Artikel 3
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en beplantingen;
c. speelvoorzieningen;
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. fiets- en voetpaden;
f. geluidwerende voorzieningen;
g. nutsvoorzieningen.
Op of in deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd, uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen. Voor deze gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2;
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte voor lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 meter;
b. de bouwhoogte voor geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan de hoogte welke blijkens akoestisch onderzoek noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de normen van de Wet geluidhinder;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.