Artikel 6
Agrarisch met waarden –
landschaps- en natuurwaarden 1
De voor 'Agrarisch met
waarden – landschaps- en natuurwaarden' aangewezen
gronden zijn bestemd voor:
a grondgebonden
agrarische bedrijven;
b en tevens voor:
1 ter plaatse van de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’: een ‘intensieve veehouderij’;
2 ter plaatse van de
aanduiding ‘paardenhouderij’: een paardenhouderijbedrijf;
c bestaande
nevenfuncties conform de lijst ‘Bestaande nevenactiviteiten’ in bijlage 1;
d behoud en herstel van
de aangeduide cultuurhistorische waarden;
e behoud, herstel en
ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- cultuurhistorische
waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van
agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´;
- dassenleefgebied, ter
plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
dassenleefgebied´;
- landschappelijk open gebied,
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
openheid´;
f behoud, herstel en
ontwikkeling van de natuurwaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
- kwetsbare soort(en)
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
kwetsbare soorten´;
- natuurontwikkelingsgebied
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
natuurontwikkelingsgebied´;
- struweelvogels ter plaatse
van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels´;
- weidevogels en ganzen
ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van agrarisch met waarden –
weidevogelgebied´;
g instandhouding als
zodanig van de aldaar voorkomende zandwegen;
h watergangen en
waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
i voorzieningen ten
behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden en
picknickplaatsen;
j evenementen;
k kampeerterrein, ter
plaatse van de aanduiding ‘kampeerterrein’.
Voor
het bouwen van bouwwerken, niet zijnde rijhallen, gelden de volgende
bepalingen:
a Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één
agrarisch bedrijf toegestaan; indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’
is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.
b Er mogen uitsluitend
bouwwerken ten behoeve van reële agrarische bedrijven worden gebouwd.
Voor
het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a Gebouwen mogen
uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met
uitzondering van veldschuren die tevens toegestaan zijn ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden- veldschuur’.
b Teeltondersteunende kassen zijn niet
toegestaan.
c Ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch-met waarden - teeltondersteunende
voorzieningen’ mogen uitsluitend teeltondersteunende
voorzieningen worden gebouwd.
d De hoogte van veldschuren
mag niet meer bedragen dan de bestaande hoogte.
e De hoogte van
permanente teeltondersteunende voorzieningen mag niet
meer bedragen dan
f De goothoogte van
overige bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van overige
bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan
Voor
het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
a Binnen elk bouwvlak mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen
dan één of in voorkomend geval niet meer dan het aangegeven aantal, met dien
verstande dat binnen een bouwvlak met de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan.
b De inhoud van een
bedrijfswoning mag niet meer dan
c De goothoogte van bedrijfswoningen
mag niet meer bedragen dan
d De bouwhoogte van
bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan
e De gezamenlijke
oppervlakte van bij eenzelfde bedrijfswoning behorende bijgebouwen en
overkappingen mag niet meer dan
f De goothoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
g De bouwhoogte van
bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen
zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a Bouwwerken zijn
uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met
uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, ten behoeve van recreatieve voorzieningen.
b De hoogte van silo’s
mag niet meer bedragen dan
c De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
6.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
6.2.2, ten behoeve van het binnen een bouwvlak bouwen
van een rijhal tot een oppervlakte van
a Per geval is de noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering, bestaande uit paardenfokkerij of, indien
als zodanig aangeduid, paardenhouderij, aangetoond
aan de hand van een deugdelijk bedrijfsplan en een AAB-advies.
b Er is sprake
van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op
basis van een erfbeplantingsplan.
6.3.2 Ontheffing bouwhoogte
bedrijfsgebouwen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2
ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 9 en
bouwhoogte van
a De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
b er sprake is van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
6.3.3 Ontheffing bouwhoogte
bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
6.2.4, ten behoeve van het bouwen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met
inachtneming van de volgende regels:
a De hoogte van
schoorstenen en silo's mag niet meer bedragen dan
b De hoogte van erf- en
terreinafscheidingen buiten het bouwvlak mag niet
meer bedragen dan
6.3.4 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het
bepaalde in lid 6.2.2 voor het bouwen van tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende regels:
a
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
b
De in de bestemmingsomschrijving
aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
6.3.5 Ontheffing overige teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid
6.2.4, ten behoeve van het bouwen van boomteelthekken en regenkappen buiten het
aangeduide bouwvlak met inachtneming van de volgende
regels:
a Ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden- dassenleefgebied' zijn
geen boomteelthekken of regenkappen toegestaan.
b De noodzaak voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering dient te zijn aangetoond middels een
AAB-advies.
c De hoogte van
boomteelthekken mag niet meer bedragen dan
d De hoogte van
regenkappen mag niet meer bedragen dan
e Er mag geen sprake
zijn van onevenredige effecten op de aanwezige natuur- of landschapswaarden.
a Als
verboden gebruik artikel 7.10 Wro wordt in ieder
geval aangemerkt:
1 het gebruik van gronden ten
behoeve van glastuinbouw, champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen,
nertsenkwekerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;
2 het gebruik van de gronden
buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding
‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - teeltondersteunende
voorzieningen’ ten behoeve van teeltondersteunende
voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
3 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak ten behoeve van
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor
zover deze geen bouwwerken zijn;
4 het gebruik van de
gronden buiten het bouwvlak als paardenbakken;
5 opslag van hooirollen
buiten het bouwvlak.
b De gezamenlijke brutovloeroppervlakte
van nevenfuncties als bedoeld in lid 6.1, uitgezonderd standplaatsen voor
kampeermiddelen mag niet meer bedragen dan 25% van het bebouwingsoppervlak tot
een maximum van
c De aanleg van retentievoorzieningen en
waterbassins is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak
en ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunde
voorzieningen’.
6.5 Ontheffing van de
gebruiksregels
6.5.1 Ontheffing nevenfuncties
Burgemeester en wethouders
zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.1 onder a en b
voor nevenfuncties, met inachtneming van de volgende regels:
a De agrarische functie
op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar blijft.
b Nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan binnen
de bestaande bebouwing, met dien verstande dat herbouw – onder de voorwaarde
dat de uitwendige verschijningsvorm overeenkomt met die van het oorspronkelijke
gebouw – op dezelfde plaats mag plaatsvinden indien en voor zover redelijkerwijs
niet verlangd mag worden dat de bestaande bebouwing - gezien de staat waarin
deze verkeert – moet worden gehandhaafd .
c Voor nevenfuncties
geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
1 verbrede landbouw in de
vorm van zorgboerderijen, kinderboerderijen, sociale en educatieve
voorzieningen tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal 1.000 m²; en
Kleinschalig kamperen met maximaal 25 kampeermiddelen, met uitzondering van
stacaravans, waarbij geldt dat een afstand van ten minste
2 recreatieve
doeleinden tot een tot een maximum gezamenlijke oppervlak van 25% van het brutovloeroppervlak tot maximaal
3 mestverwerking tot
een maximum van 25.000 ton;
4 statische opslag tot een maximum van
5 verbrede landbouw
in de vorm van verkoop in streekeigen producten tot een maximum van
6
kinderdagverblijf en/of buitenschoolse opvang tot
een maximum van
d Ondersteunende horeca
is toegestaan bij nevenfuncties zoals genoemd onder c sub 1 en 3 waarbij de
oppervlakte niet meer mag bedragen dan
e Buitenopslag ten
behoeve van de nevenfuncties is niet toegestaan.
f De in het gebied
aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
g De nevenfunctie mag
geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende
werking tot gevolg hebben, waarbij de parkeerplaatsen gerealiseerd moeten
worden op eigen terrein.
h De nevenfunctie mag
geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en
ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
i De nevenfunctie in de
vorm van kleinschalig kamperen mag uitsluitend plaatsvinden op of grenzend aan
het bouwvlak, mits landschappelijk ingepast.
6.5.2 Ontheffing
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van het bepaalde in lid 6.4 voor het gebruik van de gronden voor
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor
zover deze geen bouwwerken zijn, met inachtneming van de volgende regels:
a
De tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ´specifieke
vorm van agrarisch met waarden – cultuurhistorisch waardevol gebied´.
b
De in de bestemmingsomschrijving aangegeven
waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren:
a ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - cultuurhistorisch
waardevol gebied':
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
3 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
4 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
5 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het
verwijderen van paden of onverharde wegen;
6 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
7 het omzetten van
grasland naar boomteelt.
b ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – dassenleefgebied’:
1 het verzetten of
vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2 het omzetten van
grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3 het verlagen van de
grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4 het aanleggen, dempen
of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van)
oppervlaktewateren;
5 het verwijderen of
rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
6 het permanent (voor
meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere
bodemcultuur;
7 het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels,
sloten, steilrand en het
verwijderen van paden of onverharde wegen;
8 het aanleggen en/of
verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor groter dan
c ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden –openheid’:
1 het aanleggen of
aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas
zonder agrarische productiefunctie;
2 het aanleggen of
aanplanten van hoger dan
d ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – kwetsbare soorten':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
7
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
8
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
9
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting
komend in greppels, sloten, steilrand en
het verwijderen van paden of
onverharde wegen;
10
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
e ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – natuurontwikkelingsgebied':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het aanleggen en/of verharden van wegen, paden,
parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, anders
dan containervelden, voor zover groter dan
7
het
omzetten van grasland naar boomteelt.
f ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – struweelvogels':
1
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
2
het
verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand
houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
3
het
verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting
komend in greppels, sloten, steilrand en
het verwijderen van paden of
onverharde wegen;
4
het aanleggen
en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover groter dan
g ter plaatse van de aanduiding
'specifieke vorm van agrarisch met waarden – weidevogelgebied ':
1
het
verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan
2
het
omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan
3
het
verlagen van de grondwaterstand door aanleg van drainage of bemaling;
4
het
aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of
bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
5
het
aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander
opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
6
het
aanleggen of aanplanten van hoger dan
7
het
permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een
andere bodemcultuur;
8
het
aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen
van andere oppervlakteverhardingen, anders dan containervelden, voor zover
groter dan
6.6.2 Uitzonderingen
Het in lid 6.6.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a Binnen het bouwvlak plaatsvinden.
b Het normale onderhoud
en/of gebruik betreffen.
c Reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een
verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van
kracht worden van dit plan.
6.6.3 Toelaatbaarheid
De in lid 6.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het
herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde
waarden.
6.7.1 Wijziging vergroting
bouwvlakken
Vervallen.
6.7.2 Wijzigingsbevoegdheid
vormverandering bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de vorm
van een bouwvlak te wijzigen, met inachtneming van de
volgende regels:
a
Ter
plaatse van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ is
vormverandering van het bouwvlak niet
toegestaan.
b
Wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige
bedrijfsvoering of voor toepassing van milieuregels en/of andere wettelijke
regels.
c
Wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting
van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor naburige agrarische
bedrijven en niet-agrarische bedrijven.
d
Wijziging leidt niet tot vergroting van het
oppervlak van het bouwvlak.
6.7.3 Wijziging ten behoeve van bouw
bedrijfswoning
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak
van de bestemming te wijzigen ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:
a De wijziging is uitsluitend
toegestaan op de gronden met de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’.
b Er dient sprake te zijn van een
aanvaardbaar leefklimaat.
c Er dient voldaan te zijn aan het
Rapport Akoestisch onderzoek d.d.
mei 2009.
d De noodzakelijkheid is aangetoond
middels een AAB-advies.
e De wijziging onder
a is niet toegestaan op de gronden, die met toepassing van de
wijzigingsbevoegdheid opgenomen in lid 6.7.9 zijn voorzien van de aanduiding
‘bedrijfswoning uitgesloten’, behoudens in geval middels een AAB-advies is
aangetoond dat op het deel van het oorspronkelijke bouwvlak
zonder de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ een volwaardig agrarisch
bedrijf wordt uitgeoefend.
6.7.4 Wijziging naar ‘wonen’ na
beëindiging agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de gronden binnen het bouwvlak van deze bestemming te wijzigen in de bestemming
'Wonen' voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft en met
inachtneming van de volgende regels:
a De locatie is niet
geschikt als hergebruik voor een agrarisch bedrijf.
b Alle gebouwen dienen
te worden gesloopt, uitgezonderd:
1 bestaande woningen;
2 bestaande gebouwen die
als bijgebouw worden aangemerkt, met bij elke woning een oppervlakte van ten
hoogste
3 bestaande gebouwen
met aanduiding ‘cultuurhistorische waarden’.
c De oppervlakte mag niet
meer bedragen dan
d De overige gronden
binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende
agrarische bestemming.
e Elke wijziging dient
in elk geval alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak
te omvatten.
f Het aantal woningen
binnen elk voormalig bouwvlak mag niet worden
vergroot.
g De agrarische
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de
wijziging niet onevenredig worden aangetast.
h Er dient sprake te
zijn van een aanvaardbaar leefklimaat.
i Per
6.7.5 Wijziging
naar permanente teeltondersteunende voorzieningen
Burgemeester
en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten
ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende
voorzieningen met inachtneming van de volgende
regels:
a De noodzaak daarvan
is aangetoond middels een AAB-advies.
b De ter plaatse voorkomende
landschaps- en natuurwaarden worden mogen niet onevenredig aangetast.
c De oppervlakte mag
niet meer bedragen dan
d Er sprake is van een zorgvuldige
landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een
erfbeplantingsplan.
6.7.6 Wijziging
naar ‘gemengd –
Vervallen.
6.7.7 Wijziging naar Bos of Natuur
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in
de bestemming Bos of Natuur ten behoeve behoud en/of herstel ontwikkeling van
bos en/of natuur, met inachtneming van de volgende regels:
a Daar
natuurontwikkeling zal plaatsvinden.
b De agrarische
activiteiten zijn beëindigd.
c De gerechtigden ten
aanzien van de betreffende gronden wijzigingen wensen.
6.7.8 Wijziging
aanduiding ‘intensieve veehouderij’
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming met de
aanduiding ‘intensieve veehouderij’ te wijzigen in de bestemming Agrarisch
zonder aanduiding ‘intensieve veehouderij’ wanneer de activiteiten zijn
beëindigd.
6.7.9 Wijziging
splitsing bouwvlak
Vervallen.