De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding: ‘wonen uitgesloten’ geen woning is toegestaan;
b
wonen in een vrijstaande ruimte-voor-ruimte woning
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
c wonen in een woongroep ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – woongroep;’
d tevens tuin ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’;
e aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
f tevens een bed&breakfast voorziening uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bed&breakfast’;
g tevens een aan huis verbonden beroep in de vorm van een kantoor ter plaatse van de aanduiding ‘beroep aan huis’;
h tevens een beeldentuin uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - beeldentuin’;
i tevens een ruimte voor kookworkshops ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – kookworkshop’;
j tevens een thomashuis uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – thomashuis’;
k tevens een zend- en ontvangstinstallatie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en ontvangstinstallatie’;
l erven, tuinen en groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;
m voorzieningen voor verkeer en verblijf;
n (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
o water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
p behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectonische waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’, waarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is.
a Het bebouwingspercentage per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 60%, indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bestemmingsvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak.
b
In uitzondering op het bepaalde in lid a mag het
maximale bebouwingsoppervlak van de woning inclusief aan-, uit- en bijgebouwen
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
c
De afstand van een gebouw tot de zijdelingse en
achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan
d
De afstand van bouwwerken tot de weg waaraan
wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan
e Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º, met dien verstande dat een oppervlakte van maximaal 20% van de bebouwing met een plat dak mag worden afgedekt.
f Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan.
g Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bebouwing uitgesloten’ is geen bebouwing toegestaan.
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende voorwaarden:
a Per bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan 1, met uitzondering van bestemmingsvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’, waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
b Indien een bouwvlak aanwezig is dient de woning binnen het bouwvlak te worden gesitueerd.
c Nieuwbouw van woningen is niet toegestaan, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.
d Bij vervangende nieuwbouw dient de woning voor minimaal 30% op de bestaande funderingen te worden gesitueerd.
e
De inhoud van de woning mag niet meer bedragen
dan
f
In uitzondering op het bepaalde in lid d mag ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
g
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
h
In uitzondering op het bepaalde in lid f mag de
goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
i
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
j
In uitzondering op het bepaalde in lid h mag de
bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen –
ruimte-voor-ruimte
Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen gelden de volgende voorwaarden:
a Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
b
De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per
woning mag niet meer bedragen dan
c
In uitzondering op het bepaalde in lid b mag de
gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen buiten het bouwvlak ter plaatse van de
aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – ruimte-voor-ruimte
d
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
e
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
f
De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning
mag niet meer bedragen dan
g In afwijking van het bepaalde onder sub a t/m f gelden voor het bouwen van bij-gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘tuin’ de volgende voorwaarden:
1 Per woning mag niet meer dan één gebouw worden gebouwd, zoals een tuinhuisje of hobbykas.
2
De oppervlakte mag niet meer bedragen dan
3
De goothoogte mag niet meer bedragen dan
4
De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:
a
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
voor de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer bedragen dan
b
De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen
achter de voorgevelrooilijn van de woning mag niet meer bedragen dan
c
De bouwhoogte van een zend- en
ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding ‘zend- en
ontvangstinstallatie’ mag niet meer bedragen dan
d
De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
a
lid 23.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een
afstand van minder dan
b
lid 23.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen
c lid 23.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak;
d
lid 23.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op
een afstand van meer dan
e lid 23.2.3 voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woning met één extra bijgebouw, met dien verstande dat:
1
Het een bijgebouw betreft in de vorm van een
tuinkas, volière of dierenverblijf, met een oppervlak van niet meer dan
2 Het bijgebouw wordt gebouwd in samenhang met de reeds aanwezige bebouwing.
f
lid 23.2.3 voor het vergroten van de
gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen met maximaal
1
Het bestemmingsvlak ‘Wonen’ minimaal
2
De gezamenlijke totale oppervlakte aan
bijgebouwen per woning hierna niet meer bedraagt dan
3 Er dient sprake zijn van concentratie van bebouwing.
4 Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
g
lid 23.2.4 voor het bouwen van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane bouwhoogte
met maximaal
h lid 23.2.4 voor het bouwen van paardenbakken, mestplaten en lichtmasten ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:
1
Het bestemmingsvlak ‘Wonen’ minimaal
2
De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt
dan
3
De oppervlakte per mestplaat niet meer bedraagt
dan
4
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
bij paardenbakken niet meer bedraagt dan
5
De bouwhoogte van lichtmasten niet meer bedraagt
dan
6 Door middel van een door de gemeente geaccordeerd lichtplan is aangetoond dat het aantal lichtmasten en de uitstraling van het licht wordt beperkt.
7
De afstand tussen de paardenbak en/of mestplaat
niet minder bedraagt dan
8 Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2.2 voor het herbouwen van de woning op een andere locatie, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Een andere locatie is uit planologisch of milieuhygiënisch belang wenselijk.
b Er dient in overwegende mate gebruik te worden gemaakt van de bestaande fundering of er wordt direct daar aansluitend gebouwd.
c De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
d De herbouw dient op een andere locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.
e Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
f De herbouw van de woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
g De herbouw van de woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 23.2.3 voor de sloop en herbouw van bestaande bijgebouwen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a De herbouw dient plaats te vinden binnen het bestemmingsvlak.
b
Bij vervanging geldt dat 70 % van de aanwezige
oppervlakte mag worden terug gebouwd met een maximum van
c Er dient sprake zijn van concentratie van bebouwing.
d De herbouw dient op een andere locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar te zijn.
e De herbouw van het bijgebouw dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
f Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan.
a
De oppervlakte van een bed&breakfast
voorziening ter plaatse van de aanduiding ‘bed&breakfast’ mag niet meer
bedragen dan
b
De oppervlakte van een aan huis verbonden
beroep in de vorm van een kantoor ter
plaatse van de aanduiding ‘beroep aan huis’ mag niet meer bedragen dan
c Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – beeldentuin’ is de uitoefening van kunstzinnige activiteiten in de vorm van kleinschalige expositie van kunstobjecten door professionele kunstenaars toegestaan, met dien verstande dat:
1 de belangen van bestaande functies in de omgeving niet worden geschaad;
2 er voldoende parkeergelegenheid op eigen perceel wordt gerealiseerd en wel zodanig dat geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
3 de kunstzinnige activiteiten ondergeschikt zijn en blijven aan het gebruik als tuin ten behoeve van de bijkomende woonfunctie;
4 het niet leidt tot zodanig verkeersaantrekkende activiteiten dat die niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer op de openbare weg. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van de splitsing van een woonboerderij in twee wooneenheden waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
a Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
b
De inhoud van de te splitsen woning mag niet
minder bedragen dan
c
Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige
wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste
d Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.
e Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.
f
Voor zover de gezamenlijke oppervlakte aan aan-
en uitbouwen en bijgebouwen meer bedraagt dan
g De woning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
h De woning dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.
i Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub j.
j De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.