Gemeente:
Helmond
Plannaam:
Varenschut
Status:
Onherroepelijk
IDN naam:
NL.IMRO.0794.2900BP100251-4000

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

ARTIKEL 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. agrarische doeleinden;

b. glastuinbouw ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';

c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van landschappelijk waardevol houtgewas;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, paden en overige verhardingen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het 'bouwvlak';

b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;

c. gebouwen moeten worden afgedekt met een kap van ten minste 30 graden en maximaal 45 graden.

 

3.2.2 Kassen

Voor kassen gelden de volgende regels:

a. kassen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';

b. kassen moeten in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde erfgrens worden gebouwd;

c. indien niet in de erfscheiding wordt gebouwd, dient de afstand van kassen tot de erfscheiding tenminste 3 m te bedragen;

d. de goothoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;

e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;

f. de hoogte van bijgebouwen bij kassen mag hoogstens 5 m bedragen;

 

3.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de verbeelding aangegeven aantal bedrijfswoningen is toegestaan;

c. de goothoogte mag maximaal 3,5 m bedragen;

d. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 m bedragen;

e. de dakhelling mag niet minder dan 30 graden bedragen.

 

3.2.4 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoning

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a. aan- en uitbouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het 'bouwvlak';

b. indien niet in de zijdelingse erfscheiding wordt gebouwd, moet de afstand tot de erfscheiding tenminste 3 m bedragen;

 

3.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dienverstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt;

b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen, waarbij de hoogte van voedersilo's niet meer dan 6 m mag bedragen;

c. de inhoud van bovengrondse mestopslag mag ten hoogste 1500 m3 bedragen per bedrijf.

 

 

 

3.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van de gronden;

b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

f. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

g. het vellen of rooien van houtgewas en andere opgaande beplanting.

 

 

ARTIKEL 4 Agrarisch met waarden

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. agrarische doeleinden met behoud van aanwezige landschappelijke waarden;

b. behoud en/of herstel van de landschappelijke waarden, mede door bosaanplant;

c. extensieve recreatie,

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, paden en overige verhardingen.

 

4.2 Bouwregels

 

Op de als zodanig bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming met een maximale hoogte van 2 m.

 

4.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van de gronden;

b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

f. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

g. het vellen of rooien van houtgewas en andere opgaande beplanting.

 

 

ARTIKEL 5 Bos

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. behoud en/of herstel van bos en bebossing met een specifieke landschappelijke en cultuurhistorische waarde houtteelt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos -1';

  2. groen- en recreatieve voorzieningen t.b.v. de extensieve recreatie, alsmede t.b.v. hondensportverenigingen of andere hiermee vergelijkbare vormen van recreatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 2';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, paden en overige verhardingen.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Bebouwing ten behoeve van recreatie

Voor het bouwen op de voor groen- en recreatieve voorzieningen bestemde gronden geldt dat er uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming, zoals zitgelegenheden en terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 1,5 m. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 2' gelden de volgende bepalingen:

a. er mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten dienste van de bestemming zoals een opslagplaats, clubgebouw e.d.;

b. er zijn ten hoogste 3 gebouwen toegestaan, met een maximale oppervlake van ten hoogste 100 m2 per gebouw en een maximale bouwhoogte van 4,5 m;

c. de afstand tot de zijdelingse bouwgrens bedraagt minimaal 10 m.

 

5.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van de gronden;

b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

f. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

g. het vellen of rooien van houtgewas en andere opgaande beplanting.

 

 

ARTIKEL 6 Recreatie

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. groen en recreatieve voorzieningen t.b.v. de extensieve recreatie;

b. agrarische doeleinden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch'.

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, paden en overige verhardingen.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

Er mogen uitsluitend gebouwen geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming, tot een maximale hoogte van 2 m.

 

6.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van de gronden;

b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

f. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;

g. het vellen of rooien van houtgewas en andere opgaande beplanting.

 

 

ARTIKEL 7 Verkeer

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten en voet- en fietspaden, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

  2. parkeer-, en groenvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;

  3. geluidwerende voorzieningen;

  4. water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;

  5. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

  6. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 14 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet zijnde railverkeer, mag maximaal 5 m bedragen;

  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.

 

 

ARTIKEL 8 Verkeer - Verblijfsgebied

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;

  2. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;

  3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;

  4. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;

  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.

 

 

ARTIKEL 9 Water

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen, waterlopen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, sluizen, dammen en duikers.

 

 

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;

  2. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag maximaal 8 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.

 

 

ARTIKEL 10 Wonen

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

woningen, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen en het bestaande woningtype (vrijstaand) gehandhaafd dient te blijven,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij de voorgevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden geplaatst;

  2. aantal bouwlagen, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, kapvorm en dakhelling als bestaand;

  3. de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en een bijgebouw moet 2,50 m bedragen .

 

10.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';

  2. de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' - mag per woning maximaal 60 m² bedragen;

  3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;

  4. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;

  5. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m.

 

10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik als bedoeld met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;

  4. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;

    1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;

    2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

    3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

    4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

10.4.1 Aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

  1. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 % van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m² mag bedragen;

  2. het betreft een bedrijf in de milieucategorieën 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  3. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

  4. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

  5. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

10.4.2 Mantelzorg

a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3 onder b voor het toestaan van tijdelijke bewoning in bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, mits:

1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

4. de tijdelijkheid van de situatie is verzekerd.

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg in te trekken indien niet (meer) wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden.

 

 

ARTIKEL 11 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

a. een waterloop t.b.v de hoofdafwatering van een gebied;

b. berging van vrijkomend specie (leem) uit de kanaalomleiding, met dien verstande dat de vervuilde percelen binnen de bestemming pas mogen worden opgehoogd nadat de verontreiniging van de bodem middels sanering is weggenomen;

c. behoud en/of herstel van de landschappelijke waarden;

d. wegen, voet- en fietspaden;

e. groen- en recreatieve voorzieningen.

 

11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op de in artikel 11.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van waterstaatkundige aard worden gebouwd.

 

11.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

11.3.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

  3. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

  4. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.

 

11.3.2 Weigeringsgrond

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de vaarwegbeheerder.

 

11.3.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

  1. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.

 

 

ARTIKEL 12 Leiding - Gas

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:

a. de bescherming, aanleg en/of instandhouding van ondergrondse gastransportleidingen ter plaatse van de aanduiding 'leiding-gas';

b. het beheer en onderhoud van de leiding;

c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.

 

12.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd bouwwerken tot een maximale hoogte van 3 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de gastransportleiding..

 

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de betreffende beheerder.

 

12.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

12.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;

b. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals (licht)masten, wegwijzers en straatmeubilair;

c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakte verhardingen;

d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;

f. het permanent opslaan van goederen.

 

12.4.2 Weigeringsgrond

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd:

a. indien door het uitvoeren van de werken of werzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;

b. een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

 

12.4.3 Uitzondering

a. het uitwerken van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;

 

12.5 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

ARTIKEL 13 Waarde - Archeologie 1

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte hoge archeologische waarden.

 

13.2 Bouwregels

Binnen het gebied als bedoeld in lid 1 mag niet gebouwd worden, uitgezonderd:

a. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;

b. bouwen van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hooffdgebouw met maximaal 100 m2, waarbij dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;

c. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:

a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;

b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;

c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.

 

13.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

13.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd'

e. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen;

f. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;

g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

h. het aanbrengen van verhardingen.

De werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken en werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

 

13.4.2 Weigeringsgrond

Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.

 

13.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

a. het uitwerken van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m worden geroerd;

b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;

c. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 100 m2 en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld.

 

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' wordt verwijderd, indien en voorzover met een archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;

b. eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving dan wel;

c. in voldoende mate is gegarandeerd dat de te verwachten archeologische waarden door technische maatregelen worden veiliggesteld;

d. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.

 

13.6 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.

 

 

ARTIKEL 14 Waarde - Ecologie

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling van ecologische waarden en de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.

 

14.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald mag op deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming met een maximale hoogte van 3 m.

 

 

 

 

14.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit

 

14.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van de gronden;

b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;

c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;

d. het gebruiken, storten en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;

e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

f. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

 

14.3.2 Weigeringsgrond

Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkelde dan wel te ontwikkelen ecologische waarden en de doorgaande verbinding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

 

14.3.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:

a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;

b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.

 

14.4 Voorrang dubbelbestemming

In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.