regels
1 Inleidende regels
2 Bestemmingsregels
Artikel 6 Verkeer - verblijfsgebied
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene ontheffingsregels
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan “Vroonacker” van de gemeente Hilvarenbeek, vervat in de verbeelding en bijbehorende verklaring met tekeningnummer 12815 en deze regels en bijbehorende bijlage(n);
de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan, bestaande uit de kaart met tekeningnummer 12815;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een op de verbeelding door middel van een aanduidingsvlak begrensd gebied of figuur, waar nader in de regels bepaalde bouw- en/of gebruiksregels van toepassing zijn;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorende bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen perceelsgrens.
de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen;
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
a bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
b bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
de grens van een bestemmingsvlak;
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, en in bouwkundig, ruimtelijk, functioneel, architectonisch of stedenbouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
de grens van een bouwperceel;
een op de verbeelding door bouwgrenzen omsloten vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de op de verbeelding aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die bij het bouwen niet mag worden overschreden;
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
de bewoning van een woning door:
- een persoon;
- meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)-overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende, sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare dienstverlenende instellingen (alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen);
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een
vloer waarvan de bovenkant minder dan
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;
een inrichting of instelling gericht op het doen
plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische
aard dan wel door detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een
seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instelling;
een gebouw dat is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.
In deze regels wordt mede verstaan onder:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee
gelijk te stellen constructiedeel;
van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de zijdelingse grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale projecties van bouwdelen en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, boven het peil.
a parken, plantsoenen en groenstroken;
b beplantingen;
en tevens voor:
c bermen en bermsloten;
d speelvoorzieningen;
e voet- en fietspaden;
f parkeervoorzieningen;
g water(lopen);
h voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
i overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
a gebouwen mogen niet worden gebouwd;
b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
1 verlichting
en speelvoorzieningen
2 overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a kantoren
en tevens voor:
b erven, tuinen en terreinen;
c nutsvoorzieningen;
d paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
e waterhuishoudkundige voorzieningen;
f overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g hoofdgebouwen;
h onderbouwen;
i aan- en uitbouwen;
j bijgebouwen;
k overkappingen;
l bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
a gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
c onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.2;
d bijgebouwen
mogen uitsluitend op een afstand van ten minste
e overkappingen
mogen uitsluitend op een afstand van tenminste
f op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 9.3 van toepassing;
g de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen als aangeduid als aangeduid;
2
bijgebouwen
3 overkappingen -
4
erfafscheidingen -
5
overige
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde -
a het aantal kantoren niet wordt vergroot;
b is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3 de verkeersveiligheid;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
5 voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden ten behoeve van parkeren aan de wegzijde van het gebouw c.q. de gebouwen.
a maatschappelijke voorzieningen
en tevens voor:
b erven, tuinen en terreinen;
c nutsvoorzieningen;
d paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groen en water;
e waterhuishoudkundige voorzieningen;
f overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g hoofdgebouwen;
h onderbouwen;
i aan- en uitbouwen;
j bijgebouwen;
k overkappingen;
l bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
a gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
c onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.2;
d bijgebouwen
mogen uitsluitend op een afstand van ten minste
e overkappingen
mogen uitsluitend op een afstand van tenminste
f op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 9.3 van toepassing;
g de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen als aangeduid als aangeduid;
2 aan-
en uitbouwen
3
bijgebouwen
4 overkappingen -
5
erfafscheidingen -
6
overige
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde -
a het aantal maatschappelijke voorzieningen niet wordt vergroot;
b is aangetoond dat uitbreiding wegens een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c door het gebruik geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
1 het straat- en bebouwingsbeeld;
2 het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3 de verkeersveiligheid;
4 de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
5 voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gerealiseerd.
De voor “verkeer - verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen en voet- en fietspaden;
b pleinen;
c parkeerterreinen en andere openbare ruimten met zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en nabijgelegen bestemmingen;
alsmede voor:
d speelvoorzieningen;
e evenementen;
f nutsvoorzieningen;
g groen en water(lopen);
h voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
i overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j gebouwen;
k bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Hoogte:
a verlichting
b voorzieningen
voor de verkeersgeleiding
c kunstuitingen
d speelvoorzieningen
e overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De voor “wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor eengezinswoningen, waarbij geldt dat:
a ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’: uitsluitend minimaal 3 aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
b ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aan-een’: uitsluitend twee-aan-een gebouwde woningen zijn toegestaan;
c ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’: uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan.
alsmede voor:
d aan huis verbonden beroepen;
e erven en tuinen;
f
paden;
g voorzieningen
ten behoeve van de waterhuishouding;
met bijbehorende:
h hoofdgebouwen;
i onderbouwen;
j aan- en uitbouwen;
k bijgebouwen;
l overkappingen;
m overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a het aantal woningen bedraagt maximaal het per bestemmingsvlak aangegeven aantal wooneenheden;
b daar waar een minimaal aantal wooneenheden is aangegeven, moet het aantal wooneenheden per bestemmingsvlak minimaal het aangegeven aantal bedragen;
c de voorgevel van het hoofdgebouw mag uitsluitend in de gevellijn, zoals opgenomen op de verbeelding, worden gebouwd;
d
de diepte van het hoofdgebouw van vrijstaande, twee-aan-eengebouwde
en aaneengebouwde woningen mag ten hoogste
e de
inhoud van een hoofdgebouw dient ten minste
f onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de bovengrondse bebouwing en met inachtneming van artikel 9.2;
h de
afstand van de eindwoningen bij aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse
perceelsgrens dient ten minste
i
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
mogen uitsluitend op een afstand van ten minste
j
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan-
en uitbouwen en bijgebouwen, inclusief overkappingen, mag ten hoogste 50% van
de bij het hoofdgebouw behorende zij- en achtererf bedragen tot een maximum van
k de
diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw
mag ten hoogste
l op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 9.3 van toepassing;
m de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen, voor:
goothoogte bouwhoogte
1 hoofdgebouwen als aangeduid als aangeduid;
2 aan-
en uitbouwen
3 bijgebouwen
4 erfafscheidingen
voor de gevellijn -
5 van
erfafscheidingen achter de gevellijn -
6 van overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde -
a de
afstand van de achtergevel tot de achterste grens van het bouwperceel dient minimaal
b de
totale diepte van hoofdgebouw en aan- en/of uitbouw mag ten hoogste
c de belangen van de rechthebbenden op de aan het bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
a het ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de bijgebouwen, met dien verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
b het
aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de milieucategorie 1 of
c het gebruik geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf;
e de aard en de activiteiten van het bedrijf niet leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de omgeving.
In die gevallen dat de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, de afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken en/of het bebouwingspercentage, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen, op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand en/of bebouwingspercentage in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Het bepaalde in deze regels en op de verbeelding
omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken,
alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op
ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale diepte van ondergrondse
bouwwerken niet meer dan
Gevellijnen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door
a tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda’s en overkappingen, mits:
1 de
overschrijding niet meer bedraagt dan
2 de
goot- en bouwhoogte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt
dan
3 de breedte van erkers, entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw, met dien verstande dat:
4 een erker voor de gevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
5 de
afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal
6 een
erker aan de zijgevel tenminste
7 de
afstand tot de bestemmingsgrens minimaal
b andere
ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer
bedraagt dan
a een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;
d een gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo);
e een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
f een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens deze regels;
h een gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen, met uitzondering van een gebruik voor evenementen:
1 in de bestemming “verkeer - verblijfsgebied”;
2 in de overige bestemmingen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer dan 5 bedraagt.
a het een (vrijstaand) bijgebouw betreft behorende bij een woning binnen een bestemming waarbinnen een permanente woning is toegestaan;
b een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring van in ieder geval de behandelende huisarts;
c er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
d
de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen
de toegestane bijgebouwen, met een maximale bebouwde oppervlakte van
e het bijgebouw vormt een onlosmakelijk geheel met de woning van waaruit de mantelzorg wordt verleend.
Burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing zowel op naam van de mantelzorgverlener als de mantelzorgontvanger onder de voorwaarden dat binnen één maand na beëindiging van het gebruik van het (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg hiervan schriftelijke melding wordt gemaakt bij burgemeester en wethouders en het (vrijstaand) bijgebouw binnen drie maanden na beëindiging van het gebruik als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg ongedaan wordt gemaakt voor bewoning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:
a het afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of constructie noodzakelijk is;
b het
afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding,
niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is
uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte
van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het
bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover
zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan
a een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Vroonacker".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ………..
De voorzitter, |
De griffier, |
................................ |
................................ |