| Bestemmingsplanregels
INHOUD
Artikel 5. Algemene
bouwregels
Artikel 6. Algemene
gebruiksregels
Artikel 7. Algemene
aanduidingsregels
Artikel 8. Algemene
ontheffingsregels
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en
slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In deze bestemmingsplanregels wordt verstaan onder:
1.
plan:
het bestemmingsplan “Park Brabantse Weelde” van de
gemeente Gilze en Rijen;
2.
verbeelding:
(a) analoge verbeelding: de verbeelding van het
bestemmingsplan “Park Brabantse Weelde”, bestaande uit één kaartblad met het
nummer 02273.002k12;
(b) digitale verbeelding: de verbeelding van het
bestemmingsplan “Park Brabantse Weelde”, met de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0784.02273002-3k12.
3.
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
4.
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
5.
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen
zijnde;
6.
bedrijfsmatige
exploitatie:
het via één bedrijf, stichting of rechtspersoon
voeren van een zodanig beheer /exploitatie, dat in de logiesverblijven
–permanent wisselende- recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden geboden
worden;
7.
bestaand gebruik:
het gebruik van de grond en opstallen, zoals aanwezig
op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
8.
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
9.
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
10.
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
11.
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
12.
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de
regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
13.
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
14.
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen
gebouwen zijnde zijn toegelaten;
15.
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen,
metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is
verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
16.
bijgebouw:
een gebouw, behorende bij
een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
17.
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen
de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan
personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
18.
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
19.
hoofdverblijf:
dat
adres dat fungeert als centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten
voor de bewoners en waarop de bewoners staan ingeschreven in de gemeentelijke
basisadministratie;
20.
landschappelijke
waarde:
belang in geomorfologisch (betrekking hebbend op de
geologische ontstaanswijze en landschappelijke-esthetisch) opzicht, vooral
gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;
21.
natuurlijke
waarde:
belang in botanisch, ornithologisch en algemeen
zoölogisch opzicht en verder met geologische en bodemkundige waarde, waarbij
met name de onderlinge samenhang (ecologie) van belang is;
22.
peil:
het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel
indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de
hoogte van het afgewerkte bouwterrein;
23.
recreatieverblijven:
een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, stacaravan
of chalet of daarmee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor
recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
24.
permanent
wonen:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
25.
standplaats:
de aaneengesloten grond, waarop één recreatieverblijf
gesitueerd is of gesitueerd kan worden.
2.1
Wijze van meten
Bij
toepassing van deze bestemmingsplanregels wordt als volgt gemeten:
1.
de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale
vlak.
2.
goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q.
de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
3.
de inhoud
van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
4.
de
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen,
zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen.
5.
de
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van
het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Uitzondering
De
in deze bestemmingsplanregels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden
en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen,
pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en soortgelijke bouwdelen.
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein’, een
recreatief (nacht)verblijf, waarbij deze voor verblijfsrecreatie aangewezen
gronden nader zijn bestemd voor de navolgende doeleinden:
a.
het middels een
bedrijfsmatige exploitatie als eenheid bieden van recreatief verblijf in tot
het bedrijf behorende recreatieverblijven aan personen die aldaar niet
permanent wonen en elders hun hoofdverblijf hebben;
met daarbij behorende:
b.
tuinbeplanting
en –bestrating;
c.
groenvoorzieningen;
d.
nutsvoorzieningen;
e.
verharde paden.
2.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - centrale voorzieningen’,
centrale voorzieningen;
met de daarbij behorende:
a.
voorzieningen
voor het inzamelen van afval;
b.
verharde paden,
c.
kleinschalige
sport- en spelvoorzieningen,
d.
terreinontsluiting/-toegang,
parkeervoorzieningen;
3.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – kantine’ een kleinschalig gebouw
met een ondergeschikte horecafunctie en kleinschalig zwembad;
met de
daarbij behorende:
a.
voorzieningen
voor het inzamelen van afval;
b.
verharde paden,
c.
kleinschalige
sport- en spelvoorzieningen,
4.
ter plaatse van
de aanduiding ‘tennisbaan’, een tennisbaan;
5.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – groenvoorzieningen’,
groenvoorzieningen tot een breedte van tenminste
3.2
Bouwregels
a. Algemeen
1.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein’ mag
het totaal aantal standplaatsen niet meer dan 171 bedragen.
2.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein’
dient de minimale grootte van de standplaatsen
3.
voorafgaand aan
de realisatie van de bestemming zal een inrichtingsplan voor de in lid 1 sub 3
bedoelde doeleinden zoals groenvoorzieningen worden opgesteld en ter toetsing
aan Burgemeester en Wethouders worden voorgelegd.
4.
bij de
realisatie van de bestemming zal worden nagestreefd een zodanige afstemming
tussen de verschillende doeleinden zoals bedoeld in lid 1 sub 1 tot en met 3 te
bereiken dat er sprake is van een integrale (plan)realisatie en geen afbreuk
wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige ruimtelijke kwaliteiten.
b. Bouwregels ten behoeve van
bouwwerken
Op of in de als zodanig (deel)bestemde gronden mogen
uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de in lid 1 genoemde
doeleinden. Het bouwen van bouwwerken dient te geschieden met inachtneming van
de navolgende bepalingen:
1.
met betrekking
tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
a.
de bouwhoogte
van wegbewijzeringsborden, aanduidingsborden en dergelijke mag maximaal
b.
de bouwhoogte
van verlichtingsarmaturen mag maximaal
c.
de bouwhoogte
van sport- en speelwerktuigen mag maximaal
d.
de bouwhoogte
van terreinafscheidingen ten behoeve van het recreatieterrein mag maximaal
e.
de bouwhoogte
van overige terreinafscheidingen mag maximaal
f.
de bouwhoogte
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal
2.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein’
geldt:
a.
met betrekking
tot recreatieverblijven dat:
-
per standplaats
maximaal 1 recreatieverblijf mag worden gebouwd;
-
de oppervlakte
van een recreatieverblijf maximaal
-
de goothoogte
maximaal
-
de bouwhoogte
maximaal
-
de afstand tot
een naastliggende recreatieverblijf ten minste
b.
met betrekking
tot bijgebouwen dat:
-
per standplaats
maximaal 1 bijgebouw mag worden gebouwd;
-
het oppervlak
van een bijgebouw maximaal
-
de bouwhoogte
van een bijgebouw maximaal
c.
met betrekking
tot gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen dat:
-
het gezamenlijke
oppervlak van de gebouwen maximaal
-
de goothoogte
van de gebouwen maximaal
-
de bouwhoogte
van de gebouwen maximaal
3.
ter plaatse van
de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - kantine’ geldt dat:
-
het gezamenlijk
oppervlak van de bebouwing maximaal
-
de goothoogte
van de bebouwing maximaal
-
de bouwhoogte
van de bebouwing maximaal
4.
ter plaatse van
de aanduiding ‘tennisbaan’ geldt dat:
- de
bouwhoogte van de afscherming van een tennisbaan maximaal
3.3
Specifieke
gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 6 lid 1
wordt in elk geval verstaan:
1.
permanente bewoning;
2.
het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden als standplaats voor wagens en kramen, geschikt
en bestemd voor de uitoefening van detailhandel;
3.
het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden als terrein voor het al dan niet voor verhuur of
verkoop opslaan of opstellen van machines, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen
daarvan;
4.
het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van
bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken
voorwerpen, stoffen en producten;
5.
het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden als tentoonstellingsgelegenheid voor
onderkomens, dan wel als opslagplaats al dan niet voor verhuur of verkoop van
onderkomens;
6.
het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van recreatie - recreatieverblijventerrein’ als standplaats voor voertuigen,
behoudens voor zover het parkeren betreft in verband met het op de bestemming
gerichte gebruik van de grond;
7.
het gebruiken of
laten gebruiken van de recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding
‘specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijventerrein’ voor:
a.
permanent wonen
c.q. het gebruik van een ruimte als hoofdverblijf;
b.
de uitoefening
van enige vorm van detailhandel en/of bedrijf;
8.
het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van recreatie - centrale voorzieningen’ als standplaats voor voertuigen,
behoudens voor zover het parkeren betreft ten behoeve van het recreatiepark;
9.
het gebruiken of
laten gebruiken van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm
van recreatie – groenvoorzieningen’ als standplaats voor voertuigen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel
5. Algemene bouwregels
1.
Op de gronden,
begrepen in het plan, is het verboden enig bouwwerk of complex van bouwwerken
te bouwen, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het
daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven overeenstemmen,
hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan.
2.
Bouwwerken welke
bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, en die
qua situering en/of maatvoering afwijken van wat in de hierna volgende
artikelen voorgeschreven is, doch overigens met het plan in overeenstemming
zijn, worden geacht te voldoen aan de bestemmingsregels van dit plan.
Artikel 6. Algemene
gebruiksregels
1.
Het is verboden
de in het plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten
gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in dit plan gegeven
bestemming(en), zoals die nader is (zijn) aangeduid in de
bestemmingsomschrijving.
2.
Bij
recreatieverblijven dient ten minste één parkeerplaats op eigen terrein
aanwezig te zijn. Bouwactiviteiten mogen niet leiden tot het wegvallen van
parkeergelegenheid op eigen terrein, waardoor niet voldaan wordt aan deze norm.
3.
Burgemeester en
Wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 1, indien strikte
toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik,
die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
4.
Bij toepassing
van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3, is de in Afdeling 3.4. van
de Algemene Wet Bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Artikel 7. Algemene aanduidingsregels
7.1 Milieuzone-geluidsgevoelige functie (40-45
Ke-lijn)
In aanvulling
op hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding
'milieuzone-geluidsgevoelige functie' de volgende regel:
-
het is niet toegestaan
nieuwe woningen te bouwen binnen de gebiedsaanduiding
'milieuzone-geluidsgevoelige functie’.
Artikel 8. Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd ontheffing te
verlenen van de bestemmingsregels van dit plan ten aanzien van:
1.
het in geringe
mate afwijken van de plaats en de richting van de begrenzing der
deelbestemmingen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen en
onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie en
de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
2.
het afwijken van
de voorgeschreven minimum en maximum maten, voor zover daarvoor geen bijzondere
ontheffingsbevoegdheid in deze bestemmingsregels is opgenomen, mits deze met
niet meer dan 10% worden vergroot;
3.
de bouwhoogte
van de bij de afzonderlijke artikelen toegelaten bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, die uitsluitend kunnen functioneren wanneer deze hoger zijn dan de bij
de betreffende bestemmingen genoemde maximum bouwhoogte en dan wel tot een
maximale bouwhoogte van
HOOFDSTUK 4 Overgangs-
en slotregels
Artikel 9. Overgangsrecht
9.1
Overgangsrecht bouwwerken
1.
Een bouwwerk dat
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in
uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
a.
gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet
gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits
de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag
waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.
Burgemeester en
Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met
maximaal 10%.
3.
Het eerste lid
is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd
met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
9.2
Overgangsrecht gebruik
1.
Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2.
Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het
gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Het eerste lid
is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Park Brabantse
Weelde”.