Artikel 5                  Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

5.1            Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      duurzaam agrarisch grondgebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;

b      grondgebonden agrarische bedrijven met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:

1      ‘intensieve veehouderij’ tevens intensieve veehouderijen zijn toegestaan;

2      ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schapenhouderij’ tevens een schapenhouderij is toegestaan;

waarbij niet meer dan één agrarisch bedrijf aanwezig mag zijn per bouwvlak;

c       één bedrijfswoning per bouwvlak met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

d      aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

e      tevens een agrarisch loonbedrijf ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch loonbedrijf’;

f        tevens dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van boerengolf en oud Hollandse spelen ter plaatse van de aanduiding ‘dagrecreatie’;

g       tevens statische binnenopslag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’;

h      tevens verkoop van eieren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - eierverkoop’;

i        tevens een paardenbak ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – paardenbak’;

j        tevens een recreatieve paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – recreatieve paardenhouderij’;

k      tevens een schuilstal ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden – schuilstal’;

l        tevens huisverkoop ter plaatse van de aanduiding ‘verkoop eigen producten’;

m    tevens een voorziening ten behoeve van waterberging ter plaatse van de aanduiding ‘waterberging’;

n      groenvoorzieningen in de vorm van erfbeplanting;

o      (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;

p      water,  waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen en poelen;

q      extensief recreatief medegebruik;

r        behoud en/of herstel van aanwezige cultuurhistorische en/of architectoni­sche waarden van bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’, ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en/of de ‘specifieke bouwaanduiding – rijksmonument’,cwaarbij het bepaalde in lid 33.3 van toepassing is;

s       een (zoekgebied voor een) ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is;

t        een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’, waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is.

u      behoud, herstel en/of ontwikkeling van:

1      aardkundig waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’;

2      cultuurhistorische waardevolle gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’;

3      het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’;

4      de landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding ‘openheid’;

waarbij het bepaalde in lid 33.2 van toepassing is.

 

5.2            Bouwregels

 

5.2.1        Algemeen

a      Per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan, indien tussen bouwvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze bouwvlakken aangemerkt als één bouwvlak.

b      Gebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan tenzij anders is          bepaald.

c       Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:

1      de afstand tot de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 10 m tot de voor die weg aangegeven bestemmingsgrens, met uitzondering van erf- en perceelsafscheidingen en soortgelijke bouwwerken tot een bouwhoogte van 1 m;

2      de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/ of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m.

d      Bouwwerken, voorzien van een dak, worden met een kap afgedekt waarvan de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12º en niet meer mag bedragen dan 45º.

e      Voor een geiten- of schapenhouderij geldt tot 1 juni 2013 dat het vergroten van de bebouwing welke op de peildatum 12 december 2009 aanwezig of in uitvoering was dan wel gebouwd mag worden krachtens een onherroepelijk verleende vergunning, niet is toegestaan.

 

5.2.2        Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

a      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.

c       De gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone – extensiveringsgebied’ mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’ is aangegeven.

d      Teeltondersteunende kassen mogen, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, worden gebouwd met dien verstande dat:

1      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².

2      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.

 

5.2.3        Bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende voorwaarden:

a      De goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

b      De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.

c       De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3.

d      Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ zijn uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen toegestaan waarbij de inhoud niet meer mag bedragen dan bestaand.

e      Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bedrijfswoningen’ mag het aantal bedrijfswoningen niet meer bedragen dan is aangegeven.

f        De gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m² per bedrijfswoning.

g       De goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.

h      De bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

i        Bijgebouwen mogen niet voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.

j        De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.

 

5.2.4        Kassen

Voor het bouwen van kassen ter plaatse van de aanduiding ‘glastuinbouw’ gelden de volgende voorwaarden:

a      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.

b      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.

c       De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha netto glas.

 

5.2.5        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

a      De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 1 m.

b      De bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 2 m.

c       De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 15 m.

d      De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 8 m.

e      De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

f        De bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 m.

g       Per bedrijf is niet meer dan één windturbine toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 m.

h      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken, mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

 

5.2.6        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:

a      Teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.

b      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m, waarbij voor erf- en perceelsafscheidingen geldt dat deze dienen te bestaan uit een open constructie.

 

 

 

 

5.3            Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1        Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

a      lid 5.2.1 voor het bouwen van bouwwerken op een afstand van minder dan 10 m tot de voor die weg aangegeven bestemmingsgrens mits het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast en vooraf advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de betreffende weg;

b      lid 5.2.1 voor het bouwen van gebouwen binnen 3 m van of in de zijdelingse en/ of achterste perceelgrens, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad en het verkeersbelang en het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld niet onevenredig wordt aangetast;

c       lid 5.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, voorzien van een dak, met een kap waarvan de dakhelling minder bedraagt dan 12º of een plat dak, of meer bedraagt dan 45º  in geval  van tentstallen en luchtwassers;

d      lid 5.2.2 voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor zover dit stedenbouwkundig en landschappelijk inpasbaar is;

e      lid 5.2.2 voor het bouwen van teeltondersteunende kassen met een grotere oppervlakte tot maximaal 5.000 m², indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering, zekerheid bestaat dat geen sprake zal zijn van omschakeling naar een glastuinbouwbedrijf en met dien verstande dat deze afwijking niet is toegestaan op bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding ‘aardkundig waardevol gebied’, ‘cultuurhistorisch waardevol gebied’ en ‘groenblauwe mantel’;

f        lid 5.2.2 voor het bouwen van een teeltondersteunende kas met een hogere bouwhoogte tot maximaal 8 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

g       lid 5.2.3 voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;

h      lid 5.2.5 voor het bouwen van torensilo’s met een hogere bouwhoogte tot maximaal 17 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;

i        lid 5.2.5 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hogere bouwhoogte, waarbij de toegestane bouwhoogte met maximaal 2 m mag worden verhoogd, mits hierdoor het stedenbouwkundig/ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

j        lid 5.2.5. voor het bouwen van paardenbakken en mestplaten binnen het bouwvlak ten behoeve van het houden van paarden, met dien verstande dat:

1      De bouw niet plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding ‘ecologische hoofd-structuur (EHS)’.

2      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij paardenbakken niet meer bedraagt dan 2 m.

3      De oppervlakte per paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m².

4      Lichtmasten niet worden toegestaan.

5      Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd  beplantingsplan.

6      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

k      lid 5.2.6. voor de bouw van een dierenverblijf, met dien verstande dat:

1      Een dierenverblijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kernrandzone’.

2      De oppervlakte van het bouwperceel bedraagt minimaal 0,5 ha.

3      De goothoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

4      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

5      De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m².

 

5.3.2        Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2.6 voor het bouwen van tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b      De oppervlakte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

c       De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

 

5.4            Specifieke gebruiksregels

 

5.4.1        Strijdig gebruik

Het gebruiken of laten gebruiken van een bedrijfswoning als plattelandswoning.

 

5.4.2        Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen, voor zover deze geen bouwwerken zijn.

 

5.4.3        Nevenfunctie productiegebonden detailhandel

Bij ieder agrarisch bedrijf is productiegebonden detailhandel als nevenfunctie toegestaan tot een verkoopvloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale verkoopvloeroppervlakte van 50 m² geldt.

 

5.4.4         Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

c       Huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.

d     Per bouwvlak mag maximaal 150 m² worden aangewend voor de huisvesting, inclusief gemeenschappelijke voorzieningen.

e      Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

5.4.5        Intensieve veehouderij en geiten- en schapenhouderij

a      Het is verboden meer dan één bouwlaag van een gebouw te gebruiken voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden.

b      Hervestiging van, danwel omschakeling naar een geiten- en schapenhouderij is tot 1 juni 2013 niet toegestaan.

 

5.4.6        (Kikker en/of padden)poelen

Binnen deze bestemming mogen gronden gebruikt worden ten behoeve van (kikker en/of padden)poelen, met dien verstande dat de oppervlakte van een poel niet meer mag bedragen dan 1.000 m² (met een minimum van 200 m²) en dat de diepte minimaal 0,5 m bedraagt en niet meer mag bedragen dan 1,5 m. Ter bevordering van de ecologische waarde van de poel en omgeving mag de oppervlakte van het landbiotoop 2 maal de oppervlakte van de poel beslaan.

 

 

5.5            Afwijken van de gebruiksregels

 

5.5.1        Nevenfuncties bij agrarische bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het toestaan van nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De agrarische functie op het bouwvlak is en blijft als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.

b      Het bouwvlak mag ten behoeve van de nevenfunctie niet worden vergroot.

c       De volgende nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf zijn toegestaan per bouwvlak:

1      verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

2      verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen, waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 250 m²;

3      verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tot een oppervlakte van 50 m²;

4      dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

5      zorgboerderijen tot een oppervlakte van 250 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale oppervlakte van 375 m² geldt;

6      statische binnenopslag tot een oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale oppervlakte van 2.000 m² geldt;

7      agrarisch technische en overige bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een oppervlakte van 500 m²;

8      agrarisch aanverwante bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfs-activiteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een oppervlakte van 500 m².

d      Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is toegestaan bij de vormen van nevenfuncties zoals genoemd onder sub c onder 1,4 en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten, niet meer mag bedragen dan 125 m².

e      Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties bedraagt de totale oppervlakte ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 1.250 m² en voor het overige maximaal 1.000 m².

f        In afwijking van het bepaalde onder sub e bedraagt de totale oppervlakte met inbegrip van statische binnenopslag ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ maximaal 2.250 m² en voor het overige maximaal 2.000 m².

g       Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.

h      De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

i        De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

j        Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan. Indien de nevenfunctie plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, dient tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken.

k      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

 

5.5.2        Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.2 voor het gebruik van de gronden voor tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak voor zover deze geen bouwwerken zijn, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

b      De oppervlakte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.

c       De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.5.3         Gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a     Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.

b     Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.

c     Huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.

d    Per bouwvlak mag maximaal 150 m² worden aangewend voor de huisvesting, inclusief gemeenschappelijke voorzieningen.

e    Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

 

5.5.4        Gebruik voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.4.1 voor het gebruik van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De woning ligt binnen het agrarisch bouwvlak.

b      Het agrarisch bedrijf binnen het agrarisch bouwvlak is in werking.

c       De woning ondervindt geen onevenredige milieubelemmeringen op de aspecten geluid, trilling, fijnstof of verkeer.

d      De activiteit belemmert geen andere activiteiten in de omgeving.

e      Er ontstaat geen onevenredige hinder op het gebied van milieu, infrastructuur, landschap, ecologie, hydrologie en archeologie.

 

 

5.6            Wijzigingsbevoegdheden

 

5.6.1        Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak, waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Deze wijziging is niet toegestaan voor intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

b      De totale oppervlakte van het bouwvlak niet mag worden vergroot.

c       De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

d      Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub e.

e      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

f        De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

g       De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.6.2        Vergroting bouwvlak grondgebonden en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak bij grondgebonden agrarische bedrijven en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderijen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de voorwaarden genoemd onder sub c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha. Indien het bouwvlak reeds 1,5 ha bedraagt, mag dit bouwvlak worden vergroot met maximaal 25% tot een maximum van 2 ha.

b      Voor overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’ geldt, naast de voorwaarden genoemd onder sub c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 1,5 ha.

c       Naast de hiervoor per type agrarisch bedrijf aangegeven voorwaarden, gelden de volgende algemene voorwaarden:

1      De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

2      De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

3      Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

4      Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

5      De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

6      Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub 8.

7      In afwijking van het bepaalde in lid 6 dient, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het        bestemmingsvlak ten behoeve van de niet-agrarische functie aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.

8      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

9      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

10  De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

11  De vergroting dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

 

5.6.3        Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ en ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

b      Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.

c       De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

d      De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 5 ha, waarbij een oppervlakte van ten minste 3,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.

e      De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

f        De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

g       Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

h      De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

i        Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub j.

j        De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

k      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

l        De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

m    De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

5.6.4        Sleufsilo’s en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      De wijziging is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’.

b      Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.

c       De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.

d      Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilvoerplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 m² waarbij de totale oppervlakte van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’ nooit meer mag bedragen dan 1,5 ha en voor grondgebonden agrarische bedrijven niet meer dan 2,1 ha.

e      De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.

f        Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.

g       De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

h      Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub i.

i        De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

j        De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

k      De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

l        De wijziging dient hydrologisch neutraal zijn. Hiervoor wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

 

5.6.5        Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ en verkleinen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat  de aanduidingen ‘glastuinbouw’, ‘intensieve veehouderij’ met bijbehorende aanduiding ‘maximum oppervlakte intensieve veehouderij (m²)’, ‘intensieve kwekerij’ en/of ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ worden verwijderd en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind indien de betreffende bedrijfsvoering ter plaatse is beëindigd en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.

 

5.6.6        Wijziging ten behoeve van agrarisch aanverwante of niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van agrarisch  aanverwante of niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b      Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwings-concentratie’, behalve wijziging naar recreatieve, maatschappelijke en/of horeca voorzieningen welke ook buiten deze gebieden zijn toegestaan.

c       Het agrarisch bedrijf, niet zijnde agrarisch aanverwant, ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

d      Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve van de niet-agrarische functie is gesitueerd.

e      In afwijking van het bepaalde onder sub d mag, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch aanverwant (agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch verwant bedrijf), horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha. Met dien verstande dat uitsluitend bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf zijn toegestaan.

f        De oppervlakte aan bebouwing ten behoeve van de agrarisch  aanverwante of niet-agrarische functie per vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie dient door sloop van overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot de onder sub g genoemde oppervlakte, waarbij cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.

g       De volgende niet-agrarische functies, niet zijnde grootschalige voorzieningen, zijn toegestaan:

1      verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

2      verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen, waarbij niet meer dan 5 appartementen zijn toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 250 m²;

3      verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen, waarbij niet meer dan 25 standplaatsen zijn toegestaan; standplaatsen zijn ook in een zone van 100m aansluitend aan het bouwvlak toegestaan, gebouwen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan tot een oppervlakte van 50 m²;

4      dagrecreatie tot een oppervlakte van maximaal 500 m²;

5      zorgboerderijen tot een oppervlakte van 250 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale oppervlakte van 375 m² geldt;

6      statische binnenopslag tot een oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ een maximale     oppervlakte van 2.000 m² geldt;

7      agrarisch technische en overige bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bebouwingsconcentratie’ tot een oppervlakte van 500 m²;

8      agrarisch aanverwante bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’ uitsluitend bedrijven in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage 1 bij deze regels) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf zijn toegestaan.

h      Ondergeschikte horeca (inclusief terras), is toegestaan bij functies zoals genoemd onder sub g onder 1, 4 en 5 waarbij de oppervlakte aanvullend op de genoemde oppervlakten  niet meer mag bedragen dan 125 m².

i        Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.

j        Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan, uitgezonderd productiegebonden detailhandel tot maximaal 50 m² ten behoeve van de activiteiten zoals genoemd onder sub g.

k      De agrarisch aanverwante of niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

l        De agrarisch aanverwant of niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

m    De verwezenlijking, het behoud en het beheer van (het zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied ecologische verbindingszone’ en/of in een zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding ‘zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen’ mag niet worden belemmerd of worden aangetast.

n      Er is sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub o.

o      In afwijking van het bepaalde onder sub n dient, indien de wijziging plaatsvindt op een locatie welke gelegen is ter plaatse van de aanduiding ‘groenblauwe mantel’, tevens een positieve bijdrage geleverd te worden aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken door ten minste 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de niet-agrarische functie aan te wenden voor landschappelijke inpassing rondom de locatie danwel elders in het plangebied.

p      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

q      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.

r        De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

 

5.6.7        Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ voor zover het de voormalige agrarische bedrijfswoning betreft, eventueel met een splitsing in maximaal 2 woningen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.

b      Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.

c       Het bouwvlak wordt verwijderd en het bestemmingsvlak ‘Wonen’ bestaat uit de voormalige agrarische bedrijfswoning met bijhorende bijgebouwen, tuinen, erven en verhardingen.

d      De voormalige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt waarbij geldt dat:

1      ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de inhoud van de woning tot een maximum van 900 m³, ofwel 10% van de oppervlakte van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen mag worden toegevoegd aan de oppervlakte aan bijgebouwen tot een maximum van 200 m².

2      cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en monumenten ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gehandhaafd dienen te blijven.

e      Splitsing is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.

f        De inhoud van een te splitsen voormalige bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 900 m³.

g       Bij splitsing mogen maximaal twee volwaardige wooneenheden ontstaan, met beide een inhoud van ten minste 450 m3.

h      Na splitsing mogen de twee wooneenheden niet worden gesloopt en worden vervangen voor twee vrijstaande woningen.

i        Het bestaande architectonische karakter van de boerderij en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische dan wel beeldbepalende waarden mogen niet worden aangetast.

j        De bestaande situering van de voormalige bedrijfswoning mag niet worden gewijzigd en in geval van verbouw mag het bestaande oppervlak van de voormalige bedrijfswoning niet worden vergroot.

k      De woning(en) mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfs-voering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.

l        De woning(en) dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat.

m    Er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een door de gemeente geaccordeerd beplantingsplan, deze inspanning telt mee voor de invulling van het bepaalde onder sub n.

n      De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied. 

o      De uitvoering van de landschappelijke inpassing dient te worden gegarandeerd middels een overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer.