Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarische doeleinden;
b. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
c. de verkoop van ter plaatse geproduceerde, agrarische producten, alsmede daaraan ondergeschikt, de verkoop van streekeigen producten, met dien verstande dat het bruto vloeroppervlak ten hoogste 100 m2 mag bedragen;
d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, leidingen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, paden en overige verhardingen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfswoning
Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden de volgende bepalingen:
a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
b. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en 'bouwvlak';
c. de goothoogte mag maximaal 4 m bedragen;
d. de bouwhoogte mag maximaal 6 m bedragen.
3.2.2 Aan- uitbouwen, bijgebouwen bij bedrijfswoning
Voor het bouwen van aan- uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van het 'bouwvlak';
b. de gezamenlijke oppervlakte mag per woning maximaal 60 m2 bedragen;
c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
d. de goothoogte mag maximaal 3,5 m bedragen;
e. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt'
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, inclusief bij de bedrijven behorende en daaraan ondergeschikte kantoren;
b. bedrijven in de categorieen 1, 2 en 3 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
bedrijf - 1';
c. een tuincentrum met hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
d. een nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen';
e. bedrijfswoningen en aan huis gebonden beroepen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
f. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende (bedrijfs)gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
4.2 bouwregels
4.2.1 bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
b. de goothoogte als bestaand, tenzij op de verbeelding anders aangegeven;
c. de bouwhoogte als bestaand, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
d. het bebouwingspercentage per perceel bedraagt maximaal 85 procent;
e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens of de meest van de weg af gekeerde perceelsgrens bedraagt tenminste 3 m.
4.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen;
b. de bouwhoogte van vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder reclamezuilen, mag maximaal 3 m bedragen.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning en bouwvlak;
b. de onderlinge afstand tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
c. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
d. de maximale bouwhoogte en kapvorm als bestaand.
4.2.4 aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
b. de gezamenlijk oppervlakte mag per woning maximaal 60 m2 bedragen;
c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 3 m achter de voorgevellijn en zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd;
d. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
e. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen.
4.2.5 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder a voor het bouwen van hogere erf- en terreinafscheidingen, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
-
detailhandel, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende bedrijfsactiviteiten;
-
perifere detailhandel of groothandel;
-
geluidshinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, nr.50);
-
risicovolle inrichtingen;
-
horeca, behoudens een kantine;
-
kantoren, uitgezonderd kantoren als bedoeld in 3.1 onder a;
-
aan huis gebonden beroepen bij bedrijfswoningen, in het geval dat:
1. de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30% van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m2;
2. door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
3. detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
4. de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a en b voor:
a. bedrijven welke niet voorkomen in de milieucategorieën 1, 2 en 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving daarmee gelijk te stellen zijn;
b. bedrijven welke voorkomen in categorie 4 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, doch die naar aard, omvang en belasting op de omgeving gelijkwaardig zijn aan bedrijven die vallen onder categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Artikel 5 Bos
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. behoud en/of herstel van bos en bebossing met een specifieke landschappelijke en cultuurhistorische waarde;
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1' en 'specifieke vorm van bos - 2' boswoningen;
c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren' is parkeren toegestaan;
d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
e. extensieve dagrecreatie;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen en met inachtneming van de keur van het waterschap.
5.2 bouwregels
5.2.1 Boswoningen
a. boswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 1' en 'specifieke vorm van bos - 2' en 'bouwvlak';
b. de voorgevel dient in een naar de weg gekeerde bouwgrens te worden geplaatst;
c. de bouwgrens mag niet worden overschreden, met uitzondering van één erker per woning met een diepte van 1,5 m mits de afstand van de erker tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
d. aantal bouwlagen, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, kapvorm en dakhelling als bestaand, tenzij anders aangeduid;
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - 2' dient de omvang van een perceel ten minste 900 m2 te bedragen.
5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij boswoningen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij boswoningen gelden de volgende bepalingen:
a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';
b. voor 'specifieke vorm van bos - 1' geldt dat de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' - maximaal 60 m² mag bedragen dan wel maximaal 40 procent van het bij de woning behorende bijbouwvlak tot een maximum van 100 m²;
c. voor 'specifieke vorm van bos - 2' geldt dat de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' - maximaal 30 m2 mag bedragen;
d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m daaruit, met dien verstande dat:
-
-
indien het ter plaatse aangeduide 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', direct grenst aan gronden in gebruik voor openbare verkeersdoeleinden of openbare groenvoorziening;
-
bij een vrijstaande woning tussen voorgevellijn en achtergevellijn voor zover de afstand van het bouwvlak tot de zijdelingse perceelsgrens meer dan 4 m bedraagt;
deze afstand minimaal 1 m dient te bedragen;
e. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
f. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen;
d . erf- en terreinafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" met een maximale hoogte van 2 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.3 onder a voor de bouw van een gebouw, mits:
-
het uitsluitend betreft een gebouw dat rechtstreeks dient voor onderhoud en/of toezicht op de gronden, zoals een schuil- of schaftgelegenheid en natuur-observatiehut;
-
de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m² bedraagt;
-
de bouwhoogte per gebouw maximaal 3 m bedraagt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 5.1 van dit plan wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
-
sport- en wedstrijdterrein, kampeerterrein en camping;
-
agrarische doeleinden.
5.5 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit
5.5.1 Vergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit van burgemeester en wethouders op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, parkeervoorzieningen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
-
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
-
het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
-
werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
5.5.2 weigeringsgrond
Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk of de werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarde van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
5.5.3 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:
-
werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
-
werken of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
-
werken of werkzaamheden die plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.
.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid no. 2' de bestemming 'Bos' wijzigen door de in deze bestemming geregelde aanduiding 'specifieke vorm van bos - 2' op de verbeelding toe te voegen, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen, detailhandel, horeca I, kantoren en maatschappelijke voorzieningen;
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' uitsluitend wonen, horeca I, kantoren en maatschappelijke voorzieningen, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen gehandhaafd dient te blijven;
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2' wonen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren;
d. leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
e. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
Voor de in artikel 6.1 genoemde woningen, detailhandel, horeca I, kantoren en maatschappelijke voorzieningen gelden de volgende nadere bepalingen:
a. met uitzondering van de functie wonen geldt voor alle andere functies dat deze uitsluitend op de begane grond zijn toegelaten, uitgezonderd additionele voorzieningen zoals opslagruimten;
b. het bestaande aantal woningen dient gehandhaafd te blijven;
c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan
d. detailhandelsvestigingen hebben gezamenlijk een maximum oppervlak van 6000 m2;
e. horecavestigingen hebben gezamenlijk een maximum oppervlak van 1000 m2.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
b. aantal bouwlagen, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, kapvorm en dakhelling als bestaand, tenzij ter plaatse anders aangeduid;
c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond tot de bestaande vrije hoogte boven maaiveld onbebouwd te blijven.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1 m bedragen.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
-
speelvoorzieningen, waterpartijen en waterinfiltratie;
-
evenementen;
-
leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, (fiets)paden en overige verhardingen.
7.2 bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m2;
-
de bouwhoogte van lichtmasten en andere masten mag maximaal 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen;
-
op overkluisde waterlopen mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 onder c voor de hoogte van kunstwerken, mits dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen,
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, waterpartijen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen.
8.2 bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
b. aantal bouwlagen, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, kapvorm en dakhelling als bestaand, tenzij ter plaatse anders aangeduid;
8.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van licht- en andere masten mag maximaal 6 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 1 m bedragen.
8.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
-
de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten;
-
detailhandel of groothandel;
-
horeca, behoudens de beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende maatschappelijke voorziening.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in 8.3 onder a voor het toestaan van een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang, mits:
a. door de bedrijfsuitoefening een onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat en;
b. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte verzoorzaakt en;
c. stedenbouwkundig aanvaardbaar is.
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor
a. sportactiviteiten,
b. scouting ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
c. naschoolse opvang ter plaatse van de aanduiding 'naschoolse opvang';
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, sanitaire voorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen;
9.2 bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
b. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse aangegeven 'goothoogte';
c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse aangegeven 'bouwhoogte';
d. het bebouwingspercentage bedraagt 100 %, tenzij ter plaatse een 'bebouwingspercentage' is aangegeven;
e. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 100 m2;
f. de oppervlakte voor de naschoolse opvang bedraagt maximaal 150 m2.
9.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 20 m bedragen;
c. de bouwhoogte van speelinstallaties, ballenvangers en andere masten mag maximaal 10 m bedragen;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld met deze bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor:
-
de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
(perifere) detailhandel of groothandel;
-
horeca, behoudens een kantine met beperkte verkoop van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken in het kader van en ondergeschikt aan het functioneren van de betreffende sportvoorziening.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten en voet- en fietspaden, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
-
parkeer-, en groenvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
-
bruggen, viaducten en trappen;
-
spoorwegen en spoorwegvoorzieningen, doch uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg';
-
geluidwerende voorzieningen;
-
water, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
-
leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
1. gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m¹ en een maximale oppervlakte van 25 m²;
2. gebouwen ten behoeve van railverkeer ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg'met een maximale inhoud van 25 m3 zoals kiosken en één stationsgebouw binnen het bouwblok met een maximale inhoud van 1000 m3;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 14 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet zijnde railverkeer, mag maximaal 5 m¹ bedragen;
-
de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 10 m bedragen;
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer mag maximaal 10 m bedragen, waarbij in afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 gemeten dient te worden vanaf bovenkant spoorstaaf (BS);
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m bedragen.
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wegen en straten, pleinen, voet- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer en het bestemmingsverkeer;
-
parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, straatmeubilair en afvalverzamelvoorzieningen;
-
een markthal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - markthal';
-
waterhuishoudkundige doeleinden, waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen;
-
evenementen;
-
leidingen en openbare nutsvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 25 m²;
b. de markthal als bestaand;
c. de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 8 m bedragen;
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 m.
Artikel 12 Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen en waterlopen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers;
b. evenementen.
12.2 bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
gebouwen mogen niet worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag maximaal 10 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen met kap, met dien verstande dat het bestaande aantal woningen en het bestaande woningtype gehandhaafd dient te blijven, tenzij de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' is opgenomen waar ter plaatse van de aanduiding nieuwe woningen met kap zijn toegestaan;
b. erfwonen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2';
c. maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
d. een kapper ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van consumentgebonden dienstverlening - kapper';
e. een bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
f. een paardenrijhal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - paardenrijhal';
g. een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' ;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, leidingen, water, (overkluisde) waterlopen, wateropvang- en infiltratievoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden en overige verhardingen, waarbij de keur van het Waterschap in acht wordt genomen.
13.2 bouwregels
13.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende bepalingen:
-
woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', waarbij de voorgevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden geplaatst;
-
de bouwgrens mag niet worden overschreden;
-
aantal bouwlagen, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte, kapvorm en dakhelling als
bestaand, tenzij ter plaatse anders aangeduid;
-
ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient de begane grond tot de bestaande vrije hoogte boven maaiveld onbebouwd te blijven.
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' gelden de volgende nadere bepalingen:
1. de bouwhoogte bedraagt minimaal en maximaal de ter plaatse aangegeven 'bouwhoogte' en goothoogte;
2. voor bijgebouwen dienen de bepalingen van dit artikel in acht te worden genomen;
f. het bedrijf en de paardenrijhal als bestaand.
13.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';
-
de gezamenlijke oppervlakte - voor zover niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'- mag per woning in ieder geval maximaal 60 m² bedragen dan wel maximaal 10 procent van het bij de woning behorende bouwperceel tot een maximum van 100 m² met dien verstande dat in ieder geval een oppervlakte van 25 m² van het bijbouwvlak onbebouwd moet blijven;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen minimaal 4 m achter de voorgevellijn te worden gebouwd;
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen, behoudens een afwijkende ligging ter plaatse van de aanduidingen 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen', in de zijdelingse perceelsgrens geplaatst te worden dan wel minimaal 1 m daaruit
-
de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, vermeerderd met de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot een maximum van 6 m.
13.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2 m mag bedragen, mits de afstand tot de voorgevellijn minimaal 3 m bedraagt;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.
13.2.4 Erfwonen
Voor erfwonen gelden de volgende nadere bepalingen:
a. erfwonen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2';
b. de omvang van een perceel dient ten minste 2000 m2 te bedragen;
c. er zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
13.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij erfwonen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen , bijgebouwen en overkappingen in erfwonen gelden de volgende bepalingen:
a. de oppervlakte en goothoogte van de bedrijfsgebouwen, zoals bestaand ten tijde van het tervisielegging van het ontwerp van dit plan als ten hoogste toelaatbaar;
b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel 'bijgebouwen';
c. bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
d. het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen en aanbouwen per woning bedraagt ten hoogste 100 m2;
e. per woning mogen ten hoogste 2 bijgebouwen worden gebouwd;
f. de goothoogte van bijgebouwen en aanbouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
g. de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
h. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de achtergevel van woningen of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 2 m en voor het overige ten hoogste 1 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 voor wonen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde in artikel 13.2.1 onder b voor het bouwen van één erker per woning met een diepte van maximaal 1,5 m, mits de afstand tot de voorste perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt en dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
b. het bepaalde in artikel 13.2.1 onder c voor het toestaan van een grotere goot- en bouwhoogte dan bestaand en/of van een afwijkende kapvorm/dakhelling om te voldoen aan de eisen van de bouwregelgeving of ten behoeve van een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing;
c. het bepaalde in artikel 13.2.2 onder d voor het bouwen op een kortere afstand van de zijdelingse perceelsgrens, mits:
-
-
belangen van derden niet onevenredig worden aangetast;
-
de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
-
er geen eigen parkeerplaats op eigen erf verloren gaat;
-
er vanuit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaren bestaan;
d. het bepaalde in artikel 13.2.3onder a voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen achter de achtergevel of in het verlengde daarvan. De bouwhoogte mag dan maximaal 1,5 m bedragen.
13.3.2 voor erfwonen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
a. het bepaalde onder 13.2.5 onder e voor een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van ten minste 5 m met dien verstande dat de afstand tot de naastgelegen woning ten minste 20 m moet bedragen;
b. het bepaalde onder 13.2.1 onder b ten behoeve van de bouw van een entree, alsmede erkers, mits:
1. de diepte van de entree of de erker niet meer bedraagt dan 2 m;
2. de goothoogte van de entree of erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de begane grondlaag van de woning waar de entree of erker wordt aangebouwd;
c. van het bepaalde onder 13.2.5 onder c en d ten behoeve van:
1. een oppervlakte tot ten hoogste 160 m2 indien het een perceel betreft met een oppervlakte tussen de 2500 en de 5000 m2;
2. een oppervlakte tot ten hoogste 200 m2 indien het een perceel betreft met een oppervlakte van ten minste 5000 m2.
13.3.3 Nadere eisen voor erfwonen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmetingen, de dakbeeindiging, de kapvorm en de nokhoogte van de bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
1. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
2. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt ten minste verstaan het gebruik van bouwwerken voor:
-
de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
horeca;
-
permanente of tijdelijke bewoning in bijgebouwen;
-
aan huis gebonden beroepen, in het geval dat;
-
de oppervlakte voor de beroepsuitoefening per woning meer bedraagt dan 30 procent van de begane grondoppervlakte van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen dan wel in ieder geval meer bedraagt dan 60 m²;
-
door de beroepsuitoefening onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
-
detailhandel plaatsvindt, niet zijnde detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
-
de beroepsuitoefening nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels
13.5.1 Aan huis gebonden bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4 onder a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits:
a. de woning als zodanig blijft functioneren, waarbij in ieder geval de bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.) per woning maximaal 30 procent van de begane grondoppervlakte en de bij de woning behorende bijgebouwen mag bedragen, met dien verstande dat het b.v.o. in ieder geval maximaal 60 m2 mag bedragen;
b. het betreft een bedrijf in de milieucategorieen 1 of 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
c. door de bedrijfsuitoefening geen onevenredige overlast of hinder voor de woonomgeving ontstaat;
d. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in direct verband met de betreffende beroepsuitoefening;
e. de bedrijfsuitoefening geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of een onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
13.5.2 Mantelzorg
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.4 onder c voor het toestaan van tijdelijke bewoning in bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, mits:
1. de zorgbehoefte objectief is aangetoond;
2. mantelzorg plaastvindt op een oppervlakte van maximaal 75 m2;
3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
4. de tijdelijkheid van de situatie is verzekerd;
b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een verleende omgevingsvergunning om af te wijken voor het gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg in te trekken indien niet (meer) wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden.
13.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de volgende bestemmingen wijzigen:
a. de bestemming Wonen kan worden gewijzigd door het verwijderen van de binnen deze bestemming geregelde en op de verbeelding aangegeven aanduiding 'maatschappelijk' mits voorafgaand aan de wijziging de school ter plaatse is beeindigd.
b. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsbevoegdheid no. 1' mogen twee vrijstaande woningen worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 200 m2 per woning. Het overige bepaalde in artikel 13 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 14 Leiding - hoogspanningsverbinding
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding-Hoogspanningsverbinding bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
a. de aanleg, instandhouding en/of bescherming van een hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'leiding-hoogspanningsverbinding';
b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de verbinding;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.2 bouwregels
-
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd:
b. bouwwerken tot een maximale hoogte van 3 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding;
c. bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximale bouwhoogte van 60 m.
14.3 Afwijken van de regels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, voorzover het betreft ondergrondse leidingen:
a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;
d. het ophogen en egaliseren, bodemverlaging of afgraven of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.
14.4.1 weigeringsgrond
Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd:
-
indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
-
een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
14.4.2 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:
a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
14.5 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding - Gas bestemde gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor:
a. de bescherming, aanleg en/of instandhouding van ondergrondse gastransportleidingen ter plaatse van de aanduiding 'leiding-gas';
b. het beheer en onderhoud van de leiding;
c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding.
15.2 bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd bouwwerken tot een maximale hoogte van 3 m ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleiding.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, indien de belangen van de leidingen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de betreffende beheerder.
15.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit
15.4.1 Vergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit op de in artikel 3 t/m 12 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
-
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
b. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals (licht)masten, wegwijzers en straatmeubilair;
c. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakte verhardingen;
d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
f. het permanent opslaan van goederen.
15.4.2 weigeringsgrond
Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd:
a. indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen;
b. een omgevingsvergunning aanlegactiviteit wordt niet verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.
15.4.3 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:
-
werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
-
werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.
15.5 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 16 Waarde - Ecologie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde-Ecologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de ontwikkeling van ecologische waarden en de aanleg en instandhouding van een natte en/of droge ecologische verbindingszone.
16.2 Bouwregels
In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald mag op deze gronden niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze bestemming met een maximale hoogte van 3 m.
16.3 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit
16.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
d. het gebruiken, storen en opslaan van meststoffen, bestrijdingsmiddelen, verontreinigde grond en/of schadelijke stoffen;
e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
f. werken en werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg kunnen hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.
16.3.2 Weigeringsgrond
Een omgevingsvergunning aanlegactiviteit mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevnredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkelde dan wel te ontwikkelen ecologische waarden en de doorgaande verbinding en hieraand door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
16.3.3 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:
a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning.
16.4 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/of in deze gronden verwachte middelhoge archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Binnen het gebied als bedoeld in lid 1 mag niet gebouwd worden, uitgezonderd:
a. verbouwen en/of het plegen van vervangende nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte en bouwdiepte van een gebouw niet wordt vergroot of ruimtelijk gewijzigd;
b. bouwen van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 2500 m2 waarbij dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld mag worden gebouwd;
c. bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd met een oppervlakte van meer dan 2500 m2 en dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de in lid 1 genoemde doeleinden dan wel ten dienste van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, mits:
a. met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat archeologische waarden daarmee niet onevenredig worden geschaad;
b. in voldoende mate is gegarandeerd dat de middels archeologisch onderzoek vastgestelde archeologische waarden worden veiliggesteld door technische maatregelen of een archeologische opgraving;
c. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
17.4 Omgevingsvergunning aanlegactiviteit
17.4.1 Vergunningplicht
het is op of in deze gronden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanlegactiviteit de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het verlagen of afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
b. het graven, verbreden, verdiepen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen'
d. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
e. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt het aanleggen van drainage, diepwoelen, mengen van de grond, diepploegen en ontginnen;
f. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en daarmee verband houdende constructies;
g. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
h. het aanbrengen van verhardingen.
De werken en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover met een archeologisch onderzoek is vastgesteld dat door die werken en werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen geen onevenredige aantasting van de aanwezige archeologische waarden onstaat of kan ontstaan.
17.4.2 Weigeringsgrond
Indien het niet mogelijk is de middels archeologisch onderzoek vastgestelde aanwezige archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsverguning het voorschrift verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden of dat een archeologische begeleiding zal plaatsvinden.
17.4.3 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning aanlegactiviteit is nodig voor:
a. het uitvoeren van werken en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, mits de gronden niet dieper dan 0,50 m worden geroerd;
b. werken en werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
c. werken en werkzaamheden als onderdeel van een ingreep in de bodem met een oppervlakte van maximaal 2500 m2 en diper dan 0,50 m ten opzichte van het maaiveld.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien en voorzover met een archeoloigshc onderzoek is aangetoond dat:
a. er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
b. eventueel aanwezige archeologische waarden zijn behouden door een archeologische opgraving dan wel;
c. in voldoende mate is gegareanderd dat de te verwachten archeologische waarden door technische maatregelen worden veiliggesteld dan wel;
d. in voldoende mate vaststaat dat de grond ter plaatse is geroerd zodanig dat geen archeologische waarden meer aanwezig zijn.
17.6 Voorrang dubbelbestemming
In het geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel voor de bepalingen die op grond van andere artikelen voor desbetreffende gronden van toepassing zijn.
|