INHOUD

 

 

regels

 

1                 inleidende regels                            

artikel 1      begrippen                                                                                      

artikel 2      wijze van meten                                                                           

2                bestemmingsregels                        

artikel 3      agrarisch                                                                                   

artikel 4      bedrijf                                                                                        

artikel 5      bedrijventerrein                                                                        

artikel 6      dienstverlening                                                                         

artikel 7      groen                                                                                          

artikel 8      kantoor                                                                                     

artikel 9      maatschappelijk                                                                         

artikel 10     sport                                                                                          

artikel 11     verkeer – verblijfsgebied                                                           

artikel 12     water                                                                                         

artikel 13     wonen                                                                                        

artikel 14     leiding - brandstof                                                                    

artikel 15     leiding - water                                                                           

artikel 16     waarde - archeologische verwachting hoog                           

artikel 17     waarde - archeologische verwachting middelhoog                

3                algemene regels                             

artikel 18     anti-dubbeltelregel                                                                   

artikel 19     algemene bouwregels                                                                

artikel 20    algemene gebruiksregels                                                           

artikel 21     algemene aanduidingsregels                                                     

artikel 22    algemene ontheffingsregels                                                     

artikel 23    algemene wijzigingsregels                                                        

artikel 24    algemene procedureregels                                                        

artikel 25    overige regels                                                                           

4                overgangs- en slotregels             

artikel 26    overgangsrecht                                                                         

artikel 27    slotregel                                                                                   

bijlage 1:                                                  

staat van bedrijfsactiviteiten                                                                  

 

de verbeelding

verbeelding met verklaring                                                 tekeningnummer: 12617

 


1   inleidende regels

artikel 1      begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1      het plan:

het bestemmingsplan "Woongebieden en bedrijventerreinen, Hilvarenbeek" van de gemeente Hilvarenbeek;

1.2        bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0798.BPWoongebBedrterr-0001 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3      aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4        aanduiding:

een geometrische bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5        aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6      aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.7      aan huis verbonden beroep:

een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;

1.8      aanlegvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9        achtererf:

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelsgrens;

1.10        achtergevel:

de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;

1.11        achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen;

1.12      afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.13      agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen, waaronder begrepen houtteelt en fruitteelt en/of het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren;

nader te onderscheiden in:

grondgebonden bedrijf

een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of glas met een hoogte van niet meer dan 1.00 meter;

kassenbedrijf

een bedrijf, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

niet-grondgebonden bedrijf

een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel, waaronder begrepen intensieve veehouderij, zijnde een niet aan de grond gebonden agrarische bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang;

1.14      ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.15      archeologische deskundige:

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma’s van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.16        archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.17        archeologisch rapport:

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.18        archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.19        beperkt kwetsbaar object:

a         verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en bedrijfswoningen;
b         kantoorgebouwen, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
c         hotels en restaurants, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
d         winkels, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
e         sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
f          kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
g         bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet aan te merken zijn als kwetsbaar object;
h         objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
i           objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.20      bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.21      bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak in procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak;

1.22      bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.23        bestaand:

a         bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b         bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.24      bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25      bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26      bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in bouwkundig, ruimtelijk, functioneel, architectonisch of stedenbouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.27        boomkwekerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend of hoofdzakelijk is gericht op het produceren van houtachtige gewassen;

1.28      bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.29      bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.30      bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.31      (bouw)perceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.32        (bouw)perceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.33      bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.34      bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.35      detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.36      dienstverlenend bedrijf/(zakelijke)  dienstverlening:

een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies- en uitzendbureau, een makelaars- en of verzekeringskantoor of bank;

1.37      dienstwoning/bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet worden geacht;

1.38        eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.39        erfbebouwing:

alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;

1.40      evenement:

een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;

1.41        eindwoning:

een woning die grenst aan een aanliggende woning en aan het begin of einde ligt van een reeks woningen;

1.42      gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.43      geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.44        gevellijn:

een geometrisch bepaalde lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;

1.45      hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.46      horecabedrijf:

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:

 

horecabedrijf categorie A

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;

 

horecabedrijf categorie B

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;

 

horecabedrijf categorie C

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;

 

 

horecabedrijf categorie D

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;

 

horecabedrijf categorie E

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;

1.47      huishouden:

de bewoning van een woning door een persoon of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;

1.48      kantoor:

een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;

1.49        kwetsbaar object:

a         woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
b         gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:

1          ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;

2         scholen, of

3          gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;

c         gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:

1          kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of

2         complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en

d         kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.50      maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen (alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen);

1.51      mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.52      onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.53        ontheffing:

een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.54      overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.55      peil:

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.56      prostitutiebedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

1.57      seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel door detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.58      Staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.59      uitbouw

een gebouw dat is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.60        voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie (huisnummer) is gesitueerd;

1.61        waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen;

1.62        wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.63      woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden;

1.64        zijerf:

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan de zijkant van de lijn gelegen perceelsgrens;

1.65        zijgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen.

 

In deze regels wordt mede verstaan onder:

1.66      gebruiken:

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.67      uitvoeren:

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 2      wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1        goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2        bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3        afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;

2.4        inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5        oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;

2.6        lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.

 

[naar inhoudsopgave]


2   bestemmingsregels

artikel 3      agrarisch

3.1      Bestemmingsomschrijving

3.1.1        De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;

 

alsmede voor:

a         ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch 1”: een boomkwekerij met aan de agrarische productie verbonden detailhandel;

 

tevens voor:

b         bedrijfswoningen, met aan huis verbonden beroepen;
c         tuinen en erven;
d         paden, groen en water(lopen);
e         waterhuishoudkundige voorzieningen;
f          overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

g         hoofdgebouwen;
h         aan- en uitbouwen;
i           bijgebouwen;
j           overkappingen;
k         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.1.2        Ten aanzien van de in artikel 3.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a         bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", met dien verstande dat per aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
b         het gebruik van gronden en gebouwen voor niet grondgebonden agrarische bedrijven (zoals glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijen) is niet toegestaan.

3.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen alsmede (sleuf)silo’s en mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
c         aan- en uitbouwen mogen uitsluitend aan bedrijfswoningen worden gebouwd;
d         aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
e         overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
f          op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;

 

g         de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” aangegeven maten;
h         de goot- en/of bouwhoogte van overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

goothoogte       bouwhoogte

1          bedrijfswoningen                               6 m                  9 m;

2         aan- en uitbouwen                             3 m                  5,5 m;

3          bijgebouwen                                     3 m                  5,5 m;

4         overkappingen                                              -                       3 m;

5          silo’s                                                 -                       12 m;

6         erfafscheidingen                                -                       2 m;

7          overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde                                   -                       6 m.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 4      bedrijf

4.1      Bestemmingsomschrijving

4.1.1        De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
b         ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”: uitsluitend openbare nutsvoorzieningen, waaronder inbegrepen een bergbezinkbassin;
c         ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf 1”: tevens een glasbewerkingsbedrijf voor zover dit bedrijf voorkomt in categorie 3 van de staat van bedrijfsactiviteiten;

 

alsmede voor:

d         productiegebonden detailhandel;
e         erven en terreinen;
f          nutsvoorzieningen;
g         paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
h         waterhuishoudkundige voorzieningen;
i           overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

j           hoofdgebouwen;
k         bijgebouwen;
l           overkappingen;
m       overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.1.2        Voor zover aan gronden de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” (zie artikel 21.1) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het zicht op de molen en vrije windtoegang.
4.1.3        Voor zover aan gronden de aanduiding “veiligheidszone LPG” (zie artikel 21.2) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een LPG-tankstation.

 

4.1.4      Ten aanzien van de in artikel 4.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a         detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
b         geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
c         bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

4.2      Bouwregels

4.2.1        Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a         gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
c         overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
d         op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;

 

e         de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” aangegeven maten;
f          de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          bedrijfswoningen                               6 m                  9 m;

2         bijgebouwen                                     3 m                  5,5 m;

3          overkappingen                                              -                       3 m;

4         bedrijfsinstallaties                               -                       6 m;

5          erfafscheidingen                                -                       2 m;

6         overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde                                   -                       3 m.

 

4.2.2        In afwijking van artikel 4.2.1 is bouwen ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening” uitsluitend toegestaan ten dienste van een openbare nutsvoorziening en met inachtneming van de volgende regels:
a         gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          gebouwen                                        3 m                  5,5 m;

2         overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde                               -                       2 m.

4.3      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.1, onder e, voor het verhogen van het maximale bebouwingspercentage, mits:

a         het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
b         is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c         door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1          het straat- en bebouwingsbeeld;

2         het woon- en leefklimaat in de omgeving;

3          de verkeersveiligheid;

4         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5          voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

4.4      Ontheffing van de gebruiksregels

4.4.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1.1, juncto artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
a         het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot de milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b         de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 


4.4.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
a         het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot de milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b         de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 5      bedrijventerrein

5.1      Bestemmingsomschrijving

5.1.1        De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven als vermeld in de staat van bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de volgende daarin opgenomen categorie-indeling:
a         ter plaatse van de aanduiding “bedrijf van categorie 2”: bedrijven in milieucategorie 2;
b         ter plaatse van de aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.1”: bedrijven in milieucategorie 2 en 3.1;
c         ter plaatse van de aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.2”: bedrijven in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2;

 

met dien verstande dat:

d         uitsluitend voor bedrijven die op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt reeds tot een lagere milieucategorie behoren dan blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, die lagere milieucategorie eveneens als toelaatbaar geldt;
e         uitsluitend voor bedrijven die op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt reeds tot een hogere milieucategorie behoren dan blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, het reeds aanwezige bedrijfstype eveneens als toelaatbaar geldt;

 

alsmede voor:

f          ter plaatse van de aanduiding “antennemast”: een zendmast met antenne voor mobiele telecommunicatie en/of radio-/televisieontvangst met bijbehorende voorzieningen;
g         ter plaatse van de aanduiding “brandweerkazerne”: een brandweerkazerne;
h         ter plaatse van de aanduiding “museum”: een museum;
i           ter plaatse van de aanduiding “sport”: een tennishal en/of een tennisbaan, en een sportschool met zwembad.

 

alsmede voor:

j           bedrijfswoningen;
k         productiegebonden detailhandel;
l           erven en terreinen;
m       nutsvoorzieningen;
n         paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
o         waterhuishoudkundige voorzieningen;
p         overige bijbehorende voorzieningen;
 

met bijbehorend(e):

q         hoofdgebouwen;
r          aan- en uitbouwen;
s         bijgebouwen;
t          overkappingen;
u         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
5.1.2        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Water” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de waterleiding.
5.1.3        Voor zover aan gronden de aanduiding “Vrijwaringszone - molenbiotoop” (zie artikel 21.1) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het zicht op de molen en vrije windtoegang.
5.1.4        Voor zover aan gronden de aanduiding “Veiligheidszone LPG” (zie artikel 21.2) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een LPG-tankstation.
 
5.1.5        Ten aanzien van de in artikel 5.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a         detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
b         geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
c         bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", met dien verstande dat per aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan.

5.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 5.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         het bebouwingspercentage dient minimaal 50% te bedragen;
c         bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
d         aan- en uitbouwen mogen uitsluitend aan bedrijfswoningen worden gebouwd;
e         aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
f          overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
g         op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;
h         de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” aangegeven maten;
i           de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          bedrijfswoningen                               6 m                  9 m;

2         aan- en uitbouwen                             3 m                  5,5 m;

3          bijgebouwen                                     3 m                  5,5 m;

4         overkappingen                                              -                       3 m;

5          bedrijfsinstallaties                               -                       6 m;

6         erfafscheidingen                                -                       2 m;

7          overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde                                   -                       3 m.

j           de minimale goot- en of bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt de met een aanduiding aangegeven maximale goot- en of bouwhoogte min 1 meter, dan wel de bestaande goot- en of bouwhoogte indien deze lager is dan de met een aanduiding aangegeven maximale goot- en of bouwhoogte min 1 meter;

 

k         ter plaatse van de aanduiding “antennemast” mag een zendmast met antenne met een maximale bouwhoogte van 44 m worden gebouwd alsmede voorzieningen in de vorm van apparatuurkasten en terreinafscheidingen met een maximale oppervlakte en bouwhoogte van 10 m2 respectievelijk 2 m.

5.3        Ontheffing van de bouwregels

5.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2, onder b, voor het verlagen van het minimale bebouwingspercentage, indien dit vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is.
5.3.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2, onder h, voor het verhogen van het maximale bebouwingspercentage, mits:
a         het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
b         is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c         door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1          het straat- en bebouwingsbeeld;

2         het woon- en leefklimaat in de omgeving;

3          de verkeersveiligheid;

4         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5          voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

5.3.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2 onder j voor het verlagen van de minimale goot- en of bouwhoogte indien dit vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is.

5.4      Ontheffing van de gebruiksregels

5.4.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.1.1, juncto artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
a         het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b         de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.4.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
a         het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b         de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 6      dienstverlening

6.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Dienstverlening” aangewezen gronden zijn bestemd voor dienstverlenende bedrijven;

 

alsmede voor:

a         erven, tuinen en terreinen;
b         nutsvoorzieningen;
c         paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
d         waterhuishoudkundige voorzieningen;
e         overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

f          hoofdgebouwen;
g         onderbouwen;
h         aan- en uitbouwen;
i           bijgebouwen;
j           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.3;
c         aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
d         overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
e         op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;
f          de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” aangegeven maten;
g         de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          aan- en uitbouwen                             3 m                  5,5 m;

2         bijgebouwen                                     3 m                  5,5 m;

3          overkappingen                                              -                       3 m;

4         erfafscheidingen        

voor de voorgevel                              -                       1 m;

5          erfafscheidingen

   achter de voorgevel                           -                       2 m;

6         overige bouwwerken

      geen gebouwen zijnde                                   -                       3 m.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 7      groen

7.1      Bestemmingsomschrijving

7.1.1        De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         parken, plantsoenen en groenstroken;
b         beplantingen;
c         ter plaatse van de aanduiding “antennemast”: een zendmast en antenne voor mobiele telecommunicatie en/of radio-/televisieontvangst en bijbehorende voorzieningen;

 

alsmede voor:

d         openbare tuinen en andere voor het publiek toegankelijke groenvoorzieningen;
e         bermen, bermsloten;
f          speelvoorzieningen;
g         recreatief medegebruik;
h         evenementen;
i           voet- en fietspaden;
j           parkeervoorzieningen;
k         water(lopen);
l           waterhuishoudkundige voorzieningen;
m       overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

n         kunstuitingen;
o         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
7.1.2        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Brandstof” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de brandstofleiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een brandstofleiding.
7.1.3        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Water” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de waterleiding.
7.1.4        Voor zover aan gronden de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” (zie artikel 21.1) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het zicht op de molen en vrije windtoegang.
7.1.5        Voor zover aan gronden de aanduiding “veiligheidszone LPG” (zie artikel 21.2) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een LPG-tankstation.

7.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

1          muziekkiosk                                                     6 m;

2         kunstuitingen                                                12 m;

3          verlichting en speelvoorzieningen                       6 m;

4         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde      2 m;


b         ter plaatse van de aanduiding “antennemast” mag een zendmast met antenne met een maximale bouwhoogte van 33 m worden gebouwd alsmede voorzieningen in de vorm van apparatuurkasten en terreinafscheidingen met een maximale oppervlakte en bouwhoogte van 10 m2 respectievelijk 2 m.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 8      kantoor

8.1      Bestemmingsomschrijving

8.1.1        De voor “Kantoor” aangewezen gronden zijn bestemd voor kantoren;

 

alsmede voor:

a         (bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden beroepen;
b         erven, tuinen en terreinen;
c         nutsvoorzieningen;
d         paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
e         waterhuishoudkundige voorzieningen;
f          overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

g         hoofdgebouwen;
h         onderbouwen;
i           aan- en uitbouwen;
j           bijgebouwen;
k         overkappingen;
l           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.1.2        Ten aanzien van de in artikel 8.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperking:
a         (bedrijfs)woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning", met dien verstande dat per aanduiding maximaal één bedrijfswoning is toegestaan.
 
8.1.3        Voor zover aan gronden de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” (zie artikel 21.1) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het zicht op de molen en vrije windtoegang.
8.1.4        Voor zover aan gronden de aanduiding “veiligheidszone LPG” (zie artikel 21.2) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een LPG-tankstation.

8.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 8.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.3;
c         aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
d         overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
e         op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;
f          de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” aangegeven maten;

g         de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          aan- en uitbouwen                             3 m                  5,5 m;

2         bijgebouwen                                     3 m                  5,5 m;

3          overkappingen                                              -                       3 m;

4         erfafscheidingen
voor de voorgevel                              -                       1 m;

5          erfafscheidingen
achter de voorgevel                           -                       2 m;

6         overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde                                   -                       3 m.

8.3      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 8.2, onder f, voor het verhogen van het maximale bebouwingspercentage, mits:

a         het aantal kantoren niet wordt vergroot;
b         is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c         door de uitbreiding geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1          het straat- en bebouwingsbeeld;

2         het woon- en leefklimaat in de omgeving;

3          de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;

4         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5          voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 9      maatschappelijk

9.1      Bestemmingsomschrijving

9.1.1        De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a          maatschappelijke voorzieningen;
b         ter plaatse van de aanduiding “kinderboerderij”: een kinderboerderij met ondergeschikte horeca;

 

en tevens voor:

c         erven, tuinen en terreinen;
d         nutsvoorzieningen;
e         paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
f          waterhuishoudkundige voorzieningen;
g         overige bijbehorende voorzieningen;

 

alsmede voor:
h         ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”: een onderdoorgang ten behoeve van het verkeer;

 

met bijbehorende:

i           hoofdgebouwen;
j           onderbouwen;
k         bijgebouwen;
l           overkappingen;
m       bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

9.1.2        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Brandstof” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de brandstofleiding en het woon- en leefklimaat in verband met de externe veiligheid.
9.1.3        Voor zover aan gronden de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” (zie artikel 21.1) is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het zicht op de molen en vrije windtoegang.

9.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 9.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.3;
c         bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
d         overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
e         op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;
f          de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” aangegeven maten;
g         de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          bijgebouwen                                     3 m                  5,5 m;

2         overkappingen                                              -                       3 m;

3          erfafscheidingen                                -                       2 m;

4         overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde                                   -                       3 m.

h         indien geen maximale goot- en bouwhoogte zijn aangegeven middels een aanduiding, is de maximale goot- en bouwhoogte gelijk aan de goot- respectievelijk bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
i           ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” mag slechts bebouwing worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een doorgangsruimte van ten minste 4,5 m.

9.3      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 9.2, onder f, voor het verhogen van het maximale bebouwingspercentage, mits:

a         het aantal maatschappelijke voorzieningen niet wordt vergroot;
b         is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c         door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1          het straat- en bebouwingsbeeld;

2         het woon- en leefklimaat in de omgeving;

3          de verkeersveiligheid;

4         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5          voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

 

[naar inhoudsopgave]

 

artikel 10      sport

10.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Sport” aangewezen gronden zijn bestemd voor

a         binnen- en buitensportbeoefening;

 

en tevens voor:

b         paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
c         speelvoorzieningen;
d         nutsvoorzieningen;
e         waterhuishoudkundige voorzieningen;
f          overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

g         hoofdgebouwen;
h         bijgebouwen;
i           overkappingen;
j           bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 10.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b         op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;
c         de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen en het bebouwingspercentage mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot-, bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage” aangegeven maten;
d         de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          bijgebouwen                                     -                       4 m;

2         palen en ballenvangers                                    -                       12 m;

3          tribunes                                            -                       5 m;

4         lichtmasten                                       -                       20 m;

5          overkappingen                                              -                       3 m;

6         erfafscheidingen                                -                       2 m;

7          overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde                                   -                       3 m.

10.3      Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 10.2, onder c, voor het verhogen van het maximale bebouwingspercentage, mits:

a         het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
b         is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c         door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1          het straat- en bebouwingsbeeld;

2         het woon- en leefklimaat in de omgeving;

3          de verkeersveiligheid;

4         de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

5          voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 11        verkeer – verblijfsgebied

11.1      Bestemmingsomschrijving

11.1.1        De voor “Verkeer – verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a         wegen en voet- en fietspaden;
b         pleinen;
c         parkeerterreinen en andere openbare ruimten met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen;
d         ter plaatse van de aanduiding “garage”: garageboxen voor de stalling van auto’s en andere motorvoertuigen;

 

alsmede voor:

e         speelvoorzieningen;
f          evenementen;
g         groen en water(lopen);
h         nutsvoorzieningen;
i           waterhuishoudkundige voorzieningen;
j           overige bijbehorende voorzieningen;

 

en tevens voor:

k         ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”: een loopbrug met onderdoorgang ten behoeve van het verkeer;

 

met bijbehorende:

l           kunstuitingen;
m       nutsvoorzieningen;
n         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

11.1.2        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Brandstof” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de brandstofleiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een brandstofleiding.
11.1.3        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Water” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de waterleiding.
11.1.4        Voor zover aan gronden de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” (zie artikel 21.1) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het zicht op de molen en vrije windtoegang.
11.1.5        Voor zover aan gronden de aanduiding “veiligheidszone LPG” (zie artikel 21.2) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een LPG-tankstation.

 


11.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 11.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen mogen alleen gebouwd worden ter plaatse van de aanduiding “garage”;
b         de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste bedragen 3 m respectievelijk 5,5 m;
c         ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” mag slechts bebouwing worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een doorgangsruimte van ten minste 4,5 m;
d         de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste mag bedragen voor:

1          verlichting                                                       6 m;

2         voorzieningen voor de verkeersgeleiding                        10 m;

3          speelvoorzieningen                                           6 m;

4         kunstuitingen                                                12 m;

5          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde      2 m.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 12      water

12.1      Bestemmingsomschrijving

De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

12.2      Bouwregels

Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 12.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:

a         gebouwen mogen niet worden gebouwd;
b         de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding of geleiding, mag ten hoogste bedragen voor:

1          bruggen en viaducten                                                8 m;

2         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde                4 m.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 13      wonen

13.1      Bestemmingsomschrijving

13.1.1        De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen met:
a         Ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd”: minimaal 3 aaneengebouwde woningen;
b         Ter plaatse van de aanduiding “gestapeld”: gestapelde woningen;
c         Ter plaatse van de aanduiding “opslag”: opslag;
d         Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding 1”: vrijstaande en dubbele woningen;
e         Ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding 2”: aaneengebouwde woningen, al dan niet gestapeld;
f          Ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand”: vrijstaande woningen;
g         Ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats”: standplaatsen voor woonwagens;

 

alsmede voor:

h         ter plaatse van de aanduiding “gezondheidszorg”: een huisartsenpraktijk;
i           ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”: de bescherming van cultuurhistorische waarden;
j           ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”: een onderdoorgang ten behoeve van het verkeer;

 

en tevens voor:

k         aan huis verbonden beroepen;
l           erven en tuinen;
m       paden;
n         waterhuishoudkundige voorzieningen;

 

met bijbehorende:

o         hoofdgebouwen;
p         onderbouwen;
q         aan- en uitbouwen;
r          bijgebouwen;
s         overkappingen;
t          overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
u         woonwagens.

 

13.1.2        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Brandstof” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de brandstofleiding en de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een brandstofleiding.
13.1.3        Voor zover aan gronden de dubbelbestemming “Leiding - Water” is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van de waterleiding.
13.1.4        Voor zover aan gronden de aanduiding “vrijwaringszone - molenbiotoop” (zie artikel 21.1) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het zicht op de molen en vrije windtoegang.
13.1.5        Voor zover aan gronden de aanduiding “veiligheidszone LPG” (zie artikel 21.2) is gegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de nabijheid van een LPG-tankstation.

 

13.1.6        Ten aanzien van de in artikel 13.1.1 genoemde functies geldt de beperking dat:
a         het aantal woningen en woonwagens per bouwperceel niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, hieronder niet begrepen woningen die zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan;
b         nieuw te bouwen woningen uitsluitend zijn toegestaan daar waar dat met een aanduiding “maximum aantal woningen” is aangegeven, met dien verstande dat het aantal nieuw te bouwen woningen maximaal het middels deze aanduiding aangegeven aantal mag bedragen.

13.2      Bouwregels

13.2.1        Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 13.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a         ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang” mag slechts bebouwing worden opgericht indien de begane grondlaag vrij blijft van bebouwing met een doorgangsruimte van ten minste 3,5 m;
b         de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend in de gevellijn worden gebouwd;
c         de diepte van het hoofdgebouw mag ten hoogste 13 m bedragen;
d         de inhoud van een hoofdgebouw dient ten minste 350 m³ te bedragen;
e         onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 19.3;
f          bij vrijstaande hoofdgebouwen, twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en bij aaneengebouwde woningen de hoofdgebouwen van eindwoningen dient de afstand aan de niet aaneengebouwde zijde tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2,5 m te bedragen;
g         aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de gevellijn van hoofdgebouwen worden gebouwd;
h         het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bouwperceel bedragen tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
i           de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag ten hoogste 4 m bedragen, met dien verstande dat de diepte van het hoofdgebouw en de aan- en uitbouwen en overkappingen gezamenlijk niet meer dan 17 m mag bedragen;
j           overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
k         op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 19.4 van toepassing;
l           de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte” aangegeven hoogten;
m       de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

                                                                   goothoogte       bouwhoogte

1          aan- en uitbouwen                             3 m                  5,5 m;

2         bijgebouwen                                     3 m                  5,5 m;

3          overkappingen                                              -                       3 m;

4         erfafscheidingen
voor de voorgevel                              -                       1 m;

5          erfafscheidingen
achter de voorgevel                           -                       2 m;

6         overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde                                   -                       3 m.

 

13.2.2        In afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.1 is ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats” bouwen uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 13.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 4 en de volgende regels:
a         woonwagens, aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
b         de afstand van woonwagens tot de zijdelingse grenzen van de standplaats dient ten minste 2,5 m te bedragen;
c         de breedte van een woonwagen mag ten hoogste 5 m bedragen;
d         de lengte van een woonwagen mag ten hoogste 20 m bedragen;
e         het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan- en uitbouwen mag per standplaats ten hoogste 20 m² bedragen;
f          per standplaats mag ten hoogste één bijgebouw worden gebouwd met een grondoppervlakte van ten hoogste 12 m²;
g         de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:

1          woonwagens                                                5m;

2         aan- en uitbouwen                                        5 m;

3          bijgebouwen                                                 3 m;

4         bouwwerken, geen gebouwen                                   2 m.


13.3      Ontheffing van de bouwregels

13.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 13.2.1, onder c, en artikel 13.2.1, onder i,voor een grotere diepte, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a         de afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
b         de totale diepte van hoofdgebouw en aan- en/of uitbouwen overkappingen mag ten hoogste 17 m bedragen;
c         de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
13.3.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 13.2.1, onder f, voor het bouwen van het hoofdgebouw op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van de voorwaarde dat de afstand tot het op het naastgelegen perceel gelegen hoofdgebouw tenminste 3 m dient te bedragen.
13.3.3      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 13.2.2 onder f voor het bouwen van een tweede bijgebouw mits:
a         het grondoppervlak van het bijgebouw ten hoogste 12 m² bedraagt;
b         een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt blijft.
 

13.4      Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 13.1.1, juncto artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

a         het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
b         het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of 2 in de Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf behorende tot één van die milieucategorieën;
c         het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d         geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
e         de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 14      leiding - brandstof

14.1        Bestemmingsomschrijving

14.1.1        De voor “Leiding - Brandstof” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor ondergrondse buisleidingen, het beheer van deze leidingen en de bescherming van het aangrenzende woon- en leefklimaat in verband met deze leidingen;

 

alsmede voor bijbehorende bouwwerken en voorzieningen (zoals regel- en meetkasten en afsluiterputten).

 

14.1.2        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikel 3 tot en met artikel 13) zijn op de in artikel 14.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

14.2        Bouwregels

14.2.1        In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen in artikel 3 tot en met artikel 13 van deze regels, mag:
a         binnen een afstand van 5 m aan weerszijden van de leiding niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
b         op de overige binnen de zone gelegen gronden geen nieuw bouwwerk ten behoeve van de in artikel 14.1.2 genoemde functies worden gebouwd.

 

14.2.2        Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a         de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
b         de oppervlakte van bouwwerken mag niet meer dan 25 m2 bedragen.

14.3        Ontheffing van de bouwregels

Mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de in artikel 14.1.1 bedoelde leidingen, zijn Burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 14.2 en toestaan dat bebouwing overeenkomstig de secundaire bestemming wordt gebouwd, mits vooraf het advies wordt in­gewonnen van de betreffende leidingbeheerder (Dienst Vastgoed Defensie).

14.4        Specifieke gebruiksregels

14.4.1        Onverminderd het bepaalde in artikel 20.1 (Algemene gebruiksregels), is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze dubbelbestemming.

 

14.4.2        Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in artikel 14.4.1, indien strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

14.5        Aanlegvergunning

14.5.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) op 5 m aan weerszijden van de leiding de volgende andere werken uit te voeren:

 

a         het ontginnen, ontgronden, bodem verlagen of afgraven, ophogen en egaliseren;
b         het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
c         het graven van watergangen alsmede het aanleggen van een drainage;
d         het in de grond brengen van voorwerpen op een grotere diepte dan 30 cm;
e         het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
f          het aanbrengen van gewassen of beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.

 

14.5.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, gevaar en/of nadeel voor de leiding is te duchten of blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

14.5.3        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de leidingbeheerder.

 

14.5.4        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 14.5.1 is niet vereist voor:
a         andere werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b         andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 15        leiding - water

15.1        Bestemmingsomschrijving

De voor “Leiding - Water” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een ondergrondse watertransportleiding.

alsmede voor:

a         het beheer van deze bedoelde leiding;
b         overige bijbehorende voorzieningen;

 

met bijbehorende:

c         bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2        Bouwregels

Ongeacht het bepaalde in artikelen 3 tot en met artikel 13 van deze regels, is bouwen op deze gronden uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 15.1 omschreven doeleinden en met in achtneming van de volgende regels:

a         de oppervlakte van bouwwerken bedraagt maximaal 25 m²;
b         de hoogte van bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m.

15.3        Ontheffing van de bouwregels

15.3.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 15.2, voor het bouwen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 3 tot en met artikel 13 van deze regels mits het belang van de leidingen niet onevenredig wordt geschaad.
15.3.2        Een vrijstelling als bedoeld in 15.3.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de betreffende leiding.

15.4        Aanlegvergunning

15.4.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a         het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden;
b         het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
c         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
15.4.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de betreffende leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
15.4.3        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 wordt niet verleend dan nadat burgemeester en wethouders daarover een advies hebben ingewonnen van de beheerder van de betreffende leiding.
15.4.4        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 15.4.1 is niet vereist voor:
a         andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
b         andere werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 16        waarde - archeologische verwachting hoog

16.1        Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting hoog” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende overige bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde voorkomende of te verwachten archeologische waarden.

16.2        Bouwen

16.2.1        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met artikelen 3 tot en met artikel 13) eisen burgemeester en wethouders uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergroting van bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij ter realisering bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk zijn, die:
a         een totale oppervlakte hebben groter dan 100 m2 , en
b         waarvoor grond op een diepte van 0,5 m of meer onder het maaiveld, moet worden geroerd,

dat alvorens de bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

16.2.2        Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a         het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b         het doen van opgravingen;
c         begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.

16.3        Aanlegvergunning

16.3.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a         het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeer­voorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c         het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage en het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
d         het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
apparatuur;
e         het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.

 

16.3.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 16.3.1 wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.

 

16.3.3        Het in artikel 16.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
a         het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
b         er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 100 m2 of niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;
c         op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
d         de werken en werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
e         mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
f          de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 17        waarde - archeologische verwachting middelhoog

17.1        Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologische verwachting middelhoog” aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende overige bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde voorkomende of te verwachten archeologische waarden.

17.2        Bouwen

17.2.1        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met artikel 13) eisen burgemeester en wethouders uitsluitend voor gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en vergroting van bestaande gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij ter realisering bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk zijn, die:
a         een totale oppervlakte hebben groter dan 500 m2, en
b         waarvoor grond op een diepte van 0,5 m of meer onder het maaiveld, moet worden geroerd,

dat alvorens de bouwvergunning wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.

17.2.2        Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de bouwvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de bouwvergunning:
a         het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
b         het doen van opgravingen;
c         begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.

17.3        Aanlegvergunning

17.3.1        Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 17.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:
a         het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b         het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeer­voorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c         het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage en het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
d         het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en
apparatuur;
e         het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen van gronden en het rooien van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd.

 

17.3.2        Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 17.3.1 wordt slechts verleend, indien door de werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwach­ten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
17.3.3        Het in artikel 17.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
a         het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratin­gen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en lei­dingen;
b         er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 500 m2 of niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld;
c         op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeo­logische relicten aanwezig zijn;
d         de werken en werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
e         mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
f          de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.

 

[naar inhoudsopgave]


3   algemene regels

artikel 18      anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 19      algemene bouwregels

19.1      bestaande afmetingen, afstanden en percentages

19.1.1        In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.
19.1.2        In die gevallen dat een bestaande maatvoering, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden die maat in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

19.2      percentageregeling

Een middels een aanduiding of in de regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overige bouwwerken geen gebouw zijnde.

Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.

19.3      ondergronds bouwen

Het bepaalde in dit bestemmingsplan omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.

19.4      overschrijding van bouwgrenzen en gevellijnen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:

a         de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat de diepte van een erker maximaal 1,10 m mag bedragen;
b         de goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,25 m, met een maximum van 3 m;
c         de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:

1          een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;

2         de afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m dient te bedragen;

3          een erker aan de zijgevel ten minste 3 m achter de gevellijn dient te liggen;

d         de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak grenst aan een bestemming “verkeer - verblijfsgebied”;
e         andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 20      algemene gebruiksregels

20.1      Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval verstaan:

a         een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b         een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c         een gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
d         een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo);
e         een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan bij of krachtens deze regels;
f          een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
g         een gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van zodanig gebruik dat uitdrukkelijk bij of krachtens deze regels is toegestaan;
h         een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, met uitzondering van:

1          een gebruik voor evenementen in de bestemmingen “groen” en "verkeer - verblijfsgebied";

2         een gebruik voor evenementen in de overige bestemmingen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan 3 per jaar bedraagt, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.

20.2      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 20.1, onder g, voor het gebruik van een bijgebouw als afhankelijke woonruimte, mits:

a         een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
b         het gebruik beperkt blijft tot de in hoofdstuk 2 genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 80 m2;
c         de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

20.3        Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van artikel 20.2, in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

 

20.4        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 20.1 onder f voor het toestaan van een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf, met dien verstande dat:

a         deze ontheffing uitsluitend kan worden verleend binnen de bestemming Bedrijventerrein;
b         binnen de gemeente maximaal één seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf kan worden toegelaten;
c         het seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf niet mag worden gevestigd binnen een afstand van 150 m van een woning, niet zijnde een bedrijfswoning, of een maatschappelijke of recreatieve voorziening;
d         de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
e         het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 21      algemene aanduidingsregels

21.1        Vrijwaringszone molenbiotoop

21.1.1        Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding “Vrijwaringszone – molenbiotoop” zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van het zicht op de molen en de vrije windtoegang.

 

21.1.2        Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, is bouwen op deze gronden toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

a         binnen 100 m van de molen mag geen bebouwing of beplanting, hoger dan 3,72 m worden opgericht;
b         tussen de 100 m en de 400 m van de molen mag de hoogte van bebouwing en beplanting niet hoger zijn dan 3,72 m vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk dan wel de beplanting en de molen.

 

21.1.3        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 21.1.2, mits daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.

 

21.1.4        Aanlegvergunning
a         Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 21.1.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

1          het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het bepaalde in artikel 21.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;

2         het aanleggen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 21.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;

3          het aanplanten van bomen en/of houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel 21.1.2 is toegestaan voor bouwwerken;

b         Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
c         Een aanlegvergunning wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.
d         Geen aanlegvergunning is nodig voor:

1          andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

2         andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aan­gevraagde dan wel verleende vergunning.

21.2        Veiligheidszone LPG

21.2.1        Aanduidingsomschrijving

De voor “Veiligheidszone LPG” aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefmilieu in verband met de nabijheid van een vulpunt van een LPG-installatie.

21.2.2        In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met artikel 13) zijn op de in artikel 21.2.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

 

21.2.3        Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met artikel 13), mogen op de in artikel 21.2.1 bedoelde gronden geen nieuwe gebouwen worden opgericht voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

 

21.2.4        Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de artikelen 21.2.2 en 21.2.3 ten behoeve van een kwetsbaar of een beperkt kwetsbaar object voor zover in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en werkmilieu kan worden gerealiseerd.

 

21.2.5        Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding “veiligheidszone LPG”, mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een LPG-installatie definitief is beëindigd.

21.3        Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 1’ het bestemmingsplan te wijzigen door het aanbrengen van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ met een bouwvlak, mits:

a         ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is;
b         de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

21.4        Wro-zone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding ‘wro-zone - wijzigingsgebied 2’ de bestemming te wijzigen naar Bedrijventerrein, met de aanduiding ‘bedrijfswoning’ en ‘bedrijf van categorie 2 met een bouwvlak, mits:

a         ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is;
b         de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.

 

[naar inhoudsopgave]

 

artikel 22        algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:

a         het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is;
b         het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen geometrisch is bepaald niet meer dan 2,5 m bedraagt.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 23      algemene wijzigingsregels

23.1        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

23.2        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door aan één of meer bestemmingen de dubbelbestemming “Waarde – Archeologische verwachting hoog” of de dubbelbestemming “Waarde - Archeologische verwachting middelhoog” toe te kennen indien ter plaatse sprake is van archeologisch waardevol gebied, en/of archeologisch onderzoeksgebied, en indien uit een rapport van een ter zake deskundige blijkt dat de betreffende waarde in voldoende mate aanwezig is.

23.3        Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen door bij één of meer bestemmingen de dubbelbestemming “Waarde – Archeologische verwachting hoog” of de dubbelbestemming “Waarde - Archeologische verwachting middelhoog” te verwijderen, indien ter plaatse uit een rapport van een ter zake deskundige blijkt dat de betreffende waarde in onvoldoende mate aanwezig is.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 24      algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

a         een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b         burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c         de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d         gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

 

[naar inhoudsopgave]

artikel 25      overige regels

Daar waar aan gronden meerdere bestemmingen zijn gegeven, prevaleren de regels bij de dubbelbestemming(en). Daar waar tevens aan gronden meerdere dubbelbestemmingen zijn gegeven, gelden de regels bij deze dubbelbestemmingen naast elkaar.

 

[naar inhoudsopgave]


4   overgangs- en slotregels

artikel 26      overgangsrecht

26.1      overgangsrecht voor bouwwerken

26.1.1      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b         na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
26.1.2      Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
26.1.3      Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

26.2      overgangsrecht voor gebruik

26.2.1      Het gebruik van gronden en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
26.2.2      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
26.2.3      Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.2.4      Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

[naar inhoudsopgave]


artikel 27      slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Woongebieden en bedrijventerreinen".

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 oktober 2009............................

 

De voorzitter,

De griffier,

................................

................................

 

[naar inhoudsopgave]


bijlage 1:

staat van bedrijfsactiviteiten