Gemeente:
Helmond
Plannaam:
BP Brandevoort Oost
Status:
Onherroepelijk
IDN naam:
NL.IMRO.0794.2100BP100149-4000

Artikel 13 Wonen

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. woningen met kap, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen en het bestaande woningtype gehandhaafd dient te blijven, tenzij de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' is opgenomen waar ter plaatse van de aanduiding nieuwe woningen met kap zijn toegestaan;

b. erfwonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2';

c. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

d. een kapper ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van consumentgebonden dienstverlening - kapper';

e. een bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';

f. een paardenrijhal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenrijhal';

g. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' ;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen, waarbij de keur van het Waterschap in acht wordt genomen.

 

13.2 bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:

  1. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij de voorgevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden geplaatst;

  2. de bouwgrens mag niet worden overschreden;

  3. aantal bouwlagen, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, kapvorm en dakhelling als

bestaand, tenzij ter plaatse anders aangeduid;

  1. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond tot de bestaande vrije hoogte boven maaiveld onbebouwd te blijven.

e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' gelden de volgende nadere bepalingen:

1. de bouwhoogte bedraagt minimaal en maximaal de ter plaatse aangegeven 'bouwhoogte' en goothoogte;

2. voor bijgebouwen dienen de bepalingen van dit artikel in acht te worden genomen;

f. het bedrijf en de paardenrijhal als bestaand.

 

13.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';

  2. de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'- mag per woning in ieder geval maximaal 60 m² bedragen dan wel maximaal 10 procent van het bij de woning behorende bouwperceel tot een maximum van 100 m² met dien verstande dat in ieder geval een oppervlakte van 25 m² van het bijbouwvlak onbebouwd moet blijven;

  3. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 4 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;

  4. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m daaruit

  5. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;

  6. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m.

 

13.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt;

  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;

  3. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

 

13.2.4 Erfwonen

Voor erfwonen gelden de volgende nadere bepalingen:

a. erfwonen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2';

b. de omvang van een perceel dient ten minste 2000 m2 te bedragen;

c. er zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

 

13.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij erfwonen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen , bijgebouwen en overkappingen in erfwonen gelden de volgende bepalingen:

a. de oppervlakte en goothoogte van de bedrijfsgebouwen, zoals bestaand ten tijde van het tervisielegging van het ontwerp van dit plan als ten hoogste toelaatbaar;

b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';

c. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan te worden gebouwd;

d. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en aanbouwen per woning bedraagt ten hoogste 100 m2;

e. per woning mogen ten hoogste 2 bijgebouwen worden gebouwd;

f. de goothoogte van bijgebouwen en aanbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;

g. de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;

h. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de achtergevel van woningen of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 2 m en voor het overige ten hoogste 1 m.

 

13.3 Afwijken van de bouwregels

 

13.3.1 voor wonen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in artikel 13.2.1 onder b voor het bouwen van één erker per woning met een diepte van maximaal 1,5 m, mits de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt en dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;

b. het bepaalde in artikel 13.2.1 onder c voor het toestaan van een grotere goot- en bouwhoogte dan bestaand en/of van een afwijkende kapvorm/dakhelling om te voldoen aan de eisen van de bouwregelgeving of ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing;

c. het bepaalde in artikel 13.2.2 onder d voor het bouwen op een kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens, mits:

    1. belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;

    2. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;

    3. er geen eigen parkeerplaats op eigen erf verloren gaat;

    4. er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren bestaan;

d. het bepaalde in artikel 13.2.3onder a voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen achter de achtergevel of in het verlengde daarvan. De bouwhoogte mag dan maximaal 1,5 m bedragen.

 

 

 

 

13.3.2 voor erfwonen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde onder 13.2.5 onder e voor een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van ten minste 5 m met dien verstande dat de afstand tot de naastgelegen woning ten minste 20 m moet bedragen;

b. het bepaalde onder 13.2.1 onder b ten behoeve van de bouw van een entree, alsmede erkers, mits:

1. de diepte van de entree of de erker niet meer bedraagt dan 2 m;

2. de goothoogte van de entree of erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van de woning waar de entree of erker wordt aangebouwd;

c. van het bepaalde onder 13.2.5 onder c en d ten behoeve van:

1. een oppervlakte tot ten hoogste 160 m2 indien het een perceel betreft met een oppervlakte tussen de 2500 en de 5000 m2;

2. een oppervlakte tot ten hoogste 200 m2 indien het een perceel betreft met een oppervlakte van ten minste 5000 m2.

 

13.3.3 Nadere eisen voor erfwonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmetingen, de dakbeeindiging, de kapvorm en de nokhoogte van de bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;

2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

13.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:

  1. de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

  2. horeca;

  3. permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;

  4. aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;

    1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30 procent van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;

    2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

    3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

    4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

13.5.1 Aan huis gebonden bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:

a. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 procent van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m2 mag bedragen;

b. het betreft een bedrijf in de milieucategorieen 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

c. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;

d. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;

e. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.

 

13.5.2 Mantelzorg

a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4 onder c voor het toestaan van tijdelijke bewoning in bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, mits:

1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;

2. mantelzorg plaastvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;

3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;

4. de tijdelijkheid van de situatie is verzekerd;

b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een verleende omgevingsvergunning om af te wijken voor het gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg in te trekken indien niet (meer) wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden.

 

13.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de volgende bestemmingen wijzigen:

a. de bestemming Wonen kan worden gewijzigd door het verwijderen van de binnen deze bestemming geregelde en op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maatschappelijk' mits voorafgaand aan de wijziging de school ter plaatse is beeindigd.

b. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid no. 1' mogen twee vrijstaande woningen worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 per woning. Het overige bepaalde in artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.