In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
het plan:
het bestemmingsplan "Kern Diessen" van de gemeente Hilvarenbeek;
1.2
de verbeelding:
de verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan bestaande
uit de verbeelding met tekeningnummer 12064;
1.3
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw is
gebouwd, in directe verbinding staat met het hoofdgebouw, door zijn vorm
onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4
aanduiding:
een op de verbeelding aangegeven vlak of figuur, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6
aan huis verbonden bedrijf:
een bedrijf, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten
en zorg of het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van
handwerk, die door zijn beperkte omvang, door de gebruiker van een woning in
die woning of bij die woning kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in
overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of
uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.7
aan huis verbonden beroep:
een beroep, gericht op het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch,
therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee
gelijk te stellen gebied, dat door de gebruiker van een woning in die woning of
een bijgehorende bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende
mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling
heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
1.8
achtererf:
gedeelte van het erf
tussen de achtergevellijn en de aan de achterkant van die lijn gelegen
perceelsgrens;
1.9
achtergevel:
de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw;
1.10
achtergevellijn:
denkbeeldige lijn die
strak langs de achtergevel van een gebouw loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.11
afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met
de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van
mantelzorg gehuisvest is;
1.12
agrarisch bedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten
door middel van:
-
het telen of veredelen van gewassen, waaronder
begrepen houtteelt en fruitteelt;
-
het houden of fokken van vee, pluimvee of
pelsdieren;
nader te onderscheiden in:
grondgebonden bedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) geheel afhankelijk is van de
agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geheel gebruik wordt
gemaakt van open grond of glas met een hoogte van niet meer dan 1.00 meter;
kassenbedrijf
een bedrijf, gericht op de teelt of veredeling van gewassen
(nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
niet-grondgebonden bedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische
grond als productiemiddel, waaronder begrepen intensieve veehouderij, zijnde
een niet aan de grond gebonden agrarische bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht
op de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg)
zonder weidegang;
1.13
ander werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
1.14
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwvlak in
procenten van de oppervlakte van dat bouwvlak;
1.16
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig
voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van
goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden
beroepen daaronder niet begrepen;
1.17
bestaand:
a
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment
van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan
wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de
aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de
regels anders is bepaald;
b
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels
anders is bepaald;
1.18
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19
bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
1.20
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat door
zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in bouwkundig,
ruimtelijk, functioneel, architectonisch of stedenbouwkundig opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen
of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.23
bouwlaag:
een boven het peil gelegen een doorlopend gedeelte van een
gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of
balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met
uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.24
(bouw)perceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige,
bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.25
(bouw)perceelgrens:
de grens van een (bouw)perceel;
1.26
bouwvlak:
een met de verbeelding bepaald bouwvlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of
ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is,
hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de
uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen
die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
1.29
dienstverlenend bedrijf/(zakelijke) dienstverlening:
een kantoor of een bedrijf met een publieksgerichte functie dat
in hoofdzaak is gericht op het ter plaatse bedrijfsmatig verlenen van diensten
aan of ten gerieve van bedrijven/personen, zoals een voorlichtings-, advies- en
uitzendbureau, een makelaars- en of verzekeringskantoor of bank;
1.30
dienstwoning/bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk
slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon,
wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond, noodzakelijk moet
worden geacht;
1.31
eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.32
erfbebouwing:
alle bebouwing die op het bebouwbare erf is gelegen;
1.33
evenement:
een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of
daarmee gelijk te stellen activiteit;
1.34
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.35
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom
het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden
vastgesteld;
1.36
gevellijn:
de op de verbeelding aangegeven lijn en het verlengde daarvan,
die bij het bouwen niet mag worden overschreden;
1.37
hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie,
bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de
bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het
al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie,
nader te onderscheiden in:
horecabedrijf categorie A
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies
(al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de
consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije
dranken), zoals een hotel of pension;
horecabedrijf categorie B
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het
verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in
de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
horecabedrijf categorie C
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan
niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met
als nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat
zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom,
cafetaria, shoarmazaak;
horecabedrijf categorie D
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als
nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore
brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan
niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het
begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café, feestzaal;
horecabedrijf categorie E
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van
alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van
muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet
incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en
een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;
1.39
huishouden:
de bewoning van een woning door:
-
een persoon;
-
meerdere personen in de vorm van een
samenlevingsverband, niet zijnde kamerverhuur;
1.40
kantoor:
een ruimte of een complex van ruimten welke is bestemd om te
worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
1.41
maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen, bestemd voor medische en verzorgende,
sociaal-culturele, religieuze, militaire, educatieve en openbare
dienstverlenende instellingen (alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten
dienste van deze voorzieningen);
1.42
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
1.43
onderbouw:
een gedeelte van een gebouw,
dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is
gelegen;
1.44
ontheffing:
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 onder c van de
Wet ruimtelijke ordening;
1.45
overkapping:
een bouwwerk op het erf van een gebouw, dat strekt tot
vergroting van het woongenot van het gebouw en dat maximaal drie wanden heeft
waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.46
peil:
-
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang
direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
-
voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van
het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
1.47
prostitutiebedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen
plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare
wijze, zoals een bordeel of escortservice;
1.48
seks- en/of pornobedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden
van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard
dan wel door detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een
seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;
1.49
Staat van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.50
uitbouw
een gebouw dat
is gebouwd aan het hoofdgebouw, als vergroting van een bestaande ruimte, door
zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.51
verkoopvloeroppervlak:
het totale vloeroppervlak van een winkel, dat voor het winkelend
publiek toegankelijk is;
1.52
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een
gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel aan de weg
waaraan het gebouw op basis van de gemeentelijke basisadministratie
(huisnummer) is gesitueerd;
1.53
woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een
huishouden;
1.54
zijerf:
gedeelte van het erf
tussen een zijgevellijn en de aan de zijkant van de lijn gelegen perceelsgrens;
1.55
zijgevellijn:
denkbeeldige lijn die
strak langs de zijgevel van een bouwwerk loopt tot aan de perceelsgrenzen;
1.56
zorgboerderij:
de opvang van personen,
al dan niet als niet-agrarische neventak, waarbij het meewerken in het
agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel
is van resocialisatie of therapie van deze personen.
In deze regels wordt mede verstaan onder:
1.57
gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.58
uitvoeren:
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
[naar inhoudsopgave]
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
goothoogte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen;
2.3
afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
tussen de zijdelingse
grens van een bouwperceel en dat punt van een op het bouwperceel voorkomend
gebouw, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is;
2.4
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken
en dakkapellen;
2.5
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale
projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren,
boven het peil;
2.6
lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de buitenste verticale
projecties van bouwdelen en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren,
boven het peil.
[naar inhoudsopgave]
a
uitoefening van een grondgebonden agrarisch
bedrijf;
b
ter plaatse van de aanduiding “zorgboerderij”:
een zorgboerderij, met daaraan ondergeschikt verkoop van boerderijgerelateerde
producten en ter plaatse vervaardigde goederen/producten;
alsmede voor:
c
bedrijfswoningen, met aan huis verbonden
beroepen;
d
tuinen en erven;
e
paden, groen en water(lopen);
f
waterhuishoudkundige voorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
aan- en uitbouwen;
j
bijgebouwen;
k
overkappingen;
l
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.1.2
Voor zover op de verbeelding de dubbelbestemming
“Leiding - riool” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de
bescherming van de rioolpersleiding.
3.1.3
Voor zover op de verbeelding de dubbelbestemming
“Waarde – natuur en waterstaat” is aangegeven, zijn de gronden tevens
aangewezen voor de bescherming en het beheer van de watergang en behoud,
herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden en bestaande
biotopen.
3.1.4
Ten aanzien van de in artikel 3.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a
bedrijfswoningen
zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning"
op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal
één bedrijfswoning is toegestaan;
b
het
gebruik van gronden en gebouwen voor niet grondgebonden agrarische bedrijven
(zoals glastuinbouwbedrijven en intensieve veehouderijen) is niet toegestaan.
3.2
Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
gebouwen alsmede (sleuf)silo’s en
mestopslagplaatsen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b
de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste
750 m³
bedragen;
c
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 3 m
achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
d
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend aan
bedrijfswoningen worden gebouwd;
e
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op een
afstand van ten minste 3 m
achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
f
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
g
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
h
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
bedrijfswoningen 6 m 9 m;
3
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
4
bijgebouwen 3 m 5,5
m;
5
overkappingen - 3 m;
6
silo’s - 12 m;
7
erfafscheidingen - 2 m;
8
overige bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 6 m.
[naar inhoudsopgave]
a
bedrijven als vermeld in de staat van
bedrijfsactiviteiten behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
b
ter
plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”: uitsluitend openbare nutsvoorzieningen,
waaronder inbegrepen een bergbezinkbassin;
c
ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm
van bedrijf 1”: een hoveniersbedrijf;
alsmede
voor:
d
bedrijfswoningen, met aan huis verbonden
beroepen;
e
productiegebonden detailhandel;
f
erven en terreinen;
g
nutsvoorzieningen;
h
paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
i
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
j
hoofdgebouwen;
k
aan- en uitbouwen;
l
bijgebouwen;
m overkappingen;
n
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.1.2
Voor zover op de verbeelding de dubbelbestemming
“Leiding - riool” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de
bescherming van de rioolpersleiding.
a
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel;
b
geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet
toegestaan;
c
de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste
500 m³ bedragen;
d
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 3 m
achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
e
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend aan
bedrijfswoningen worden gebouwd;
f
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op een
afstand van ten minste 3 m
achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
g
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
h
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
bedrijfswoningen 6 m 9 m;
3
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
4
bijgebouwen 3 m 5,5
m;
5
overkappingen - 3 m;
6
bedrijfsinstallaties - 6 m;
7
erfafscheidingen - 2 m;
8
overige bouwwerken
geen
gebouwen zijnde - 3 m.
4.2.2
In afwijking van artikel 4.2.1 is bouwen ter plaatse van de aanduiding “nutsvoorziening”
uitsluitend toegestaan ten dienste van een openbare nutsvoorziening en met
inachtneming van de volgende regels:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
b
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
gebouwen 3 m 5,5
m;
2
een zendmast
met antenne - 45 m;
3
overige
bouwwerken, geen
gebouwen zijnde - 2 m.
4.3 Ontheffing
van de bouwregels
4.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.1, onder b,
voor het verhogen van het bebouwingspercentage, mits:
a
het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
4.3.2
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.1 juncto artikel 4.1.3, onder c, voor het bouwen van een bedrijfswoning ter plaatse
van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding 2”, mits:
a
De
bedrijfswoning voldoet aan de bouwregels van artikel 4.2.1 onder a tot en met i;
b
Per
aanduiding niet meer dan één bedrijfswoning wordt gebouwd.
c
De
milieuhygiënische beperkingen, welke voortvloeien uit in de omgeving gelegen
agrarisch bedrijven zijn opgeheven.
4.4 Ontheffing
van de gebruiksregels
4.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is
in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
a
het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed
op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende
milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot de milieucategorieën 1 of 2
van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige
afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
4.4.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één
categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
a
het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed
op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm
alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te
kunnen behoren tot de milieucategorieën 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige
afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.1 Bestemmingsomschrijving
a
ter
plaatse van de aanduiding “bedrijf van categorie 2”: bedrijven in milieucategorie
2;
b
ter
plaatse van de aanduiding “bedrijf ten hoogste tot en met categorie 3.2”: bedrijven
in milieucategorie 2, 3.1 en 3.2;
met dien
verstande dat uitsluitend voor bedrijven die op het moment van terinzagelegging
van het ontwerpbestemmingsplan reeds tot een lagere milieucategorie behoren dan
blijkens de categorie-aanduiding op de verbeelding is toegestaan, die lagere
milieucategorie eveneens als toelaatbaar geldt;
alsmede voor:
c
ter
plaatse van de aanduiding “antennemast”: een zendmast met antenne voor
mobiele telecommunicatie en/of radio-/televisieontvangst met bijbehorende voorzieningen;
en tevens voor:
d
bedrijfswoningen
met aan huis verbonden beroepen;
e
productiegebonden detailhandel;
f
erven en terreinen;
g
nutsvoorzieningen;
h
paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
i
waterhuishoudkundige voorzieningen;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met
bijbehorend(e):
k
hoofdgebouwen;
l
aan-
en uitbouwen;
m bijgebouwen;
n
overkappingen;
o
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.1.2
Voor zover op de verbeelding de dubbelbestemming
“Leiding - riool” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de
bescherming van de rioolpersleiding.
5.1.3
Ten aanzien van de in artikel 5.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a
detailhandel en zelfstandige kantoren zijn niet
toegestaan, met uitzondering van bestaande detailhandel;
b
geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet
toegestaan;
c
bedrijfswoningen
zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning"
op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal
één bedrijfswoning is toegestaan.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 5.1.1 omschreven doeleinden
en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
b
het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding
aangegeven percentage bedragen;
c
het bebouwingspercentage dient minimaal 50% te
bedragen;
d
de inhoud van een bedrijfswoning mag ten hoogste
500 m³ bedragen;
e
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 3 m
achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
f
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend aan
bedrijfswoningen worden gebouwd;
g
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op een
afstand van ten minste 3 m
achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
h
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
i
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
j
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
bedrijfswoningen 6 m 9 m;
3
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
4
bijgebouwen 3 m 5,5 m;
5
overkappingen - 3 m;
6
bedrijfsinstallaties - 6 m;
7
erfafscheidingen - 2 m;
8
overige bouwwerken
geen
gebouwen zijnde - 3 m.
l
ter plaatse van de aanduiding “antennemast” mag
een zendmast met antenne met een maximale bouwhoogte van 55 m worden gebouwd alsmede
voorzieningen in de vorm van apparatuurkasten en terreinafscheidingen met een
maximale oppervlakte en bouwhoogte van 10m2 respectievelijk 2 m.
5.3
Ontheffing van de bouwregels
5.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2, onder b, voor een het verhogen van het bebouwingspercentage,
mits:
a
het aantal bedrijven niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
5.3.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.2 onder k voor het verlagen van de minimale goot- en of
bouwhoogte indien dit vanwege een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is.
5.4 Ontheffing
van de gebruiksregels
5.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat niet vermeld is
in de Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
a
het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed
op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm
alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten), geacht wordt te
kunnen behoren tot middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven toelaatbare
milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige
afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
5.4.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 5.1.1 voor de vestiging van een bedrijf dat voorkomt in één
categorie hoger dan toelaatbaar gesteld, mits:
a
het bedrijf, voor wat betreft de aard en invloed
op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere
verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende
milieuaspecten), geacht wordt te kunnen behoren tot middels een aanduiding op
de verbeelding aangegeven toelaatbare milieucategorieën van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
b
de aard en de activiteiten van het bedrijf geen onevenredige
afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat in de omgeving.
[naar inhoudsopgave]
alsmede uitsluitend op de begane grond voor:
b
horecabedrijven categorie A, B, C en D;
c
kantoren, en (zakelijke) dienstverlening;
alsmede voor:
e
(bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden
beroepen;
f
erven en tuinen;
g
nutsvoorzieningen;
h
paden, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen,
groen en water;
i
waterhuishoudkundige voorzieningen;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
k
hoofdgebouwen;
l
onderbouwen;
m
aan- en uitbouwen;
n
bijgebouwen;
o
overkappingen;
p
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorgevellijn worden gebouwd;
c
de inhoud van een woning dient ten minste 350 m3 te
bedragen;
f
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van
hoofdgebouwen worden gebouwd;
g
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het bouwperceel
bedragen tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat een
aaneengesloten oppervlakte van ten minste 25 m² van het zij- en achtererf onbebouwd en
onoverdekt dient te blijven;
i
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
j
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
k
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
3
bijgebouwen 3 m 5,5 m;
4
overkappingen - 3 m;
5
erfafscheidingen
voor de voorgevel - 1 m;
6
erfafscheidingen
achter de voorgevel - 2 m;
7
overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde - 3 m.
6.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2, onder b, en artikel 6.2, onder h, voor een grotere diepte, met inachtneming van de
volgende voorwaarden:
a
de afstand van de achtergevel tot de achterste
grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
b
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
c
het geen onevenredige afbreuk veroorzaakt op de
verkeersafwikkeling en de parkeerbalans.
6.3.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 6.2, onder e, voor het bouwen van het hoofdgebouw op een kortere
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van de voorwaarde
dat de afstand tot het op het naastgelegen perceel gelegen hoofdgebouw tenminste
3 m dient
te bedragen.
6.4
Ontheffing van de gebruiksregels
6.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.1, voor de uitoefening van een aan huis verbonden
bedrijf, mits:
a
het ten behoeve van het aan huis verbonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25%
van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
b
het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de
milieucategorie 1 of 2 in
de Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang
van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis verbonden bedrijf;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de
omgeving.
6.4.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.1, onder a t/m d, voor de uitbreiding van deze
voorzieningen op de verdieping, mits:
a
het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat de uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
is aangetoond dat er geen
uitbreidingsmogelijkheden op de begane grond zijn;
d
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
6.4.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 6.1.2 :
a
onder a, voor een groter aantal
detailhandelsvestigingen, mits:
1.
uit onderzoek is gebleken dat door het toevoegen
van het aantal vestigingen en daarmee het verkoopvloeroppervlak geen
onevenredige verstoring plaatsvindt van de voorzieningenstructuur;
2.
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
-
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
b
onder b, voor een groter aantal horecavestigingen, mits:
1.
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
-
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
-
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
c
onder c, voor een groter aantal woningen, mits dat in
overeenstemming is met het gemeentelijk woningbouwprogramma.
[naar inhoudsopgave]
alsmede voor:
a
ter plaatse van de aanduiding "specifieke
vorm van detailhandel 1" is het toegestaan gebouwen te gebruiken ten
behoeve van een kantoor.
En tevens voor
b
(bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden
beroepen;
c
erven, tuinen en terreinen;
d
nutsvoorzieningen;
e
paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
f
waterhuishoudkundige voorzieningen;
g
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
onderbouwen;
j
aan- en uitbouwen;
k
bijgebouwen;
l
overkappingen;
m bouwwerken,
geen gebouwen zijnde.
7.1.2 Ten
aanzien van de in artikel 7.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a
(bedrijfs)woningen
zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning"
op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal
één (bedrijfs)woning is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding “maximum
aantal wooneenheden” is het middels deze aanduiding aangegeven maximum aantal
wooneenheden toegestaan.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten
dienste van de in artikel 7.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
c
onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de
bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 20.3;
d
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen
uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen
worden gebouwd;
e
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
f
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
g
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
3
bijgebouwen 3 m 5,5
m;
4
overkappingen - 3 m;
5
erfafscheidingen
voor de
voorgevel - 1 m;
6
erfafscheidingen
achter de
voorgevel - 2 m;
7
overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde - 3 m.
7.3 Ontheffing
van de bouwregels
7.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 7.2, onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage,
mits:
a
het aantal detailhandelsvestigingen niet wordt
vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
is aangetoond middels een
distributieplanologisch onderzoek dat de uitbreiding past binnen de
verzorgingsstructuur;
d
door de uitbreiding geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
7.4 Ontheffing
van de gebruiksregels
7.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 7.1.1, voor de uitoefening van een aan huis verbonden
bedrijf, mits:
a
het ten behoeve van het aan huis verbonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25%
van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
b
het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de
milieucategorie 1 of 2 in
de Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang
van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis verbonden bedrijf;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de
omgeving.
[naar inhoudsopgave]
alsmede voor:
a
(bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden
beroepen;
b
erven, tuinen en terreinen;
c
nutsvoorzieningen;
d
paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
e
waterhuishoudkundige voorzieningen;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
hoofdgebouwen;
h
onderbouwen;
i
aan- en uitbouwen;
j
bijgebouwen;
k
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.1.2
Ten aanzien van de in artikel 8.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperking:
a
bedrijfswoningen
zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning"
op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal
één bedrijfswoning is toegestaan.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 8.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
c
onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de
bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 20.3;
d
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen
uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen
worden gebouwd;
e
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
f
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
g
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
3
bijgebouwen 3 m 5,5 m;
4
overkappingen - 3 m;
5
erfafscheidingen
voor de voorgevel - 1 m;
6
erfafscheidingen
achter de
voorgevel - 2 m;
7
overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde - 3
m.
8.3 Ontheffing
van de bouwregels
8.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 8.2 onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage,
mits:
a
het aantal vestigingen van dienstverlenende
bedrijven niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
is aangetoond dat de uitbreiding past binnen de
verzorgingsstructuur;
d
door de uitbreiding geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
[naar inhoudsopgave]
9.1.1
De voor “groen” aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
a
parken, plantsoenen en groenstroken;
b
beplantingen;
alsmede voor:
c
openbare tuinen en andere voor het publiek
toegankelijke groenvoorzieningen;
d
bermen, bermsloten;
e
speelvoorzieningen;
f
recreatief medegebruik;
g
evenementen;
h
voet- en fietspaden;
i
parkeervoorzieningen;
j
water(lopen);
k
waterhuishoudkundige voorzieningen;
l
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
m kunstuitingen;
n
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.1.2
Voor zover op de verbeelding de dubbelbestemming
“Waarde – natuur en waterstaat” is aangegeven, zijn de gronden tevens
aangewezen voor de bescherming en het beheer van de watergang en behoud,
herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden en bestaande
biotopen.
9.1.3
Voor zover op de verbeelding de dubbelbestemming
“Leiding - riool” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de
bescherming van de rioolpersleiding.
9.2 bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 9.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de
volgende regels:
a
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
1
muziekkiosk 6
m;
2
kunstuitingen 12 m;
3
verlichting en speelvoorzieningen 6
m;
4
overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2
m.
[naar inhoudsopgave]
a
ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met
categorie B”: horecabedrijven tot ten hoogste categorie B, zoals aangegeven in
artikel 1.38;
b
ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met
categorie D”: horecabedrijven tot ten hoogste categorie D, zoals aangegeven in
artikel 1.38;
alsmede voor:
c
(bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden
beroepen;
d
terrassen, erven, tuinen en terreinen;
e
nutsvoorzieningen;
f
paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
g
waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
hoofdgebouwen;
j
onderbouwen;
k
aan- en uitbouwen;
l
bijgebouwen;
m
overkappingen;
n
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.1.2
Ten aanzien van de in artikel 10.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperkingen:
a
(bedrijfs)woningen
zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning"
op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal
één (bedrijfs)woning is toegestaan.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 10.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak
worden gebouwd;
c
onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de
bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 20.3;
d
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen
uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen
worden gebouwd;
e
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
f
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
g
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
3
bijgebouwen 3 m 5,5 m;
4
overkappingen - 3 m;
5
erfafscheidingen
voor de voorgevel - 1 m;
6
erfafscheidingen
achter de voorgevel - 2 m;
7
overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde - 3 m.
10.3
Ontheffing van de bouwregels
10.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 10.2, onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage,
mits:
a
het aantal horecabedrijven niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
door de uitbreiding geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
10.4
Ontheffing van de gebruiksregels
10.4.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 10.1.1, voor de vestiging van horecabedrijven in één
categorie hogere dan op grond van de aanduiding is toegestaan, zoals aangegeven
in artikel 1.38, mits:
a
het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de
omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm,
alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan
worden te behoren tot de middels een aanduiding op de verbeelding aangegeven
toelaatbare categorieën;
b
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden.
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
[naar inhoudsopgave]
alsmede voor:
a
(bedrijfs)woningen, met aan huis verbonden
beroepen;
b
erven, tuinen en terreinen;
c
nutsvoorzieningen;
d
paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
e
waterhuishoudkundige voorzieningen;
f
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
g
hoofdgebouwen;
h
onderbouwen;
i
aan- en uitbouwen;
j
bijgebouwen;
k
overkappingen;
l
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.1.2
Ten aanzien van de in artikel 11.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperking:
a
(bedrijfs)woningen
zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning"
op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal
één bedrijfswoning is toegestaan.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten
dienste van de in artikel 11.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in
hoofdstuk 3 en de volgende regels:
c
onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de
bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 20.3;
d
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen
uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van hoofdgebouwen
worden gebouwd;
e
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
f
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
g
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie
verbeelding zie verbeelding;
2
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
3
bijgebouwen 3 m 5,5 m;
4
overkappingen - 3 m;
5
erfafscheidingen
voor de voorgevel - 1 m;
6
erfafscheidingen
achter de voorgevel - 2 m;
7
overige bouwwerken
geen gebouwen zijnde - 3
m.
11.3
Ontheffing van de bouwregels
11.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2, onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage,
mits:
a
het aantal kantoren niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
door de uitbreiding geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid en de parkeerbalans;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
[naar inhoudsopgave]
a
maatschappelijke
voorzieningen;
b
ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”:
een begraafplaats met voorzieningen op het gebied van de teraardebestelling en
de instandhouding van graven;
en tevens voor:
c
(dienst-/bedrijfs)woningen, met aan huis
verbonden beroepen;
d
erven, tuinen en terreinen;
e
nutsvoorzieningen;
f
paden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen,
groen en water;
g
waterhuishoudkundige voorzieningen;
h
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
i
hoofdgebouwen;
j
onderbouwen;
k
aan- en uitbouwen;
l
bijgebouwen;
m
overkappingen;
n
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.1.2
Ten aanzien van de in artikel 12.1.1 genoemde functies gelden de volgende beperking:
a
(bedrijfs)woningen
zijn uitsluitend toegestaan daar waar dat met een aanduiding "bedrijfswoning"
op de verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat per aanduiding maximaal
één bedrijfswoning is toegestaan.
12.2.1
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van
de in artikel 12.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
c
in afwijking van het bepaalde onder a, zijn op gronden met de aanduiding “begraafplaats”
gebouwen toegestaan met een oppervlakte van ten hoogste 25 m2 per begraafplaats;
d
onderbouwen zijn uitsluitend toegestaan onder de
bovengrondse bebouwing en met inachtneming van het bepaalde in artikel 20.3;
e
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van
ten minste 3 m
achter de voorgevel van hoofdgebouwen worden gebouwd;
f
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend aan
bedrijfswoningen worden gebouwd;
g
aan- en uitbouwen mogen uitsluitend op een
afstand van ten minste 3 m
achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd;
h
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand
van tenminste 1 m
achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
i
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
j
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding;
2
bedrijfswoningen 6 m 9 m;
3
aan- en
uitbouwen 3 m 5,5
m;
4
bijgebouwen 3 m 5,5 m;
5
overkappingen - 3 m;
6
erfafscheidingen - 2 m;
7
overige
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
k
indien geen maximale goot- en bouwhoogte zijn
aangegeven op de verbeelding, is de maximale goot- en bouwhoogte gelijk aan de
goot- respectievelijk bouwhoogte op het tijdstip van inwerkingtreding van dit
plan;
12.3
Ontheffing van de bouwregels
12.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 12.2, onder b, voor het verhogen van het bebouwingspercentage,
mits:
a
het aantal maatschappelijke voorzieningen niet
wordt vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
[naar inhoudsopgave]
13.1.1
De voor “sport” aangewezen gronden zijn bestemd
voor binnen- en buitensportbeoefening
en tevens voor:
a
paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
b
speelvoorzieningen;
c
nutsvoorzieningen;
d
waterhuishoudkundige voorzieningen;
e
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
f
hoofdgebouwen;
g
bijgebouwen;
h
overkappingen;
i
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwen is uitsluitend
toegestaan ten dienste van de in artikel 13.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van
het bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
gebouwen
mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
c
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
d
de goot-
en/of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten
hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen zie verbeelding zie verbeelding;
2
bijgebouwen - 4 m;
3
palen en
ballenvangers - 12 m;
4
tribunes - 5 m;
5
lichtmasten - 9 m;
6
overkappingen - 3 m;
7
erfafscheidingen - 2 m;
8
overige
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde - 3 m.
13.3
Ontheffing van de bouwregels
13.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 13.2, onder b, voor een het verhogen van het bebouwingspercentage,
mits:
a
het aantal voorzieningen niet wordt vergroot;
b
is aangetoond dat uitbreiding wegens een
doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
c
door het gebruik geen onevenredige aantasting
plaatsvindt van:
1.
het straat- en bebouwingsbeeld;
2.
het woon- en leefklimaat in de omgeving;
3.
de verkeersveiligheid;
4.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden;
5.
voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein
worden gerealiseerd.
[naar inhoudsopgave]
14.1.1
De voor “verkeer – verblijfsgebied” aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a
wegen en voet- en fietspaden;
b
pleinen;
c
parkeerterreinen en andere openbare ruimten met
zowel een functie voor verblijf als voor verkeer gericht op aangrenzende en
nabijgelegen bestemmingen;
d
ter plaatse van de aanduiding “garage”:
garageboxen voor de stalling van auto’s en andere motorvoertuigen;
alsmede voor:
e
speelvoorzieningen;
f
evenementen;
g
groen en water(lopen);
h
nutsvoorzieningen;
i
waterhuishoudkundige voorzieningen;
j
overige bijbehorende voorzieningen;
met bijbehorende:
k
kunstuitingen;
l
nutsvoorzieningen;
m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.1.2
Voor zover op de verbeelding de dubbelbestemming
“Leiding - riool” is aangegeven, zijn de gronden tevens aangewezen voor de
bescherming van de rioolpersleiding.
14.2
Bouwregels
14.2.1
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van
de in artikel 14.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde,
ten hoogste mag bedragen voor:
1
verlichting 6
m;
2
voorzieningen voor de verkeersgeleiding 10 m;
3
speelvoorzieningen 6
m;
4
kunstuitingen 12 m;
5
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
b
gebouwen mogen alleen gebouwd worden ter plaatse
van de aanduiding “garage”
c
de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag ten
hoogste bedragen 3 m respectievelijk 5,5 m.
[naar inhoudsopgave]
De voor “water” aangewezen gronden zijn bestemd voor
waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, met bijbehorende
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.
15.2 Bouwregels
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 15.1
omschreven doeleinden en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en de
volgende regels:
a
gebouwen mogen niet worden gebouwd.
b
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding of geleiding, mag ten hoogste
bedragen voor:
1
bruggen en viaducten 8 m
2
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
a
Ter plaatse van de aanduiding “vrijstaand”: vrijstaande
woningen;
b
Ter plaatse van de aanduiding “specifieke
bouwaanduiding 1”: vrijstaande en dubbele woningen;
c
Ter plaatse van de aanduiding “aaneengebouwd”: minimaal
3 aaneengebouwde woningen;
d
Ter plaatse van de aanduiding “gestapeld”:
gestapelde woningen;
alsmede voor:
e
ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”:
behoud van een cultuurhistorisch waardevol element;
f
aan huis verbonden beroepen;
g
erven en tuinen;
met bijbehorende:
h
hoofdgebouwen;
i
onderbouwen;
j
aan- en uitbouwen;
k
bijgebouwen;
l
overkappingen;
m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.1.2
Ten aanzien van de in artikel 16.1.1
genoemde functies geldt de beperking dat:
a
het aantal woningen per bouwperceel niet meer
mag bedragen dan het bestaande aantal, hieronder niet begrepen woningen die zijn
gebouwd in strijd met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen het
overgangsrecht van dat plan;
b
nieuw te bouwen woningen uitsluitend zijn
toegestaan daar waar dat met een aanduiding “maximum aantal wooneenheden” op de
verbeelding is aangegeven, met dien verstande dat het aantal nieuw te bouwen
woningen maximaal het op de verbeelding aangegeven aantal mag bedragen.
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 16.1 omschreven doeleinden en met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 3 en de volgende regels:
a
de voorgevel van hoofdgebouwen mag uitsluitend
in de voorgevellijn worden gebouwd;
c
de inhoud van een hoofdgebouw dient ten minste 350 m³ te bedragen;
f
aan- en uitbouwen en bijgebouwen en
overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevellijn van
hoofdgebouwen worden gebouwd;
g
het gezamenlijk te bebouwen oppervlak van aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van het
bouwperceel bedragen tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat een aaneengesloten
oppervlakte van ten minste 25
m² van het zij- en achtererf onbebouwd en onoverdekt
dient te blijven;
j
op het bouwen van tot het hoofdgebouw behorende
ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, is tevens artikel 20.4 van toepassing;
k
de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen voor:
goothoogte bouwhoogte
1
hoofdgebouwen verbeelding verbeelding;
2
aan- en uitbouwen 3 m 5,5 m;
3
bijgebouwen 3 m 5,5 m;
4
overkappingen - 3 m;
5
erfafscheidingen
voor de
voorgevel - 1 m;
6
erfafscheidingen
achter de voorgevel - 2 m;
7
overige bouwwerken
geen gebouwen
zijnde - 3 m.
16.3 Ontheffing
van de bouwregels
16.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 16.2, onder b, en artikel 16.2, onder h, voor een grotere diepte, met inachtneming van de
volgende voorwaarden:
a
de afstand van de achtergevel tot de achterste
grens van het bouwperceel dient minimaal 5 m te bedragen;
b
de totale diepte van hoofdgebouw en aan- en/of
uitbouwen en overkappingen mag ten hoogste 17 meter bedragen;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden mogen niet onevenredig worden geschaad.
16.3.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing
te verlenen van het bepaalde in artikel 16.1.3, onder e, voor het bouwen van het hoofdgebouw op een kortere
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, met inachtneming van de voorwaarde dat
de afstand tot het op het naastgelegen perceel gelegen hoofdgebouw tenminste 3 m dient te bedragen.
16.4
Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” geldt als
verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening
het slopen van het cultuurhistorisch waardevolle element.
16.5
Ontheffing van de gebruiksregels
16.5.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 16.1.1, voor de uitoefening van een aan huis verbonden
bedrijf, mits:
a
het ten behoeve van het aan huis verbonden
bedrijf in gebruik te nemen bedrijfsvloeroppervlak niet meer bedraagt dan 25%
van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, met dien
verstande dat de woonfunctie primair en in ruimtelijke zin gehandhaafd blijft;
b
het aan huis verbonden bedrijf voorkomt in de
milieucategorie 1 of 2 in
de Staat van bedrijfsactiviteiten of kan, voor wat betreft de aard en omvang
van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld worden aan een bedrijf
behorende tot één van die milieucategorieën;
c
het gebruik geen onevenredige afbreuk
veroorzaakt op de verkeersafwikkeling en de parkeerbalans;
d
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt,
uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan
huis verbonden bedrijf;
e
de aard en de activiteiten van het bedrijf niet
leiden tot een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat in de
omgeving.
[naar inhoudsopgave]
De voor “Leiding –
Riool” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemmingen, mede bestemd voor:
a
een ondergrondse rioolpersleiding;
b
het beheer en onderhoud van de leiding;
c
de bescherming van het woon- en leefklimaat in
verband met de leiding;
met bijbehorende
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2.1
In afwijking van het bepaalde bij de andere
bestemmingen (artikelen 3 tot en met artikel
16) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.
17.2.2
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
17.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
maximaal 3 m.
17.3
ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en
wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 17.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere
bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.
17.4
aanlegvergunning
a
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren,
diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen,
paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen
van sloten, watergangen en
overige waterpartijen;
d
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende
beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen
van bos of andere houtgewassen.
17.4.2
Een aanlegvergunning wordt niet verleend dan
nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
17.4.3
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a
andere-werken die het normale onderhoud en
beheer betreffen;
b
andere-werken die in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op
grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
[naar inhoudsopgave]
De voor “waarde – natuur
en waterstaat” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemmingen, ook bestemd voor:
a
behoud, herstel en ontwikkeling van
landschappelijke en natuurwaarden;
b
behoud, hestel en ontwikkeling van de bestaande
biotopen;
c
de
bescherming en het beheer van de watergang, met bijbehorende bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, en met inachtneming van de keur van het waterschap.
18.2.1
In afwijking van het bepaalde bij de bestemmingen
“agrarisch”, “groen” en “wonen”, mag alleen ten behoeve van deze bestemming
worden gebouwd.
18.2.2
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
18.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
maximaal 3 m.
18.3
Aanlegvergunning
18.3.1
Het is verboden zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 18.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te
voeren:
a
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren,
diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen,
paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen
van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van
drainage;
d
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse
transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende
constructies, installaties en apparatuur.
18.3.2
Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden
geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk door de daarvan direct
of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan
aan:
a
de mogelijkheid van een adequaat beheer of de
veiligheid van de watergang en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of
onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
b
natuurwetenschappelijke waarden van het gebied, en
hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden
tegemoet gekomen.
18.3.3
Een aanlegvergunning wordt niet verleend dan
nadat advies is verkregen van de beheerder van de watergang.
18.3.4
Geen aanlegvergunning is nodig voor:
a
andere-werken die het normale onderhoud en
beheer betreffen;
b
andere-werken die in uitvoering zijn op het
tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op
grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
[naar inhoudsopgave]
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van
latere bouwplannen buiten beschouwing.
[naar inhoudsopgave]
20.1
bestaande afmetingen, afstanden en percentages
20.1.1
In die gevallen dat een bestaande maatvoering,
die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen,
minder bedraagt dan de minimale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van
deze regels is voorgeschreven, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel
die maat in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven.
20.1.2
In die gevallen dat een bestaande maatvoering,
die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen,
meer bedraagt dan de maximale maat, die in de bouwregels in hoofdstuk 2 van
deze regels is toegestaan, geldt voor de bouwmogelijkheden op het perceel die
maat in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
20.2
percentageregeling
Een
op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van
het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd
met gebouwen en overkappingen.
Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden
bebouwd, tenzij in de bestemmingsregels anders is bepaald.
Het
bepaalde in deze regels en op de verbeelding omtrent de situering, de horizontale
diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is
op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien
verstande dat de verticale diepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
Bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, en gevellijnen mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk
2 van deze regels, uitsluitend worden overschreden door
tot hoofdgebouwen behorende ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, stoeptreden,
trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers,
entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits:
a
de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m, met dien verstande dat
de diepte van een erker maximaal 1,10
m mag bedragen;
b
de goot- en bouwhoogte van erkers,
entreeportalen en veranda’s niet meer bedraagt dan 3 m;
c
de breedte van erkers, entreeportalen en
veranda’s niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de betreffende gevel
van het gebouw, met dien verstande dat:
1. een
erker voor de voorgevellijn niet buiten de zijgevel mag uitsteken;
2. de
afstand van een erker aan de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal
1 m
dient te bedragen;
3. een
erker aan de zijgevel tenminste 3
m achter de voorgevellijn dient te liggen;
d
de afstand tot de bestemmingsgrens minimaal 2 m bedraagt, daar waar het bestemmingsvlak
grenst aan een bestemming “verkeer - verblijfsgebied”;
e
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen,
mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
[naar inhoudsopgave]
a
een gebruik van gronden als stort- en/of
opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik
voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
b
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar-
of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de
bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en
vergunningenbesluit milieubeheer;
d
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen
(Bevi) of het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 (Brzo);
e
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, met uitzondering van een zodanig gebruik dat uitdrukkelijk is
toegestaan bij of krachtens deze regels;
f
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een
seks- of pornobedrijf dan wel prostitutiebedrijf;
h
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
evenementen, met uitzondering van:
1
een gebruik voor evenementen in de bestemmingen
“groen” en "verkeer - verblijfsgebied";
2
een gebruik voor evenementen in de overige
bestemmingen, mits het aantal evenementen per locatie in totaal niet meer bedraagt
dan 3 per jaar, met een maximum aantal dagen van 15 per evenement.
a
een dergelijke bewoning noodzakelijk is uit het
oogpunt van mantelzorg;
b
het gebruik beperkt blijft tot de in hoofdstuk 2 genoemde bouwmogelijkheden voor bijgebouwen, met een
maximale oppervlakte van 80 m2;
c
de belangen van de rechthebbenden op de aan het
bouwperceel grenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
21.3
Burgemeester
en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van artikel 21.2, in, indien de bij het verlenen van de ontheffing
bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
[naar inhoudsopgave]
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het plan, mits
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid
en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, voor:
a
het afwijken van de bij recht in de regels
gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten,
afmetingen en percentages, mits dat uit een oogpunt van architectuur en/of
constructie noodzakelijk is;
b
het afwijken van bouwgrenzen en overige
aanduidingen in het horizontale vlak op de verbeelding, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een
oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van
hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.
[naar inhoudsopgave]
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het
bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen en bouwwerken dan wel voor zover
zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,0 m bedragen en het
bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
Daar waar op de verbeelding aan gronden meerdere bestemmingen
zijn gegeven, prevaleren de regels bij de dubbelbestemming(en). Daar waar
tevens op de verbeelding aan gronden meerdere dubbelbestemmingen zijn gegeven,
gelden de regels bij deze dubbelbestemmingen naast elkaar.
[naar inhoudsopgave]
25.1
Op
de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of nadere eis is de volgende
procedure van toepassing:
a
een ontwerp van het besluit ligt met de
bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
b
burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging
vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden
verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
c
de bekendmaking houdt de mededeling in van de
bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
d
gedurende de onder a genoemde termijn kunnen
belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen
indienen omtrent het ontwerp van het besluit.
[naar inhoudsopgave]
26.1
overgangsrecht voor bouwwerken
a
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b
na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
26.1.2 Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met
maximaal 10%.
26.1.3 Het
eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
26.2
overgangsrecht voor gebruik
26.2.3 Indien
het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
26.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
[naar inhoudsopgave]
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan
"Kern Diessen".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
................................
De voorzitter,
|
De griffier,
|
................................
|
................................
|
[naar inhoudsopgave]