanzien van recreatieverblijven zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a
Het
aantal recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’ bedraagt
maximaal 4.
b
Permanente
bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Wijzigen ten behoeve van wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning
betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -
Landbouwontwikkelingsgebied’.
b
Het
bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende
tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met
wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’,
‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur-
en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd
overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
c
De voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
waarbij geldt dat, ofwel 10% van de te slopen oppervlakte van de voormalige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een
maximum van
d
Overtollige bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale
gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
e
De
woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
f
De
woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-
en leefklimaat.
g
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
een
begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘begraafplaats’;
b
religieuze
doeleinden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘religie’;
c
een
clubgebouw voor jeugdbelang uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van maatschappelijk – jeugdbelang’;
d
een
praktijk voor dierenfysiotherapie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van maatschappelijk – dierenfysiotherapie’;
e
een
dierenpension uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
maatschappelijk – dierenpension’
f
een
zorgboerderij uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zorgboerderij’;
g
één
bedrijfswoning waarbij geldt dat:
1
ter
plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen
zijn toegestaan;
2
ter
plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal
bedrijfswoningen niet meer bedraagt dan is aangegeven;
h
aan
huis gebonden beroepen;
i
terras,
tuinen, erven en terreinen;
j
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
k
water,
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
l
groenvoorzieningen;
m
behoud
van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
11.2.1 Algemeen
a
Per
bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één maatschappelijke
voorziening toegestaan
b
De afstand tot de as van de weg waaraan wordt
gebouwd bedraagt niet minder dan
c
De afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt
niet minder dan
11.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
c
Het bebouwde
oppervlakte aan bedrijfbebouwing bedraagt niet meer dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum
oppervlakte’.
11.2.3 Bedrijfswoningen
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De inhoud van de bedrijfswoning inclusief
aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
c
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
d
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
f
De
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
11.2.4 Bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen
Voor het
bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen en overkappingen worden op een
afstand van ten minste
b
De gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer
dan
c
De goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid c en d
mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
11.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt
niet meer dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in:
a
lid
11.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
b
lid
11.2.1 onder d voor het bouwen binnen
11.3.2 Vergroting
oppervlakte bebouwing
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in
lid 11.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van het bedrijf.
b
De
vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.
c
Vergroting
ten behoeve van de voorzieningen zoals genoemd in lid 11.1 onder a en c is
mogelijk met maximaal 25% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
d
Vergroting
ten behoeve van de voorzieningen zoals genoemd in lid 11.1 onder b, d en e is
mogelijk met maximaal 15% van het aangegeven bebouwde oppervlakte.
e
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan;
f
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Aan huis gebonden
beroepen
Binnen de bestemming
‘Maatschappelijk’ is de uitoefening van aan huis gebonden beroepen bij de
bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
a
De
omvang van de activiteit bedraagt niet meer dan 40% van de gezamenlijke
vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijgebouwen tot een
maximum van
b
Het
gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer
en veroorzaakt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
c
De
activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar in de woonomgeving.
d
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e
Er
vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte,
ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van aan huis gebonden
beroepsactiviteiten.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Wijzigen
ten behoeve van wonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de voormalige bedrijfswoning
betreft, waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -
Landbouwontwikkelingsgebied’.
b
Het
bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende
tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met
wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’,
‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur-
en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd overeenkomstig
de genoemde aangrenzende bestemmingen.
c
De
voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat, ofwel 10% van
de te slopen oppervlakte
van de voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning
tot een maximum van
d
De
woning levert geen onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
e
De
woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon-
en leefklimaat.
f
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
g
De wijziging gaat
gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige
of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
De voor
'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische
en natuurwaarden;
b
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de
landschappelijke waarden;
c
behoud, herstel en/of ontwikkeling van de
cultuurhistorische waarden;
d
een parkeervoorziening ter plaatse van de
aanduiding ‘parkeerterrein’;
e
een speelbos, ten behoeve van een verblijfsrecreatieve
voorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
natuur – speelbos’;
f
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g
water
en waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
extensief
recreatief medegebruik.
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen
zijnde worden gebouwd voor extensief recreatief medegebruik, mits de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid
12.2 voor het bouwen van een brand-
of uitkijktoren, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
b
De
oppervlakte bedraagt niet meer n dan
c
Het
aantal en de situering van de brand- en/of uitkijktorens doet geen onevenredige
afbreuk aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische
waarden, natuurwaarden en landschappelijke waarden.
Binnen deze bestemmingen is het gebruik van de gronden ten behoeve
van motorcross en lawaaisporten niet toegestaan.
12.5.1 Werken
en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld
over meer dan
b
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
c
het
aanleggen of verdiepen (van oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit)
van waterlopen, sloten en greppels;
d
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of
bronnering;
e
het
vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
f
Het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en
landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische
productiefunctie.
g
Het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie.
h
Het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
i
Het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
ander bodemcultuur.
j
Het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilranden.
k
het
verwijderen van onverharde wegen of paden;
l
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen, of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen.
12.5.2 Uitzonderingen
Het in lid 12.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken
en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn.
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden
uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
12.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 12.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de
ontwikkeling van de natuurwaarden, landschappelijke waarden en
cultuurhistorische waarden.
De voor ‘Recreatie - Dagrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a dagrecreatieve voorzieningen;
b een
scoutingterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
recreatie – scoutingterrein’;
c aan de in a genoemde functie ondergeschikte
horeca;
d aan huis gebonden beroepen;
e (onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
f water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
g groenvoorzieningen;
h behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
a Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.
b De
afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan
c De
afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
d Binnen deze bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
13.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
c
Het bebouwde
oppervlakte aan bedrijfbebouwing bedraagt niet meer dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum
oppervlakte’.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Algemeen
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a lid 13.2.1 onder b voor het bouwen
van gebouwen op een afstand minder dan
b lid 13.2.1 onder c voor het bouwen
binnen
c lid 13.2.3 onder b voor het bouwen van hogere
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximum van 15m.
13.3.2 Vergroting oppervlakte
bebouwing
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 13.2.2 onder c voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte
waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van het bedrijf.
b
De
vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.
c
De
vergroting bedraagt maximaal 15% van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
d
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
e
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
13.4 Specifieke
gebruiksregels
13.4.1 Aan
huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Recreatie - Dagrecreatie’ is de uitoefening van aan huis gebonden
beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van
toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed op
de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename
van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
13.4.2 Verblijfsrecreatie op scoutingterrein
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke
vorm van recreatie – scoutingterrein’ zijn de volgende bepalingen van
toepassing:
a Verblijfsrecreatie ten behoeve van
de scouting is toegestaan.
b Permanent verblijf is niet
toegestaan.
13.4.3 Lawaaisporten
Binnen deze bestemming zijn
lawaaisporten niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding
‘geluidszone – industrie’ waar het gebruik van de gronden ten behoeve van
motorcross en lawaaisporten niet is toegestaan tussen 19.00 en 7.00.
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein
a een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;
b drie bedrijfswoningen;
c tevens voorzieningen ten behoeve
van de huisvesting van arbeidsmigranten uitsluitend ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – huisvesting arbeidsmigranten’;
d aan huis gebonden beroepen;
e dagrecreatieve voorzieningen;
f aan de in a en e genoemde functie
ondergeschikte horeca;
g (onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
h water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
i groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
a De
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
b In
afwijking van het bepaalde in sub a, bedraagt de afstand tot de
bestemmingsgrens bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet
minder dan
c Per
standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
14.2.2 Recreatieverblijven
Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:
a Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 580.
b De
bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan
c De
oppervlakte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan
14.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen
Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:
a Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.
b De
gezamenlijke oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief
gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan
c De
bouwhoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan
14.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende voorwaarden:
a
Bedrijfswoningen
worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b
De inhoud van
de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan
c
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
e
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
f
In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
14.2.5 Bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a
Bijgebouwen worden
uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b Bijgebouwen
en overkappingen worden op een afstand van ten minste
c De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
d De
goothoogte bedraagt niet meer dan
e De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
f In
uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
14.2.6
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a
lid 14.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen
b
lid 14.2.6
onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een
maximum van 15m.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Aan
huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed
hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen
onevenredige toename van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
14.4.2 Huisvesting arbeidsmigranten
Binnen
de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein
14.4.3
Recreatieverblijven
Permanente bewoning van
recreatieverblijven is niet toegestaan.
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein
a een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;
b één bedrijfswoning;
c aan huis gebonden beroepen;
d dagrecreatieve voorzieningen;
e aan de in a en d genoemde functie
ondergeschikte horeca;
f (onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g water,
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
h groenvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
a De
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
b In
afwijking van het bepaalde in sub a bedraagt de afstand tot de bestemmingsgrens
bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet minder dan
c Per
standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
15.2.2 Recreatieverblijven
Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:
a Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 313.
b De
bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan
c De
oppervlakte van recreatieverblijven bedraagt niet meer dan
15.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen
Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:
a Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.
b De
gezamenlijke oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief
gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan
c De
bouwhoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan
15.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende voorwaarden:
a
Bedrijfswoningen
worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b
De inhoud van
de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan
c
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
e
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
f
In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
15.2.5 Bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b Bijgebouwen
en overkappingen worden op een afstand van ten minste
c De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
d De
goothoogte bedraagt niet meer dan
e De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
f In
uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
15.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a
lid 15.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen
b
lid 15.2.6
onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een
maximum van 15m.
15.4 Specifieke
gebruiksregels
15.4.1 Aan
huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed op
de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename
van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
15.4.2
Recreatieverblijven
Permanente bewoning van
recreatieverblijven is niet toegestaan.
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein
a een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;
b één bedrijfswoning;
c aan huis gebonden beroepen;
d dagrecreatieve
voorzieningen;
e aan de in a en d genoemde functie
ondergeschikte horeca;
f (onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g water,
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
h groenvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
a De
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
b In
afwijking van het bepaalde in sub a, bedraagt de afstand tot de
bestemmingsgrens bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet
minder dan
c Per
standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
d Indien tussen de bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
16.2.2 Recreatieverblijven
Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:
a Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 200.
b
De goothoogte van recreatieverblijven bedraagt
niet meer dan
c
De bouwhoogte van recreatieverblijven bedraagt
niet meer dan
d
De oppervlakte van vrijstaande recreatieverblijven
bedraagt niet meer dan
e
In uitzondering op het bepaalde in lid d
bedraagt de oppervlakte van geschakelde recreatieverblijven in totaal niet meer
dan
16.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen
Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:
a Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.
b
De gezamenlijke oppervlakte aan
gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief gemeenschappelijke sanitaire
voorzieningen, bedraagt niet meer dan
c
De goothoogte van gemeenschappelijke
voorzieningen bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte van gemeenschappelijke
voorzieningen bedraagt niet meer dan
16.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende voorwaarden:
a
De
bedrijfswoning wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b
De inhoud van
de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan
c
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
e
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
f
In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
16.2.5 Bijgebouwen
en overkappingen bij
bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b Bijgebouwen
en overkappingen worden op een afstand van ten minste
c De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
d De
goothoogte bedraagt niet meer dan
e De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
f In
uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
16.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a
lid 16.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen
b
lid 16.2.6
onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een
maximum van 15m.
16.4 Specifieke
gebruiksregels
16.4.1 Aan
huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed op
de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename
van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
16.4.2
Recreatieverblijven
Permanente bewoning van recreatieverblijven
is niet toegestaan.
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Kampeerterrein
a een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein;
b een caravanstalling;
c één bedrijfswoning;
d aan huis gebonden beroepen;
e dagrecreatieve
voorzieningen;
f aan de in a en e genoemde functies
ondergeschikte horeca;
g (onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
h water,
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
i
groenvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
a De afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan 10m.
b In
afwijking van het bepaalde in sub a, bedraagt de afstand tot de
bestemmingsgrens bij bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen niet
minder dan
c Per
standplaats mogen sanitaire voorzieningen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte
niet meer bedraagt dan
17.2.2 Recreatieverblijven
Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:
a Het aantal recreatieverblijven bedraagt niet meer dan 1.
b Het aantal recreatieverblijven in de vorm van stacaravans/chalets bedraagt niet meer dan 6.
c De
bouwhoogte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan
d De oppervlakte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 106 m2.
e De oppervlakte van recreatieverblijven in de vorm van stacaravans/chalets bedraagt niet meer dan 70 m2.
17.2.3 Gemeenschappelijke voorzieningen
Voor het bouwen van gemeenschappelijke voorzieningen gelden de volgende voorwaarden:
a Gemeenschappelijke voorzieningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen.
b De
gezamenlijke oppervlakte aan gemeenschappelijke voorzieningen, inclusief
gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, bedraagt niet meer dan
c De
bouwhoogte van gemeenschappelijke voorzieningen bedraagt niet meer dan
17.2.4 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende voorwaarden:
a
De
bedrijfswoning wordt uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b
De inhoud van
de bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan
c
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
d
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
e
De
dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 65º.
f
In uitzondering op het bepaalde in lid e mogen
aan- en uitbouwen aan de woning worden voorzien van een plat dak waarvan de
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan maximaal
17.2.5 Bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b Bijgebouwen
en overkappingen worden op een afstand van ten minste
c De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
d De
goothoogte bedraagt niet meer dan
e De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
f In
uitzondering op het bepaalde in lid d en e mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
17.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a
lid 17.2.1 onder a of b voor het bouwen binnen
b
lid 17.2.6
onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een
maximum van 15m.
17.4 Specifieke
gebruiksregels
17.4.1
Aan huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Recreatie – Kampeerterrein
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed op
de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename
van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
17.4.2
Toeristische standplaatsen
Het aantal toeristische standplaatsen mag
niet meer bedragen dan 90.
17.4.3
Recreatieverblijven
Permanente bewoning van
recreatieverblijven is niet toegestaan.
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie- Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a recreatiebedrijven en/of recreatieterreinen bedoeld voor verblijfsrecreatie;
b een recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
c parkeervoorzieningen ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
d agrarische nevenactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – agrarische nevenactiviteit’;
e recreatieve blokhutten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – blokhutten’;
f een
groepsaccommodatie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van recreatie – groepsaccommodatie’;
g kleinschalig kamperen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen’;
h kleinschalig logeren uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verblijfsrecreatie – kleinschalig logeren’;
i een klimwand uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – klimwand’;
j
een
manege, groepsaccommodatie, restaurant en hotel uitsluitend
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – manege,
groepsaccommodatie, restaurant en hotel’;
k verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatieverblijven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’;
l één bedrijfswoning per bestemmingsvlak waarbij geldt dat:
1 ter plaatse van de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
2 ter plaatse van de aanduiding
‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer bedraagt
dan is aangegeven;
m aan huis gebonden beroepen;
n dagrecreatieve
voorzieningen;
o aan de
in f en j genoemde functies ondergeschikte horeca;
p (onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
q water, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
r groenvoorzieningen;
s behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
t behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één recreatiebedrijf of -terrein toegestaan. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.
b De
afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan
c De
afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrenzen bedraagt niet minder dan
18.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde recreatiewoningen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte bedraagt niet meer dan
c In
uitzondering op het bepaalde in lid b mag de bouwhoogte ter plaatse van de
aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ niet meer bedragen dan
d
Het bebouwde
oppervlakte aan bedrijfbebouwing bedraagt niet meer dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum
oppervlakte’.
18.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende voorwaarden:
a
Bedrijfswoningen
worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
b
De inhoud van de bedrijfswoning inclusief
aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
c
In uitzondering op het bepaalde in lid b mag de inhoud van de
bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen ter plaatse van de
aanduiding ‘bedrijfswoning’ niet meer bedragen dan
d
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
e
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
f De dakhelling bedraagt niet minder
dan 30º
en niet meer dan 65º.
g In
uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning
worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen
dan maximaal
18.2.4 Bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen
en overkappingen worden op een afstand van ten minste
b De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
c De
goothoogte bedraagt niet meer dan
d De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e In
uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
18.2.5 Recreatieve blokhutten
Voor het bouwen van blokhutten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – blokhutten’ gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van een blokhut bedraagt niet meer dan
b De
oppervlakte per blokhut bedraagt niet meer dan
c Het aantal blokhutten mag niet meer bedragen dan 6.
18.2.6 Recreatieverblijven
Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan
b De oppervlakte van een recreatieverblijf bedraagt niet meer dan 70 m2.
18.2.7 Recreatiewoning
Voor
het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende voorwaarden:
a
Recreatiewoning
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.
b
De
inhoud van een recreatiewoning bedraagt niet meer dan
c
De
goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e
De
afstand tot de bestemmingsgrens bedraagt niet minder dan
f
Bij een
recreatiewoning mag maximaal één bijgebouw worden gebouwd, waarbij wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
1
de
oppervlakte bedraagt niet meer dan
2
de
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
18.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Algemeen
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a lid 18.2.1 onder b voor het bouwen
van gebouwen op een afstand minder dan
b lid 18.2.1 onder c voor het bouwen
binnen
c
lid 18.2.8
onder b voor het bouwen van hogere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een
maximum van 15m.
18.3.2 Vergroting oppervlakte bebouwing
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 18.2.2 onder d voor het uitbreiden van het
bebouwde oppervlakte waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De vergroting is noodzakelijk voor
een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van het bedrijf.
b De vergroting vindt plaats binnen
het bestaande bestemmingsvlak.
c De vergroting bedraagt maximaal 15%
van de aangegeven bebouwde oppervlakte.
d Er is geen sprake van
milieuhygiënische belemmeringen.
e Er is sprake van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
18.4 Specifieke
gebruiksregels
18.4.1 Aan huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ is de uitoefening van aan huis gebonden
beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van
toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed op
de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename
van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
18.4.2 Recreatieverblijven
Het
aantal recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’
bedraagt niet meer dan
a 5 recreatieverblijven met een
totale oppervlakte van
b 5 recreatieverblijven in de vorm
van stacaravans met een maximale oppervlakte van
18.4.3 Kleinschalig
kamperen
Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen’ is kleinschalig kamperen met maximaal 15
standplaatsen toegestaan.
18.4.4 Kleinschalig
logeren
Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kleinschalig logeren’ zijn maximaal
3 verblijfseenheden toegestaan.
18.4.5
Permanente bewoning
Permanente bewoning van
verblijfsrecreatieve voorzieningen is niet toegestaan.
18.5.1 Werken en werkzaamheden
Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende
werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren in (het zoekgebied
voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding
‘ecologische verbindingszone’: het aanleggen en/of verharden van
wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet omkeerbare
oppervlakteverhardingen groter dan
18.5.2 Uitzonderingen
De omgevingsvergunningplicht is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte
betekenis zijn;
b
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen
worden
uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c
binnen het bouwvlak plaats vinden indien deze gelegen zijn ter plaatse
van de aanduiding
‘ecologische verbindingszone’.
18.5.3 Toelaatbaarheid
De in lid 18.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden.
18.6 Wijzigingsbevoegdheid
18.6.1 Bouwen 1e bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd deze bestemming te wijzigen door het verwijderen van de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’ ten behoeve van de bouw van een eerste
bedrijfswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De bedrijfswoning is noodzakelijk,
wat betekent dat het bedrijf zonder bedrijfswoning ter plaatse op langere
termijn redelijkerwijs niet te exploiteren is.
b De bedrijfswoning levert geen
onevenredige beperking op van de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van
omliggende (agrarische) bedrijven.
c De woning voldoet aan de Wet
geluidhinder.
d De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare
fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
18.6.2 Wijzigen ten behoeve van wonen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de
voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan
de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging niet is toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -
Landbouwontwikkelingsgebied’.
b
Het
bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende
tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met
wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’,
‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur-
en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd
overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
c De
voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, waarbij geldt dat, ofwel 10% van
de oppervlakte van de voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de
inhoud van de woning tot een maximum van
d Overtollige
bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de
aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
e De woning levert geen onevenredige
beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van
omliggende (agrarische) bedrijven.
f De woning is aanvaardbaar uit
oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
g De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare
fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
De voor ‘Sport - Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a sportvoorzieningen in de vorm van sportterreinen
en -velden;
b een modelvliegtuigbaan uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘modelvliegtuigbaan’;
c een
gildeterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van
sport – gildeterrein’;
d een politiehondenvereniging uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport –
politiehondenvereniging’;
e een scoutingterrein uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – scoutingterrein’;
f zend-
en ontvangstinstallaties uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zend –
ontvangstinstallatie’;
g aan de in a genoemde functie ondergeschikte
horeca;
h terras, tuinen, erven en terreinen;
i
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
j
water,
waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen;
k groenvoorzieningen;
l
behoud,
herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of
landschappelijke waarden.
19.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a Gebouwen
en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders
bepaald.
b Het
bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van
gebouwen tot de zijdelingse en achterste bestemmingsgrens niet minder bedraagt
dan
c Binnen deze bestemming zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
d Indien tussen de bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
19.2.2 Gebouwen
en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
19.2.5 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De bouwhoogte van kogelvangers ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - gildeterrein’ bedraagt
niet meer dan
c De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt
niet meer dan
d
De bouwhoogte van de zend- en ontvangstinstallatie
bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘zend – ontvangstinstallatie’ bedraagt
niet meer dan
e De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
19.3 Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 19.2.1 onder b voor het bouwen binnen
De voor ‘Sport - Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a maneges met bijbehorende
voorzieningen;
b een jongerencentrum uitsluitend ter plaatse
van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport – jongerencentrum’;
c één bedrijfswoning per
bestemmingsvlak waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning
uitgesloten’ geen bedrijfswoningen zijn toegestaan;
d aan huis gebonden beroepen;
e aan de in a genoemde functie ondergeschikte
horeca;
f terras, tuinen, erven en terreinen;
g (onverharde) paden, wegen en
parkeervoorzieningen;
h water, waterhuishoudkundige
voorzieningen en nutsvoorzieningen;
i
groenvoorzieningen;
j
behoud van monumentale bebouwing ter plaatse van de
aanduiding ‘karakteristiek’.
20.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a Per bestemmingsvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één bedrijf toegestaan.
b Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tenzij anders bepaald.
c De
afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt niet minder dan
d De
afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrenzen bedraagt niet minder dan
e Indien tussen de bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
20.2.2 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:
a
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
c
Het bebouwde
oppervlakte aan bedrijfbebouwing bedraagt niet meer dan is aangegeven ter
plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte’.
20.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden
de volgende voorwaarden:
a
De inhoud van de bedrijfswoning inclusief
aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet
meer dan
b
De goothoogte
bedraagt niet meer dan
c
De bouwhoogte
bedraagt niet meer dan
d De dakhelling bedraagt niet minder
dan 30º
en niet meer dan 65º.
e In
uitzondering op het bepaalde in lid d mogen aan- en uitbouwen aan de woning
worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen
dan maximaal
20.2.4 Bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen
en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de
volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen
en overkappingen worden op een afstand van ten minste
b De
gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan
c De
goothoogte bedraagt niet meer dan
d De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e In
uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
20.2.5 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt
niet meer dan
c De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Algemeen
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in:
a
lid
20.2.1 onder c voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan
b
lid
20.2.1 onder d voor het bouwen binnen
20.3.2 Vergroting oppervlakte
bedrijfsbebouwing
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 20.2.1 onder b voor het uitbreiden van het bebouwde oppervlakte
waarbij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De
vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of
-ontwikkeling van het bedrijf.
b
De
vergroting vindt plaats binnen het bestaande bestemmingsvlak.
c
De
oppervlakte bedrijfsbebouwing wordt met maximaal 20% van de aangegeven bebouwde
oppervlakte uitgebreid.
d
Er
is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
e
Er
is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de
bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
20.4 Specifieke
gebruiksregels
20.4.1 Aan huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Sport – Manege ‘ is de uitoefening van aan huis gebonden
beroepen bij de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de volgende bepalingen van
toepassing zijn:
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed op
de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename
van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
20.5.1 Wijzigen ten behoeve van wonen
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' voor zover het de
voormalige bedrijfswoning betreft, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Deze
wijziging niet is toegestaan op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -
Landbouwontwikkelingsgebied’.
b
Het
bestemmingsvlak wordt verkleind tot de voormalige bedrijfswoning met bijhorende
tuinen, erven en verhardingen en deze wijziging vindt gelijktijdig plaats met
wijziging van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’,
‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden - Natuur-
en landschapswaarden’, ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ waarbij deze worden bestemd
overeenkomstig de genoemde aangrenzende bestemmingen.
c De voormalige bedrijfsbebouwing wordt
gesloopt, waarbij geldt dat, ofwel 10% van de oppervlakte van de voormalige
bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een
maximum van
d Overtollige
bebouwing wordt gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de
aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
e De woning levert geen onevenredige
beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van
omliggende (agrarische) bedrijven.
f De woning is aanvaardbaar uit oogpunt
van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
g De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
h De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare
fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten
van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve
recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
De
voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a voorzieningen voor verkeer en verblijf,
waaronder wegen, bermen, paden en
parkeervoorzieningen;
b water, waterhuishoudkundige voorzieningen en
nutsvoorzieningen;
c groenvoorzieningen;
d behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laanbeplanting.
Binnen
deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut, zoals wachthuisjes
voor het openbaar vervoer, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt
dan
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van licht- en andere masten,
informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet
meer dan
22.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Verkeer - Onverhard' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a
voorzieningen
voor verkeer en verblijf, bermen, zandwegen
en andere on- of halfverharde wegen en instandhouding daarvan als zodanig;
b (onverharde) fiets- en voetpaden;
c
water, waterhuishoudkundige
voorzieningen en nutsvoorzieningen;
d
groenvoorzieningen;
e
behoud van
landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting
of laanbeplanting;
f behoud,
herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden en/of natuurwaarden.
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van licht- en andere masten,
informatieborden, verkeerstekens en -regelinstallaties bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt niet
meer dan
22.3.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het verharden van paden en wegen;
b het vellen of rooien van struiken of bomen;
c het
beplanten van gronden met struiken of bomen.
Het in lid 22.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing
op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende
omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
De in lid 22.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving
genoemde waarden.
De
voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals
watergangen, waterlopen en waterpartijen en voorzieningen voor waterkering;
b (onverharde) paden en wegen;
c groenvoorzieningen;
d extensief
recreatief medegebruik;
e behoud, herstel en/of ontwikkeling van ecologische
waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
Op
of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende voorwaarde:
a De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, bedraagt niet meer dan
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen -
a
wonen;
b
tevens een
recreatieverblijf uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
c
een woonboerderij
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’;
d
een kapper
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – kapper’;
e
aan huis
gebonden beroepen;
f
(onverharde)
paden, wegen en parkeervoorzieningen;
g
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
h
groenvoorzieningen;
i
behoud
van monumentale bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
j
behoud, herstel en/of ontwikkeling van
ecologische waarden, natuurwaarden en/of landschappelijke waarden.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Algemeen
a Per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 1, met uitzondering van bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ en ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’ met de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mogen uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen worden gebouwd.
c Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
d Bij
vervangende nieuwbouw mogen de woningen uitsluitend gesitueerd worden ter
plaatse van de bestaande funderingen of de bestaande locatie en, in geval van
uitbreiding, daar direct op aansluitend.
e De
afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste bestemmingsgrens bedraagt
niet minder dan
24.2.2 Woningen
Voor
het bouwen van woningen gelden de volgende voorwaarden:
a De inhoud van een
woning bedraagt niet meer dan
b De inhoud van een
woonboerderij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen –
woonboerderij’, bedraagt niet meer dan
c De goothoogte bedraagt niet meer dan
d
De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e De dakhelling bedraagt niet minder
dan 30º
en niet meer dan 65º.
f In
uitzondering op het bepaalde in lid e mogen aan- en uitbouwen aan de woning
worden voorzien van een plat dak waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen
dan maximaal
g Ter plaatse van de aanduiding
‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen
toegestaan.
24.2.3 Bijgebouwen
Voor
het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende voorwaarden:
a Vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen worden op een afstand
van ten minste
b De gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande
bijgebouwen en overkappingen binnen het bestemmingsvlak bedraagt per woning:
1 voor bestemmingsvlakken die niet
groter zijn dan
2 voor bestemmingsvlakken die
groter zijn dan
3 voor bestemmingsvlakken die
groter zijn dan
4 voor bestemmingsvlakken die
groter zijn dan
mits het betreffende bestemmingsvlak voor niet meer dan 50% is bebouwd;
c De
goothoogte bedraagt niet meer dan
d De
bouwhoogte bedraagt niet meer dan
e In
uitzondering op het bepaalde in lid c en d mag de bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen en overkappingen niet meer
bedragen dan
f Bij
afbraak van een bestaand(e) vrijstaand(e) bijgebouw(en) en
overkappingen met een oppervlakte van meer dan
g Monumentale
/ beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ wordt
niet gesloopt.
24.2.4 Bouwwerken,
geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a De
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan
b De
bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan
c De
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan
24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Algemeen
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van
lid 24.2.1 onder c voor het bouwen binnen
24.3.2 Paardenbakken
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 24.2.4 voor het bouwen van paardenbakken bij de woning, waarbij
moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a
De
oppervlakte bedraagt niet meer dan
b
De bouwhoogte
van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt mag niet meer dan
c
Er worden
geen lichtmasten opgericht.
d
De belangen
van derden worden niet onevenredig geschaad.
e
De in de
bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
24.4 Specifieke
gebruiksregels
24.4.2 Aan huis gebonden beroepen
Binnen
de bestemming ‘Wonen -
a De omvang van de activiteit bedraagt niet
meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en
vrijstaande bijgebouwen tot een maximum van
b Het gebruik heeft geen nadelige invloed op
de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen onevenredige toename
van de parkeerbehoefte.
c De activiteit is milieuhygiënisch inpasbaar
in de woonomgeving.
d De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door de bewoner van de woning.
e Er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden beroepsactiviteiten.
24.4.1 Uitoefening
kapperszaak
Ter
plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – kapper’ is een kapper
toegestaan met een oppervlakte van maximaal
24.4.2 Recreatieverblijf
Ter
plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’ is een recreatieverblijf toegestaan
met een oppervlakte van maximaal
24.5 Afwijken van
de gebruiksregels
24.5.1 Aan huis gebonden bedrijven
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 24.1 onder d voor het toestaan van aan huis gebonden bedrijven
binnen de gebouwen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a er wordt geen afbreuk gedaan aan
het karakter van de omgeving;
b er wordt, gelet op de omvang,
ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk gedaan aan het
milieu van de omgeving;
c de vloeroppervlakte die ten behoeve
van de bedrijfsactiviteiten in gebruik is, bedraagt niet meer dan
d aan huis gebonden bedrijven zijn
uitsluitend toegestaan in de vorm van bedrijven die zijn genoemd in categorie 1
en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in de bijlage.
e er zijn daarvoor geen extra
verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de openbare weg nodig;
f er vindt geen detailhandel plaats,
uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband
met de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.
24.5.2 Kleinschalig logeren en/of kleinschalig
kamperen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 24.1 voor het vestigen van een kleinschalige logeervoorziening en/of kleinschalige kampeervoorziening bij de woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a Binnen de aanduiding ‘reconstructiewetzone – landbouwontwikkelingsgebied’ is een kleinschalige logeer- en/of kleinschalige kampeervoorziening niet toegestaan.
b De woonfunctie blijft op het bestemmingsvlak als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
c De activiteit wordt hoofdzakelijk
uitgeoefend door een bewoner van de woning.
d Het bestemmingsvlak wordt ten behoeve van de voorziening niet uitgebreid.
e Ten behoeve van de voorziening wordt geen nieuwe bebouwing opgericht.
f De totale omvang van de
kleinschalige logeervoorziening bedraagt niet meer bedraagt dan 5
verblijfseenheden tot een maximum van
g
De totale omvang van de kleinschalige
kampeervoorziening bedraagt niet meer dan 15 kampeermiddelen alsmede maximaal
h De kleinschalige voorziening heeft geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
i De kleinschalige voorziening is milieuhygiënisch inpasbaar.
j Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing op basis van een erfbeplantingsplan.
k Ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ wordt voldaan aan de Gebiedsvisie voor bebouwingsconcentraties Loon op Zand zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Loon op Zand op 19 maart 2009.
24.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van
een bouwwerk
24.6.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – woonboerderij’ is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken met cultuurhistorische waarden.
24.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 24.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
a op basis van het voorheen geldende plan niet vergunningplichtig waren en die reeds in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
b mogen worden uitgevoerd krachtens een ten tijde van de inwerkingtreding van het plan reeds verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.
24.6.2 Toelaatbaarheid
Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in 24.6.1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien voldaan wordt aan één van de volgende voorwaarden:
a het betreft delen van een pand of bijgebouwen, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan vindt geen onevenredige aantasting plaats van de karakteristieke hoofdvorm van het woongebouw;
b de karakteristieke hoofdvorm van een woonboerderij is niet te handhaven vanwege de slechte bouwkundige staat;
c indien renovatie van een hoofdgebouw in de karakteristieke hoofdvorm van een woonboerderij niet mogelijk is mag het hoofdgebouw in de vorm van een woonboerderij in zijn geheel worden gesloopt indien een hoofdgebouw in de vorm van een woonboerderij wordt teruggebouwd waarbij geldt dat:
1 De
goothoogte niet meer mag bedragen dan
2 De
bouwhoogte niet meer mag bedragen dan
d Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden geldt dat op basis van een hiertoe opgesteld rapport door een terzake deskundige de betreffende cultuurhistorische waarden, de bouwkundige staat, de kosten van renovatie en de waarde van het pand voor en na eventuele renovatie, onderbouwd dienen te worden.
24.7 Wijzigingsbevoegdheid
24.7.1 Boerderijsplitsing
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de splitsing van de woning,
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ en/of ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woonboerderij’ in twee-aaneen gebouwde
woningen waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Deze wijziging is niet toegestaan
op locaties ter plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone -
landbouwontwikkelingsgebied’.
b De bouwmassa van de te splitsen woning
heeft een inhoud van ten minste
c Bij splitsing ontstaan maximaal
twee volwaardige woningen, met beide een inhoud van ten minste
d Het bestaande architectonische
karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan
wel beeldbepalende waarden, wordt niet aangetast.
e De voormalige bedrijfsbebouwing wordt
gesloopt, waarbij geldt dat 10% van de oppervlakte van de voormalige
bedrijfsgebouwen wordt toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een
maximum van
f Overtollige bebouwing wordt
gesloopt, waarbij monumentale gebouwen ter plaatse van de aanduiding
‘karakteristiek’ gehandhaafd blijven.
g De woning levert geen onevenredige
beperking op van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van
omliggende (agrarische) bedrijven.
h De woning voldoet aan de Wet
geluidhinder.
i
De
nieuwe woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord
woon- en leefklimaat.
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen –
a
wonen;
b
aan huis
gebonden beroepen;
c
tuinen,
erven en verhardingen;
d
parkeervoorzieningen
ten behoeve van de bestemming;
e
groenvoorzieningen;
f
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
g
behoud,
herstel en/of ontwikkeling van ecologische waarden, natuurwaarden en/of
landschappelijke waarden.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende voorwaarden:
a Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.
b Hoofdgebouwen dienen gebouwd te worden overeenkomstig de bouwwijze, zoals hieronder en binnen het bouwvlak is aangegeven ter plaatse van de aanduiding:
aanduiding |
bouwwijze |
aeg
|
aaneen
gebouwde woningen |
tae
|
twee-aaneen
gebouwde woningen |
vrij
|
vrijstaande
woningen |
25.2.2 Bouwvlak
Op de gronden die zijn aangeduid als
bouwvlak gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende
regels:
a Binnen het bouwvlak zijn gebouwen en daarbij behorende bouwwerken toegestaan.
b De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die ter plaatse van de aanduiding ‘maximale hoogte (m)’ is aangegeven.
c In afwijking van het bepaalde in lid a en b geldt dat indien geen maximale goot- en bouwhoogte is aangegeven dat:
1
De
goothoogte niet meer bedraagt dan
2
De
bouwhoogte niet meer bedraagt dan
d Hoofdgebouwen dienen voorzien te zijn van een kap, waarbij de dakhelling niet meer mag bedragen dan 65°.
e
De afstand van een vrijstaande woning of een
blok met aaneen gebouwde woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet
minder bedragen dan
Bij een woning mogen bijgebouwen en
overkappingen worden gerealiseerd. Hiervoor gelden de volgende regels:
a Bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak of buiten de aanduiding ‘tuin’ worden gerealiseerd.
b
Bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend
achter de voorgevellijn van de woning worden gebouwd, waarbij de afstand niet
minder mag bedragen dan
c
De goothoogte van een bijgebouw of overkapping
mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer bedragen dan
f
De bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer bedragen dan
g
Een aan de woning aangebouwd bijgebouw en
overkapping mag de achtergrens van het bouwvlak en het verlengde daarvan met
niet meer dan
h
De
gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag:
- voor
bouwpercelen die niet groter zijn dan
- voor
bouwpercelen die groter zijn dan
- voor
bouwpercelen die groter zijn dan
- voor
bouwpercelen die groter zijn dan
Op de gronden buiten het bouwvlak en niet
ter plaatse van een van de aanduidingen voor bijgebouwen mag per woning
maximaal één portiek of erker worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende
regels:
a
De afstand van de portiek of de erker tot de
bestemming ‘Verkeer’ mag niet minder bedragen dan
b
De oppervlakte van de portiek of erker mag niet
meer bedragen dan
c
De breedte van de portiek of erker mag niet meer
bedragen dan 60% van de breedte van de desbetreffende gevel van de woning met
een maximum van
d
De bouwhoogte van de portiek of de erker mag
niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, gelden de volgende regels:
a Bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden.
b
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van hekwerken op een balkon of
dakterras mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, niet zijnde een overkapping, mag niet meer bedragen dan
e Overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en buiten de aanduiding ‘tuin’.
25.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en
afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, uitgezonderd die waarvoor krachtens de Woningwet geen
bouwvergunning nodig is, indien dit noodzakelijk is in verband met het
bewerkstelligen van voor de verkeersveiligheid benodigde uitzichthoeken, met
name op hoeken van wegen en paden.
25.4
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 25.2 voor het in het kader
van mantelzorg realiseren van een afhankelijke woonruimte, bestaande uit een
slaapkamer met natte cel op de begane grond (levensloopbestendig bouwen), mits
aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a Aangetoond is, dat de toepassing van de onder 25.2 genoemde bouwmogelijkheden onvoldoende ruimte biedt om een extra slaapkamer en een natte cel op de begane grond te realiseren.
b Het perceel wordt door maximaal één gezin bewoond.
c
Het oppervlak van deze voorziening mag niet meer
bedragen dan
d
Het totaal van de aangebouwde en vrijstaande
bijgebouwen, voor zover gelegen binnen het deel van het bouwperceel ter plaatse
van de aanduiding ‘bijgebouwen’, mag niet meer bedragen dan
e De bouw van de afhankelijke woonruimte mag niet tot gevolg hebben dat het deel van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ voor meer dan 50% wordt bebouwd.
f
De goot-en bouwhoogte mogen niet meer bedragen
dan
g
De bouwhoogte van plat afgedekte bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
h Er vindt geen onevenredige aantasting van het stedenbouwkundige straatbeeld plaats.
i Er ontstaat stedenbouwkundig en architectonisch een evenwichtig geheel met het op het perceel aanwezige hoofdgebouw en er wordt ook een evenwichtige afstemming gevonden ten opzichte van de zich op het perceel bevindende vrijstaande gebouwen.
j De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden aangetast, met dien verstande dat met name de bezonning van belendende percelen niet onevenredig wordt geschaad.
25.5
Specifieke gebruiksregels
25.5.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan het gebruik van:
a Gronden en bouwwerken voor nijverheid en dienstverlening, tenzij het betreft een aan huis gebonden beroep en behoudens ontheffing overeenkomstig artikel 25.5 onder a.
b Gronden en bouwwerken voor detail- en andere handel, tenzij het betreft detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en behoudens ontheffing overeenkomstig artikel 25.5 onder a.
c
Vrijstaande bijgebouwen voor permanente of
tijdelijke bewoning; bij aangebouwde bijgebouwen is de woonfunctie wel toegestaan.
25.5.2 Aan huis gebonden beroep
Binnen de bestemming ‘Wonen -
a
De omvang van de activiteit mag niet meer
bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloer-oppervlakte
van de bebouwing (zowel hoofdgebouw als bijgebouwen) tot een maximum van
b Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken.
c De activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.
25.6 Afwijken
van de gebruiksregels
26.6.1
Afwijken aan huis gebonden bedrijven
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 25.5 ten
behoeve van de uitoefening van aan huis gebonden bedrijven binnen gebouwen,
mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving.
b Er wordt, gelet op de omvang, ligging en wijze van uitoefening, geen onevenredige afbreuk gedaan aan het milieu van de omgeving.
c
De vloeroppervlakte die ten behoeve van de
uitoefening van de bedrijfsactiviteiten in gebruik is, bedraagt niet meer dan
d Er zijn daarvoor geen extra verkeersmaatregelen en parkeervoorzieningen op of aan de openbare weg nodig.
e Er vindt geen detailhandel plaats, uitgezonderd detailhandel in beperkte, ondergeschikte mate, in direct verband met de uitoefening van de aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten.
25.6.2 Bed
and Breakfast
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 25.1 voor het vestigen van een Bed and Breakfast bij de woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a
Het
wonen blijft in overwegende mate gehandhaafd.
b
De
activiteit wordt hoofdzakelijk uitgeoefend door een bewoner van de woning.
c
De
voorziening ten behoeve van Bed and Breakfast wordt binnen de bestaande
bebouwing gerealiseerd.
d
De
voorziening functioneert door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering
niet als een zelfstandige woning.
e
Maximaal
twee slaapkamers van een woning worden gebruikt ten behoeve van Bed and
Breakfast, met dien verstande dat er minimaal één slaapkamer beschikbaar blijft
voor de bewoner(s) van de woning.
f
Het
maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer van ten hoogste
g
Het
maximale aantal bedden/slaapplaatsen op een slaapkamer groter dan
h
Het
maximale aantal gasten dat gelijktijdig gebruik mag maken van de Bed and
Breakfast is gesteld op 5.
i
De
activiteiten zijn infrastructureel goed inpasbaar en hebben geen aanmerkelijke
toename van de verkeersbelasting tot gevolg n.
j
Parkeren
vindt plaats op eigen terrein. Alleen binnen de (verkeerskundige) bebouwde kom
kan hier in sommige gevallen van worden afgeweken. Hier wordt rekening gehouden
met de gegevens met betrekking tot de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in
de gemeente Loon op Zand.
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een:
- rioolpersleiding, ter plaatse van de aanduiding, ‘hartlijn leiding - afvalwater’;
- ondergrondse hoge druk gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’;
- bovengrondse hoogspanningsleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - hoogspanningverbinding’;
- aardolieleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - olie aardolie’;
-
hoge druk ruwe olie transportleiding ter plaatse
van de aanduiding ‘hartlijn leiding – olie
- waterleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - water’;
- warmwaterleiding, ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding – water warm’.
b groenvoorzieningen.
26.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond:
a uitsluitend
bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van
b ter
plaatse van bovengrondse hoogspanningsleidingen uitsluitend bouwwerken tot een
maximale bouwhoogte van
26.3 Afwijken van
de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in 26.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van
deze gronden, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de water, afvalwater en/of energievoorziening is gewaarborgd;
b Het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
26.4 Specifieke
gebruiksregels
Het is verboden de gronden te gebruiken voor het aanleggen van een tijdelijk evenemententerrein.
Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
b het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
c diepploegen;
d het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
e het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
f het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
g hoger
dan
h het ophogen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte;
i het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen;
j het aanbrengen van drainage;
k het opslaan van grond en/of goederen.
Het in lid 26.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
De in lid 26.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de leiding zijn gewaarborgd. Alvorens te beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie
27.2 Bouwregels
a Voor het bouwen overeenkomstig de regels
voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van
een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte
groter dan
b Indien uit het in lid 27.2 onder a genoemde
rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen
van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één
of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen
worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van
opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden
die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op
het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij
de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 27.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
27.4.1 Werken en werkzaamheden
Het
is binnen deze bestemming verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en
werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het uitvoeren van grondbewerkingen dieper
dan
b het graven, dempen, dan wel verdiepen,
vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c het verlagen of verhogen van de
grondwaterstand;
d het aanleggen van leidingen dieper dan
27.4.2 Uitzonderingen
Het
in lid 27.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens
een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip
van het van kracht worden van dit plan.
28.4.3
Toelaatbaarheid
a De in lid 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist,
dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel
van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar
het oordeel van het
bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt
dan als een rapport beschouwd.
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie
28.2 Bouwregels
a Voor het bouwen overeenkomstig de regels
voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van
een omgevingsvergunning
voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter
dan
b Indien uit het in lid 28.2 onder a genoemde
rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen
van de omgevingsvergunning
zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één
of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
1 De verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen
worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van
opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden
die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op
het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij
de omgevingsvergunning
te stellen kwalificaties.
c Het bepaalde onder a en b is niet van
toepassing ter plaatse van een bouwvlak.
28.3
Afwijken van de bouwregels
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 28.2 onder a indien de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
28.4.1 Werken en werkzaamheden
Het
is binnen deze bestemming verboden
zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het uitvoeren van grondbewerkingen dieper
dan
b het graven, dempen, dan wel verdiepen,
vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
c het verlagen of verhogen van de
grondwaterstand;
d het aanleggen van leidingen dieper dan
28.4.2 Uitzonderingen
Het
in lid 28.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik
betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens
een verleende omgevingsvergunning
reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden
van dit plan.
28.4.3
Toelaatbaarheid
a De in lid 28.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan
slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het
behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b Alvorens over de aanvraag wordt beslist,
dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde
van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel
van het
bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
c Een rapport is niet noodzakelijk indien naar
het oordeel van het
bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in
andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt
dan als een rapport beschouwd.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming geheel of gedeeltelijk te
verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter
plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.
29.2.1 Werken en werkzaamheden
Het
is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning
de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a het verzetten van grond van meer dan
b de aanleg van drainage ongeacht de diepte,
tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
c het verlagen van de grondwaterstand anders
dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van
drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
d het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of
verharde oppervlakten van meer dan
29.2.2 Uitzonderingen
Het
in lid 29.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden
welke:
a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen,
dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
29.2.3 Toelaatbaarheid
a De in lid 29.2.1 genoemde omgevingsvergunning
kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de hydrologische waarden.
b Alvorens te beslissen over het verlenen van
een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij het betrokken
waterschapsbestuur.
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van
de bestemming te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a De beoogde ruimtelijke ingreep waarvoor wijziging van de begrenzing noodzakelijk is heeft geen invloed op de waterhuishouding ter plaatse.
b Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
c Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de
begrenzing positief hebben besloten.
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
31.1 Bestaande
afwijkende maatvoering
In
die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage
en/of de afstand tot de weg of bestemmingsgrenzen, en andere maten, voor zover
in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht tot stand gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van
het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt
die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal
toegestaan.
31.2
Bebouwingspercentage
In die gevallen dat een bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze planregels zijn voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
31.3 Ondergronds
bouwen
a
Op plaatsen waar
hoofd- en bijgebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens
ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten
behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
b
De verticale
diepte bedraagt bij ondergronds bouwen niet meer dan
c
Het bevoegd gezag
kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a
voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het
hoofdgebouw of bijgebouw, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet
onevenredig worden aangetast.
31.4
Afwijken regels ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 31.3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo’s of mestbasins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.
32.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval
verstaan:
a Gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.
b Het gebruik van woningen ten behoeve van mantelzorg.
c Wonen binnen vrijstaande bijgebouwen.
32.2 Afwijken gebruiksverbod ten behoeve van de
bewoning van een vrijstaand bijgebouw t.b.v. mantelzorg
a Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 32.1 sub c voor het bewonen van een vrijstaand bijgebouw bij een woning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a Een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een mantelzorg.
b De zorgbehoefte wordt te worden aangetoond door middel van een CIZ, GGD-verklaring, een verklaring van de behandelend arts of een verklaring van de gemeente Loon op Zand.
c Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.
d De afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen.
e De
bewoning vindt plaats op een vloeroppervlakte van maximaal
f Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:
- De ontheffing wordt verleend
voor het verlenen van mantelzorg door (mantelzorgverlener) ten behoeve van (mantelzorgontvanger).
- Binnen één maand na
beëindiging van de zorgvraag wordt het gebruik van het bijgebouw als
afhankelijke woonruimte ten behoeve van de mantelzorg beëindigd en wordt dit
schriftelijk gemeld aan burgemeester en wethouders.
- Binnen drie maanden na het
beëindigen van het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten
behoeve van de mantelzorg wordt dit bijgebouw door het verwijderen van de
essentiële woonvoorzieningen ongeschikt gemaakt voor bewoning.
- Binnen drie maanden na het
beëindigen van het gebruik van de afhankelijke woonruimte ten behoeve van de
mantelzorg dient het bijgebouw weer overeenkomstig de bestemming te (kunnen)
worden gebruikt.
33.1 Geluidzone - industrie
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie’, mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, tenzij ingevolge de Wet geluidhinder een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachteming van die hogere waarde.
33.2 Milieuzone -
grondwaterbeschermingsgebied
De voor ‘milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de grondwaterkwaliteit ten behoeve van de openbare drinkvoorziening.
33.3 Veiligheidszone - lpg
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - lpg’ is geen nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, toegestaan.
33.4 Veiligheidszone - leiding
33.4.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van een leiding. In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, zijn ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone – leiding’ nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan.
33.4.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaald in lid 33.4.1, mits:
a
de omgevingsvergunning niet strijdig is met de
belangen van de binnen het naastgelegen bestemmingsvlak gelegen leiding,
alsmede de veiligheid van personen en goederen is afgewogen en het groepsrisico
is verantwoord;
b
de
beheerder van de leiding vooraf om advies is gevraagd omtrent het voornemen om
een omgevingsvergunning te verlenen.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a De
bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan
10% van die maten, afmetingen en percentages. Deze afwijking is niet van
toepassing op woningen, bedrijfswoningen en recreatiewoningen.
b De bestemmingsregels voor het
toestaan van meer dan 15 kampeermiddelen ter plaatse van een bouwvlak,
bestemmingsvlak ‘Wonen –
1
Het
aantal kampeerplaatsen totaal bedraagt niet meer dan 25.
2
De
gronden die gebruikt worden voor het kleinschalig kamperen grenzen direct aan
het bouwvlak of bestemmingsvlak van het agrarische bedrijf of woning.
3
De
in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig
aangetast.
c De bestemmingsregels en toestaan dat
woningen worden herbouwd op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan
de volgende voorwaarden:
1
De herbouw is
op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar.
2
Herbouw vindt
uitsluitend plaats binnen het bouwvlak, indien geen bouwvlak aanwezig is vindt
de herbouw plaats binnen het bestemmingsvlak.
3 De
afstand tot de as van de weg waaraan
wordt gebouwd bedraagt niet minder dan
4
De afstand
tot de bestemmingsgrenzen bedraagt niet minder dan
5
De
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven worden niet
onevenredig beperkt.
6 De woning is aanvaardbaar uit oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat, waaronder begrepen is dat de herbouw binnen de contour van Risicovolle inrichtingen, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, en de herbouw binnen de contour van Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, niet is toegestaan. Dit moet middels onderzoek worden aangetoond.
7
De in de
bestemmingsomschrijving aangegeven waarden worden niet onevenredig aangetast.
d De bestemmingsregels en
toestaan dat bestemmingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil
daartoe aanleiding geeft.
e De bestemmingsregels en toestaan dat
openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten
behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de
bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te
stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
1 De oppervlakte per gebouwtje niet meer dan
2 De bouwhoogte niet meer dan
f De bestemmingsregels ten aanzien van de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
1 Ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen
zijnde, tot maximaal
2 Ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot
maximaal
g De onder a tot en met f genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
2 De verkeersveiligheid.
3 De sociale veiligheid.
4 De milieusituatie.
5 De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
35.1 Wijziging naar Bos of
Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Bos’ en/of ‘Natuur’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van bos, landschapselementen en/of de natuur, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en landschapsbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk en bos-, natuur-, en/of landschapscompensatie.
b De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
35.2 Wijziging naar Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’, ‘Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden’ te wijzigen in de bestemming ‘Water’ ten behoeve van behoud en/of ontwikkeling van water, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging kan uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de realisatie van vastgesteld natuur- en waterbeleid, zoals het beleid voor de ecologische hoofdstructuur (EHS), een ecologische verbindingszone (EVZ), het landschappelijk raamwerk, beekherstel, waterberging of waterzuivering.
b De wijziging vindt pas plaats nadat de aankoop/overdracht in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden.
35.3 Vormverandering
bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
De totale
oppervlakte van het bestemmingsvlak wordt niet vergroot.
b
De wijziging vindt gelijktijdig plaats met wijziging
van de overige gronden naar de aangrenzende bestemming ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch
met waarden – Landschapswaarden’ en/of ‘Agrarisch met waarden- Natuur- en
Landschapswaarden’, waarbij deze worden bestemd overeenkomstig de genoemde
aangrenzende bestemmingen.
c
De
verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een
ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van
watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel
van watersystemen’,
wordt niet belemmerd of aangetast.
d
De
wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering
van de aanwezige of potentiële
kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van
extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
35.4 Vergroting bestemmingsvlak ‘Agrarisch – Paardenhouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ en de omliggende bestemming(en) te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bestemmingsvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a
Vergroting
van het bestemmingsvlak is toegestaan tot een maximum van
b De vergroting vindt plaats aansluitend aan het bestaande bestemmingsvlak.
c De vergroting is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel paardenhouderijbedrijf.
d Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.
e Vooraf wordt advies ingewonnen bij de AAB.
f De vergroting is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
g Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een erfbeplantingsplan. Indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is binnen de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 5% van de oppervlakte van het bouwvlak aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie dan wel elders in het plangebied.
h De wijziging is hydrologisch neutraal. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
i De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone, ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, wordt niet belemmerd of aangetast.
j De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorie en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
35.5 Wijziging aanduiding ‘ecologische
verbindingszone’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘ecologische verbindingszone’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone kan met de beoogde wijziging ten minste een vergelijkbare functie vervullen.
b Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.
35.6 Wijziging aanduiding ‘groenblauwe mantel’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de begrenzing van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging leidt tot een beter resultaat voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken of doordat door een ruimtelijke ontwikkeling het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de groenblauwe mantel niet langer zinvol is.
b De wijziging mag niet leiden tot verlies van areaal, samenhang en kwaliteit van de aangeduide gebieden met het oog op behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
c Gedeputeerde Staten tot de wijziging van de begrenzing positief hebben besloten.
35.7 Wijziging aanduiding ‘karakteristiek en/of ‘cultuurhistorisch
waardevol’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘karakteristiek’ toe te voegen danwel te verwijderen indien:
a Is aangetoond dat de betreffende waarde van de bebouwing niet meer aanwezig is danwel is aangetoond dat de betreffende waarde aanwezig is welke een bescherming rechtvaardigt.
b Een terzake doende deskundige is geraadpleegd.
35.8 Wijziging begrenzing ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen, door de begrenzing van de aanduiding ‘milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied’ te wijzigen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De wijziging is noodzakelijk jn om deze in overeenstemming te brengen met de begrenzing zoals deze bij of krachtens de verordening, zoals bedoeld in artikel 1.2 eerste lid van de Wet milieubeheer is vastgesteld.
b Het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
35.9 Wijziging aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ en/of
‘veiligheidszone – leiding’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door de aanduiding ‘veiligheidszone – lpg’ en/of ‘veiligheidszone – leiding’ te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van het woon- en leefmilieu, of, bij verwijdering, de bescherming van het woon- en leefmilieu ter plaatse niet meer noodzakelijk is.
35.10 Verwijderen aanduiding
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd dit plan te wijzigen door een aanduiding zoals genoemd in de artikelen 3 tot en met 29 en/of 33 te verwijderen, indien het betreffende gebruik definitief is beëindigd danwel de betreffende bebouwing en/of waarden niet meer aanwezig zijn.
36.1 Overige wettelijke regelingen
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
36.2 Algemeen geldende regels bij wijziging
a Op gronden waar de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' van toepassing zijn, is toepassing van de in deze regels opgenomen wijzigingen uitsluitend toegestaan indien een rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
b Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toepassen van de wijziging zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de wijziging:
1 De verplichting tot het treffen van
technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen
worden behouden.
2 De verplichting tot het doen van
opgravingen.
3 De verplichting de werken of werkzaamheden
die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op
het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester
en wethouders bij de wijziging te stellen kwalificaties.
36.3 Nadere eisen
a Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden.
b De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit.
37.1 Overgangsrecht
bouwwerken
a
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan,
mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit
geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning
voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
b
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het
bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de
inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c
Het bepaalde onder a is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
37.2 Overgangsrecht gebruik
a
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b
Het is
verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c
Indien
het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
d
Het
bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels
van dat plan.
Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Buitengebied
Vastgesteld: 15 december 2011
Opnieuw vastgesteld: 16 december 2013